Dossier Project Cultuurgevoelige Jeugdhulp Een blik op het Brusselse netwerk Antwerpen en Brussel werken samen Een ‘lerend netwerk’ Good practises uitgewisseld Een innoverend en inspirerend project nr 206 Juli-september 2014 CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP hulp bij hulpverlening aan jonge derdelanders INHOUDSTAFEL PROJECT CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP 2 HET INFOPUNT EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP 4 EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP: INZOOMEN OP BRUSSELS NETWERK8 ANTWERPEN EN BRUSSEL VERBROEDERD IN HET PROJECT CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP14 NETWERKDAG CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP17 EEN OVERKOEPELENDE REFLECTIE22 DE FOTO’S IN DIT DOSSIER WERDEN GENOMEN TIJDENS DE VERSCHILLENDE ONTMOETINGSTRAJECTEN EN DE NETWERKDAG. PROJECT CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP IN EEN NOTENDOP… AANLEIDING VOOR HET PROJECT Uit wetenschappelijke studies én uit de praktijk blijkt dat minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin moeilijk aansluiting vinden bij de jeugdhulpverlening. De toegang tot de jeugdhulp is voor deze minderjarigen en hun gezin niet evident. Verschillende factoren hebben invloed op de toegankelijkheid. Factoren die eigen zijn aan de doelgroep zoals taal- en cultuurverschillen, religie, migratiegeschiedenis, verblijfsstatuut,… maar ook factoren in het land van aankomst: racisme, discriminatie, drempels in de hulp- en dienstverlening, drempels in de effectuering van basisrechten, enz. De bestaande initiatieven op het vlak van ‘cultuurgevoelig hulpverlenen’ zijn vaak beperkt tot de eigen sector of voorziening en zijn bovendien niet altijd structureel verzekerd. Via een Brussels pilootproject werd daarom in de periode 2009-2010 een concept Cultuurgevoelige Jeugdhulp ontwikkeld. Via een dialooggroep en een ontmoetingsdag werd getracht doelgroep en hulpverleningsaanbod dichter bij elkaar te brengen. Daarnaast werden er ook pistes verkend in het opzetten van een ‘helpdesk’ ter ondersteuning van professionals in hun werken met minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin. In januari 2013 kwam er een vervolg op dit pilootproject. Met subsidies vanuit het Europees Integratiefonds en Integrale Jeugdhulp, werd een team van vier medewerkers aange- 2 steld. De promotoren van het project werden Steunpunt Jeugdhulp en Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Het lokale gedeelte van het project wordt in Brussel en Antwerpen uitgevoerd door twee partners: de Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad en CAW Antwerpen. DOELSTELLING VAN HET PROJECT Het project beoogt om in Antwerpen en Brussel een ‘Expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp’ te ontwikkelen en uit te testen, op basis van de bevindingen in het Brusselse pilootproject. Na de testing wordt een draaiboek samengesteld en wordt zowel lokaal, bovenlokaal als in andere regio’s naar verankering gezocht. De uiteindelijke bedoeling van het expertisenetwerk is de toegang tot de jeugdhulpverlening voor minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin te vergemakkelijken. WAT IS EEN EXPERTISENETWERK? Een expertisenetwerk is een netwerk waarin professionals (zowel experten m.b.t. een thema als professionals die over dit thema willen bijleren) kennis opbouwen en wederzijds van elkaar kunnen leren. Een expertisenetwerk bestaat uit een infopunt en lokale netwerken. INFOPUNT In het Expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp bestaat het infopunt uit de website www.cultuurgevoeligejeugdhulp.be, de helpdesk (vragenformulier) en de informatiefunctie binnen de lokale netwerken. LOKALE NETWERKEN De lokale netwerken situeren zich in het Antwerpse en Brusselse werkveld, die hulp bieden aan minderjarigen en hun gezin. Deze bestaan uit groepen van mensen met een soortgelijke functie over verschillende settings heen (bv. coördinatoren en directies uit verschillende organisaties) of uit mensen met verschillende functies die geïnteresseerd zijn in het thema cultuurgevoelige jeugdhulp (hulpverleners, coördinatoren, stafmedewerkers, … uit verschillende organisaties die werken met minderjarigen met een migratieachtergrond). De focus ligt op de opbouw van kennis door middel van ervaringsuitwisseling, onderlinge advisering en het opzetten van acties. WAAROM DIT DOSSIER? Naar aanleiding van het einde van deze projectperiode wil de BWR het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp graag in de spotlights zetten. In dit dossier kan je lezen hoe het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp ontstaan is, wat het infopunt inhoudt, wat het project betekent heeft voor de Brusselse jeugdhulp, hoe de samenwerking tussen het Brusselse en Antwerpse lokaal netwerk verliep en hoe de evaluatie van dit hele proces eruit ziet. Bovendien kan je ook een verslag van de Netwerkdag Cultuurgevoelige Jeugdhulp op 19 juni in dit dossier terugvinden. Veel leesplezier! 3 HET INFOPUNT EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP IN DIT ARTIKEL ZOOMEN WE IN OP HET PROCES DAT WE HEBBEN DOORLOPEN BIJ DE ONTWIKKELING VAN HET INFOPUNT EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP. WAT HOUDT HET INFOPUNT PRECIES IN EN WELKE PLAATS NEEMT DIT IN IN HET EXPERTISENETWERK? VERVOLGENS GAAN WE IN OP DE VERSCHILLENDE STAPPEN DIE ZIJN GEZET IN DE ONTWIKKELING. DE EVALUATIE VAN HET DOORLOPEN PROCES RESULTEERDE IN EEN AANTAL KNELPUNTEN EN SUCCESFACTOREN WAARMEE WE DIT ARTIKEL AFSLUITEN. 4 WAT IS HET INFOPUNT? Het infopunt van het Expertisenetwerk Cultuurgevoelige jeugdhulp biedt kwalitatieve antwoorden op vragen en noden van professionals over het thema cultuurgevoelige hulpverlening aan jongeren en gezinnen met een migratieachtergrond. Het is een toegankelijk medium voor hulpverleners die op zoek zijn naar informatie m.b.t. cultuurgevoelige jeugdhulp en zo het expertisenetwerk leren kennen. Dit gebeurt door relevante informatie te verzamelen, te bundelen en te verspreiden. Hiervoor gaat het infopunt zowel binnen als buiten het expertisenetwerk samenwerkingen aan. Het infopunt beschikt over drie functies waarmee de informatie geraadpleegd kan worden: een informatiefunctie, een adviesfunctie en een consultfunctie (helpdeskfunctie). Doelstellingen van het infopunt: • Informatie verzamelen en op een kwalitatieve manier ontsluiten; • Advies geven aan hulpverleners o.v.v. oriëntatie in de sociale kaart, het aanbod aan dienstverlening, methodieken en specifieke kennis m.b.t. cultuurgevoelige jeugdhulp; • Aanbieden van case consult. De informatiefunctie is erop gericht om de verzamelde informatie op een kwalitatieve manier te ontsluiten. De ontsluiting van de informatie gebeurt enerzijds via de website, anderzijds via vertegenwoordiging. Het infopunt verleent advies aan hulpverleners, dit houdt in: oriëntatie in de sociale kaart, het aanbod aan dienstverlening, methodieken en specifieke kennis m.b.t. cultuurgevoelige jeugdhulp. De adviesvragen kunnen via een online vragenformulier worden gesteld. De antwoorden worden via mail aan de aanvrager terugbezorgd, en waar mogelijk vertaald in de FAQ pagina. Een aanvraag voor consult verloopt eveneens via het online vragenformulier. Met een aantal organisaties heeft het expertisenetwerk concrete samenwerkingsafspraken waarin de specifieke modaliteiten voor het verkrijgen van case consult werden vastgelegd. Het online vragenformulier is eenvoudig in te vullen en helpt de vraagsteller zijn vraag zo scherp mogelijk te krijgen. Dit formulier werd mee opgesteld door de partnerorganisaties teneinde gerichte doorverwijzing mogelijk te maken. Het infopunt werkt samen met een aantal vaste partners om specifieke case- en begeleidingsvragen te beantwoorden, hierover straks meer. WELKE STAPPEN HEBBEN WE GEZET? ONTWIKKELING WEBSITE WWW.CULTUURGEVOELIGEJEUGDHULP.BE De website bestaat uit de volgende onderdelen: een databank, vorming, helpdesk, FAQ en nieuwsberichten. We kwamen tot deze indeling na een uitgebreide voorbereiding door de infopuntverantwoordelijke. De inhoudelijke voorbereiding bestond uit onderzoek naar cultuursensitiviteit (via bibliotheken, projecten, fora, artikels, databanken, …), handvaten en mogelijkheden in het omgaan met etnisch culturele minderheden, online netwerken, websitebouw, etc. lappingen te hebben met onze doelstellingen. Uit ons onderzoek bleek dat er wel voldoende intervisie en adviesverlening op het vlak van cultuurgevoeligheid wordt aangeboden, maar dat dit aanbod vooral gericht is op de insteek van de eigen sector. Om samenwerking en kennisdeling tussen verschillende sectoren te stimuleren, zijn we daarom overgegaan tot de ontwikkeling van de website waarbij samenwerking met bestaande initiatieven het uitgangspunt werd. ONTWIKKELING ADVIES- EN CONSULTFUNCTIE Via de website kon beroep worden gedaan op een helpdesk voor consult en advies. In de eerste testfase is op zoek gegaan naar testteams. Doelstelling van deze testing was het uittesten van de website: het opzoeken van informatie rond het thema cultuurgevoelige jeugdhulp en het stellen van vragen rond een aantal actuele casussen, achtergrondinformatie, vorming en intervisie via het online vragenformulier. In Brussel verliep het vinden van testteams vrij makkelijk. In Antwerpen moest op verschillende manieren gezocht worden naar organisaties die wilden meewerken aan de testing. De testing startte hierdoor later op dan gepland. Ook tijdens de testperiode bleek het belangrijk om het proces in de gaten te houden. Hoewel de geëngageerde teams enthousiast waren om het vragenformulier uit te proberen en de website te bezoeken, bleven de vragen in eerste instantie uit, net als de zoekopdrachten op de website. Om dit te verhelpen werd opnieuw contact opgenomen met de testteams om hen aan dit engagement te herinneren. Oorzaken voor deze vertraging lagen bij ziekte, uitval en/of drukte. AANGAAN PARTNERSCHAPPEN Uit het voorbereidend onderzoek bleek dat er een aantal organisaties zijn die zich richten op de organisatie en ontwikkeling van vorming, intervisie, gespecialiseerde infobundels, uitwisselingen en case consult. Het expertisenetwerk wilde zo veel Daarnaast werden er gesprekken gevoerd met ervaringsdeskundigen als het SAW, SEN, SJH, De8, Vivo en Pigmentzorg. De infopuntverantwoordelijke volgde ook de experten- en actiegroepen op, om een goed zicht te krijgen en te behouden op de lokale expertise, relevante thematieken en behoeften om de website hier zo goed mogelijk op aan te laten sluiten. Tenslotte werd er een inventarisering van het bestaande aanbod gemaakt om het aanbod en de hiaten op het vlak van cultuurgevoelig werken in kaart te brengen. We stonden voor de vraag of we het bestaande aanbod zouden uitbreiden en/of te versterken, of iets nieuws te creëren. Websites van o.a. Pigmentzorg, de OTA’s en het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg bleken gedeeltelijke over- 5 mogelijk een beroep doen op reeds bestaande kennis en krachten. Door partnerschappen aan te gaan, zijn deze krachten gebundeld. De partners namen deel aan de testing van de website om de advies- en consultvragen te beantwoorden. WAAR STAAN WE NU? EEN EVALUATIE Wat betreft de evaluatie van de helpdesk komt naar voren dat de vragen die werden gesteld, uiteen vielen in twee soorten vragen: (1) vragen m.b.t. de sociale kaart en (2) vragen m.b.t. cases. Alle vragen konden via de aangegane partnerschappen en de lokale netwerkverantwoordelijken worden beantwoord. Gemiddeld duurde het één werkdag voor een vraag werd beantwoord, wat als zeer goed werd ervaren. Hulpverleners gaven aan dat de consultfunctie makkelijk is in gebruik omdat ze er met alle vragen terecht kunnen. Het vraagt echter wel een andere manier van werken, een reflex om van de mogelijkheid gebruik te maken. Uit de evaluatie van de website in zijn geheel bleek echter dat de gebruikers de website niet geschikt vonden om informatie op te zoeken, de testers bleken hun weg niet goed te kunnen vinden op de website. Opmerkelijk was dat de feedback na aanpassingen op basis van drie testing rondes hetzelfde bleef. Op basis hiervan concludeerden we dat de er onvoldoende tegemoet gekomen kon worden aan de verwachtingen van de bezoekers omdat de profielen waaraan het ontwerp en de opzet van de site tegemoet moesten komen, zeer ruim bleken. De bezoekers hadden zeer uiteenlopende verwachtingen. De websitebouwer wees ons erop dat verdere aanpassingen tot een ‘loop’ zou gaan leiden en raadde dit daarom af. De basisstructuur dient heropgebouwd te worden waarbij bekeken dient te worden welke meerwaarde voor wie gecreëerd kan worden. TER AFSLUITING: SUCCESFACTOREN VOOR HET OPZETTEN VAN EEN INFOPUNT Hoewel verder onderzoek en doorontwikkeling van het infopunt noodzakelijk zijn, komen we op basis van de evaluatie van het project tot een volgend overzicht van succesfactoren: KWALITEIT • De website moet toegankelijk en gebruiksvriendelijk zijn, rekening houdend met de verschillende manieren waarop professionals leren. • De helpdesk (meer bepaald het geleverde advies) moet onderbouwd zijn met de expertise aanwezig binnen het netwerk. • Samenwerking is essentieel voor kwaliteitsvolle en bruikbare informatie en adviezen. Hiervoor zijn er al dan niet structurele partnerschappen nodig op verschillende niveaus binnen het infopunt. • Expertise van de helpdeskverantwoordelijke dient zowel op vlak van het thema als op vlak van vraagverheldering sterk te zijn. LOKALE INBEDDING • Binding met het lokale netwerk is cruciaal om een actueel zicht te hebben op bestaande projecten, initiatieven en sleutelfiguren. • Informatie die vertaald is naar de lokale context, maakt deze relevant voor professionals. OPVOLGING • Soepelheid van het registratie- en opvolgsysteem moet ervoor zorgen dat alle vragen beantwoord worden en aangeven welke tendensen er in de vragen zitten. • Doorlooptijd moet beperkt zijn en afhankelijk zijn van de dringendheid van de vraag. KADERING • De helpdesk moet de focus op cultuurgevoeligheid bewaren, dit om te vermijden dat er vragen binnenkomen over jeugdhulp waarbij cultuur niet relevant is. 6 7 EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE INZOOMEN OP BRUSSELS NETWERK. Door Anneleen Allart, lokale netwerkverantwoordelijke Brussel, BWR HET EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP BESTAAT ONDER ANDERE UIT EEN ANTWERPS EN BRUSSELS LOKAAL NETWERK EN EEN INFOPUNT, ZOALS EERDER AL AANGEGEVEN. IN DIT ONDERDEEL WORDT ER DIEPER INGEGAAN OP HET BRUSSELS LOKAAL NETWERK DAT IS UITGEBOUWD EN GEFACILITEERD DOOR DE BWR. PIJLERS Zowel bij de uitbouw van het lokaal netwerk in Antwerpen als in Brussel, werden een aantal pijlers vooropgesteld. Deze vormen samen de basis van het netwerk en komen terug in de ontwikkeling van elk afzonderlijk onderdeel in het hele expertisenetwerk: Bottom-up werken: in het netwerk vertrekt men steeds vanuit de signalen aangegeven door professionals met expertise op het kruispunt jeugdhulp en minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin. De professionals zoeken samen naar antwoorden op deze signalen. Kwaliteiten versterkend: in het netwerk worden de kwaliteiten m.b.t. cultuurgevoelige jeugdhulp op micro-, meso- en macroniveau gezocht en versterkt door verbindend te werken. Diversiteit: een lokaal netwerk dat de aandacht voor diversiteit wil vergroten, ademt ook diversiteit uit. Deze diversiteit kenmerkt zich door te kiezen voor verscheidenheid in: visies op cultuurgevoelig werken, expertise, ervaring, achtergronden, functies, sectoren en leermethodes. Duurzaamheid: het netwerk vertrekt vanuit de behoeftes die professionals uit de jeugdhulpverlening hebben en vanuit het bestaande aanbod ‘cultuurgevoelig hulpverlenen’. Het netwerk zoekt een match die zowel voor de huidige als de toekomstige professional een mogelijke oplossing biedt. Flexibiliteit: de signalen en de aanwezigheid van expertise op het veld staan centraal in het lokaal netwerk. Daarom wordt er gekozen voor een flexibele structuur die kan inspelen op de signalen die actueel en lokaal prioritair zijn, zodat cultuurgevoelig hulpverlenen doorheen de jeugdhulpverlening een plaats krijgt. Wanneer één van deze pijlers zou genegeerd worden, kan er niet langer gesproken worden van een ‘lokaal netwerk’ zoals hier beschreven. 8 JEUGDHULP: VOORBEREIDINGSFASE Bij de uitbouw van het lokaal netwerk, werd gestart met een verkenning van de ‘lokale sociale kaart’. Er werd gezocht naar lokale organisaties die expertise hebben op het kruispunt jeugdhulp en minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin, en organisaties die expertise hebben op ‘cultuurgevoelig hulpverlenen’, breder dan de jeugdhulp. Deze organisaties komen uit verschillende sectoren, maar hebben allemaal contact met dezelfde doelgroep. Het intersectorale aspect van het lokaal netwerk is een zeer grote meerwaarde: er werden organisaties gecontacteerd uit integrale jeugdhulp, integratiesector, jeugd(welzijns)werk, zelforganisaties, onderwijs, inburgering, … Eens er een zicht was op de aanwezige lokale Brusselse expertise over cultuurgevoelige jeugdhulp, werden verkennende gesprekken vastgelegd. In deze gesprekken werd afgetoetst welke expertise de organisaties precies hebben, hoe hun werking eruit ziet, welke knelpunten en krachten zij zien op vlak van cultuurgevoelig werken en welke plaats ze graag in het netwerk wilden innemen (expertengroep, actiegroepen of acties). EXPERTENGROEP Eens de eerste verkennende gesprekken zijn doorgegaan, werd de expertengroep samengesteld. De leden van de Brusselse expertengroep waren: BWR, Foyer, Steunpunt Cultuursensitieve Zorg CGG Brussel, CLB vgc, bon, OTA, Minor Ndako, Solentra, BuSO Zaveldal, vzw Jes, Link Brussel/Camelia, Internationaal Comité, Huis der Gezinnen, Kind en Gezin, Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV), Klein Kasteeltje, CAW Brussel, intercultureel bemiddelaars van CLB go, De Lork, Provinciaal Integratiecentrum Vlaams-Brabant (PRIC), D’Broej en CKG Sloebernest. De expertengroep heeft verschillende doelstellingen. De belangrijkste is het formuleren van acties op bestaande Brusselse knelpunten over ‘cultuurgevoelige jeugdhulp’: wat zijn noden van hulpverleners in het werken met minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin? Wat zijn noden van de doelgroep zelf? Op basis van die knelpunten werden aanzetten gegeven voor mogelijke acties, die concreet werden uitgewerkt in de actiegroepen. Daarnaast heeft de expertengroep nog als doel om een uitwisselingsplatform te zijn voor de leden: uitwisseling van expertise en good practices, en uitbreiding van het persoonlijk netwerk staan daarin voorop. 9 ACTIEGROEPEN EN ACTIES Op de eerste Brusselse expertengroep werden een aantal aanzetten gegeven om tot actie over te gaan. Hieruit ontstonden actiegroepen rond 4 onderwerpen: het aanbod aan hulpverlening bekend maken bij doelgroep, communicatie met de doelgroep, Brusselse hulpverleners leren elkaars aanbod kennen en cultuurgevoeligheid in sociale opleidingen. Iedereen uit de expertengroep en uit het tot dan toe opgebouwde netwerk werd uitgenodigd om in één of meerdere actiegroepen samen na te denken en een concrete actie op poten te zetten. Een overzicht van de acties die in de actiegroepen werden uitgewerkt: • CLB maakt zijn aanbod bekend via bestaande moeder en/of vadergroepen, verenigingen, organisaties die dicht bij de doelgroep van kwetsbare gezinnen met een migratieachtergrond staan. • Uitwisselingsmoment Brusselse intercultureel bemiddelaars en professionals met een gelijkaardige functie (gezinsondersteuners K&G,…), onder begeleiding van Khadija Aznag (PRIC). • Uitwisselingstafels ‘Interculturele communicatie in de hulpverlening’: jeugdhulpverleners leren bij over visualisatiemethodieken, interculturele bemiddeling en interculturele papieren en digitale communicatie. • Ontmoetingstraject Jeugdhulp Brussel: Nederlandstalige Brusselse jeugdhulpverleners leren elkaar én de Franstalige jeugdhulp beter kennen. • Lunchgesprek en projectvoorstel ‘Invloed van de grootstedelijke, multiculturele Brusselse context op de curricula van sociale opleidingen’ (deze actie werd georganiseerd door de BWR, gezien dit niet binnen het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp kon worden opgenomen). EXTERNE PARTNERS EXPERTGROEP ACTIEGROEP ACTIES HULPVERLENER LOKAAL NETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP 10 BEVINDINGEN IN BRUSSEL In het gehele expertisenetwerk staat uitwisseling van kennis, expertise en good practices centraal. Uit de experten-, actiegroepen en acties kwam door deze werkwijze heel wat informatie naar boven over het Brusselse hulpverleningslandschap en de drempels waar hulpverleners én cliënten met een migratieachtergrond tegenaan botsen. SAMENWERKING FRANSTALIGE JEUGDHULP Eén van de belangrijkste knelpunten in het Brusselse hulpverleningslandschap is het niet samengaan van het Nederlandstalige met het Franstalige aanbod (en omgekeerd). Dit komt tot uiting op verschillende niveaus: op niveau van de cliënt, op niveau van de organisatie en op niveau van het beleid. Voor de Brusselse cliënt is het niet-samenwerken van het Nederlandstalig en het Franstalig aanbod echt een probleem. Wanneer de cliënt overschakelt naar het anderstalige circuit, worden dossiers niet overgeheveld en verdwijnt heel wat noodzakelijke informatie uit het tot dan toe afgelegde hulpverleningstraject. Dit heeft soms rampzalige gevolgen die zouden kunnen vermeden worden. Op niveau van de organisaties gaat het dan eerder over samenwerken en doorverwijzen. De wil is er bij veel professionals om over het muurtje te kijken, maar dit komt vaak niet van de grond. Dit komt mede omdat het Franstalig aanbod een nog zeer onbekend kluwen is, waardoor de drempel om contact op te nemen met Franstalige welzijnsorganisaties zeer hoog ligt. ZELFORGANISATIES ONBEKEND MAAR NIET ONBEMIND In de acties merkten we dat weinig Brusselse jeugdhulporganisaties het bestaan van zelforganisaties kennen. Dit zijn lokale sociaal-culturele verenigingen van mensen met een migratieachtergrond. Nochtans kunnen zij als belangrijke spelers in het welzijnsveld aanzien worden. Heel wat zelforganisaties doen aan informele sociale hulp- en dienstverlening, als antwoord op een nood vanuit de doelgroepen die zij op een zeer laagdrempelige manier bereiken. Sommige medewerkers van zelforganisaties zijn echte brugfiguren en begeleiden cliënten vrijwillig naar de gepaste hulp- of dienstverlening. Anderen organiseren dan weer huiswerkklasjes of moedergroepen die werken aan opvoedingsondersteuning. Hun aanbod is steeds gebaseerd op wat leeft bij hun ‘achterban’. Als je als professionele welzijnsorganisatie, uit welke sector dan ook, wil gaan samenwerken met een zelforganisatie (bijvoorbeeld om een bepaalde doelgroep beter te bereiken of te betrekken), houd je er best rekening mee dat zij graag een gelijkwaardige samenwerking aangaan: een winwin situatie voor beide partners. Volgens het Minderhedenforum wordt er te snel van uitgegaan dat elke vereniging expert is in alle mogelijke thema’s die etnisch-culturele minderheden aanbelangen. Niet alles wat gevraagd wordt, heeft voor hen een meerwaarde. Zelforganisaties moeten vaak tijd steken in vragen die niet altijd interessant of relevant zijn voor hun achterban. Ze hebben hun eigen missie, opdracht en focus (zie ook www.minderhedenforum.be). Het is aan te raden dit op voorhand goed met elkaar af te stemmen. OUTREACHEND WERKEN Daarnaast wordt het belang van ‘outreachend werken’ met minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin vaak benadrukt in het Brussels netwerk. Outreachend werken bestaat al zeer lang maar wordt nu door meer en meer organisaties van onder het stof gehaald (Dewaele, 2009). Het is een werkwijze die uitgaat van een actieve benadering en gericht is op het bevorderen van welzijn. De werker vertrekt vanuit de participatieve basishouding en richt zich op kwetsbare doelgroepen die niet of ontoereikend bereikt worden door het huidige dienst-, hulp- en zorgverleningsaanbod. Hij doet dit door zich te begeven in hun leefwereld met erkenning van de daar geldende waarden en normen. Er wordt gestreefd naar een wederzijdse afstemming tussen de doelgroep, hun netwerk, het maatschappelijk aanbod en de ruimere samenleving (De Maeyer, Dewaele, Beelen, 2012). Er zijn al een aantal good practices lopende: zoals bijvoorbeeld een dienst die individuele begeleiding voorziet, langskomt op de school van de jongere, om daar in 11 een vertrouwde omgeving, een eerste gesprek te doen. Er zijn ook organisaties waarin de hulpverleners volledig achter de methodiek van outreachend werken staan, maar die dit binnen hun huidige organisatiegrenzen (nog) niet kunnen waarmaken. Nochtans is deze werkvorm één van dé manieren om de toegankelijkheid van het hulpverleningsaanbod voor kwetsbare doelgroepen te verbeteren. Bovendien beweeg je je als hulpverlener in de leefwereld van je cliënt en kan je zijn context beter plaatsen, wat een boost geeft aan je vertrouwensrelatie. Hulpverleners of organisaties die graag outreachend willen werken, kunnen voor ondersteuning terecht bij Reach Out! van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Zij begeleiden intervisies binnen een team of met verschillende mensen uit verschillende organisaties. Deze intervisies zijn toegankelijk voor alle sectoren en organisaties. NOOD AAN INTERVISIE EN CASUSOVERLEG In de Brusselse expertengroep werd aangegeven dat hulpverleners die werken met minderjarigen met een migratieachtergrond nood hebben aan intervisie en casusoverleg om uit 12 te wisselen en bij te leren over cultuurgevoelig werken. Daarbij kwam ook meteen de bedenking welke intervisies en casusoverleg er al bestaan voor Brusselse jeugdhulpverleners en wat die precies inhouden. Binnenkort zijn deze terug te vinden op de website www.bwr.be. Voor intervisies over cultuurgevoelige hulpverlening kunnen professionals terecht bij Solentra of het Steunpunt Cultuursensitieve Zorg van CGG Brussel. Naast deze intervisies, bestaan er nog een aantal casusoverleggen, bedoeld voor hulpverleners uit de integrale jeugdhulp. BIKA, de Brusselse Intervisie Kinderen en Adolescenten, is een praktijk- en casusoverleg om de samenwerking tussen voorzieningen en sectoren te bevorderen, aan de hand van het bespreken van casussen. Dit gaat breder dan het thema ‘cultuurgevoelig werken’. Dit is ook zo voor het cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp (IJH) en LiNK. Het cliëntoverleg IJH is een casusbespreking met een externe voorzitter, met als doel te komen tot afspraken in een specifieke casus door directe samenspraak tussen alle betrokkenen. Ook de cliënt is hier aanwezig indien hij of zij dat wil. LiNK bestaat uit twee onderdelen: projectgroepen en netwerkoverleg. De projectgroepen bieden ondersteuning aan hulpverleners met betrekking tot een specifieke complexe casus die ze aanbrengen. Dit kan over cultuurgevoeligheid gaan maar dat hoeft niet. Er wordt advies gegeven aan de hulpverlener die een casus brengt. Het netwerkoverleg binnen LiNK is een overleg met de betrokken partners rond één specifieke casus, waarbij praktische afspraken worden gemaakt met iedereen die betrokken is op de casus. Engagementen worden dan afgesproken. Binnen het LiNK netwerkoverleg is er ook nauwe samenwerking met de projecten PRIT en Azami. BEKENDMAKING AANBOD EN INTERCULTURELE COMMUNICATIE Ook het aanbod voor de doelgroep zelf (kwetsbare minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin) is niet altijd duidelijk en bekend. Het aanbod aan hulp- en dienstverlening in Brussel is er, maar deze informatie stroomt nog niet volledig door naar alle mogelijke gebruikers ervan. Uit de expert- en actiegroepen en de acties uit het Brussels Netwerk werd duidelijk dat communicatie hierin een grote valkuil is. Om je externe communicatie en doelgroepwerving af te stemmen op een multicultureel publiek, kan je terecht bij Verbal Vision (www.verbalvision.be). Zij bieden vormingen aan maar hebben ook een aantal interessante publicaties op hun website beschikbaar. Het communicatiebeleid van bon (Brussels Onthaal Nieuwkomers) is hier onder andere op gebaseerd. Eens een cliënt tot bij een hulp- of dienstverlenende organisatie raakt, bestaat ook de kans dat er ruis op de communicatie komt in de hulpverleningsrelatie. Een aantal good practices die in het Brusselse netwerk aan bod kwamen, zijn terug te vinden in een eerder dossier van de BWN rond ‘interculturele communicatie in de hulpverlening’ (BWN 204). SUPERDIVERSITEIT! IN PLAATS VAN ‘CULTUURGEVOELIGHEID’ In het Brussels netwerk klonk vaak de verzuchting dat ‘cultuurgevoelig’ hulpverlenen al lang niet meer de lading dekt. ‘Gevoelig zijn’ voor de ‘cultuur’ van je cliënt, is zeer beperkend. De identiteit van cliënten wordt door zoveel meer bepaald dan enkel de cultuur of de afkomst: Abdel is van Algerijnse origine maar is daarnaast ook: een man, 17 jaar, moslim, studeert economie, voetbalt graag, is grotendeels opgegroeid in Schaarbeek, heeft zijn vader verloren op jonge leeftijd, heeft twee zussen en een vriendin van Belgische origine, … Zo kunnen we nog wel even doorgaan. Het Brusselse netwerk vraagt dan ook niet langer over ‘cultuurgevoeligheid’ te spreken, maar wel over ‘superdiversiteit’, wat veel breder gaat dan enkel etnisch-culturele diversiteit. Referenties 1. Dewaele, C. (2009). Outreachend werken: straathoekwerk wijst de weg. Alert, 35 (2) 2. De Maeyer, J., Dewaele, C., Beelen, S. (2012). Outreachend werken. Praktijkkader in ontwikkeling. Alert, 38 (5), 31-39 3. www.minderhedenforum.be 13 ANTWERPEN EN BRUSSEL VERBROEDERD IN HET PROJECT CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP Door Lies Simons, lokale netwerkverantwoordelijke Antwerpen, CAW Antwerpen IN DIT DEEL BESCHRIJVEN WE DE SAMENWERKING TUSSEN DE TWEE LOKALE NETWERKEN CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP IN BRUSSEL EN ANTWERPEN. WAT ZIJN DE KRACHTEN VAN DEZE SAMENWERKING? WAT KONDEN ZE VAN ELKAAR LEREN? DE SAMENWERKING TUSSEN DE LOKALE NETWERKEN IN ANTWERPEN EN BRUSSEL GING VOORAL OVER: - HET UITWISSELEN EN DELEN VAN LOKALE EN BOVENLOKALE EXPERTISE - DE INHOUDELIJKE VOORBEREIDINGEN VAN OVERLEGGEN - HET BESPREKEN EN VERGELIJKEN VAN EVALUATIES - HET ORGANISATORISCH UITBOUWEN VAN HET EXPERTISENETWERK UITWISSELEN EN DELEN VAN LOKALE EN BOVENLOKALE EXPERTISE Gedurende de hele projectperiode wordt er lokale en bovenlokale expertise uitgewisseld en gedeeld tussen de twee lokale netwerken. Deze expertise spitst zich toe op cultuurgevoelig werken met minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin. In de beginfase van het project zijn de lokale netwerkverantwoordelijken op zoek gegaan naar de aanwezige expertise in de organisaties van verschillende sectoren. Het project richt zich in eerste instantie naar professionals in de Integrale Jeugdhulp, maar al snel blijkt dat ook in andere sectoren heel wat relevante expertise aanwezig is. Deze sectoren zijn o.a. integratie, OCMW, stadsdiensten, … Beide lokale netwerkverantwoordelijken van Antwerpen en Brussel organiseerden verkennende gesprekken met deze organisaties, die lokaal en bovenlokaal gesitueerd zijn. 14 Tijdens deze verkennende gesprekken werden de knelpunten en good practices bevraagd rond cultuurgevoelig werken met minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin. Op deze manier kregen de lokale netwerkverantwoordelijken een zicht op welke expertise aanwezig is in de verschillende sectoren. Uiteraard werden deze bevindingen met elkaar gedeeld, waardoor de lokale netwerkverantwoordelijken sneller en efficiënter een zicht kregen op de aanwezige expertise. Eens er een zicht was op de aanwezige expertise, werden de lacunes duidelijk. Het project probeerde hier een antwoord op te bieden: na overleg tussen de lokale netwerken zijn de leemtes in de thema’s verwoord en zowel voor Antwerpen en Brussel waren dit dezelfde thema’s. Voorbeelden hiervan zijn: toegankelijkheid van diensten voor minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin, taal en communicatie, ondersteuning van professionals, versterken van het sociale netwerk van minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin, … Door brainstorming over deze thema’s kwamen beide lokale netwerken tot verbeteracties, zowel op lokaal als bovenlokaal niveau. Om deze concreet te krijgen, werd er expertise uitgewisseld. De lokale verbeteracties kregen een verschillende invulling in de twee steden, aangezien de lokale context verschilt op een aantal domeinen, bijvoorbeeld de aanwezigheid van de Joodse Gemeenschap in Antwerpen, de samenwerking met de Franstalige hulpverlening in Brussel, … Voor deze lokale verbeteracties werd er vooral expertise uitgewisseld over bestaande projecten of good practices die reeds aanwezig zijn in de éne stad, maar nog niet in de andere. Een voorbeeld hiervan is terug te vinden in Antwerpen, hier werd er nagedacht om een verbeteractie uit te werken rond vrijwillige brugfiguren. In Brussel bestond reeds het project Bruggenbouwers en Powercare. Hierrond is dan ook uitwisseling geweest tussen de lokale netwerkverantwoordelijken en de betrokken organisaties. De bovenlokale verbeteracties zijn van toepassing op lacunes gedetecteerd in Antwerpen én Brussel. De gemeenschappelijke hiaten gaan over het delen van expertise en het ondersteunen van professionals. Het project heeft hiervoor een website ontwikkeld. Deze website bevat een databank met lokale en bovenlokale expertise over alle levensdomeinen van minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin. Er is een helpdesk uitgetest ter ondersteuning van professionals. Hier werd op een aantal knelpunten gestoten. Bijvoorbeeld: Hoe kun je een degelijke vraagverduidelijking organiseren? Wat met het proces van interculturalisering in een organisatie? Kunnen professionals van elkaar leren? Om een antwoord op een aantal van deze knelpunten te kunnen geven, is de werkgroep ‘collegiaal consult’ opgericht met experten uit Brussel en Antwerpen. Deze groep is één keer samengekomen en heeft een inventarisering opgemaakt van de verschillende vragen die een professional over dit onderwerp kan stellen. Het was de bedoeling om ook een inventarisering op te maken over de mogelijke antwoorden en wie deze antwoorden kan bieden. Mogelijke verderzetting van deze werkgroep wordt onderzocht. Andere bovenlokale expertise die gedeeld wordt op de website, zijn relevante onderzoeken, vormingen en studiedagen over cultuurgevoelig werken met minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin. 15 INHOUDELIJKE VOORBEREIDING VAN OVERLEGGEN In het expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp werden er regelmatig overleggen georganiseerd door de lokale netwerkverantwoordelijken (expertengroepen, actiegroepen). Ook hier werd er samengewerkt. De inhoudelijke voorbereiding werd telkens afgetoetst of zelfs samen opgemaakt. Er werd nagedacht over de te gebruiken methodieken tijdens het overleg en over de eigenlijke inhoud. Het bood de mogelijkheid om feedback en een frisse blik te krijgen. HET BESPREKEN EN VERGELIJKEN VAN EVALUATIES Gedurende de hele projectperiode werd het expertisenetwerk geëvalueerd. Deze evaluaties gebeurden zowel door de deelnemers als door de lokale netwerkverantwoordelijken. De resultaten van de evaluaties in Antwerpen en Brussel zijn besproken door op zoek te gaan naar gelijkenissen en verschillen tussen de twee steden. Opvallend was dat er meer gelijkenissen zijn dan verschillen in de reacties van deelnemers aan de lokale netwerken. Voorbeelden van deze gelijkenissen: De deelnemers gaven aan dat de meerwaarde van het deelnemen aan het expertisenetwerk o.a. is: intersectorale kennisdeling en uitwisseling van good practices, netwerking, nadenken over de visie op cultuurgevoelig werken. De knelpunten van het expertisenetwerk zijn o.a. door de kennismaking met andere organisaties, 'ken' je een organisatie nog niet, door de tijdelijkheid van het project is er onduidelijkheid over het vervolgtraject. Per stad zijn de resultaten van de evaluaties ook gebruikt om indien nodig bij te sturen. HET ORGANISATORISCH UITBOUWEN VAN HET EXPERTISENETWERK De twee lokale netwerken zijn een onderdeel van het expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp. Om dit expertisenetwerk organisatorisch uit te bouwen, hebben de twee lokale netwerkverantwoordelijken samen met het voltallige projectteam regelmatig in teamvergaderingen en op visiedagen nagedacht over het organisatorisch aspect van het expertisenetwerk. Hierdoor zijn de twee lokale netwerken op organisatorisch vlak identiek. Het is zeer boeiend om te bekijken welke gelijkenissen en verschillen er zijn in de uitbouw van het expertisenetwerk. Een voorbeeld: In Brussel ging reeds het pilootproject rond cultuurgevoelige jeugdhulp door, terwijl in Antwerpen het project geen bekendheid had. Hierdoor zijn er verschillen in de effectieve uitbouw van de lokale netwerken merkbaar. Een verschil is dat in Brussel makkelijker professionals te motiveren waren om deel te nemen aan actiegroepen die concrete verbeteracties organiseerden. In Antwerpen was het moeilijker om professionals te motiveren, vermits het project nog geen naambekendheid had. Naarmate er meer bekendheid kwam en concrete resultaten werden behaald, was het ook in Antwerpen makkelijker om professionals te motiveren deel te nemen aan actiegroepen. BOVENLOKAAL SAMENWERKEN: DOEN! Uit het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp zijn de voordelen van bovenlokale samenwerking tussen twee steden duidelijk gebleken. Afhankelijk van de doelstellingen van een project, is het interessant om externe partners in verschillende steden te betrekken. Door een samenwerking op te zetten over steden of regio’s heen, word je uit de lokale context gehaald en leer je kritischer kijken. Je krijgt sneller zicht op inspirerende good practices uit andere regio’s. Kortom: ‘Interregionaal werken’ is vergelijkbaar met ‘intersectoraal’ werken: het verruimt je blik op knelpunten en je leert bij van elkaars expertise. Gluren bij de buren is de boodschap! 16 NETWERKDAG CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP Door Anneleen Allart, lokale netwerkverantwoordelijke Brussel, BWR OP 19 JUNI 2014 VOND DE AFSLUITENDE ‘NETWERKDAG CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP’ PLAATS. PROFESSIONALS KONDEN TIJDENS DEZE NETWERKDAG KENNISMAKEN MET DE OPZET VAN EEN EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP, INZICHTEN OPDOEN OVER DE METHODIEK ‘LEREND NETWERK’ EN KENNIS DELEN OVER CULTUURGEVOELIGE THEMA’S IN DE JEUGDHULPVERLENING IN HEEL VLAANDEREN EN BRUSSEL. VAN THEORIE NAAR PRAKTIJK De netwerkdag ving aan met een inleiding van Hendrik Van den Bussche (stafmedewerker participatie en diversiteit, beleidsontwikkeling, team integrale jeugdhulp bij beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin) en Lisa Van Hecke (projectbeheerder ESF-agentschap). Zij vertegenwoordigden beide subsidiegevers: Vlaamse overheid (integrale jeugdhulp) en het Europees Integratiefonds. Nadien werd het expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp voorgesteld aan de hand van de conceptnota met onder andere de achterliggende visie en missie van het expertisenetwerk en het draaiboek voor het opstarten van een lokaal netwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp. Beide documenten zijn digitaal verkrijgbaar op de website van Steunpunt Jeugdhulp. Dan werd het tijd om de theorie in praktijk om te zetten. In vier verschillende workshops gingen professionals intersectoraal aan de slag op basis van ‘cultuurgevoelige’ knelpunten: taal en interculturele communicatie, de overgang van minderjarigheid naar meerderjarigheid bij jongeren met een migratieachtergrond, afstemming tussen de hulpvraag en het jeugdhulpaanbod. De vierde workshop boog zich over het draaiboek: hier kon dieper worden ingegaan op hoe een lokaal netwerk kan uitgebouwd worden in de eigen regio. Via de workshops konden deelnemers proeven hoe het is om kennis en good practices te delen over relevante knelpunten, zoals in de beide lokale netwerken in Antwerpen en Brussel werd gedaan. In de workshops werd echter niet tot actie overgegaan na brainstorm over het knelpunt, terwijl dit in de bestaande lokale netwerken wel het geval was. De deelnemers van de workshops keerden terug naar huis met een aantal good practices ter inspiratie van hun eigen werking. 17 WORKSHOPS TAAL EN COMMUNICATIE IN DE HULPVERLENING AAN MINDERJARIGEN MET EEN MIGRATIEACHTERGROND EN HUN GEZIN Na een korte brainstorm in duo’s, werden volgende knelpunten met betrekking tot dit thema opgelijst: • Nood aan een communicatiekader binnen voorzieningen: hulpen dienstverlenende organisaties hebben vaak geen richtlijnen op vlak van communicatie met anderstaligen. Het personeel heeft geen handvaten: er zijn geen regels die voorschrijven wanneer je een tolk inschakelt of wanneer je best een intercultureel bemiddelaar contacteert. Veel hangt af van de goodwill van de individuele hulpverleners. • De taalbarrière blijft een probleem in de hulpverlening. Er zijn tolken voorhanden maar deze zijn niet altijd of niet op korte termijn beschikbaar, waardoor ze niet bij elk gesprek kunnen worden ingeschakeld. Bovendien kan het voor hulpverleners een drempel zijn om tolken in te schakelen: een derde persoon in het gesprek kan bedreigend zijn, zowel voor hulpverlener als voor de cliënt, dit is geen ‘natuurlijk’ setting. Wanneer toch een tolk wordt ingeschakeld, biedt dit nog geen garantie dat alles daadwerkelijk volledig begrepen is, gezien waarden, normen en referentiekaders heel sterk kunnen verschillen. Vervolgens werd er uitgewisseld over mogelijke good practices die al voorhanden zijn om met deze knelpunten om te gaan. Zo heeft Kind en Gezin de ‘communicatiematrix’ ontwikkeld, waarbij men op basis van verschillende taalniveaus een aantal tools of richtlijnen ontwikkeld heeft hoe met anderstalige gezinnen te communiceren. Deze beslissing wordt door het beleid van Kind en Gezin ondersteund, wat een voorwaarde is om dergelijke communicatiekaders in voorzieningen structureel te implementeren. In het werken met tolken, is het belangrijk dat hulpverlener en tolk vooraf duidelijke afspraken maken. Dit geldt ook voor tolk en cliënt: wat kan de cliënt van de tolk verwachten en 18 wat niet? Voor cliënten is duidelijkheid over het tolken belangrijk (bv. beroepsgeheim). Zo kan de tolk ook zijn eigen grenzen bewaken. Een nagesprek tussen hulpverlener en tolk kan toekomstige contacten vergemakkelijken. Handig is dat de aanwezigheid van een tolk of intercultureel bemiddelaar een gesprek aanzienlijk vertraagt, wat cliënt en hulpverlener de kans geeft om na te denken over het gezegde en explicieter zicht te krijgen op hun referentiekaders. Sommige organisaties kiezen ervoor om niet bij elk gesprek een tolk te betrekken, omwille van de praktische haalbaarheid. Hulpverleners doen dan beroep op gekende gemeenschappelijke talen (Frans, Engels, …), telefonische tolken of gebruiken visuele methodieken om zich verstaanbaar te maken (Kind In Beeld, DVD’s in verschillende talen, boekjes, prenten,…). Als deze aanpak gedragen is in het team, is dit zeer werkbaar en ondersteunen collega’s hier ook elkaar in. In therapeutische settings is het minder werkbaar om zonder tussenkomst van een tolk een diepgaand gesprek met een anderstalige cliënt aan te gaan. Het zich kunnen uitdrukken in de moedertaal is hier belangrijk, zeker over gevoelige thema’s. Met of zonder tolk aan de slag met cliënten? Het blijft in ELKE situatie noodzakelijk om jezelf af te vragen ‘wie ben ik’ en ook nieuwsgierig te zijn naar de context van de cliënt: ‘wie zit er voor mij’? Communicatie gaat immers verder dan de taal alleen: normen en waarden die verschillen, verschillende betekenisgeving en interpretatie, lichaamstaal, … AFSTEMMING TUSSEN DE HULPVRAAG EN HET JEUGDHULPAANBOD De hulpvragen van cliënten komen niet altijd in een mooi pakketje bij de juiste hulpverlener terecht. Vaak is het jeugdhulpaanbod ook niet afgestemd op de vraag van de cliënten. Tijdens deze workshop werden een aantal knelpunten aangehaald die de afstemming tussen vraag en aanbod bemoeilijken. Er werd ingezoomd op de volgende problemen: • Er is onvoldoende kennis van elkaars expertise en kunde in de hulpverlening. Dit situeert zich op twee vlakken: de cliënt en de hulpverlener of organisatie. Op beide niveaus zou kennis moeten samengebracht worden. Hoe kunnen we de kennis van de cliënten afstemmen op die van de organisaties en omgekeerd? De nood is hoog om kennis individueel te delen en te benaderen, niet vanuit een te grote context: we moeten niet steeds op zoek gaan naar externe expertise, vertrouw op de kennis en kunde van cliënten en hun netwerk! • Beleidskeuzes maken en durven doorduwen is nodig! Het gaat over keuzes maken die bepalend zijn voor de manier waarop de hulpverlening georganiseerd wordt voor specifieke doelgroepen. • De (rand)voorwaarden van de aangeboden hulpverlening zijn vaak te hoog en te ver weg van de realiteit van de cliënt. Na de brainstorm over deze knelpunten werden een aantal good practices opgelijst: • Eigen Kracht Conferenties Het netwerk van de cliënt gaat samen rond tafel zitten en maakt een plan van aanpak. De krachten van het eigen netwerk worden op deze manier grondig verstrekt. • Mindspring Psycho-educatie in groep die wordt begeleid door een hulpverlener en een ervaringsdeskundige. De bedoeling hiervan is om jongeren te ondersteunen met voldoende aandacht voor hun eigenheid. Er wordt gewerkt met verschillende thema’s, die heel nauw aansluiten bij hun leefwereld en hun beleving. • Masir Avenir Dit is een ‘zomerschool’ die tot stand komt door samenwerking tussen inburgering, jeugdwelzijnswerk en andere organisaties voor jonge nieuwkomers. Deze zomerschool wordt in verschillende steden georganiseerd, met elk een eigen manier van aanpak. • Intersectorale samenwerking Intersectorale kennis vergaren kan heel vernieuwend zijn. Op zoek gaan naar andere initiatieven en verbindend werken is hierbij de boodschap. • Voorportaalprojecten VGC In deze projecten wordt onderzocht hoe zelforganisaties van mensen met een migratieachtergrond een toeleidersrol opnemen naar welzijn, cultuur, onderwijs, … en hoe zij daarin kunnen ondersteund worden. 19 VAN MINDERJARIGHEID NAAR MEERDERJARIGHEID: SPECIFIEKE ISSUES BIJ JONGEREN MET EEN MIGRATIEACHTERGROND Zowel bij jongeren in het algemeen als bij niet-begeleide minderjarigen, blijkt de stap naar 18+ niet zonder problemen te verlopen. Hulpverleningstrajecten lopen niet door, bepaalde regelgevingen veranderen, jongeren kunnen in de illegaliteit terechtkomen, noem maar op. Met dit knelpunt in het achterhoofd ging deze workshop aan de slag. De leeftijd van 18 jaar is voor vele kwetsbare jongeren een sleutelmoment: er is heel veel vraag naar ondersteuning en informatie. Eens 18 jaar, kunnen jongeren echter niet meer gebruik maken van de jeugdhulpverlening, waar ze vaak al jaren een vertrouwensband mee hebben opgebouwd. Zij moeten dan elders hulp zoeken. In de realiteit loopt dit niet van een leien dakje en vallen ze vaak terug op het OCMW. Bovendien zijn ze dan niet langer leerplichtig en vallen ze dus onder een ander wettelijk kader: ze moeten aan het werk. Alles wat werd opgebouwd in de jaren dat de jongere door de jeugdhulp werd opgevolgd en begeleid, krijgt dan een terugslag. Vele jongeren belanden in een nog kwetsbaardere situatie en verzanden in verslavingsproblemen. Ook de sector voor personen met een handicap ondervindt deze lacune. Jongeren in de jeugdhulpverlening zitten als het ware in een ‘luchtbel’: zij hebben een kunstmatig gevoel van veiligheid. Wanneer zij 18 worden, verliezen zij een aantal rechten, waardoor zij in een vacuüm terechtkomen. Bovendien stopt hun identiteitsontwikkeling niet op 18 jaar, maar blijven zij daarin eigenlijk kwetsbaar tot 21 jaar. Terwijl 18 jaar net een leermoment inhoudt, kunnen zij niet meer terecht bij de hen vertrouwde jeugdhulp. Voor hun achttiende lopen kwetsbare jongeren school en hebben zij contact met jeugdhulp, waardoor hun sociaal netwerk ruim is. Wanneer zij na hun 18de niet langer onderwijsplichtig zijn en niet meer terechtkunnen bij de jeugdhulpverlening, verkleint en verdwijnt dit netwerk zeer snel. Wanneer zij aankloppen bij hulpverlening 20 voor volwassenen, worden ze vaak uitgesloten omdat ze aan bepaalde voorwaarden van dat hulpverleningsaanbod niet voldoen. Jammer genoeg is er nog weinig maatschappelijk draagvlak voor deze knelpunten. Het oprichten van een actieplatform voor het beleid, met daarin de medewerking van intersectorale professionals rond deze knelpunten, zou een stap in de goede richting kunnen zijn. Jeugdhulp moet van het beleid het mandaat krijgen om buiten de regels te mogen kleuren, om zo meer op maat van de jongeren en jongvolwassenen te kunnen werken. De autonomie van de hulpverlener moet hierbij centraal staan: hij/zij is de expert in de specifieke aanpak op maat, bij elke individuele jongere. Door o.a. een zware administratieve werklast in sommige organisaties wordt deze maatzorg sterk belemmerd. Bij niet-begeleide minderjarigen moet men kunnen inzetten op ‘agency’. Deze jongeren zijn zeer gemotiveerd om het hier in België te maken, met hun ouders die vanuit het land van herkomst met hoge verwachtingen afwachten. Deze jongeren o.a. versterken in hun taal en competenties, helpt hen al heel wat vooruit. HET DRAAIBOEK IN DE PRAKTIJK: UITBOUW VAN EEN LOKAAL NETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP: DO’S EN DON’TS, TIPS EN TRICKS Deze workshop ging dieper in op de stappen die voorafgaan aan de uitbouw van een lokaal netwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp. Eerst zal een lokale netwerkverantwoordelijke moeten worden aangesteld. Dit is best een betaalde professional, die minstens halftijds wordt aangesteld. De organisatie waarin deze lokale netwerkverantwoordelijke wordt tewerkgesteld, heeft best een neutraal, intersectoraal imago. Door als lokale netwerkverantwoordelijke iemand aan te nemen met bekendheid in de regio of in verschillende sectoren, kan je de uitbouw van het netwerk versnellen. Bovendien is de lokale netwerkverantwoordelijke het beste thuis in het methodische luik van het netwerken, maar hij of zij kan dit ook al gaandeweg leren. In de volgende stap verkent de lokale netwerkverantwoordelijke de lokale sociale kaart: wie is er aanwezig in het werkveld met expertise over cultuurgevoelige jeugdhulp? Het is hierin ook belangrijk om de juiste personen in organisaties aan te spreken. Via pigmentzorg.be kom je ook al een heel eind verder. Na de verkenning worden gesprekken georganiseerd. In het lokaal netwerk zoals uitgebouwd in Antwerpen en Brussel leidde dit tot een 40-tal organisaties. In deze gesprekken krijgt de lokale netwerkverantwoordelijke een zicht op wat de organisatie doet, wat er leeft in de regio, waarop men wil verderwerken, en welke vorm van engagement ze in het netwerk zouden willen opnemen (eenmalig, thematisch, systematisch, op de hoogte blijven, …), dit alles met respect voor het tempo van de professionals. Het is een kunst om te zoeken naar de intrinsieke motivatie en beweegredenen van organisaties om aansluiting te zoeken bij het lokaal netwerk cultuurgevoelige jeugdhulp. Door hen ook te bevragen over hun bestaande netwerken, kan de lokale netwerkverantwoordelijke zijn blik nog verruimen. Dit is een zeer organisch selectieproces. Na deze fase wordt het tijd om de gecontacteerde professionals samen te brengen in expertengroepen en nadien in actiegroepen. De lokale netwerkverantwoordelijke bewaakt de diversiteit van de groep: verschillende functies, sectoren, ervaring,… Op de eerste bijeenkomst is het noodzakelijk om samen een concrete planning te maken en prioriteiten te formuleren voor het lokaal netwerk. Die prioriteiten zijn gebaseerd op de verwerking van de knelpunten uit de verkennende gesprekken: de thema’s (bv. sociaal netwerk van minderjarigen met een migratieachtergrond, toegankelijkheid van diensten, taal en communicatie, …). Een aandachtspunt bij de experten- en actiegroepen is om ook de professionals te contacteren in drukke tijden: opbellen, de contacten warm houden, vragen naar input, … is zeer belangrijk. Nadien werkt de lokale netwerkverantwoordelijke samen met de actiegroepen de prioritaire noden en knelpunten verder uit tot concrete relevante acties. Het hele proces wordt ook regelmatig geëvalueerd, wat nodig is om zowel de verwachtingen van de leden van de groepen in rekening te blijven brengen, als de relevantie van de acties te meten. Na de evaluatie komt dan indien nodig - een vernieuwingsproces op gang. Een lokaal netwerk of een expertisenetwerk cultuurgevoelige jeugdhulp is nog iets anders dan een lerend netwerk. De methodiek lerend netwerk werd in het lokaal netwerk gebruikt op niveau van de expertengroepen en de actiegroepen. Een lerend netwerk is tijdelijk en gericht op leren. Binnen het lokaal netwerk moet de lokale netwerkverantwoordelijke constant de temperatuur blijven meten in haar regio, relevante thema’s bovenhalen of minder actuele zaken loslaten. Dit vraagt een zekere planmatigheid: vanuit thema’s worden prioriteiten vastgelegd in een jaarplanning. In het lokaal netwerk is een zekere nabijheid en gemeenschappelijkheid nodig om tot een goede groepssamenstelling en betrokkenheid te komen. In verschillende netwerken kan de context verschillen. Experten en actiegroepleden die deelnemen aan het lokaal netwerk doen dit vrijwillig. Zij geven zelf aan in hoeverre zij zich kunnen engageren en wat hun mogelijkheden zijn. Meestal voelen zij zelf een urgentie of hebben zij kennis die ze willen binnenbrengen in de groepen, omdat ze vaststellen dat die te weinig verspreid is. Het biedt een kans om zelf mee te veranderen waar men al lang mee worstelt. 21 EEN OVERKOEPELENDE REFLECTIE HET PROJECT BEKEKEN DOOR DE OGEN VAN DE PROJECTCOÖRDINATOREN SJH EN SAW DE OPBOUW EN UITVOERING VAN HET PROJECT CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP ZIJN IN DE VORIGE ARTIKELS BESCHREVEN. DE LOKALE NETWERKVERANTWOORDELIJKEN LEIDDEN HET PROJECT IN ANTWERPEN EN BRUSSEL IN GOEDE BANEN. DE INFOPUNTVERANTWOORDELIJKE COÖRDINEERDE DE ONTWIKKELING EN UITVOERING VAN HET OVERKOEPELENDE INFOPUNT. OM IN EEN RELATIEF KORT TIJDSBESTEK RESULTATEN TE KUNNEN BEWERKSTELLIGEN, WAS HIERNAAST EEN TAAK WEG GELEGD VOOR DE OVERKOEPELENDE PROJECTCOÖRDINATIE. STEUNPUNT JEUGDHULP (SJH) NAM DEZE TAAK SAMEN MET HET STEUNPUNT ALGEMEEN WELZIJNSWERK (SAW) OP ZICH. ACHTERGROND De bestaande initiatieven op het vlak van cultuurgevoelige hulpverlening zijn vaak beperkt tot de eigen sector of voorziening en zijn bovendien niet structureel verzekerd. Via een Brussels pilootproject van Integrale Jeugdhulp (IJH) werd daarom in de periode 2009-2010 het concept cultuurgevoelige jeugdhulp ontwikkeld. Het project cultuurgevoelige jeugdhulp zoals in dit dossier is beschreven, werd aangebracht door IJH in het kader van middelen voorzien door het Europees Integratie Fonds. SAW en SJH schreven in op de projectoproep en zochten twee lokale partners, CAW Antwerpen en Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad. In de regio’s Antwerpen en Brussel is het expertisenetwerk op basis van de bevindingen uit het Brusselse pilootproject verder ontwikkeld en getest zodat deze ervaringen vertaald kunnen worden naar andere regio’s. In wat volgt vatten we samen welke stappen er zijn gezet gezien door de bril van de projectcoördinatoren. 22 HET CONCEPT UIT HET PILOOTPROJECT IS AANGEPAST EN VERFIJND VERKENNENDE GESPREKKEN Omdat het pilootproject drie jaar vóór de start van het vervolgtraject was afgesloten en het nieuwe project de overdraagbaarheid naar andere regio’s als doel had, werd er eerst een behoefte- en omgevingsanalyse gemaakt. We verkenden de lokale en bovenlokale krachten en knelpunten en kregen hiermee een zicht op wie welke engagementen op kon nemen. De projectcoördinator contacteerde hiervoor een reeks uiteenlopende organisaties en voorzieningen. Zo vonden er gesprekken plaats met afgevaardigden van overheidsinstellingen (zoals het Departement Volksgezondheid en Gezin, het Agentschap Binnenlands Bestuur, VAPH, Provincie Antwerpen,…), integratiecentra (Prisma, Odice, De8), ondersteunende instellingen en organisaties (zoals het Netwerk Cultuursensitieve Zorg, Kruispunt Migratie Integratie, Foyer Vzw, Netwerk tegen Armoede, Steunpunt Expertisenetwerken), lokale hulpverleningsorganisaties (zoals het JAC Antwerpen, CLB Brussel) en onderwijsinstellingen (zoals de Universiteit Gent, Brussel en het Vlaams Instituut voor Vorming en Opleiding). Met de diversiteit aan organisaties waarmee het gesprek werd aangegaan, kwamen verschillende belangen en hiermee samenhangende uitdagingen voor het project boven water drijven. Denk hierbij aan het begrijpen van de (onder druk staande) integratiesector, het zoeken naar afstemming en evenwicht tussen de verwachtingen van de opdrachtgever van het project en de plaatselijke initiatieven, … ONTWIKKELING EN TESTING EXPERTISENETWERK: EEN PROCES VAN CONSTANTE ONTWIKKELING EN REFLECTIE Op basis van de analyse van de kennismakingsgesprekken kon de vervolgde stap worden gezet naar de ontwikkeling en testing van het expertisenetwerk. Dit is gedurende de projectperiode van 2013 een proces van constante ontwikkeling en reflectie geweest. Vragen rond de afbakening van gehanteerde definiëringen en uitgangspunten (o.a. Wat is cultuurgevoelige jeugdhulp? Wat verstaan wij onder een expertisenetwerk? Wat is de missie en visie van het project?) stonden hierbij centraal. Daarnaast diende de afbakening van het project te worden bepaald; wat valt er wel/niet onder het project cultuurgevoelige jeugdhulp? Tenslotte stonden we stil bij de inhoudelijke en praktische invulling van de expertengroepen, de actiegroepen en het infopunt. Het concept uit het Brusselse pilootproject is hiermee verder verfijnd en aangepast aan de behoeftes uit de regio Brussel en Antwerpen. Zo ontstond de opzet van een expertisenetwerk bestaande uit lokale expertengroepen, lokale actiegroepen en een bovenlokaal infopunt met een informatiefunctie en een helpdeskfunctie. De signalen uit de kennismakingsgesprekken vormden het startpunt voor de experten- en actiegroepen. PROJECTOPVOLGING, PROCESBESCHRIJVING EN EVALUATIE Bovenstaande aspecten kwamen tijdens de wekelijkse teamoverleggen van de lokale netwerkverantwoordelijken, de infopuntverantwoordelijke en de projectcoördinator ter sprake. Er diende, gelet op de (beperkte) projectperiode, een balans gezocht te worden tussen de praktische aspecten die besproken moesten worden en de meer theoretische zoektocht binnen het team. Om de praktische ontwikkeling niet te laten stagneren, werden er naast deze wekelijkse team overleggen een drietal brainstormdagen georganiseerd. Het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp werd door de projectcoördinatoren aan de hand van een procesevaluatie opgevolgd om de precieze werking van het causale proces te weten te komen en waar nodig bij te sturen. Om dit mogelijk te maken was het noodzakelijk om de manier van werken en de stappen die gezet werden, nauwkeurig bij te houden en te beschrijven. We maakten na een jaar de eerste balans op aan de hand van een tussentijdse procesbeschrijving. Daarnaast werden de tussentijdse evaluaties (van de kennismakingsgesprekken en de eerste experten- en actiegroepen) die de projectcoördinatoren samen met de lokale netwerkverantwoordelijken en de infopuntverantwoordelijke opmaakten, geanalyseerd. Ter afsluiting van het project werd een overkoepelende procesbeschrijving en evaluatie opgesteld. Dit vormde de basis voor het draaiboek, de conceptnota en de eindaanbevelingen. DE OVERDRAAGBAARHEID NAAR ANDERE REGIO’S IS ONDERZOCHT Zoals uit het artikel ‘Antwerpen en Brussel verbroederd in het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp’ volgt, is er tijdens de gehele projectperiode lokale en bovenlokale expertise uitgewisseld en gedeeld tussen de twee lokale netwerken. Er kon een overkoepelende analyse worden gemaakt omdat zowel in de regio Brussel als Antwerpen hetzelfde traject is gevolgd van kennismakingsgesprekken, expertengroepen en actiegroepen. Op basis van de overkoepelende analyse is een conceptnota en een draaiboek opgesteld die zijn gepresenteerd tijdens de Netwerkdag Cultuurgevoelige Jeugdhulp op 19 juni 2014. De twee nota’s richten zich op de overdraagbaarheid van het concept naar andere regio’s. In de conceptnota wordt het expertisenetwerk omschreven met onderliggende visies, succesfactoren en valkuilen. Het draaiboek is een praktische leidraad om een lokaal netwerk over het thema ‘cultuurgevoelige jeugdhulp’ op te starten. De geïnteresseerde wordt in dit draaiboek door de voorbereiding, uitbouw en bestendiging van het lokale netwerk gegidst met zijn verschillende onderdelen en functies. BESLUIT Op basis van de ervaringen van de afgelopen 1,5 jaar met netwerkontwikkeling en expertisedeling formuleren we momenteel beleidsaanbevelingen om het ontwikkelde netwerkconcept te continueren in heel Vlaanderen en Brussel. Deze aanbevelingen zijn binnenkort terug te vinden op www.steunpuntjeugdhulp.be. Ter afsluiting merken we op dat een expertisenetwerk niet alleen voor een thema als cultuurgevoelige jeugdhulp, maar ook voor andere thema’s zijn vruchten kan afwerpen. Ben je geïnteresseerd of op zoek naar meer informatie, ga eens naar www.cultuurgevoeligejeugdhulp.be of lees de conceptnot en het draaiboek van het project, terug te vinden op www.steunpuntjeugdhulp.be. 23 24 Met de steun van de
© Copyright 2024 ExpyDoc