Stedelijke ontwikkeling op uitnodiging Naar een gerichte en ambitieuzere omgang met maatschappelijke initiatieven Aantrekkelijke, veilige en vitale steden, dorpen, wijken en buurten, dat blijft ook de komende jaren een grote maatschappelijke uitdaging. Voor de aanpak daarvan zijn minder klassieke middelen beschikbaar, tegelijkertijd komt er steeds meer energie, tijd, kennis en geld los vanuit de hele samenleving. Eigen initiatief en ondernemerschap van burgers, (lokale) ondernemers, overheden, corporaties en maatschappelijke partijen groeit, overal ontstaan kansen voor samenwerking.. De samenleving anticipeert al volop op deze nieuwe werkelijkheid. Niet zelden botsen partijen daarbij op onbegrip of allerlei barrières vanuit de bestaande systemen en manieren van werken. En tegelijkertijd geeft wrijving glans, ontstaan inspiratie en nieuwe coalities. In dit manifest geeft de vakgroep Waardecreatie (zie colofon) een aantal ingrediënten om de overgang te maken naar totaal nieuwe manieren van werken, waarin we afrekenen met het defensieve omgaan met bezuinigingen, de verdelende rechtvaardigheid en de behoefte aan controle. En waarin we met gerichte strategieën, hoge ambities en hoge verwachtingen samen werken aan de opgaven die in het huidige vastlopende systeem blijven liggen. Onze ervaringen zijn samengevat in een aantal lessen: De zeven lessen van Stedelijke Ontwikkeling op Uitnodiging 1. Waardecreatie is meer dan financieel rendement. Maatschappelijke initiatieven kunnen op tal van manieren (maatschappelijke) waarde tot stand brengen. Stuur daarom niet op financieel rendement, maar vooral op maatschappelijke waardecreatie. 2. Bepaal samen de urgente maatschappelijke opgaves in een gebied en laat die leidend zijn bij de besluitvorming over eigen investeringen en het aanhaken bij maatschappelijke initiatieven. 3. Nodig (sociale) ondernemers en burgers uit met initiatieven te komen en daag hen uit in een maatschappelijke business case de (meer)waarde van hun propositie aan te tonen. 4. Maatschappelijke initiatieven van burgers, (lokale) ondernemers, overheden en maatschappelijke partners zijn geen doel op zich. Ze zijn een middel om maatschappelijke opgaves (mee) op te lossen. Ondernemerschap staat daarbij centraal. 5. Bijna alles is uit te werken in een maatschappelijke business case. Stuur aan op meervoudige business cases omdat de deelname van meerdere disciplines en partners de innovatie bevordert. 6. In een tijd van schaarse middelen is het zaak deze te combineren. Wees creatief in het combineren van publieke en private geldstromen en de inzet van financiële en andere instrumenten. 7. Laat oude denkschema’s over ondernemerschap varen. Er zijn veel meer kleuren tussen aan de ene kant de commerciële ondernemer en aan de andere kant de ‘gratis’ voor maatschappelijke doelen werkende vrijwilliger. De sociale ondernemers in het tussengebied denken oprecht dat het bij de oplossing van maatschappelijke opgaves beter, anders en efficiënter kan. Nederland telt vele voorbeelden waarin burgers en (lokale) ondernemers maatschappelijke initiatieven opzetten en gemeenten, corporaties of andere organisaties benaderen voor een vorm van ondersteuning. Er zijn ook voorbeelden waarbij gevestigde partijen zelf nieuwe coalities zoeken om hun doelen op een andere manier te bereiken. Sociaal-economische en sociaal-maatschappelijke motieven voeren bij dit alles de boventoon. Anders dan in de klassieke stedelijke vernieuwing waarin de fysieke pijler sterk aanwezig was. Duizend bloemen laten bloeien Buren willen in een straat voor elkaar koken, maar missen keukengerei voor het bereiden van grotere hoeveelheden voedsel. Buurtbewoners houden samen een buurthuis open en zoeken naar middelen om dit ook op langere termijn te kunnen blijven doen. Burgers richten een energiecoöperatie op of willen het gemeentebudget overnemen om ‘hun’ openbaar groen te onderhouden. Een lokale ondernemer wil in een leegstaand pand van de gemeente met de inzet van jongeren met een lichte verstandelijke beperking een restaurant voor de ouderen in de buurt beginnen. Een bewonersvereniging wil een flatgebouw overnemen en zelf de verhuur van woningen en bedrijfsruimtes op zich nemen. Een bouwbedrijf wil de restwarmte van een ziekenhuis kopen en inzetten in een aangrenzende wijk, op voorwaarde dat ze de daarin liggende woningen mag renoveren. Een woningcorporatie helpt bewoners die zelf een buurthuis willen exploiteren door in de eerste jaren vergaderruimte te huren. Een gemeente wil een zwembad open houden, maar zoekt naar partners die de exploitatie mee willen dragen of door een eenmalige investering de exploitatiekosten kunnen verlagen. Als de initiatieven één gemeenschappelijk kenmerk hebben, dan wel dat ze vrijwel allemaal uniek zijn. Sterk gedreven door lokale omstandigheden en ogelijkheden, moeilijk in een richting te duwen, met grote verschillen in omvang en partijen die elk vanuit hun eigen motieven meedoen. Voor de systeemwereld die gewend is te denken in gelijke kansen en structuren, is dit lastig. Gemeenten, corporaties en andere gevestigde partijen worstelen met de vraag hoe ze maatschappelijke opgaven samen met nieuwe spelers kunnen oppakken. Geef je maatschappelijke initiatieven vastgoed en zo ja, onder welke voorwaarden? Sluit je een contract af en zo ja, kan dat binnen de aanbestedingsregels? Welke transparantie kun je vragen zonder initiatieven te veel in de weg te zitten? De duizend bloemen willen we zeker zien bloeien, maar we moeten kiezen wat we water geven, of en hoe vaak er mest nodig is en of er afspraken moeten worden gemaakt over het moment van bloei. De overheid en maatschappelijke organisaties kunnen het zich niet veroorloven daar niet over na te denken en tevreden achterover te leunen, omdat ‘anderen het nu overnemen’. Daarvoor levert dat overnemen te veel vragen op en zijn de maatschappelijke opgaven te groot. Er is de groeiende armoede die moet worden bestreden, mensen moeten uit de kaartenbakken worden gehaald om te kunnen stijgen op de Seinwezen Het Seinwezen is industrieel erfgoed uit 1914 en ligt naast het spoor in Haarlem. In 2011 heeft Seinwezen Beheer het pand gekocht met particuliere financiering, met als doel het pand te behouden en verduurzamen. Belangrijkste doelen: een multifunctioneel gebouw, zowel voor gebruikers als voor de buurt; een duurzaam gebouw; en een gebouw als proeftuin voor vergelijkbare verduurzaming van erfgoedpanden. Het pand is nu een inspirerende plek om te werken, te vergaderen en te ontmoeten. Seinwezen is dankzij de inzet van een grote kring particuliere investeerders en crowdfunding tot stand gekomen. Het wil niet de zoveelste broedplaats zijn, exclusief voor de creatieve industrie, maar open zijn voor iedereen die plek zoekt voor zijn initiatief. Of dat nu de buurvrouw is die soep kookt voor ouderen in de buurt, of het bankbestuur dat een inspirerende plek zoekt voor een boardmeeting. De initiatiefnemers geloven in de mix van sociaal en commercieel, in kruisbestuiving. Want die buurtmoestuin levert ook voor de bankbestuurder een gezonde, biologische en lokale lunch op. Meer informatie op www.seinwezen.nl. sociale ladder. Starters moeten tegen een betaalbare prijs een wooncarrière kunnen maken. De opgave om de leefomgeving te verbeteren is niet verdwenen. Het energieverbruik moet omlaag en we willen nog steeds eigenaarschap en ondernemerschap aanwakkeren. Zo zijn er nog veel meer opgaven die in vergelijking met vroeger eerder groter zijn geworden dan kleiner. Al die opgaven onderstrepen de noodzaak om de energie uit de samenleving te verbinden met die van de systeemwereld. Om groot- en kleinschalige kansen, wensen en initiatieven voor waardeontwikkeling slim met elkaar te verknopen zodat meerwaarde ontstaat. −− aan de democratie (doordat burgers meer invloed Vier basisingrediënten krijgen op hun leefomgeving of het beleid van een vereniging of coöperatie); −− aan de verlaging van kosten (omdat bijvoorbeeld een In een tijd waarin de middelen schaars zijn, is er behoefte aan een gerichte en ambitieuzere omgang met maatschappelijke initiatieven. Deze heeft volgens ons vier basisingrediënten. bewonersbedrijf goedkoper het groenonderhoud verzorgt, waardoor de gemeente meer geld overhoudt voor beeldbepalende openbare ruimten); −− aan het welzijn van mensen (die bijvoorbeeld als −− Anders denken over waarde en waardecreatie. In de tijden van overvloed werd waarde in het algemeen gedefinieerd als financieel rendement, door een winstgevende exploitatie of stijging van vastgoedwaardes. Maatschappelijke initiatieven kunnen echter juist (of ook) op andere manieren (maatschappelijk) rendement opleveren. Er ontstaat ook waarde (materieel of immaterieel) als een initiatief bijdraagt aan de oplossing van een urgente maatschappelijke opgave; −− aan de gemeenschap (omdat bijvoorbeeld de gemeente een leegstaand pand ter beschikking stelt aan lokale kunstenaars); vrijwilliger of tegen een bescheiden vergoeding zinvol werk in de buurt doen); −− aan innovatie (doordat nieuwe werkwijzen en nieuwe combinaties van geldstromen worden geïntroduceerd); −− of aan de economie (omdat mensen in de ‘nieuwe economie’ werk krijgen, meer belasting gaan betalen en minder een beroep doen op voorzieningen). De huidige tijd vraagt nadrukkelijk om het slim en creatief combineren van financieel en maatschappelijk rendement. Als deze omslag in het denken eenmaal is gemaakt, zijn er Maastricht-LAB In een tijd waar grootschalige blauwdrukplanning zijn beste tijd heeft gehad, ontstaat een zoektocht naar kleinschalige, flexibele en cocreatieve vormen van stadsontwikkeling. Maastricht heeft er voor gekozen om deze zoektocht actief op te zoeken en vorm te geven. Met het oprichten van het Maastricht-LAB als leer- en experimenteerruimte heeft de gemeente Maastricht ervoor gekozen om samen met de stad deze transitie naar nieuwe vormen van stadsontwikkeling te stimuleren. Eind 2013 zijn acht experimenten uitgevoerd, waarin concrete, ruimtelijke vraagstukken op vernieuwende wijze zijn aangepakt. Voorbeelden zijn het via cocreatie ontwikkelen van het park van de toekomst, een nieuw flexibel bestemmingsplan, een strategie voor de aanpak van leegstand stadsbreed en een open oproep aan de stad. Met deze experimenten heeft Maastricht nieuwe oplossingsrichtingen en interventies ontwikkeld en toegepast (doen), nieuwe coalities gesloten met verschillende partijen (verbinden) en een nieuwe kennisinfrastructuur opgebouwd over deze nieuwe manieren van stadmaken (leren). Inmiddels is zelf een eigen opleidingstraject opgericht voor alle soorten stadmakers in de Euregio, de Stad.Academie. www.stadacademie.com en www. maastrichtlab.nlmaastrichtlab.nl genoeg manieren om de waarde van maatschappelijke initiatieven te meten, zoals de Waardenzeef, Effectenarena, Effectencalculator en Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse. −− (bijvoorbeeld: het bewonersbedrijf zorgt voor een schone wijk zonder zwerfafval), niet de manier waarop dat gebeurt. Op dat terrein krijgt de ondernemende partij vrijheid. De overheid geeft dan ‘slechts’ de kaders aan. Weten welke waarden in een gebied of gemeenschap −− Verrijk het financieel instrumentarium het meest urgent of waardevol zijn. De tweede stap in het beoordelen op welke manier je actief participeert in een maatschappelijk initiatief is weten wat nodig is. Wat is urgent in een gemeenschap en hoe ontwikkelt zich dat in de komende jaren? Is dat veiligheid, het te grote aantal inactieven op de arbeidsmarkt, het slechte onderhoud van het openbaar groen, zwerfafval, de slechte staat van de woningen, het hoge energieverbruik of …? Bepalen wat urgent is kan heel goed gebeuren in cocreatie met burgers, bewonersgroepen, eigenaren, instellingen, experts, professionals in de maatschappelijke organisaties en investeerders/ondernemers. De overheid zal langs democratische weg moeten bepalen welk basisniveau van voorzieningen, onderhoud, zorg, huisvesting e.d. in wijken en buurten gewaarborgd moet worden. Voor dat niveau staan de overheid en maatschappelijke organisaties zelf borg, waarbij ze kunnen besluiten actief maatschappelijke initiatieven uit te lokken die daaraan bij kunnen dragen. Bij initiatieven die leiden tot resultaten boven het basisniveau, doen de gevestigde partijen mee. Niet door zelf aan het roer te staan, maar door ruimte te bieden aan initiatiefnemers en ze op een creatieve manier te ondersteunen. −− Uitnodigen en uitdagen In de nieuwe werkelijkheid nodigen partijen elkaar uit om gezamenlijk waarde te creëren. Door voor een gebied, gemeenschap of gebouw een aanbod van producten en diensten te ontwikkelen en/of daarvoor middelen in te zetten (een ‘propositie’). Dat kunnen burgers en ondernemers onderling doen, maar ook particulieren samen met de overheid en/of andere gevestigde spelers. Er zijn allerlei coalities mogelijk, waarin steeds wordt gewerkt op basis van partnerschap en waarin de overheid in de letterlijke betekenis van het woord geen ‘overheid’ is maar een ‘tussenheid’, een verbindende partij tussen de andere maatschappelijke partners. In haar rol als democratisch gekozen vertegenwoordiger van de samenleving biedt de overheid ruimte aan maatschappelijke initiatieven die spontaan ontstaan, lokt ze deze uit of haakt ze aan door te participeren of ondersteunen. Ze daagt de initiatiefnemers uit om hun propositie in een business case uit te werken, om zo de (maatschappelijke en financiële) (meer)waarde aan te tonen (zie verderop). Bij die uitdaging staat het behalen van een bepaald resultaat centraal Er is minder geld beschikbaar bij gemeenten en corporaties. Daar zijn grofweg twee reacties op mogelijk: alleen je kerntaken uitvoeren of zoeken naar creatieve manieren om de beperkte eigen middelen te verbinden aan geldstromen in de samenleving en bij instituties. Bijvoorbeeld: een gemiddelde wijk van 4.000 huishoudens geeft jaarlijks tussen de 120 en 160 miljoen euro uit aan zaken als huur of hypotheek, gas en licht, eten, zorg en vrije tijd. Dit is veel geld dat mogelijk op een andere manier kan worden ingezet, zodat niet partijen buiten de wijk maar de wijk zelf profiteert. Er is ook meer creativiteit mogelijk bij de inzet van instrumenten. Bij de overheid domineert van oudsher het subsidie-instrument. Subsidie blijft in sommige gevallen het meest geëigende middel, maar het palet aan financiële instrumenten moet worden uitgebreid tot wat wij een ‘ecosysteem voor maatschappelijke financiering’ willen noemen. Een systeem waarin heel creatief verschillende, ook kleinere, instrumenten worden gecombineerd om investeringen slim te koppelen en zo gericht en strategisch mogelijk in te zetten. Ingrediënten van zo’n systeem zijn bijvoorbeeld een eenmalig startkapitaal verstrekken, hulp bieden bij het vinden van particuliere fondsen, zachte leningen uitschrijven, eigen (leegstaand) vastgoed inzetten, het bedrijfsleven mobiliseren en slim koppelen aan bewonersbedrijven (bijvoorbeeld via aandeelhouderschap), microfinanciering of crowd funding, garanties of borgstellingen afgeven, kennis leveren of (juridische) ondersteuning bieden bij de opzet van een coöperatie. In dit nieuwe ecosysteem spelen zowel lokale als regionale en nationale spelers een rol en vormt vertrouwen een belangrijke basis. Uitlokken van initiatieven: de meervoudige maatschappelijke business case Alhoewel we het instrument niet als zaligmakend willen presenteren, is een meervoudige maatschappelijke business case een goede manier om zicht te krijgen op het financieel en maatschappelijk rendement van een initiatief, en daarmee greep op de te maken keuzes of te ondernemen acties. Tegelijkertijd realiseren we ons dat het opstellen van een lening uit bijvoorbeeld een revolving fund dat alleen voor dit propositie voor ondernemers en gevestigde partijen gesneden koek is maar zeker initiatieven van burgers vaak spontaan beginnen: eerst doen, dan groeien en dan eventueel plannen. Die spontaniteit moet niet worden belemmerd door meteen naar formele businessplannen te vragen. Pas op enig moment zullen de gevestigde spelers, bijvoorbeeld als ze een formeel besluit moeten nemen over de mate en wijze van ondersteuning, inzicht willen hebben in de levensvatbaarheid en het financieel en maatschappelijk rendement van het initiatief. Op dat moment dagen ze initiatiefnemers uit hun propositie in een business case uit te werken of koppelen hen aan partijen die daarvoor de gewenste expertise kunnen bieden. De business case, in de regel neergelegd in een ondernemingsplan, is maatschappelijk omdat ze inzicht verschaft in de meerjarige exploitatie en de kosten- en batenstromen in geld en maatschappelijke waarde. De focus moet daarbij liggen op de langere termijn, niet op de (vanwege de investeringsnoodzaak vaak verliesgevende) korte termijn. De business case is meervoudig als in het initiatief partners uit verschillende domeinen met elkaar samenwerken en als er een stapeling en bundeling ontstaat van meerdere maatschappelijke effecten tegelijk. Dit verdient de voorkeur omdat, zoals studies en praktijkervaringen iedere keer weer aantonen, de samenwerking van partners uit meerdere disciplines eerder leidt tot innovatie en waardevermeerdering door het slim verknopen van minder middelen. Een maatschappelijke business case geeft inzicht in het financieel en maatschappelijk rendement van een initiatief. Op basis daarvan kan de overheid of andere betrokken maatschappelijke organisatie besluiten of ze in het initiatief participeert en zo ja, hoe. Hiervoor kan het volgende beslismodel worden gehanteerd. −− De propositie is financieel en maatschappelijk onrendabel: ondersteuning is niet gewenst. −− De propositie is ook op lange termijn financieel onrendabel, maar maatschappelijk rendabel omdat ze waarde creëert en/of bijdraagt aan de oplossing van een urgent probleem: de overheid geeft subsidie. −− De propositie is financieel rendabel te maken en ook maatschappelijk rendabel: geef bijvoorbeeld een zachte doel wordt gebruikt, verstrek eventueel een startkapitaal en/of bied ondersteuning via bijvoorbeeld kennis, begeleiding of hulp bij het zoeken naar fondsen of private investeerders. −− De propositie is financieel rendabel maar maatschappelijk niet: laat het over aan de markt. De overheid kan daarbij wel actief proberen om het initiatief uit te dagen een bijdrage te leveren aan het oplossen van maatschappelijke urgenties. Randvoorwaarden: nieuwe rollen, nieuwe houding Stedelijke ontwikkeling op uitnodiging verandert het speelveld van de overheid, maatschappelijke organisaties, woningcorporaties, ontwikkelaars, burgers en ondernemers aanzienlijk. Gemeenten moeten leren snel in te spelen op initiatieven vanuit de samenleving. Burgers en ondernemers die iets willen, houden niet van uitstel of vertraging. Gemeenten moeten ook leren te differentiëren met hun rol. De traditionele rol van subsidieverlener zal in steeds meer gevallen verdwijnen en plaats maken voor die van gericht opdrachtgever van sociale ondernemingen en sociale innovatie. Dit ‘maatschappelijk aanbesteden’ (zie ook het informatieblad van het ministerie van BZK over dit onderwerp) is in de praktijk nog een uitdaging, zowel aan de opdrachtgevers- als de opdrachtnemerskant. Net zoals de gevestigde spelers in het algemeen nog niet de rollen spelen die in de transitie van hen wordt verwacht. Niet meer alles van bovenaf bepalen, maar de positie innemen van uitdager, ondersteuner, mede-investeerder, verbinder, kritisch meedenker, organisator van de kennisuitwisseling tussen initiatieven, participant, verleider, steeds toegesneden op de specifieke situatie. In veel gevallen zal er sprake zijn van eenmalige investeringen in de levensvatbaarheid van een initiatief. Daarna moeten de initiatieven weer worden losgelaten, zonder overladen te worden met regelgeving en verantwoordingstaken. De gevestigde partijen moeten leren afstappen van de in Nederland zo gangbare en vaak verstikkende cultuur van verdelende rechtvaardigheid. Waardevolle, vanuit de samenleving zelf ontstane initiatieven in de ene wijk moeten niet worden tegengehouden omdat ze in andere wijken niet worden genomen. Accepteer dus verschillen en laat ongelijkheid toe. En sta stil bij het feit dat een initiatief dat veel waarde creëert ook elders onbedoelde (positieve of negatieve) effecten kan hebben. Inzicht in deze effecten en de urgentie van opgaves (en de oplossingen daarvan) is essentieel om hierover een goede discussie te voeren: moeten we een initiatief wel steunen als het elders negatief uitwerkt op de veiligheid? En bij positieve effecten elders: moeten we alle partijen die profiteren bij het initiatief betrekken of accepteren we dat er ook free riders kunnen zijn? Het laatste zou aansluiten bij de gedachte dat een stedelijke ontwikkeling op uitnodiging alleen kan slagen als partijen elkaar wat gunnen. Met name (semi-)pubieke organisaties als gemeenten, corporaties en zorginstellingen moeten leren ontvankelijk te zijn voor sociale ondernemingen, met mensen die hun geld verdienen aan het realiseren van maatschappelijke doelen. Dat is voor veel van die organisaties een schok, omdat ze nu nog vaak uitgaan van een tweedeling tussen enerzijds ondernemers die geld verdienen en daarvoor geen steun krijgen/ verdienen, en anderzijds vrijwilligers die (soms gesubsidieerd) werken aan maatschappelijke doelen. Het accepteren van het tussengebied - de sociale onderneming, de burger-producent, het bewonerscollectief, het vrijwilligersinitiatief of welke andere vorm dan ook - biedt toegang tot een veelkleurige wereld van tal van maatschappelijk ondernemende initiatieven. Een sociale onderneming werkt aan maatschappelijke en/of duurzaamheidsurgenties, is financieel zelfstandig en investeert winst en tijd terug in maatschappelijke doelen. We kunnen niet meer zonder de creativiteit, vindingrijkheid, passie en vasthoudendheid waarmee de sociale ondernemingen en ondernemende burgers de problemen van deze tijd (mee) helpen oplossen. Het systeem is daarvoor te amorf geworden. ling op uitnodiging. Voortdurende openheid naar zowel de samenleving als de overheid moet een voorwaarde zijn voor steun. Alle betrokken partijen moeten kunnen beschikken over dezelfde informatie over alle relevante onderwerpen, van subsidies tot de impact van waardecreatie, inkomsten, de keten van leveranciers, belastingen, mogelijkheden tot coproductie, medezeggenschap en governance. Tegelijkertijd moet de noodzaak van transparantie niet leiden tot een verantwoordingsdruk bij initiatiefnemers, of een te snelle plicht om een initiatief in een voor bijvoorbeeld gemeenteraden handzaam format te proppen. Laat tot slot ook mislukkingen toe en durf risico’s te nemen. Dat hoort bij ondernemen, dus ook bij maatschappelijk ondernemen. Zorg daarom wel voor optimale transparantie, over zowel doelen als middelen, bij zowel de gevestigde spelers als het maatschappelijk initiatief. Zeker gekozen bestuurders lopen een groot (afbreuk)risico bij het bieden van ruimte aan nieuwe maatschappelijke ondernemingen die misschien kunnen mislukken. Een gedeeld open ethos is daarom het fundament onder alle initiatieven in de stedelijke ontwikke- Voor wie meer wil weten en verder wil lezen Er zijn tal van bronnen voor geïnteresseerden die zich verder willen verdiepen in de verschillende deelthema’s van Stedelijke Ontwikkeling op Uitnodiging. Zoals: • Het essay E1 Stedelijke vernieuwing op uitnodiging waarin het achterliggende gedachtegoed wordt toegelicht • Meer informatie over financieringsconstructies is te vinden in de Toolbox financieringsconstructies • Inzicht in kosten en baten van bepaalde ingrepen via de Maatschappelijke prijslijst • Een overzicht van verschillende organisatievormen voor maatschappelijke initiatieven • Het essay N14 Vernieuwen tussen chaos en orde over competenties die nodig zijn • De informatiebrief van met ministerie BZK over Maatschappelijk aanbesteden • Beschrijvingen van best practices landelijk en internationaal zijn te vinden in het Compendium for the Civic Economy en op de websites van de deelnemende experts die in het colofon van het manifest zijn opgenomen. In de digitale versie van het manifest zijn al deze bronnen van een link naar relevante webinformatie voorzien. Deze versie is te vinden op www.platform31.nl. Zie ook het dossier over Stedelijke vernieuwing op uitnodiging op de kennisbank van Platform31. Tot slot: zoek de grenzen op en durf! We beluisteren in de samenleving en bij veel overheden dat de wil er is om deze nieuwe manier van werken te laten slagen. We zien ook dat het kapitaal in de samenleving aanwezig is om de opgaven het hoofd te bieden. We constateren dat het instrumentarium nu al in belangrijke mate voorhanden is. Veel partijen zijn nog zoekende en het is onvermijdelijk dat hun eerste stappen in de transitie gepaard gaan met veel strubbelingen en onhandigheid. Het is eenvoudig om ons te concentreren op deze beren op de weg. Die zijn er zeker. Denk alleen al aan de mogelijke complicaties in het proces van aanbesteden, als bewonersbedrijven en andere sociale ondernemingen daaraan mee gaan doen en contracten worden gegund. Het is niet moeilijk om je in zo’n geval te verschuilen achter regels, protocollen en traditie. Het vraagt om mensenwerk en lef om de hand uit te steken en de samenleving uit te nodigen deze weg in te slaan. Om de grenzen op te zoeken van wat mogelijk is en die zo nu en dan te overschrijden. Om verschillen toe te laten. Dat is de uitdaging voor de toekomst. Daar zit de oplossing. Dat is Stedelijke Ontwikkeling op Uitnodiging. Colofon Deelnemende experts zijn: De vakgroep Waardecreatie De Vakgroep Waardecreatie, bestaande uit een aantal professionals in de stedelijke vernieuwing, reikt in dit manifest bestuurders en medewerkers van gemeenten, corporaties en andere gevestigde spelers handvatten aan voor een gerichte en ambitieuzere omgang met maatschappelijke initiatieven. Het is een nadere uitwerking van een eerder essay E1 ‘Stedelijke vernieuwing op uitnodiging’, dat in april 2012 werd gepubliceerd door KEI en Nicis Institute. In 2013 hebben vijf sessies plaatsgevonden in Amsterdam, Den Haag, Nijmegen, Roosendaal en Zaanstad, waarbij per sessie een lokale case onder de loep is genomen door een gemengde groep experts, lokale betrokkenen (gemeenten, ondernemers, bewoners) en deelnemers van het ministerie BZK. Doel was de aanbevelingen uit de E1 in de praktijk aan te scherpen. De resultaten van de sessies zijn samengevat in dit manifest AT OsborneWieger Apperloo en Jurgen van der Heijden Ecorys Wouter Vos research 00:/ Joost Beunderman Stipo Hans Karssenberg Total Public Stijn van Diemen Platform31 Bram Heijkers Daarnaast heeft Kees Fortuin, Instituut voor Sociale gebiedsontwikkeling, een inspirerende bijdrage geleverd aan enkele van de sessies. De bezochte cases zijn: Fijn Zonneplein (Gemeente Amsterdam) Schilderswijk (Gemeente Den Haag) Aanpak van het Actiecentrum Hatert Werkt (Gemeente Nijmegen) Wijkbedrijf West in Roosendaal (Gemeente Roosendaal) Waardecreatie in Inverdam-West (Gemeente Zaanstad) Uitgave: Platform31, februari 2014 Auteurs: Wieger Apperloo, Joost Beunderman, Jurgen van der Heijden, Bram Heijkers, Hans Karssenberg Tekstredactie: John Cüsters, Cüsters Teksten Initiatiefnemer: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Jan-Cees Kok, Rob van Zwet Fotomateriaal: Platform31 Reageren op of vragen over dit manifest: neem contact op met Bram Heijkers, Platform31, [email protected] of 06-35115803. Postbus 30833, 2500 GV Den Haag +31 (0)70 302 84 84 www.platform31.nl Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV
© Copyright 2024 ExpyDoc