Boogaard, Erik van den

Majoor Kees
Mannen, luisterùùùh. Gaat allemaal ‘s op je gemak zitten.
De spoelen van de bandrecorder die het analoge signaal naar mijn vaders legendarische Tandberg receiver en speakers stuurt, draaien rond. Is dat duidelùùùk!, vervolgt Majoor Kees, het typetje in de succesvolle optredens van Paul van Vliet, de
jaren zeventig. Het is de roerige tijd van je losmaken van normen en waarden,
waar ik mee ben opgevoed; van actiegroepen tegen de gevestigde orde, waar ik
zelf niet aan deelnam. Ik studeerde, vormde mijn eigen idealen. De dienstplicht
roept nog op, wachtend op de Russen die maar niet komen; het leger dat democratiseert. Dan deelt ik mede dat ik in den vervolge nooit meer wordt angesproken
geworden met ‘majoor’ maar gewoon met ‘Kees’, klinkt het in mijn ouderlijk huis.
Ik weet dat 16 maanden infanterie mijn kansen op de arbeidsmarkt niet verhogen.
Werken als fysiotherapeut in het militair hospitaal wel. Maar ik ben toch opgeleid
om mensen beter te maken? Pas ik bij soldaten? Zal ik solliciteren als militair? Ik ga
voor een stageplaats; niet wetend dat ik Majoor Kees daar echt ga ontmoeten.
Kees heeft chronische gezondheidsproblemen, een reden tot klagen. Dat doet hij
nooit. Hij is even opgewekt als het typetje van Van Vliet. Wij ontmoeten elkaar om
zijn ongemakken naar vermogen te reduceren. Naar zijn zeggen houd ik hem letterlijk op de been. Hij laat ook zien onafhankelijk te staan in wat hem overkomt.
Kees is uitgesproken militair, toch gaat hij zijn eigen weg; met zijn eigen ‘conferences’, zeker als de militaire normen en waarden het beoogde resultaat niet dienen. Als iets echt nodig is, schrijft hij bij het opnieuw insturen van een verzoek aan
zijn commandant: ‘Om mijn rekest kracht bij te zetten, stuur ik u één bijlage’. De
kolonel die de kruitloos gemaakte handgranaat uitpakt, heeft niet hetzelfde gevoel
voor humor als deze Majoor. Kees krijgt een forse reprimande. Het tumult leidt
echter tot de meest brede aandacht waarop het verzoek wel wordt ingewilligd.
Tijdens mijn werkbezoek aan zijn kazerne blijkt dat ondergeschikten hem niet alleen gewoon met Kees aanspreken. Door de opslagloods schalt: ‘Er is telefoon voor
Kojak’, duidend op zijn gelijkenis met Telly Savalas uit de politieserie in die tijd.
Bij het noemen van zijn Nick name hoor je respect. Kees wordt gewaardeerd om
wie hij is, om wat hij doet en om zijn betekenis voor zijn mensen.
Kees laat me zien dat je je kan verbinden én toch onafhankelijk zijn. Ik word de
allereerste beroepsmilitair-fysiotherapeut. Kees vertelt niet welke cruciale rol hij
daarin speelde. Na vier jaar is hij wel duidelijk in het niet verlengen van mijn ‘kort
verband’: ‘Erik, voor jou is hier nog te weinig om te leren. Het is mooi voor de
krijgsmacht en voor mij als je zou blijven, maar niet voor jou’. En de recessie van
begin jaren tachtig doet voor hem daar niks aan af.
Ik word weer burger, wij blijven vrienden. Veel te snel daarna ontneemt een resistente ziekenhuisbacterie hem het stoffelijk leven; maar niet onze onafhankelijke
verbinding en zijn voortlevende betekenis. De D/A-convertor zet het digitale signaal van YouTube om en stuurt het analoge signaal naar de gereviseerde Tandberg
receiver in mijn eigen werkkamer. Door de speakers klinkt: Mannen, nog eenmaal
luisterùùùh. Het is thans pauze. Klaar is Kees. Dag Kees, tot na de pauze.
Erik van den Boogaard