Manifest Stedelijke ontwikkeling op uitnodiging (1961

Stedelijke ontwikkeling
op uitnodiging
Naar een gerichte en ambitieuzere omgang met maatschappelijke
initiatieven
Aantrekkelijke, veilige en vitale steden, dorpen, wijken en buurten, dat blijft ook de komende jaren een grote maatschappelijke uitdaging. Voor de aanpak daarvan zijn minder klassieke middelen beschikbaar, tegelijkertijd komt er steeds meer energie, tijd, kennis en geld
los vanuit de hele samenleving. Eigen initiatief en ondernemerschap van burgers, (lokale)
ondernemers, overheden, corporaties en maatschappelijke partijen groeit, overal ontstaan
kansen voor samenwerking..
De samenleving anticipeert al volop op deze nieuwe werkelijkheid. Niet zelden botsen
partijen daarbij op onbegrip of allerlei barrières vanuit de bestaande systemen en manieren
van werken. En tegelijkertijd geeft wrijving glans, ontstaan inspiratie en nieuwe coalities.
In dit manifest geeft de vakgroep Waardecreatie (zie colofon) een aantal ingrediënten om
de overgang te maken naar totaal nieuwe manieren van werken, waarin we afrekenen met
het defensieve omgaan met bezuinigingen, de verdelende rechtvaardigheid en de behoefte
aan controle. En waarin we met gerichte strategieën, hoge ambities en hoge verwachtingen
samen werken aan de opgaven die in het huidige vastlopende systeem blijven liggen. Onze
ervaringen zijn samengevat in een aantal lessen:
De zeven lessen van Stedelijke Ontwikkeling op Uitnodiging
1.
Waardecreatie is meer dan financieel rendement. Maatschappelijke initiatieven kunnen op tal van manieren
(maatschappelijke) waarde tot stand brengen. Stuur daarom niet op financieel rendement, maar vooral op
maatschappelijke waardecreatie.
2. Bepaal samen de urgente maatschappelijke opgaves in een gebied en laat die leidend zijn bij de
besluitvorming over eigen investeringen en het aanhaken bij maatschappelijke initiatieven.
3. Nodig (sociale) ondernemers en burgers uit met initiatieven te komen en daag hen uit in een
maatschappelijke business case de (meer)waarde van hun propositie aan te tonen.
4. Maatschappelijke initiatieven van burgers, (lokale) ondernemers, overheden en maatschappelijke partners
zijn geen doel op zich. Ze zijn een middel om maatschappelijke opgaves (mee) op te lossen.
Ondernemerschap staat daarbij centraal.
5. Bijna alles is uit te werken in een maatschappelijke business case. Stuur aan op meervoudige business cases
omdat de deelname van meerdere disciplines en partners de innovatie bevordert.
6. In een tijd van schaarse middelen is het zaak deze te combineren. Wees creatief in het combineren van
publieke en private geldstromen en de inzet van financiële en andere instrumenten.
7.
Laat oude denkschema’s over ondernemerschap varen. Er zijn veel meer kleuren tussen aan de ene kant de
commerciële ondernemer en aan de andere kant de ‘gratis’ voor maatschappelijke doelen werkende
vrijwilliger. De sociale ondernemers in het tussengebied denken oprecht dat het bij de oplossing van
maatschappelijke opgaves beter, anders en efficiënter kan.
Nederland telt vele voorbeelden waarin burgers en (lokale)
ondernemers maatschappelijke initiatieven opzetten en
gemeenten, corporaties of andere organisaties benaderen
voor een vorm van ondersteuning. Er zijn ook voorbeelden
waarbij gevestigde partijen zelf nieuwe coalities zoeken om
hun doelen op een andere manier te bereiken.
Sociaal-economische en sociaal-maatschappelijke motieven
voeren bij dit alles de boventoon. Anders dan in de klassieke
stedelijke vernieuwing waarin de fysieke pijler sterk aanwezig
was.
Duizend bloemen laten bloeien
Buren willen in een straat voor elkaar koken, maar missen
keukengerei voor het bereiden van grotere hoeveelheden
voedsel. Buurtbewoners houden samen een buurthuis open
en zoeken naar middelen om dit ook op langere termijn te
kunnen blijven doen. Burgers richten een energiecoöperatie
op of willen het gemeentebudget overnemen om ‘hun’
openbaar groen te onderhouden. Een lokale ondernemer wil
in een leegstaand pand van de gemeente met de inzet van
jongeren met een lichte verstandelijke beperking een
restaurant voor de ouderen in de buurt beginnen. Een
bewonersvereniging wil een flatgebouw overnemen en zelf de
verhuur van woningen en bedrijfsruimtes op zich nemen. Een
bouwbedrijf wil de restwarmte van een ziekenhuis kopen en
inzetten in een aangrenzende wijk, op voorwaarde dat ze de
daarin liggende woningen mag renoveren. Een
woningcorporatie helpt bewoners die zelf een buurthuis
willen exploiteren door in de eerste jaren vergaderruimte te
huren. Een gemeente wil een zwembad open houden, maar
zoekt naar partners die de exploitatie mee willen dragen of
door een eenmalige investering de exploitatiekosten kunnen
verlagen.
Als de initiatieven één gemeenschappelijk kenmerk hebben,
dan wel dat ze vrijwel allemaal uniek zijn.
Sterk gedreven door lokale omstandigheden en ogelijkheden,
moeilijk in een richting te duwen, met grote verschillen in
omvang en partijen die elk vanuit hun eigen motieven
meedoen. Voor de systeemwereld die gewend is te denken in
gelijke kansen en structuren, is dit lastig.
Gemeenten, corporaties en andere gevestigde partijen
worstelen met de vraag hoe ze maatschappelijke opgaven
samen met nieuwe spelers kunnen oppakken.
Geef je maatschappelijke initiatieven vastgoed en zo ja, onder
welke voorwaarden? Sluit je een contract af en zo ja, kan dat
binnen de aanbestedingsregels? Welke transparantie kun je
vragen zonder initiatieven te veel in de weg te zitten?
De duizend bloemen willen we zeker zien bloeien, maar we
moeten kiezen wat we water geven, of en hoe vaak er mest
nodig is en of er afspraken moeten worden gemaakt over het
moment van bloei.
De overheid en maatschappelijke organisaties kunnen het
zich niet veroorloven daar niet over na te denken en tevreden
achterover te leunen, omdat ‘anderen het nu overnemen’.
Daarvoor levert dat overnemen te veel vragen op en zijn de
maatschappelijke opgaven te groot. Er is de groeiende
armoede die moet worden bestreden, mensen moeten uit de
kaartenbakken worden gehaald om te kunnen stijgen op de
Seinwezen
Het Seinwezen is industrieel erfgoed uit 1914 en ligt naast het spoor in Haarlem. In 2011 heeft Seinwezen Beheer
het pand gekocht met particuliere financiering, met als doel het pand te behouden en verduurzamen.
Belangrijkste doelen: een multifunctioneel gebouw, zowel voor gebruikers als voor de buurt; een duurzaam
gebouw; en een gebouw als proeftuin voor vergelijkbare verduurzaming van erfgoedpanden. Het pand is nu een
inspirerende plek om te werken, te vergaderen en te ontmoeten.
Seinwezen is dankzij de inzet van een grote kring particuliere investeerders en crowdfunding tot stand
gekomen. Het wil niet de zoveelste broedplaats zijn, exclusief voor de creatieve industrie, maar open zijn voor
iedereen die plek zoekt voor zijn initiatief. Of dat nu de buurvrouw is die soep kookt voor ouderen in de buurt, of
het bankbestuur dat een inspirerende plek zoekt voor een boardmeeting. De initiatiefnemers geloven in de mix
van sociaal en commercieel, in kruisbestuiving. Want die buurtmoestuin levert ook voor de bankbestuurder een
gezonde, biologische en lokale lunch op. Meer informatie op www.seinwezen.nl.
sociale ladder. Starters moeten tegen een betaalbare prijs een
wooncarrière kunnen maken. De opgave om de leefomgeving
te verbeteren is niet verdwenen. Het energieverbruik moet
omlaag en we willen nog steeds eigenaarschap en
ondernemerschap aanwakkeren. Zo zijn er nog veel meer
opgaven die in vergelijking met vroeger eerder groter zijn
geworden dan kleiner. Al die opgaven onderstrepen de
noodzaak om de energie uit de samenleving te verbinden met
die van de systeemwereld. Om groot- en kleinschalige kansen,
wensen en initiatieven voor waardeontwikkeling slim met
elkaar te verknopen zodat meerwaarde ontstaat.
−− aan de democratie (doordat burgers meer invloed
Vier basisingrediënten
krijgen op hun leefomgeving of het beleid van een
vereniging of coöperatie);
−− aan de verlaging van kosten (omdat bijvoorbeeld een
In een tijd waarin de middelen schaars zijn, is er behoefte aan
een gerichte en ambitieuzere omgang met maatschappelijke
initiatieven. Deze heeft volgens ons vier basisingrediënten.
bewonersbedrijf goedkoper het groenonderhoud
verzorgt, waardoor de gemeente meer geld overhoudt
voor beeldbepalende openbare ruimten);
−− aan het welzijn van mensen (die bijvoorbeeld als
−− Anders denken over waarde en waardecreatie.
In de tijden van overvloed werd waarde in het algemeen
gedefinieerd als financieel rendement, door een
winstgevende exploitatie of stijging van vastgoedwaardes.
Maatschappelijke initiatieven kunnen echter juist (of ook) op
andere manieren (maatschappelijk) rendement opleveren. Er
ontstaat ook waarde (materieel of immaterieel) als een
initiatief bijdraagt aan de oplossing van een urgente
maatschappelijke opgave;
−− aan de gemeenschap (omdat bijvoorbeeld de
gemeente een leegstaand pand ter beschikking stelt
aan lokale kunstenaars);
vrijwilliger of tegen een bescheiden vergoeding zinvol
werk in de buurt doen);
−− aan innovatie (doordat nieuwe werkwijzen en nieuwe
combinaties
van
geldstromen
worden
geïntroduceerd);
−− of aan de economie (omdat mensen in de ‘nieuwe
economie’ werk krijgen, meer belasting gaan betalen
en minder een beroep doen op voorzieningen).
De huidige tijd vraagt nadrukkelijk om het slim en creatief
combineren van financieel en maatschappelijk rendement.
Als deze omslag in het denken eenmaal is gemaakt, zijn er
Maastricht-LAB
In een tijd waar grootschalige blauwdrukplanning zijn beste tijd heeft gehad, ontstaat een zoektocht naar
kleinschalige, flexibele en cocreatieve vormen van stadsontwikkeling. Maastricht heeft er voor gekozen om
deze zoektocht actief op te zoeken en vorm te geven. Met het oprichten van het Maastricht-LAB als leer- en
experimenteerruimte heeft de gemeente Maastricht ervoor gekozen om samen met de stad deze transitie naar
nieuwe vormen van stadsontwikkeling te stimuleren.
Eind 2013 zijn acht experimenten uitgevoerd, waarin concrete, ruimtelijke vraagstukken op vernieuwende wijze
zijn aangepakt. Voorbeelden zijn het via cocreatie ontwikkelen van het park van de toekomst, een nieuw flexibel
bestemmingsplan, een strategie voor de aanpak van leegstand stadsbreed en een open oproep aan de stad. Met
deze experimenten heeft Maastricht nieuwe oplossingsrichtingen en interventies ontwikkeld en toegepast
(doen), nieuwe coalities gesloten met verschillende partijen (verbinden) en een nieuwe kennisinfrastructuur
opgebouwd over deze nieuwe manieren van stadmaken (leren). Inmiddels is zelf een eigen opleidingstraject
opgericht voor alle soorten stadmakers in de Euregio, de Stad.Academie. www.stadacademie.com en www.
maastrichtlab.nlmaastrichtlab.nl
genoeg manieren om de waarde van maatschappelijke
initiatieven te meten, zoals de Waardenzeef, Effectenarena,
Effectencalculator en Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse.
−−
(bijvoorbeeld: het bewonersbedrijf zorgt voor een schone wijk
zonder zwerfafval), niet de manier waarop dat gebeurt. Op dat
terrein krijgt de ondernemende partij vrijheid. De overheid
geeft dan ‘slechts’ de kaders aan.
Weten welke waarden in een gebied of gemeenschap
−− Verrijk het financieel instrumentarium
het meest urgent of waardevol zijn.
De tweede stap in het beoordelen op welke manier je actief
participeert in een maatschappelijk initiatief is weten wat
nodig is.
Wat is urgent in een gemeenschap en hoe ontwikkelt zich dat
in de komende jaren?
Is dat veiligheid, het te grote aantal inactieven op de
arbeidsmarkt, het slechte onderhoud van het openbaar groen,
zwerfafval, de slechte staat van de woningen, het hoge
energieverbruik of …?
Bepalen wat urgent is kan heel goed gebeuren in cocreatie
met burgers, bewonersgroepen, eigenaren, instellingen,
experts, professionals in de maatschappelijke organisaties en
investeerders/ondernemers.
De
overheid
zal
langs
democratische weg moeten bepalen welk basisniveau van
voorzieningen, onderhoud, zorg, huisvesting e.d. in wijken en
buurten gewaarborgd moet worden. Voor dat niveau staan de
overheid en maatschappelijke organisaties zelf borg, waarbij
ze kunnen besluiten actief maatschappelijke initiatieven uit te
lokken die daaraan bij kunnen dragen. Bij initiatieven die leiden
tot resultaten boven het basisniveau, doen de gevestigde
partijen mee. Niet door zelf aan het roer te staan, maar door
ruimte te bieden aan initiatiefnemers en ze op een creatieve
manier te ondersteunen.
−− Uitnodigen en uitdagen
In de nieuwe werkelijkheid nodigen partijen elkaar uit om
gezamenlijk waarde te creëren. Door voor een gebied,
gemeenschap of gebouw een aanbod van producten en
diensten te ontwikkelen en/of daarvoor middelen in te zetten
(een ‘propositie’). Dat kunnen burgers en ondernemers
onderling doen, maar ook particulieren samen met de
overheid en/of andere gevestigde spelers. Er zijn allerlei
coalities mogelijk, waarin steeds wordt gewerkt op basis van
partnerschap en waarin de overheid in de letterlijke betekenis
van het woord geen ‘overheid’ is maar een ‘tussenheid’, een
verbindende partij tussen de andere maatschappelijke
partners.
In haar rol als democratisch gekozen vertegenwoordiger van
de samenleving biedt de overheid ruimte aan
maatschappelijke initiatieven die spontaan ontstaan, lokt ze
deze uit of haakt ze aan door te participeren of ondersteunen.
Ze daagt de initiatiefnemers uit om hun propositie in een
business case uit te werken, om zo de (maatschappelijke en
financiële) (meer)waarde aan te tonen (zie verderop). Bij die
uitdaging staat het behalen van een bepaald resultaat centraal
Er is minder geld beschikbaar bij gemeenten en corporaties.
Daar zijn grofweg twee reacties op mogelijk: alleen je
kerntaken uitvoeren of zoeken naar creatieve manieren om
de beperkte eigen middelen te verbinden aan geldstromen in
de samenleving en bij instituties.
Bijvoorbeeld: een gemiddelde wijk van 4.000 huishoudens
geeft jaarlijks tussen de 120 en 160 miljoen euro uit aan zaken
als huur of hypotheek, gas en licht, eten, zorg en vrije tijd. Dit
is veel geld dat mogelijk op een andere manier kan worden
ingezet, zodat niet partijen buiten de wijk maar de wijk zelf
profiteert.
Er is ook meer creativiteit mogelijk bij de inzet van
instrumenten. Bij de overheid domineert van oudsher het
subsidie-instrument. Subsidie blijft in sommige gevallen het
meest geëigende middel, maar het palet aan financiële
instrumenten moet worden uitgebreid tot wat wij een
‘ecosysteem voor maatschappelijke financiering’ willen
noemen. Een systeem waarin heel creatief verschillende, ook
kleinere, instrumenten worden gecombineerd om
investeringen slim te koppelen en zo gericht en strategisch
mogelijk in te zetten. Ingrediënten van zo’n systeem zijn
bijvoorbeeld een eenmalig startkapitaal verstrekken, hulp
bieden bij het vinden van particuliere fondsen, zachte
leningen uitschrijven, eigen (leegstaand) vastgoed inzetten,
het bedrijfsleven mobiliseren en slim koppelen aan
bewonersbedrijven (bijvoorbeeld via aandeelhouderschap),
microfinanciering of crowd funding, garanties of
borgstellingen afgeven, kennis leveren of (juridische)
ondersteuning bieden bij de opzet van een coöperatie. In dit
nieuwe ecosysteem spelen zowel lokale als regionale en
nationale spelers een rol en vormt vertrouwen een belangrijke
basis.
Uitlokken van initiatieven: de
meervoudige maatschappelijke
business case
Alhoewel we het instrument niet als zaligmakend willen
presenteren, is een meervoudige maatschappelijke business
case een goede manier om zicht te krijgen op het financieel
en maatschappelijk rendement van een initiatief, en daarmee
greep op de te maken keuzes of te ondernemen acties.
Tegelijkertijd realiseren we ons dat het opstellen van een
lening uit bijvoorbeeld een revolving fund dat alleen voor dit
propositie voor ondernemers en gevestigde partijen
gesneden koek is maar zeker initiatieven van burgers vaak
spontaan beginnen: eerst doen, dan groeien en dan eventueel
plannen. Die spontaniteit moet niet worden belemmerd door
meteen naar formele businessplannen te vragen. Pas op enig
moment zullen de gevestigde spelers, bijvoorbeeld als ze een
formeel besluit moeten nemen over de mate en wijze van
ondersteuning, inzicht willen hebben in de levensvatbaarheid
en het financieel en maatschappelijk rendement van het
initiatief.
Op dat moment dagen ze initiatiefnemers uit hun propositie in
een business case uit te werken of koppelen hen aan partijen
die daarvoor de gewenste expertise kunnen bieden. De
business case, in de regel neergelegd in een
ondernemingsplan, is maatschappelijk omdat ze inzicht
verschaft in de meerjarige exploitatie en de kosten- en
batenstromen in geld en maatschappelijke waarde. De focus
moet daarbij liggen op de langere termijn, niet op de (vanwege
de investeringsnoodzaak vaak verliesgevende) korte termijn.
De business case is meervoudig als in het initiatief partners uit
verschillende domeinen met elkaar samenwerken en als er
een stapeling en bundeling ontstaat van meerdere
maatschappelijke effecten tegelijk. Dit verdient de voorkeur
omdat, zoals studies en praktijkervaringen iedere keer weer
aantonen, de samenwerking van partners uit meerdere
disciplines eerder leidt tot innovatie en waardevermeerdering
door het slim verknopen van minder middelen.
Een maatschappelijke business case geeft inzicht in het
financieel en maatschappelijk rendement van een initiatief.
Op basis daarvan kan de overheid of andere betrokken
maatschappelijke organisatie besluiten of ze in het initiatief
participeert en zo ja, hoe. Hiervoor kan het volgende
beslismodel worden gehanteerd.
−− De propositie is financieel en maatschappelijk onrendabel:
ondersteuning is niet gewenst.
−− De propositie is ook op lange termijn financieel onrendabel,
maar maatschappelijk rendabel omdat ze waarde creëert
en/of bijdraagt aan de oplossing van een urgent probleem:
de overheid geeft subsidie.
−− De propositie is financieel rendabel te maken en ook
maatschappelijk rendabel: geef bijvoorbeeld een zachte
doel wordt gebruikt, verstrek eventueel een startkapitaal
en/of bied ondersteuning via bijvoorbeeld kennis,
begeleiding of hulp bij het zoeken naar fondsen of private
investeerders.
−− De propositie is financieel rendabel maar maatschappelijk
niet: laat het over aan de markt. De overheid kan daarbij wel
actief proberen om het initiatief uit te dagen een bijdrage te
leveren aan het oplossen van maatschappelijke urgenties.
Randvoorwaarden: nieuwe rollen, nieuwe houding
Stedelijke ontwikkeling op uitnodiging verandert het
speelveld van de overheid, maatschappelijke organisaties,
woningcorporaties, ontwikkelaars, burgers en ondernemers
aanzienlijk. Gemeenten moeten leren snel in te spelen op
initiatieven vanuit de samenleving. Burgers en ondernemers
die iets willen, houden niet van uitstel of vertraging.
Gemeenten moeten ook leren te differentiëren met hun rol.
De traditionele rol van subsidieverlener zal in steeds meer
gevallen verdwijnen en plaats maken voor die van gericht opdrachtgever van sociale ondernemingen en sociale innovatie.
Dit ‘maatschappelijk aanbesteden’ (zie ook het informatieblad
van het ministerie van BZK over dit onderwerp) is in de praktijk
nog een uitdaging, zowel aan de opdrachtgevers- als de
opdrachtnemerskant. Net zoals de gevestigde spelers in het
algemeen nog niet de rollen spelen die in de transitie van hen
wordt verwacht. Niet meer alles van bovenaf bepalen, maar
de positie innemen van uitdager, ondersteuner, mede-investeerder, verbinder, kritisch meedenker, organisator van de
kennisuitwisseling tussen initiatieven, participant, verleider,
steeds toegesneden op de specifieke situatie. In veel gevallen
zal er sprake zijn van eenmalige investeringen in de levensvatbaarheid van een initiatief. Daarna moeten de initiatieven
weer worden losgelaten, zonder overladen te worden met
regelgeving en verantwoordingstaken.
De gevestigde partijen moeten leren afstappen van de in Nederland zo gangbare en vaak verstikkende cultuur van verdelende rechtvaardigheid. Waardevolle, vanuit de samenleving
zelf ontstane initiatieven in de ene wijk moeten niet worden
tegengehouden omdat ze in andere wijken niet worden genomen. Accepteer dus verschillen en laat ongelijkheid toe. En
sta stil bij het feit dat een initiatief dat veel waarde creëert ook
elders onbedoelde (positieve of negatieve) effecten kan hebben. Inzicht in deze effecten en de urgentie van opgaves (en
de oplossingen daarvan) is essentieel om hierover een goede
discussie te voeren: moeten we een initiatief wel steunen als
het elders negatief uitwerkt op de veiligheid? En bij positieve
effecten elders: moeten we alle partijen die profiteren bij het
initiatief betrekken of accepteren we dat er ook free riders
kunnen zijn? Het laatste zou aansluiten bij de gedachte dat
een stedelijke ontwikkeling op uitnodiging alleen kan slagen
als partijen elkaar wat gunnen.
Met name (semi-)pubieke organisaties als gemeenten,
corporaties en zorginstellingen moeten leren ontvankelijk te
zijn voor sociale ondernemingen, met mensen die hun geld
verdienen aan het realiseren van maatschappelijke doelen.
Dat is voor veel van die organisaties een schok, omdat ze nu
nog vaak uitgaan van een tweedeling tussen enerzijds ondernemers die geld verdienen en daarvoor geen steun krijgen/
verdienen, en anderzijds vrijwilligers die (soms gesubsidieerd)
werken aan maatschappelijke doelen. Het accepteren van het
tussengebied - de sociale onderneming, de burger-producent,
het bewonerscollectief, het vrijwilligersinitiatief of welke andere vorm dan ook - biedt toegang tot een veelkleurige wereld
van tal van maatschappelijk ondernemende initiatieven. Een
sociale onderneming werkt aan maatschappelijke en/of duurzaamheidsurgenties, is financieel zelfstandig en investeert
winst en tijd terug in maatschappelijke doelen. We kunnen
niet meer zonder de creativiteit, vindingrijkheid, passie en
vasthoudendheid waarmee de sociale ondernemingen en
ondernemende burgers de problemen van deze tijd (mee) helpen oplossen. Het systeem is daarvoor te amorf geworden.
ling op uitnodiging. Voortdurende openheid naar zowel de
samenleving als de overheid moet een voorwaarde zijn voor
steun. Alle betrokken partijen moeten kunnen beschikken
over dezelfde informatie over alle relevante onderwerpen,
van subsidies tot de impact van waardecreatie, inkomsten,
de keten van leveranciers, belastingen, mogelijkheden tot
coproductie, medezeggenschap en governance. Tegelijkertijd
moet de noodzaak van transparantie niet leiden tot een verantwoordingsdruk bij initiatiefnemers, of een te snelle plicht
om een initiatief in een voor bijvoorbeeld gemeenteraden
handzaam format te proppen.
Laat tot slot ook mislukkingen toe en durf risico’s te nemen.
Dat hoort bij ondernemen, dus ook bij maatschappelijk ondernemen. Zorg daarom wel voor optimale transparantie, over
zowel doelen als middelen, bij zowel de gevestigde spelers
als het maatschappelijk initiatief. Zeker gekozen bestuurders
lopen een groot (afbreuk)risico bij het bieden van ruimte aan
nieuwe maatschappelijke ondernemingen die misschien
kunnen mislukken. Een gedeeld open ethos is daarom het
fundament onder alle initiatieven in de stedelijke ontwikke-
Voor wie meer wil weten en verder wil lezen
Er zijn tal van bronnen voor geïnteresseerden die zich verder willen verdiepen in de verschillende deelthema’s
van Stedelijke Ontwikkeling op Uitnodiging. Zoals:
•
Het essay E1 Stedelijke vernieuwing op uitnodiging waarin het achterliggende gedachtegoed wordt
toegelicht
•
Meer informatie over financieringsconstructies is te vinden in de Toolbox financieringsconstructies
•
Inzicht in kosten en baten van bepaalde ingrepen via de Maatschappelijke prijslijst
•
Een overzicht van verschillende organisatievormen voor maatschappelijke initiatieven
•
Het essay N14 Vernieuwen tussen chaos en orde over competenties die nodig zijn
•
De informatiebrief van met ministerie BZK over Maatschappelijk aanbesteden
•
Beschrijvingen van best practices landelijk en internationaal zijn te vinden in het Compendium for the Civic
Economy en op de websites van de deelnemende experts die in het colofon van het manifest zijn
opgenomen.
In de digitale versie van het manifest zijn al deze bronnen van een link naar relevante webinformatie voorzien.
Deze versie is te vinden op www.platform31.nl. Zie ook het dossier over Stedelijke vernieuwing op uitnodiging
op de kennisbank van Platform31.
Tot slot: zoek de grenzen op en durf!
We beluisteren in de samenleving en bij veel overheden dat de wil er is om deze nieuwe manier van werken te laten slagen. We
zien ook dat het kapitaal in de samenleving aanwezig is om de opgaven het hoofd te bieden. We constateren dat het instrumentarium nu al in belangrijke mate voorhanden is. Veel partijen zijn nog zoekende en het is onvermijdelijk dat hun eerste stappen in
de transitie gepaard gaan met veel strubbelingen en onhandigheid. Het is eenvoudig om ons te concentreren op deze beren op
de weg. Die zijn er zeker. Denk alleen al aan de mogelijke complicaties in het proces van aanbesteden, als bewonersbedrijven en
andere sociale ondernemingen daaraan mee gaan doen en contracten worden gegund. Het is niet moeilijk om je in zo’n geval te
verschuilen achter regels, protocollen en traditie. Het vraagt om mensenwerk en lef om de hand uit te steken en de samenleving
uit te nodigen deze weg in te slaan. Om de grenzen op te zoeken van wat mogelijk is en die zo nu en dan te overschrijden. Om
verschillen toe te laten. Dat is de uitdaging voor de toekomst. Daar zit de oplossing. Dat is Stedelijke Ontwikkeling op Uitnodiging.
Colofon
Deelnemende experts zijn:
De vakgroep Waardecreatie
De Vakgroep Waardecreatie, bestaande uit een aantal
professionals in de stedelijke vernieuwing, reikt in dit
manifest bestuurders en medewerkers van gemeenten,
corporaties en andere gevestigde spelers handvatten aan
voor een gerichte en ambitieuzere omgang met
maatschappelijke initiatieven. Het is een nadere
uitwerking van een eerder essay E1 ‘Stedelijke
vernieuwing op uitnodiging’, dat in april 2012 werd
gepubliceerd door KEI en Nicis Institute.
In 2013 hebben vijf sessies plaatsgevonden in
Amsterdam, Den Haag, Nijmegen, Roosendaal en
Zaanstad, waarbij per sessie een lokale case onder de loep
is genomen door een gemengde groep experts, lokale
betrokkenen (gemeenten, ondernemers, bewoners) en
deelnemers van het ministerie BZK. Doel was de
aanbevelingen uit de E1 in de praktijk aan te scherpen. De
resultaten van de sessies zijn samengevat in dit manifest
AT OsborneWieger Apperloo en Jurgen van der Heijden
Ecorys
Wouter Vos
research 00:/ Joost Beunderman
Stipo
Hans Karssenberg
Total Public
Stijn van Diemen
Platform31
Bram Heijkers
Daarnaast heeft Kees Fortuin, Instituut voor Sociale
gebiedsontwikkeling, een inspirerende bijdrage geleverd
aan enkele van de sessies.
De bezochte cases zijn:
Fijn Zonneplein (Gemeente Amsterdam)
Schilderswijk (Gemeente Den Haag)
Aanpak van het Actiecentrum Hatert Werkt (Gemeente
Nijmegen)
Wijkbedrijf West in Roosendaal (Gemeente Roosendaal)
Waardecreatie in Inverdam-West (Gemeente Zaanstad)
Uitgave: Platform31, februari 2014
Auteurs: Wieger Apperloo, Joost Beunderman, Jurgen van der Heijden, Bram Heijkers, Hans Karssenberg
Tekstredactie: John Cüsters, Cüsters Teksten
Initiatiefnemer: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Jan-Cees Kok, Rob van Zwet
Fotomateriaal: Platform31
Reageren op of vragen over dit manifest: neem contact op met Bram Heijkers,
Platform31, [email protected] of 06-35115803.
Postbus 30833, 2500 GV Den Haag
+31 (0)70 302 84 84
www.platform31.nl
Platform31 is de fusieorganisatie van KEI, Nicis Institute, Nirov en SEV