met aanvulling

Rechtspraak in Loon op Zand in de achttiende eeuw, deel 3 + aanvulling
Gepubliceerd in: Strol Zaand, 2000, nr. 3-4.
Opnieuw zijn er weer een aantal rechtzaken geselecteerd uit het rijke archief van de schepenbank van Loon op
Zand.[1] Zoals hieronder te lezen valt, kregen de schepenen bij de uitoefening van de rechtspraak te maken zeer
uiteenlopende zaken. Zo zien we zaken rond diefstal, roof, landloperij, bedelarij en bedreiging. Ook de straffen die
de Loonse schepenbank oplegt, zijn niet mis. Zelfs de doodstraf komt voor.
De zaak tegen Geertruij Net, alias "Quaaij Truij"
Op een buitengewone zitting van de schepenbank van 16 augustus 1736 verschijnt drossaard Justinus van
Gennep met het verzoek een 'decreet van apprehensie' te verlenen tegen Geertruij Net, geboren te Driel in
Gelderland.
Zij heeft reeds een 'verleden' en wel het volgende. In 1720 is zij door de schepenbank van Den Bosch
veroordeeld voor het plegen van enkele diefstallen. Hiervoor werd zij gegeseld en gebrandmerkt. Daarna werd zij
voor dertig jaar verbannen uit de stad en meierij van Den Bosch.
Wat heeft de drossaard nu tegen haar in te brengen? Allereerst dat zij de haar opgelegd verbanning verbroken
heeft, nu ze toch in de meierij is gebleven. Daarnaast heeft zij zich al die tijd bezig gehouden met landloperij en
bedelarij. En tenslotte is zij nu de 'bijzit' geworden van een getrouwd man.
De schepenbank staat het decreet toe, waarna de rechtszaak kan beginnen. In een buitengewone zitting op 28
augustus krijgt de drossaard toestemming om Geertruij Net aan een verhoor te onderwerpen. Op grond van haar
verklaring vraagt hij de schepenbank opnieuw om een veroordeling van verdachte.
Op de zitting van 17 oktober verklaren beide partijen op hun standpunt te blijven staan, waarna de zaak gesloten
wordt. Voordat de schepenen vonnis wijzen, willen zij eerst een advies van twee onpartijdige rechtsgeleerden
inwinnen.
Drie dagen later, op de buitengewone zitting van 20 oktober, komt de schepenbank met een uitspraak. Voor haar
daden wordt Geertruij Net veroordeeld tot geseling, brandmerking en levenslange verbanning uit de heerlijkheid.
(zie ook de aanvulling op dit artikel)
Opmerking:
In het begraafregister van de pastoor van Loon op Zand vinden we op 13 februari 1749 een inschrijving van het
overlijden van "Geertruij Nette", die vervolgens ook pro deo begraven wordt. Het ziet er dus naar uit dat Geertruij
ook na haar veroordeling door de Loonse schepenbank in de heerlijkheid is blijven wonen. Als dat zo is, dan heeft
zij dus haar straf aan de laars gelapt.
De zaak tegen Hendrik van Emmerik, alias "Heijn den Ruijter"
Op de zitting van 6 april 1737 verzoekt drossaard Van Gennep om een 'decreet van apprehensie' tegen Hendrik
van Emmerik, alias "Heijn den Ruijter", ca. 27 jaar oud.
Vier dagen later, op 10 april, komt de schepenbank reeds tot een uitspraak. In zijn verhoor heeft hij de volgende
zaken toegegeven:
- dat hij op 16 november 1730 door de schepenbank van Breda veroordeeld is wegens landloperij, bedelarij en
diefstal; zijn straf was geseling en dertig jaar tuchthuis, welke straf de volgende dag ten uitvoer is gelegd;
- dat hij na vijf jaar tuchthuis kan gezien heeft om samen met enkele andere gedetineerden te ontvluchten;
- dat hij zich aangesloten heeft bij twee andere fameuze gauwdieven en landlopers, genaamd Pietje, alias
© Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
"Kuijperken" en Casper Frits, alias "Swarte Cas"; laatstgenoemde is in december 1736 opgehangen in Den
Bosch;
- dat hij in augustus 1736 met deze twee kornuiten bij Terheijden de 'armenjager' Philip Broda hebben
aangevallen, waarbij de andere twee heren Broda met een mes staken en met een knots sloegen, terwijl Van
Emmerik er met diens geweer vandoor ging; Broda bleef zwaar gewond, badend in het bloed, achter; later werd
het geweer in Breda verkocht voor 12 stuivers;
- dat zij gezamenlijk in diezelfde maand in het huis van Andries Adriaan Peters te Dongen hebben ingebroken en
aldaar voornamelijk kleding hebben gestolen, welke verkocht is in Bergen op Zoom en waarvan Van Emmerik
ongeveer acht of negen gulden heeft gekregen;
- dat zij gezamenlijk in diezelfde maand in het huis van Francis Dirk Smits te Vroenhout onder Dongen hebben
ingebroken en diverse goederen hebben gestolen;
- dat zij ongeveer veertien dagen voor die diefstal een schaap gestolen hebben, het gevild hebben en gekookt in
een ketel achter een heg op de Bremberg bij Rijsbergen.
De schepenen zijn van mening dat al deze daden gestraft moeten worden en veroordelen de verdachte tot de
doodstraf, door verhanging. Zijn dode lichaam zal vervolgens tentoongesteld worden aan het buitengerecht. (zie
ook de aanvulling op dit artikel)
De zaak tegen Lena Verhare
Op 5 juli 1740 wordt Lena Verhare opgepakt voor bedelarij en diefstal van een blauwe en een rode rok. De dag
daarna bekent zij alles. Drossaard Van Gennep komt op de zitting van 13 juli 1740 dan ook met zijn eis dat de
verdachte gestraft moet worden. De schepenbank komen, op grond van de bekentenis, onmiddellijk met een
uitspraak. Lena Verhare wordt voor twee jaar verbannen uit de heerlijkheid.
De zaak tegen Pieter van der Horst, alias "Piet van Gemert"
Zonder veel proces komt de schepenbank van Loon op Zand op 12 oktober 1752 tot een uitspraak in de zaak van
drossaard Van Gennep tegen Pieter van der Horst, een 23 jarige jonge man uit Gemert. Vanwege zijn
geboorteplaats wordt hij ook wel "Piet van Gemert" genaamd.
De schepenen achten op grond van een door de verdachte afgelegde bekentenis de volgende punten bewezen:
- dat hij op 26 februari 1750 deelgenomen heeft aan de moord en diefstal ten huize van Jan Janse op de Koutert
bij Wessem; de bewoners werden aan handen en voeten gebonden, de vrouw werd een rok over het hoofd
gegooid en de man werd met pistoolschoten om het leven gebracht;
- dat hij met anderen op 12 september 1749 deelgenomen heeft aan een inbraak bij de molenaar van de Beerzen
door de bewoners aan handen en voeten te binden en dat hij zo diverse goederen gestolen heeft;
- dat hij met anderen op 12 maart 1750 deelgenomen heeft aan de gewelddadige diefstal bij een boer in een
herberg bij St. Teunis Capelle onder Weert, waarbij de bewoners aan handen en voeten gebonden werden en de
man en vrouw op diverse plaatsen van het lichaam met gloeiende tangen genepen werden;
- dat hij in de nacht van 17 op 18 juli 1749 deelgenomen heeft aan de inbraak en diefstal bij een boer in Veghel,
waarbij de bewoners aan handen en voeten gebonden werden en de man en vrouw met stokken geslagen
werden;
- dat hij deelgenomen heeft aan enkele andere delicten.
© Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
Op grond van de feiten die de drossaard heeft aangeleverd, de bekentenis en het advies van drie onpartijdige
rechtsgeleerden, wordt Van Gemert door de schepenen veroordeeld. Hij wordt geradbraakt, onthoofd waarna zijn
hoofd op een pin geplaatst wordt en zijn dode lichaam aan het buitengerecht zal hangen tot het door de lucht en
de vogels verteerd is.
De zaak tegen Arien de Wijs
Op de zitting van 10 mei 1769 verschijnt drossaard Bernardus Oerlemans voor de schepenen in een zaak tegen
Arien de Wijs, waarvoor het onderzoek reeds op 26 april begonnen is.
De drossaard vraagt toestemming om de verdachte te onderwerpen aan een verhoor. De verdachte gaat hiermee
akkoord, maar verlangt wel bewijzen voor de beschuldigingen.
De vragen geven inzicht in de gebeurtenissen. Kennelijk is Arien de Wijs, een 29-jarige Loonse kuiper, op 28
maart 1769 in Waalwijk naar het huis van procureur Pieter de Gester gegaan om daar leer te verkopen. Omdat de
vrouw van de procureur geen geld had, zei ze tegen De Wijs dat hij maar moest wachten tot haar zoon thuis zou
komen. De Wijs kreeg echter het gevoel dat er wel gekocht maar niet betaald zou worden en hij werd kwaad.
Uiteindelijk greep hij de vuurtang uit de haard, zwaaide er mee in het rond en sloeg er diverse keren mee tegen
een ijzeren vuurplaat, die hierdoor gebogen werd. Dit alles onder luidkeels geschreeuw: "Ik sla hier eerst al den
bliksem kort en klein". Toen de zoon van De Gester naar de drossaard werd gestuurd om assistentie, riep De
Wijs nog: "Ja, haal die drossaard maar, daar schijt ik op!".
De schepenen vinden dat uit de vragen die gesteld zijn nog niets crimineels blijkt en geven toestemming aan de
verdachte om bewijzen te verzamelen.
Op 20 september volgt een confrontatie tussen verdachte, procureur De Gester, diens huisvrouw Gerredijna
Raatgeep en haar broer Casparus Raatgeep. Zowel de verdachte als de getuigen blijven bestrijden elkaars
standpunt.
Op 11 oktober komt de drossaard met zijn eis, maar omdat er niet voldoende schepenen aanwezig zijn, kan de
zitting geen doorgang vinden. Op 18 oktober kan dit wel.
Pas op 29 november komt de verdachte met zijn antwoord, omdat hij eerder uitstel had verkregen van de
schepenen. De drossaard komt op 13 december 1769 met zijn repliek. Twee weken later volgt de verdachte met
zijn dupliek. Op 7 februari 1770 besluiten de schepenen dat het nog tot een 'thoon' komt, een extra bewijsronde.
Deze volgt op 4 april. Op 25 juli volgt het antwoord van de verdachte. In september van dat jaar verhuist de
verdachte naar Tilburg.
Na diverse stappen in de extra bewijsronde verzoeken beide partijen op 27 februari 1771 de schepenen om tot
een uitspraak te komen. Eerst wordt echter een advies van onpartijdige rechtsgeleerden ingewonnen. De
uitspraak volgt op 17 juli 1771: de verdachte wordt vrijgesproken.
Opmerking:
In de doopregisters vinden we Arien de Wijs ook terug. Op 26 februari 1770 wordt te Loon op Zand een kind
gedoopt, genaamd Josephus Lambertus. Het is de zoon van Adrianus de Wijs en Nicolaa Donders. Van hen
stamt ook Lambert de Wijs af, die als amateur-historicus en publicist over de geschiedenis van Tilburg naam
maakte.
Noten
!
© Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
" #$
Aanvulling op 'Rechtspraak in Loon op Zand in de achttiende eeuw, deel 3'
Hiervoor beschreef ik twee zaken die in de achttiende eeuw voor de schepenbank van Loon op Zand gediend
hebben. De eerste zaak was die tegen Geertruij Net, alias "Quaaij Truij" die in 1736 veroordeeld werd tot
geseling, brandmerking en levenslange verbanning. De andere zaak speelde in 1737 en betrof een zaak tegen
Hendrik van Emmerik, alias "Heijn den Ruijter". Hij werd door de schepenen zelfs ter dood veroordeeld.
Na de publicatie van het artikel vond ik in de dorpsrekeningen nog enkele kleine feiten die toch aardig genoeg zijn
om onder de aandacht gebracht te worden. Ze geven wat achtergrondinformatie rond de rechtzaken.
Allereerst levert de vorster, Aart van Rijswijk, in 1736 zijn declaratie bij het dorpsbestuur in voor de zaak tegen
Geertruij Net. (1) Hij wil graag een bedrag van 52 gulden ontvangen voor de volgende werkzaamheden:
- het uitbrengen van de dagvaarding
- gedurende acht dagen en nachten waken bij de gevangene
- het leveren van bier en jenever aan de personen die haar gearresteerd en vervoerd hebben, deze drank koopt
hij bij de 'Swarte Jen' en bij Gerrit Boogmans
- het kopen van een waterpot en stro om op te slapen
- het zorgen voor kaarslicht
- het leveren van goed eten en drinken (o.a. jenever)
- het reinigen van de gevangene
- het insluiten en losmaken van de gevangene
- het voor de schepenen brengen van de gevangene
- het wegvoeren van de gerechtskamer naar het schavot
- het overleveren aan de beul
- het wegbrengen tot in de heide
Daarna volgen in de dorpsrekening van 1737 ook nog enkele posten die te maken hebben met de zaak tegen
Hendrik van Emmerik. (2)
Allereerst is door Hendrik de Jongh een bedrag van 28 gulden en 4 stuivers uitgegeven voor het halen van
rechtsgeleerd advies in 's-Hertogenbosch.
Nog interessanter is de rekening van Aart van Rijswijk, die het weer druk heeft gehad. Hij schrijft dit keer van dag
tot dag op wat hij allemaal gedaan heeft:
- op 3 april vindt de arrestatie plaats; daarna heeft hij twee dagen en nachten gewaakt
- op 6 en 10 april heeft hij de gevangene voor de schepenen geleid
- de gevangene is op 24 april naar de rechtkamer gebracht en aldaar heeft de vorster 24 uur bij hem gewaakt
- op 25 april is de gevangene naar het schavot gebracht en aldaar aan de scherprechter overgeleverd; na de
executie is het dode lichaam naar het Galgenveld gebracht
- de volgende dag heeft hij de kelder leeggeruimd
- van 3 tot 23 april is door de vorster brood, boter en kaas geleverd (iedere dag 6 stuivers) en op 24 en 25 april
heeft hij "de gevangen gegeven het sij van eeten en drinken en toubak, dat van sijn begeerte was" (het laatste
avondmaal!)
Stoffel de Leeuw, assistent-vorster, heeft met Aart van Rijswijk samengewerkt om de gevangene te bewaken en
ontvangt daarom ook nog een vergoeding.
De dorpsrekeningen kleden op deze manier de al bekende gegevens rond deze rechtzaken mooi aan. Zo is maar
weer eens bewezen dat een onderzoek zoveel mogelijk verschillende bronnen moet raadplegen om tot een
afgeronde zaak te kunnen komen.
Noten
% &'
%
"&*
(
)
!
© Stichting Adriaen Snoerman Fonds – 2002/2008
#
#