Dossier - BWR Brusselse Welzijns

Dossier
Project
Cultuurgevoelige
Jeugdhulp
Een blik op het Brusselse netwerk
Antwerpen en Brussel werken samen
Een ‘lerend netwerk’
Good practises uitgewisseld
Een innoverend en inspirerend project
nr 206
Juli-september 2014
CULTUURGEVOELIGE
JEUGDHULP
hulp bij hulpverlening aan jonge derdelanders
INHOUDSTAFEL
PROJECT CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP 2
HET INFOPUNT EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP
4
EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP:
INZOOMEN OP BRUSSELS NETWERK8
ANTWERPEN EN BRUSSEL VERBROEDERD IN HET PROJECT
CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP14
NETWERKDAG CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP17
EEN OVERKOEPELENDE REFLECTIE22
DE FOTO’S IN DIT DOSSIER WERDEN GENOMEN TIJDENS
DE VERSCHILLENDE ONTMOETINGSTRAJECTEN EN DE NETWERKDAG.
PROJECT CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP
IN EEN NOTENDOP…
AANLEIDING VOOR HET PROJECT
Uit wetenschappelijke studies én uit
de praktijk blijkt dat minderjarigen
met een migratieachtergrond en hun
gezin moeilijk aansluiting vinden bij
de jeugdhulpverlening. De toegang
tot de jeugdhulp is voor deze minderjarigen en hun gezin niet evident.
Verschillende factoren hebben invloed
op de toegankelijkheid. Factoren die
eigen zijn aan de doelgroep zoals
taal- en cultuurverschillen, religie,
migratiegeschiedenis,
verblijfsstatuut,… maar ook factoren in het land
van aankomst: racisme, discriminatie,
drempels in de hulp- en dienstverlening, drempels in de effectuering van
basisrechten, enz.
De bestaande initiatieven op het vlak
van ‘cultuurgevoelig hulpverlenen’
zijn vaak beperkt tot de eigen sector
of voorziening en zijn bovendien niet
altijd structureel verzekerd. Via een
Brussels pilootproject werd daarom
in de periode 2009-2010 een concept
Cultuurgevoelige Jeugdhulp ontwikkeld. Via een dialooggroep en een
ontmoetingsdag werd getracht doelgroep en hulpverleningsaanbod dichter bij elkaar te brengen. Daarnaast
werden er ook pistes verkend in het
opzetten van een ‘helpdesk’ ter ondersteuning van professionals in hun
werken met minderjarigen met een
migratieachtergrond en hun gezin.
In januari 2013 kwam er een vervolg
op dit pilootproject. Met subsidies
vanuit het Europees Integratiefonds
en Integrale Jeugdhulp, werd een
team van vier medewerkers aange-
2
steld. De promotoren van het project werden Steunpunt Jeugdhulp
en Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Het lokale gedeelte van het
project wordt in Brussel en Antwerpen uitgevoerd door twee partners: de Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad en CAW Antwerpen.
DOELSTELLING VAN HET PROJECT
Het project beoogt om in Antwerpen en Brussel een ‘Expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp’ te ontwikkelen en uit te testen, op
basis van de bevindingen in het Brusselse pilootproject. Na de testing
wordt een draaiboek samengesteld en wordt zowel lokaal, bovenlokaal als in andere regio’s naar verankering gezocht.
De uiteindelijke bedoeling van het expertisenetwerk is de toegang tot
de jeugdhulpverlening voor minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin te vergemakkelijken.
WAT IS EEN EXPERTISENETWERK?
Een expertisenetwerk is een netwerk
waarin professionals (zowel experten
m.b.t. een thema als professionals die
over dit thema willen bijleren) kennis
opbouwen en wederzijds van elkaar
kunnen leren. Een expertisenetwerk
bestaat uit een infopunt en lokale
netwerken.
INFOPUNT
In het Expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp bestaat het infopunt uit de website www.cultuurgevoeligejeugdhulp.be, de helpdesk
(vragenformulier) en de informatiefunctie binnen de lokale netwerken.
LOKALE NETWERKEN
De lokale netwerken situeren zich
in het Antwerpse en Brusselse werkveld, die hulp bieden aan minderjarigen en hun gezin. Deze bestaan uit
groepen van mensen met een soortgelijke functie over verschillende
settings heen (bv. coördinatoren en
directies uit verschillende organisaties) of uit mensen met verschillende functies die geïnteresseerd
zijn in het thema cultuurgevoelige
jeugdhulp (hulpverleners, coördinatoren, stafmedewerkers, … uit verschillende organisaties die werken
met minderjarigen met een migratieachtergrond).
De focus ligt op de opbouw van kennis door middel van ervaringsuitwisseling, onderlinge advisering en het
opzetten van acties.
WAAROM DIT DOSSIER?
Naar aanleiding van het einde van
deze projectperiode wil de BWR het
project Cultuurgevoelige Jeugdhulp
graag in de spotlights zetten. In dit
dossier kan je lezen hoe het project
Cultuurgevoelige Jeugdhulp ontstaan
is, wat het infopunt inhoudt, wat
het project betekent heeft voor de
Brusselse jeugdhulp, hoe de samenwerking tussen het Brusselse en Antwerpse lokaal netwerk verliep en hoe
de evaluatie van dit hele proces eruit
ziet. Bovendien kan je ook een verslag
van de Netwerkdag Cultuurgevoelige
Jeugdhulp op 19 juni in dit dossier terugvinden.
Veel leesplezier!
3
HET INFOPUNT EXPERTISENETWERK
CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP
IN DIT ARTIKEL ZOOMEN WE IN OP HET
PROCES DAT WE HEBBEN DOORLOPEN
BIJ DE ONTWIKKELING VAN HET INFOPUNT
EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE
JEUGDHULP. WAT HOUDT HET INFOPUNT
PRECIES IN EN WELKE PLAATS NEEMT DIT
IN IN HET EXPERTISENETWERK? VERVOLGENS GAAN WE IN OP DE VERSCHILLENDE
STAPPEN DIE ZIJN GEZET IN DE ONTWIKKELING. DE EVALUATIE VAN HET DOORLOPEN PROCES RESULTEERDE IN EEN AANTAL KNELPUNTEN EN SUCCESFACTOREN
WAARMEE WE DIT ARTIKEL AFSLUITEN.
4
WAT IS HET INFOPUNT?
Het infopunt van het Expertisenetwerk Cultuurgevoelige jeugdhulp biedt
kwalitatieve antwoorden op vragen en noden van professionals over het
thema cultuurgevoelige hulpverlening aan jongeren en gezinnen met een
migratieachtergrond. Het is een toegankelijk medium voor hulpverleners
die op zoek zijn naar informatie m.b.t. cultuurgevoelige jeugdhulp en zo
het expertisenetwerk leren kennen. Dit gebeurt door relevante informatie
te verzamelen, te bundelen en te verspreiden. Hiervoor gaat het infopunt
zowel binnen als buiten het expertisenetwerk samenwerkingen aan. Het
infopunt beschikt over drie functies waarmee de informatie geraadpleegd
kan worden: een informatiefunctie, een adviesfunctie en een consultfunctie (helpdeskfunctie).
Doelstellingen van het infopunt:
• Informatie verzamelen en op een kwalitatieve manier ontsluiten;
• Advies geven aan hulpverleners o.v.v. oriëntatie in de sociale kaart, het
aanbod aan dienstverlening, methodieken en specifieke kennis m.b.t.
cultuurgevoelige jeugdhulp;
• Aanbieden van case consult.
De informatiefunctie is erop gericht om de verzamelde informatie op een kwalitatieve manier
te ontsluiten. De ontsluiting van de informatie
gebeurt enerzijds via de website, anderzijds via
vertegenwoordiging.
Het infopunt verleent advies aan hulpverleners, dit
houdt in: oriëntatie in de sociale kaart, het aanbod
aan dienstverlening, methodieken en specifieke
kennis m.b.t. cultuurgevoelige jeugdhulp. De adviesvragen kunnen via een online vragenformulier
worden gesteld. De antwoorden worden via mail
aan de aanvrager terugbezorgd, en waar mogelijk
vertaald in de FAQ pagina.
Een aanvraag voor consult verloopt eveneens via
het online vragenformulier. Met een aantal organisaties heeft het expertisenetwerk concrete samenwerkingsafspraken waarin de specifieke modaliteiten voor het verkrijgen van case consult werden
vastgelegd. Het online vragenformulier is eenvoudig in te vullen en helpt de vraagsteller zijn vraag
zo scherp mogelijk te krijgen. Dit formulier werd
mee opgesteld door de partnerorganisaties teneinde gerichte doorverwijzing mogelijk te maken.
Het infopunt werkt samen met een aantal vaste
partners om specifieke case- en begeleidingsvragen te beantwoorden, hierover straks meer.
WELKE STAPPEN HEBBEN WE GEZET?
ONTWIKKELING WEBSITE
WWW.CULTUURGEVOELIGEJEUGDHULP.BE
De website bestaat uit de volgende onderdelen:
een databank, vorming, helpdesk, FAQ en nieuwsberichten. We kwamen tot deze indeling na een
uitgebreide voorbereiding door de infopuntverantwoordelijke. De inhoudelijke voorbereiding bestond uit onderzoek naar cultuursensitiviteit (via
bibliotheken, projecten, fora, artikels, databanken, …), handvaten en mogelijkheden in het omgaan met etnisch culturele minderheden, online
netwerken, websitebouw, etc.
lappingen te hebben met onze doelstellingen. Uit
ons onderzoek bleek dat er wel voldoende intervisie en adviesverlening op het vlak van cultuurgevoeligheid wordt aangeboden, maar dat dit aanbod vooral gericht is op de insteek van de eigen
sector. Om samenwerking en kennisdeling tussen
verschillende sectoren te stimuleren, zijn we daarom overgegaan tot de ontwikkeling van de website
waarbij samenwerking met bestaande initiatieven
het uitgangspunt werd.
ONTWIKKELING ADVIES- EN CONSULTFUNCTIE
Via de website kon beroep worden gedaan op een
helpdesk voor consult en advies. In de eerste testfase is op zoek gegaan naar testteams. Doelstelling
van deze testing was het uittesten van de website:
het opzoeken van informatie rond het thema cultuurgevoelige jeugdhulp en het stellen van vragen
rond een aantal actuele casussen, achtergrondinformatie, vorming en intervisie via het online vragenformulier.
In Brussel verliep het vinden van testteams vrij
makkelijk. In Antwerpen moest op verschillende manieren gezocht worden naar organisaties
die wilden meewerken aan de testing. De testing
startte hierdoor later op dan gepland. Ook tijdens
de testperiode bleek het belangrijk om het proces
in de gaten te houden. Hoewel de geëngageerde
teams enthousiast waren om het vragenformulier
uit te proberen en de website te bezoeken, bleven
de vragen in eerste instantie uit, net als de zoekopdrachten op de website. Om dit te verhelpen werd
opnieuw contact opgenomen met de testteams om
hen aan dit engagement te herinneren. Oorzaken
voor deze vertraging lagen bij ziekte, uitval en/of
drukte.
AANGAAN PARTNERSCHAPPEN
Uit het voorbereidend onderzoek bleek dat er een
aantal organisaties zijn die zich richten op de organisatie en ontwikkeling van vorming, intervisie,
gespecialiseerde infobundels, uitwisselingen en
case consult. Het expertisenetwerk wilde zo veel
Daarnaast werden er gesprekken gevoerd met ervaringsdeskundigen als het SAW, SEN, SJH, De8,
Vivo en Pigmentzorg. De infopuntverantwoordelijke volgde ook de experten- en actiegroepen op,
om een goed zicht te krijgen en te behouden op
de lokale expertise, relevante thematieken en behoeften om de website hier zo goed mogelijk op
aan te laten sluiten.
Tenslotte werd er een inventarisering van het bestaande aanbod gemaakt om het aanbod en de
hiaten op het vlak van cultuurgevoelig werken in
kaart te brengen. We stonden voor de vraag of we
het bestaande aanbod zouden uitbreiden en/of te
versterken, of iets nieuws te creëren. Websites
van o.a. Pigmentzorg, de OTA’s en het Steunpunt
Cultuursensitieve Zorg bleken gedeeltelijke over-
5
mogelijk een beroep doen op reeds bestaande
kennis en krachten. Door partnerschappen aan te
gaan, zijn deze krachten gebundeld. De partners
namen deel aan de testing van de website om de
advies- en consultvragen te beantwoorden.
WAAR STAAN WE NU? EEN EVALUATIE
Wat betreft de evaluatie van de helpdesk komt
naar voren dat de vragen die werden gesteld,
uiteen vielen in twee soorten vragen: (1) vragen
m.b.t. de sociale kaart en (2) vragen m.b.t. cases. Alle vragen konden via de aangegane partnerschappen en de lokale netwerkverantwoordelijken
worden beantwoord. Gemiddeld duurde het één
werkdag voor een vraag werd beantwoord, wat als
zeer goed werd ervaren.
Hulpverleners gaven aan dat de consultfunctie
makkelijk is in gebruik omdat ze er met alle vragen
terecht kunnen. Het vraagt echter wel een andere
manier van werken, een reflex om van de mogelijkheid gebruik te maken.
Uit de evaluatie van de website in zijn geheel bleek
echter dat de gebruikers de website niet geschikt
vonden om informatie op te zoeken, de testers
bleken hun weg niet goed te kunnen vinden op de
website. Opmerkelijk was dat de feedback na aanpassingen op basis van drie testing rondes hetzelfde bleef. Op basis hiervan concludeerden we dat
de er onvoldoende tegemoet gekomen kon worden
aan de verwachtingen van de bezoekers omdat de
profielen waaraan het ontwerp en de opzet van de
site tegemoet moesten komen, zeer ruim bleken.
De bezoekers hadden zeer uiteenlopende verwachtingen. De websitebouwer wees ons erop dat verdere aanpassingen tot een ‘loop’ zou gaan leiden
en raadde dit daarom af. De basisstructuur dient
heropgebouwd te worden waarbij bekeken dient
te worden welke meerwaarde voor wie gecreëerd
kan worden.
TER AFSLUITING: SUCCESFACTOREN VOOR HET OPZETTEN VAN EEN INFOPUNT
Hoewel verder onderzoek en doorontwikkeling van het infopunt noodzakelijk zijn, komen we op basis van de evaluatie van het project tot een volgend overzicht van succesfactoren:
KWALITEIT
• De website moet toegankelijk en gebruiksvriendelijk zijn, rekening houdend met de verschillende manieren waarop professionals leren.
• De helpdesk (meer bepaald het geleverde advies) moet onderbouwd zijn met de expertise
aanwezig binnen het netwerk.
• Samenwerking is essentieel voor kwaliteitsvolle en bruikbare informatie en adviezen. Hiervoor zijn er al dan niet structurele partnerschappen nodig op verschillende niveaus binnen
het infopunt.
• Expertise van de helpdeskverantwoordelijke dient zowel op vlak van het thema als op vlak
van vraagverheldering sterk te zijn.
LOKALE INBEDDING
• Binding met het lokale netwerk is cruciaal om een actueel zicht te hebben op bestaande
projecten, initiatieven en sleutelfiguren.
• Informatie die vertaald is naar de lokale context, maakt deze relevant voor professionals.
OPVOLGING
• Soepelheid van het registratie- en opvolgsysteem moet ervoor zorgen dat alle vragen beantwoord worden en aangeven welke tendensen er in de vragen zitten.
• Doorlooptijd moet beperkt zijn en afhankelijk zijn van de dringendheid van de vraag.
KADERING
• De helpdesk moet de focus op cultuurgevoeligheid bewaren, dit om te vermijden dat er vragen binnenkomen over jeugdhulp waarbij cultuur niet relevant is.
6
7
EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE
INZOOMEN OP BRUSSELS NETWERK.
Door Anneleen Allart,
lokale netwerkverantwoordelijke Brussel, BWR
HET EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP BESTAAT ONDER
ANDERE UIT EEN ANTWERPS EN BRUSSELS LOKAAL NETWERK EN EEN INFOPUNT, ZOALS EERDER AL AANGEGEVEN. IN DIT ONDERDEEL WORDT ER DIEPER
INGEGAAN OP HET BRUSSELS LOKAAL NETWERK DAT IS UITGEBOUWD EN GEFACILITEERD DOOR DE BWR.
PIJLERS
Zowel bij de uitbouw van het lokaal netwerk in Antwerpen als in Brussel, werden een aantal pijlers vooropgesteld.
Deze vormen samen de basis van het netwerk en komen terug in de ontwikkeling van elk afzonderlijk onderdeel in
het hele expertisenetwerk:
Bottom-up werken: in het netwerk vertrekt men steeds vanuit de signalen aangegeven door professionals met expertise
op het kruispunt jeugdhulp en minderjarigen met een migratieachtergrond en hun
gezin. De professionals zoeken samen naar
antwoorden op deze signalen.
Kwaliteiten versterkend: in het netwerk
worden de kwaliteiten m.b.t. cultuurgevoelige jeugdhulp op micro-, meso- en
macroniveau gezocht en versterkt door
verbindend te werken.
Diversiteit: een lokaal netwerk dat de
aandacht voor diversiteit wil vergroten,
ademt ook diversiteit uit. Deze diversiteit
kenmerkt zich door te kiezen voor verscheidenheid in: visies op cultuurgevoelig
werken, expertise, ervaring, achtergronden, functies, sectoren en leermethodes.
Duurzaamheid: het netwerk vertrekt vanuit de behoeftes die
professionals uit de jeugdhulpverlening hebben en vanuit het bestaande aanbod ‘cultuurgevoelig
hulpverlenen’. Het netwerk zoekt
een match die zowel voor de huidige als de toekomstige professional
een mogelijke oplossing biedt.
Flexibiliteit: de signalen en de
aanwezigheid van expertise op het
veld staan centraal in het lokaal
netwerk. Daarom wordt er gekozen voor een flexibele structuur
die kan inspelen op de signalen die
actueel en lokaal prioritair zijn,
zodat cultuurgevoelig hulpverlenen doorheen de jeugdhulpverlening een plaats krijgt.
Wanneer één van deze pijlers zou genegeerd worden, kan er niet langer gesproken worden van een ‘lokaal netwerk’
zoals hier beschreven.
8
JEUGDHULP:
VOORBEREIDINGSFASE
Bij de uitbouw van het lokaal netwerk, werd gestart met een verkenning van de ‘lokale sociale kaart’. Er
werd gezocht naar lokale organisaties
die expertise hebben op het kruispunt
jeugdhulp en minderjarigen met een
migratieachtergrond en hun gezin, en
organisaties die expertise hebben op
‘cultuurgevoelig hulpverlenen’, breder dan de jeugdhulp. Deze organisaties komen uit verschillende sectoren,
maar hebben allemaal contact met
dezelfde doelgroep. Het intersectorale aspect van het lokaal netwerk is
een zeer grote meerwaarde: er werden organisaties gecontacteerd uit
integrale jeugdhulp, integratiesector,
jeugd(welzijns)werk,
zelforganisaties, onderwijs, inburgering, …
Eens er een zicht was op de aanwezige lokale Brusselse expertise over cultuurgevoelige jeugdhulp, werden verkennende gesprekken vastgelegd. In
deze gesprekken werd afgetoetst welke expertise de organisaties precies
hebben, hoe hun werking eruit ziet,
welke knelpunten en krachten zij zien
op vlak van cultuurgevoelig werken en
welke plaats ze graag in het netwerk
wilden innemen (expertengroep, actiegroepen of acties).
EXPERTENGROEP
Eens de eerste verkennende gesprekken zijn doorgegaan, werd
de expertengroep samengesteld. De leden van de Brusselse expertengroep waren: BWR, Foyer, Steunpunt Cultuursensitieve
Zorg CGG Brussel, CLB vgc, bon, OTA, Minor Ndako, Solentra,
BuSO Zaveldal, vzw Jes, Link Brussel/Camelia, Internationaal
Comité, Huis der Gezinnen, Kind en Gezin, Federatie van Marokkaanse Verenigingen (FMV), Klein Kasteeltje, CAW Brussel,
intercultureel bemiddelaars van CLB go, De Lork, Provinciaal
Integratiecentrum Vlaams-Brabant (PRIC), D’Broej en CKG
Sloebernest.
De expertengroep heeft verschillende doelstellingen. De belangrijkste is het formuleren van acties op bestaande Brusselse
knelpunten over ‘cultuurgevoelige jeugdhulp’: wat zijn noden
van hulpverleners in het werken met minderjarigen met een
migratieachtergrond en hun gezin? Wat zijn noden van de doelgroep zelf? Op basis van die knelpunten werden aanzetten gegeven voor mogelijke acties, die concreet werden uitgewerkt
in de actiegroepen. Daarnaast heeft de expertengroep nog als
doel om een uitwisselingsplatform te zijn voor de leden: uitwisseling van expertise en good practices, en uitbreiding van
het persoonlijk netwerk staan daarin voorop.
9
ACTIEGROEPEN EN ACTIES
Op de eerste Brusselse expertengroep werden een aantal
aanzetten gegeven om tot actie over te gaan. Hieruit ontstonden actiegroepen rond
4 onderwerpen: het aanbod
aan hulpverlening bekend
maken bij doelgroep, communicatie met de doelgroep,
Brusselse hulpverleners leren
elkaars aanbod kennen en
cultuurgevoeligheid in sociale opleidingen. Iedereen uit
de expertengroep en uit het
tot dan toe opgebouwde netwerk werd uitgenodigd om in
één of meerdere actiegroepen samen na te denken en
een concrete actie op poten
te zetten.
Een overzicht van de acties die in de actiegroepen werden uitgewerkt:
• CLB maakt zijn aanbod bekend via bestaande moeder en/of vadergroepen, verenigingen, organisaties die dicht bij de doelgroep van
kwetsbare gezinnen met een migratieachtergrond staan.
• Uitwisselingsmoment Brusselse intercultureel bemiddelaars en
professionals met een gelijkaardige functie (gezinsondersteuners
K&G,…), onder begeleiding van Khadija Aznag (PRIC).
• Uitwisselingstafels ‘Interculturele communicatie in de hulpverlening’: jeugdhulpverleners leren bij over visualisatiemethodieken,
interculturele bemiddeling en interculturele papieren en digitale
communicatie.
• Ontmoetingstraject Jeugdhulp Brussel: Nederlandstalige Brusselse
jeugdhulpverleners leren elkaar én de Franstalige jeugdhulp beter
kennen.
• Lunchgesprek en projectvoorstel ‘Invloed van de grootstedelijke,
multiculturele Brusselse context op de curricula van sociale opleidingen’ (deze actie werd georganiseerd door de BWR, gezien dit niet
binnen het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp kon worden opgenomen).
EXTERNE PARTNERS
EXPERTGROEP
ACTIEGROEP
ACTIES
HULPVERLENER
LOKAAL NETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP
10
BEVINDINGEN IN BRUSSEL
In het gehele expertisenetwerk staat
uitwisseling van kennis, expertise en
good practices centraal. Uit de experten-, actiegroepen en acties kwam
door deze werkwijze heel wat informatie naar boven over het Brusselse
hulpverleningslandschap en de drempels waar hulpverleners én cliënten
met een migratieachtergrond tegenaan botsen.
SAMENWERKING FRANSTALIGE JEUGDHULP
Eén van de belangrijkste knelpunten
in het Brusselse hulpverleningslandschap is het niet samengaan van het
Nederlandstalige met het Franstalige
aanbod (en omgekeerd). Dit komt tot
uiting op verschillende niveaus: op
niveau van de cliënt, op niveau van
de organisatie en op niveau van het
beleid. Voor de Brusselse cliënt is het
niet-samenwerken van het Nederlandstalig en het Franstalig aanbod
echt een probleem. Wanneer de cliënt
overschakelt naar het anderstalige
circuit, worden dossiers niet overgeheveld en verdwijnt heel wat noodzakelijke informatie uit het tot dan
toe afgelegde hulpverleningstraject.
Dit heeft soms rampzalige gevolgen
die zouden kunnen vermeden worden.
Op niveau van de organisaties gaat
het dan eerder over samenwerken en
doorverwijzen. De wil is er bij veel
professionals om over het muurtje te
kijken, maar dit komt vaak niet van
de grond. Dit komt mede omdat het
Franstalig aanbod een nog zeer onbekend kluwen is, waardoor de drempel
om contact op te nemen met Franstalige welzijnsorganisaties zeer hoog
ligt.
ZELFORGANISATIES ONBEKEND MAAR NIET
ONBEMIND
In de acties merkten we dat weinig
Brusselse jeugdhulporganisaties het
bestaan van zelforganisaties kennen. Dit zijn lokale sociaal-culturele
verenigingen van mensen met een
migratieachtergrond. Nochtans kunnen zij als belangrijke spelers in het
welzijnsveld aanzien worden. Heel
wat zelforganisaties doen aan informele sociale hulp- en dienstverlening,
als antwoord op een nood vanuit de
doelgroepen die zij op een zeer laagdrempelige manier bereiken. Sommige medewerkers van zelforganisaties
zijn echte brugfiguren en begeleiden cliënten vrijwillig naar de gepaste
hulp- of dienstverlening. Anderen organiseren dan weer huiswerkklasjes of moedergroepen die werken aan opvoedingsondersteuning. Hun
aanbod is steeds gebaseerd op wat leeft bij hun ‘achterban’. Als je als
professionele welzijnsorganisatie, uit welke sector dan ook, wil gaan
samenwerken met een zelforganisatie (bijvoorbeeld om een bepaalde
doelgroep beter te bereiken of te betrekken), houd je er best rekening
mee dat zij graag een gelijkwaardige samenwerking aangaan: een winwin situatie voor beide partners. Volgens het Minderhedenforum wordt
er te snel van uitgegaan dat elke vereniging expert is in alle mogelijke
thema’s die etnisch-culturele minderheden aanbelangen. Niet alles wat
gevraagd wordt, heeft voor hen een meerwaarde. Zelforganisaties moeten vaak tijd steken in vragen die niet altijd interessant of relevant zijn
voor hun achterban. Ze hebben hun eigen missie, opdracht en focus (zie
ook www.minderhedenforum.be). Het is aan te raden dit op voorhand
goed met elkaar af te stemmen.
OUTREACHEND WERKEN
Daarnaast wordt het belang van ‘outreachend werken’ met minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin vaak benadrukt in
het Brussels netwerk. Outreachend werken bestaat al zeer lang maar
wordt nu door meer en meer organisaties van onder het stof gehaald
(Dewaele, 2009). Het is een werkwijze die uitgaat van een actieve benadering en gericht is op het bevorderen van welzijn. De werker vertrekt vanuit de participatieve basishouding en richt zich op kwetsbare
doelgroepen die niet of ontoereikend bereikt worden door het huidige
dienst-, hulp- en zorgverleningsaanbod. Hij doet dit door zich te begeven in hun leefwereld met erkenning van de daar geldende waarden en
normen. Er wordt gestreefd naar een wederzijdse afstemming tussen
de doelgroep, hun netwerk, het maatschappelijk aanbod en de ruimere
samenleving (De Maeyer, Dewaele, Beelen, 2012). Er zijn al een aantal
good practices lopende: zoals bijvoorbeeld een dienst die individuele
begeleiding voorziet, langskomt op de school van de jongere, om daar in
11
een vertrouwde omgeving, een eerste
gesprek te doen. Er zijn ook organisaties waarin de hulpverleners volledig
achter de methodiek van outreachend
werken staan, maar die dit binnen hun
huidige organisatiegrenzen (nog) niet
kunnen waarmaken. Nochtans is deze
werkvorm één van dé manieren om
de toegankelijkheid van het hulpverleningsaanbod voor kwetsbare doelgroepen te verbeteren. Bovendien
beweeg je je als hulpverlener in de
leefwereld van je cliënt en kan je zijn
context beter plaatsen, wat een boost
geeft aan je vertrouwensrelatie.
Hulpverleners of organisaties die
graag outreachend willen werken,
kunnen voor ondersteuning terecht
bij Reach Out! van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk. Zij begeleiden
intervisies binnen een team of met
verschillende mensen uit verschillende organisaties. Deze intervisies zijn
toegankelijk voor alle sectoren en organisaties.
NOOD AAN INTERVISIE EN CASUSOVERLEG
In de Brusselse expertengroep werd
aangegeven dat hulpverleners die
werken met minderjarigen met een
migratieachtergrond nood hebben
aan intervisie en casusoverleg om uit
12
te wisselen en bij te leren over cultuurgevoelig werken. Daarbij kwam
ook meteen de bedenking welke intervisies en casusoverleg er al bestaan
voor Brusselse jeugdhulpverleners en
wat die precies inhouden. Binnenkort
zijn deze terug te vinden op de website www.bwr.be. Voor intervisies over
cultuurgevoelige hulpverlening kunnen professionals terecht bij Solentra
of het Steunpunt Cultuursensitieve
Zorg van CGG Brussel. Naast deze intervisies, bestaan er nog een aantal
casusoverleggen, bedoeld voor hulpverleners uit de integrale jeugdhulp.
BIKA, de Brusselse Intervisie Kinderen
en Adolescenten, is een praktijk- en
casusoverleg om de samenwerking
tussen voorzieningen en sectoren te
bevorderen, aan de hand van het bespreken van casussen. Dit gaat breder
dan het thema ‘cultuurgevoelig werken’. Dit is ook zo voor het cliëntoverleg Integrale Jeugdhulp (IJH) en LiNK.
Het cliëntoverleg IJH is een casusbespreking met een externe voorzitter,
met als doel te komen tot afspraken
in een specifieke casus door directe
samenspraak tussen alle betrokkenen.
Ook de cliënt is hier aanwezig indien
hij of zij dat wil. LiNK bestaat uit twee
onderdelen: projectgroepen en netwerkoverleg. De projectgroepen bieden ondersteuning aan hulpverleners
met betrekking tot een specifieke complexe casus
die ze aanbrengen. Dit kan over cultuurgevoeligheid
gaan maar dat hoeft niet. Er wordt advies gegeven
aan de hulpverlener die een casus brengt. Het netwerkoverleg binnen LiNK is een overleg met de betrokken partners rond één specifieke casus, waarbij
praktische afspraken worden gemaakt met iedereen
die betrokken is op de casus. Engagementen worden
dan afgesproken. Binnen het LiNK netwerkoverleg is
er ook nauwe samenwerking met de projecten PRIT
en Azami.
BEKENDMAKING AANBOD EN INTERCULTURELE COMMUNICATIE
Ook het aanbod voor de doelgroep zelf (kwetsbare
minderjarigen met een migratieachtergrond en hun
gezin) is niet altijd duidelijk en bekend. Het aanbod
aan hulp- en dienstverlening in Brussel is er, maar
deze informatie stroomt nog niet volledig door naar
alle mogelijke gebruikers ervan. Uit de expert- en actiegroepen en de acties uit het Brussels Netwerk werd
duidelijk dat communicatie hierin een grote valkuil
is. Om je externe communicatie en doelgroepwerving
af te stemmen op een multicultureel publiek, kan je
terecht bij Verbal Vision (www.verbalvision.be). Zij
bieden vormingen aan maar hebben ook een aantal
interessante publicaties op hun website beschikbaar.
Het communicatiebeleid van bon (Brussels Onthaal
Nieuwkomers) is hier onder andere op gebaseerd.
Eens een cliënt tot bij een hulp- of dienstverlenende
organisatie raakt, bestaat ook de kans dat er ruis op
de communicatie komt in de hulpverleningsrelatie. Een
aantal good practices die in het Brusselse netwerk aan
bod kwamen, zijn terug te vinden in een eerder dossier
van de BWN rond ‘interculturele communicatie in de
hulpverlening’ (BWN 204).
SUPERDIVERSITEIT! IN PLAATS VAN ‘CULTUURGEVOELIGHEID’
In het Brussels netwerk klonk vaak de verzuchting dat
‘cultuurgevoelig’ hulpverlenen al lang niet meer de lading dekt. ‘Gevoelig zijn’ voor de ‘cultuur’ van je cliënt, is zeer beperkend. De identiteit van cliënten wordt
door zoveel meer bepaald dan enkel de cultuur of de afkomst: Abdel is van Algerijnse origine maar is daarnaast
ook: een man, 17 jaar, moslim, studeert economie,
voetbalt graag, is grotendeels opgegroeid in Schaarbeek, heeft zijn vader verloren op jonge leeftijd, heeft
twee zussen en een vriendin van Belgische origine, … Zo
kunnen we nog wel even doorgaan. Het Brusselse netwerk vraagt dan ook niet langer over ‘cultuurgevoeligheid’ te spreken, maar wel over ‘superdiversiteit’, wat
veel breder gaat dan enkel etnisch-culturele diversiteit.
Referenties
1. Dewaele, C. (2009). Outreachend werken: straathoekwerk wijst de weg. Alert, 35 (2)
2. De Maeyer, J., Dewaele, C., Beelen, S. (2012). Outreachend werken. Praktijkkader in ontwikkeling. Alert, 38 (5), 31-39
3. www.minderhedenforum.be
13
ANTWERPEN EN BRUSSEL VERBROEDERD
IN HET PROJECT
CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP
Door Lies Simons,
lokale netwerkverantwoordelijke Antwerpen, CAW Antwerpen
IN DIT DEEL BESCHRIJVEN WE DE SAMENWERKING TUSSEN DE TWEE LOKALE NETWERKEN
CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP IN BRUSSEL EN ANTWERPEN. WAT ZIJN DE KRACHTEN
VAN DEZE SAMENWERKING? WAT KONDEN ZE VAN ELKAAR LEREN?
DE SAMENWERKING TUSSEN DE LOKALE NETWERKEN IN ANTWERPEN EN BRUSSEL GING
VOORAL OVER:
- HET UITWISSELEN EN DELEN VAN LOKALE EN BOVENLOKALE EXPERTISE
- DE INHOUDELIJKE VOORBEREIDINGEN VAN OVERLEGGEN
- HET BESPREKEN EN VERGELIJKEN VAN EVALUATIES
- HET ORGANISATORISCH UITBOUWEN VAN HET EXPERTISENETWERK
UITWISSELEN EN DELEN VAN LOKALE
EN BOVENLOKALE EXPERTISE
Gedurende de hele projectperiode wordt
er lokale en bovenlokale expertise uitgewisseld en gedeeld tussen de twee lokale
netwerken. Deze expertise spitst zich toe
op cultuurgevoelig werken met minderjarigen met een migratieachtergrond en hun
gezin.
In de beginfase van het project zijn de lokale netwerkverantwoordelijken op zoek
gegaan naar de aanwezige expertise in de
organisaties van verschillende sectoren.
Het project richt zich in eerste instantie
naar professionals in de Integrale Jeugdhulp, maar al snel blijkt dat ook in andere
sectoren heel wat relevante expertise aanwezig is. Deze sectoren zijn o.a. integratie, OCMW, stadsdiensten, … Beide lokale
netwerkverantwoordelijken van Antwerpen en Brussel organiseerden verkennende
gesprekken met deze organisaties, die lokaal en bovenlokaal gesitueerd zijn.
14
Tijdens deze verkennende gesprekken werden de knelpunten
en good practices bevraagd rond cultuurgevoelig werken met
minderjarigen met een migratieachtergrond en hun gezin.
Op deze manier kregen de lokale netwerkverantwoordelijken
een zicht op welke expertise aanwezig is in de verschillende
sectoren. Uiteraard werden deze bevindingen met elkaar gedeeld, waardoor de lokale netwerkverantwoordelijken sneller
en efficiënter een zicht kregen op de aanwezige expertise.
Eens er een zicht was op de aanwezige expertise, werden de
lacunes duidelijk. Het project probeerde hier een antwoord
op te bieden: na overleg tussen de lokale netwerken zijn de
leemtes in de thema’s verwoord en zowel voor Antwerpen
en Brussel waren dit dezelfde thema’s. Voorbeelden hiervan
zijn: toegankelijkheid van diensten voor minderjarigen met
een migratieachtergrond en hun gezin, taal en communicatie,
ondersteuning van professionals, versterken van het sociale
netwerk van minderjarigen met een migratieachtergrond en
hun gezin, …
Door brainstorming over deze thema’s kwamen beide lokale
netwerken tot verbeteracties, zowel op lokaal als bovenlokaal
niveau. Om deze concreet te krijgen, werd er expertise uitgewisseld.
De lokale verbeteracties kregen een verschillende invulling in de twee steden, aangezien de lokale context verschilt op een
aantal domeinen, bijvoorbeeld de aanwezigheid van de Joodse Gemeenschap in Antwerpen, de samenwerking met de Franstalige hulpverlening in Brussel, …
Voor deze lokale verbeteracties werd er
vooral expertise uitgewisseld over bestaande projecten of good practices die reeds
aanwezig zijn in de éne stad, maar nog niet
in de andere. Een voorbeeld hiervan is terug
te vinden in Antwerpen, hier werd er nagedacht om een verbeteractie uit te werken
rond vrijwillige brugfiguren. In Brussel bestond reeds het project Bruggenbouwers en
Powercare. Hierrond is dan ook uitwisseling
geweest tussen de lokale netwerkverantwoordelijken en de betrokken organisaties.
De bovenlokale verbeteracties zijn van
toepassing op lacunes gedetecteerd in Antwerpen én Brussel. De gemeenschappelijke
hiaten gaan over het delen van expertise
en het ondersteunen van professionals. Het
project heeft hiervoor een website ontwikkeld.
Deze website bevat een databank met lokale en bovenlokale expertise over alle levensdomeinen van minderjarigen met een
migratieachtergrond en hun gezin. Er is
een helpdesk uitgetest ter ondersteuning
van professionals. Hier werd op een aantal knelpunten gestoten. Bijvoorbeeld: Hoe
kun je een degelijke vraagverduidelijking
organiseren? Wat met het proces van interculturalisering in een organisatie? Kunnen
professionals van elkaar leren?
Om een antwoord op een aantal van deze
knelpunten te kunnen geven, is de werkgroep ‘collegiaal consult’ opgericht met
experten uit Brussel en Antwerpen. Deze
groep is één keer samengekomen en heeft
een inventarisering opgemaakt van de verschillende vragen die een professional over
dit onderwerp kan stellen. Het was de bedoeling om ook een inventarisering op te
maken over de mogelijke antwoorden en
wie deze antwoorden kan bieden. Mogelijke verderzetting van deze werkgroep wordt
onderzocht.
Andere bovenlokale expertise die gedeeld
wordt op de website, zijn relevante onderzoeken, vormingen en studiedagen over
cultuurgevoelig werken met minderjarigen
met een migratieachtergrond en hun gezin.
15
INHOUDELIJKE VOORBEREIDING VAN OVERLEGGEN
In het expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp werden er regelmatig overleggen georganiseerd door de lokale netwerkverantwoordelijken
(expertengroepen, actiegroepen). Ook hier werd er
samengewerkt. De inhoudelijke voorbereiding werd
telkens afgetoetst of zelfs samen opgemaakt. Er
werd nagedacht over de te gebruiken methodieken
tijdens het overleg en over de eigenlijke inhoud. Het
bood de mogelijkheid om feedback en een frisse blik
te krijgen.
HET BESPREKEN EN VERGELIJKEN VAN EVALUATIES
Gedurende de hele projectperiode werd het expertisenetwerk geëvalueerd. Deze evaluaties gebeurden
zowel door de deelnemers als door de lokale netwerkverantwoordelijken.
De resultaten van de evaluaties in Antwerpen en
Brussel zijn besproken door op zoek te gaan naar
gelijkenissen en verschillen tussen de twee steden.
Opvallend was dat er meer gelijkenissen zijn dan
verschillen in de reacties van deelnemers aan de lokale netwerken.
Voorbeelden van deze gelijkenissen:
De deelnemers gaven aan dat de meerwaarde van
het deelnemen aan het expertisenetwerk o.a. is:
intersectorale kennisdeling en uitwisseling van good
practices, netwerking, nadenken over de visie op
cultuurgevoelig werken. De knelpunten van het expertisenetwerk zijn o.a. door de kennismaking met
andere organisaties, 'ken' je een organisatie nog
niet, door de tijdelijkheid van het project is er onduidelijkheid over het vervolgtraject.
Per stad zijn de resultaten van de evaluaties ook gebruikt om indien nodig bij te sturen.
HET ORGANISATORISCH UITBOUWEN VAN HET
EXPERTISENETWERK
De twee lokale netwerken zijn een onderdeel van
het expertisenetwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp.
Om dit expertisenetwerk organisatorisch uit te
bouwen, hebben de twee lokale netwerkverantwoordelijken samen met het voltallige projectteam
regelmatig in teamvergaderingen en op visiedagen
nagedacht over het organisatorisch aspect van het
expertisenetwerk. Hierdoor zijn de twee lokale netwerken op organisatorisch vlak identiek.
Het is zeer boeiend om te bekijken welke gelijkenissen en verschillen er zijn in de uitbouw van het expertisenetwerk. Een voorbeeld: In Brussel ging reeds
het pilootproject rond cultuurgevoelige jeugdhulp
door, terwijl in Antwerpen het project geen bekendheid had.
Hierdoor zijn er verschillen in de effectieve uitbouw
van de lokale netwerken merkbaar. Een verschil is
dat in Brussel makkelijker professionals te motiveren waren om deel te nemen aan actiegroepen die
concrete verbeteracties organiseerden. In Antwerpen was het moeilijker om professionals te motiveren, vermits het project nog geen naambekendheid had. Naarmate er meer bekendheid kwam en
concrete resultaten werden behaald, was het ook in
Antwerpen makkelijker om professionals te motiveren deel te nemen aan actiegroepen.
BOVENLOKAAL SAMENWERKEN: DOEN!
Uit het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp zijn de
voordelen van bovenlokale samenwerking tussen
twee steden duidelijk gebleken. Afhankelijk van de
doelstellingen van een project, is het interessant
om externe partners in verschillende steden te betrekken. Door een samenwerking op te zetten over
steden of regio’s heen, word je uit de lokale context
gehaald en leer je kritischer kijken. Je krijgt sneller zicht op inspirerende good practices uit andere
regio’s.
Kortom: ‘Interregionaal werken’ is vergelijkbaar
met ‘intersectoraal’ werken: het verruimt je blik
op knelpunten en je leert bij van elkaars expertise.
Gluren bij de buren is de boodschap!
16
NETWERKDAG
CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP
Door Anneleen Allart,
lokale netwerkverantwoordelijke Brussel, BWR
OP 19 JUNI 2014 VOND DE AFSLUITENDE ‘NETWERKDAG CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP’ PLAATS. PROFESSIONALS KONDEN TIJDENS DEZE NETWERKDAG KENNISMAKEN
MET DE OPZET VAN EEN EXPERTISENETWERK CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP, INZICHTEN OPDOEN OVER DE METHODIEK ‘LEREND NETWERK’ EN KENNIS DELEN OVER
CULTUURGEVOELIGE THEMA’S IN DE JEUGDHULPVERLENING IN HEEL VLAANDEREN EN
BRUSSEL.
VAN THEORIE NAAR PRAKTIJK
De netwerkdag ving aan met een inleiding van Hendrik Van den Bussche
(stafmedewerker participatie en diversiteit, beleidsontwikkeling, team
integrale jeugdhulp bij beleidsdomein
Welzijn, Volksgezondheid en Gezin)
en Lisa Van Hecke (projectbeheerder
ESF-agentschap). Zij vertegenwoordigden beide subsidiegevers: Vlaamse
overheid (integrale jeugdhulp) en het
Europees Integratiefonds.
Nadien werd het expertisenetwerk
Cultuurgevoelige Jeugdhulp voorgesteld aan de hand van de conceptnota
met onder andere de achterliggende visie en missie van het expertisenetwerk en het draaiboek voor het
opstarten van een lokaal netwerk
Cultuurgevoelige Jeugdhulp. Beide
documenten zijn digitaal verkrijgbaar
op de website van Steunpunt Jeugdhulp.
Dan werd het tijd om de theorie in
praktijk om te zetten. In vier verschillende workshops gingen professionals
intersectoraal aan de slag op basis
van ‘cultuurgevoelige’ knelpunten:
taal en interculturele communicatie,
de overgang van minderjarigheid naar
meerderjarigheid bij jongeren met
een migratieachtergrond, afstemming
tussen de hulpvraag en het jeugdhulpaanbod. De vierde workshop boog zich
over het draaiboek: hier kon dieper
worden ingegaan op hoe een lokaal
netwerk kan uitgebouwd worden in de
eigen regio. Via de workshops konden
deelnemers proeven hoe het is om
kennis en good practices te delen over
relevante knelpunten, zoals in de beide lokale netwerken in Antwerpen en
Brussel werd gedaan. In de workshops
werd echter niet tot actie overgegaan
na brainstorm over het knelpunt, terwijl dit in de bestaande lokale netwerken wel het geval was. De deelnemers
van de workshops keerden terug naar
huis met een aantal good practices ter
inspiratie van hun eigen werking.
17
WORKSHOPS
TAAL EN COMMUNICATIE IN DE
HULPVERLENING AAN MINDERJARIGEN MET
EEN MIGRATIEACHTERGROND EN HUN GEZIN
Na een korte brainstorm in duo’s,
werden volgende knelpunten met betrekking tot dit thema opgelijst:
• Nood aan een communicatiekader binnen voorzieningen: hulpen dienstverlenende organisaties
hebben vaak geen richtlijnen op
vlak van communicatie met anderstaligen. Het personeel heeft
geen handvaten: er zijn geen regels die voorschrijven wanneer je
een tolk inschakelt of wanneer je
best een intercultureel bemiddelaar contacteert. Veel hangt af
van de goodwill van de individuele hulpverleners.
• De taalbarrière blijft een probleem in de hulpverlening. Er zijn
tolken voorhanden maar deze zijn
niet altijd of niet op korte termijn
beschikbaar, waardoor ze niet bij
elk gesprek kunnen worden ingeschakeld. Bovendien kan het
voor hulpverleners een drempel
zijn om tolken in te schakelen:
een derde persoon in het gesprek
kan bedreigend zijn, zowel voor
hulpverlener als voor de cliënt,
dit is geen ‘natuurlijk’ setting.
Wanneer toch een tolk wordt ingeschakeld, biedt dit nog geen
garantie dat alles daadwerkelijk
volledig begrepen is, gezien waarden, normen en referentiekaders
heel sterk kunnen verschillen.
Vervolgens werd er uitgewisseld over
mogelijke good practices die al voorhanden zijn om met deze knelpunten
om te gaan. Zo heeft Kind en Gezin
de ‘communicatiematrix’ ontwikkeld,
waarbij men op basis van verschillende taalniveaus een aantal tools of
richtlijnen ontwikkeld heeft hoe met
anderstalige gezinnen te communiceren. Deze beslissing wordt door het
beleid van Kind en Gezin ondersteund,
wat een voorwaarde is om dergelijke
communicatiekaders in voorzieningen
structureel te implementeren.
In het werken met tolken, is het belangrijk dat hulpverlener en tolk vooraf duidelijke afspraken maken. Dit
geldt ook voor tolk en cliënt: wat kan
de cliënt van de tolk verwachten en
18
wat niet? Voor cliënten is duidelijkheid over het tolken belangrijk (bv.
beroepsgeheim). Zo kan de tolk ook
zijn eigen grenzen bewaken. Een nagesprek tussen hulpverlener en tolk
kan toekomstige contacten vergemakkelijken.
Handig is dat de aanwezigheid van
een tolk of intercultureel bemiddelaar een gesprek aanzienlijk vertraagt, wat cliënt en hulpverlener de
kans geeft om na te denken over het
gezegde en explicieter zicht te krijgen op hun referentiekaders.
Sommige organisaties kiezen ervoor
om niet bij elk gesprek een tolk te
betrekken, omwille van de praktische
haalbaarheid. Hulpverleners doen dan
beroep op gekende gemeenschappelijke talen (Frans, Engels, …), telefonische tolken of gebruiken visuele
methodieken om zich verstaanbaar
te maken (Kind In Beeld, DVD’s in
verschillende talen, boekjes, prenten,…). Als deze aanpak gedragen is in
het team, is dit zeer werkbaar en ondersteunen collega’s hier ook elkaar
in. In therapeutische settings is het
minder werkbaar om zonder tussenkomst van een tolk een diepgaand gesprek met een anderstalige cliënt aan
te gaan. Het zich kunnen uitdrukken
in de moedertaal is hier belangrijk,
zeker over gevoelige thema’s.
Met of zonder tolk aan de slag met
cliënten? Het blijft in ELKE situatie
noodzakelijk om jezelf af te vragen
‘wie ben ik’ en ook nieuwsgierig te
zijn naar de context van de cliënt:
‘wie zit er voor mij’? Communicatie
gaat immers verder dan de taal alleen: normen en waarden die verschillen, verschillende betekenisgeving en
interpretatie, lichaamstaal, …
AFSTEMMING TUSSEN DE HULPVRAAG EN HET JEUGDHULPAANBOD
De hulpvragen van cliënten komen niet altijd in een mooi pakketje bij de
juiste hulpverlener terecht. Vaak is het jeugdhulpaanbod ook niet afgestemd op de vraag van de cliënten.
Tijdens deze workshop werden een aantal knelpunten aangehaald die de
afstemming tussen vraag en aanbod bemoeilijken. Er werd ingezoomd op
de volgende problemen:
• Er is onvoldoende kennis van elkaars expertise en kunde in de
hulpverlening. Dit situeert zich op twee vlakken: de cliënt en de
hulpverlener of organisatie. Op beide niveaus zou kennis moeten
samengebracht worden. Hoe kunnen we de kennis van de cliënten
afstemmen op die van de organisaties en omgekeerd? De nood is
hoog om kennis individueel te delen en te benaderen, niet vanuit
een te grote context: we moeten niet steeds op zoek gaan naar
externe expertise, vertrouw op de kennis en kunde van cliënten
en hun netwerk!
• Beleidskeuzes maken en durven doorduwen is nodig! Het gaat over
keuzes maken die bepalend zijn voor de manier waarop de hulpverlening georganiseerd wordt voor specifieke doelgroepen.
• De (rand)voorwaarden van de aangeboden hulpverlening zijn vaak
te hoog en te ver weg van de realiteit van de cliënt.
Na de brainstorm over deze knelpunten werden een aantal good practices
opgelijst:
• Eigen Kracht Conferenties
Het netwerk van de cliënt gaat samen rond tafel zitten en maakt een
plan van aanpak. De krachten van het eigen netwerk worden op deze
manier grondig verstrekt.
• Mindspring
Psycho-educatie in groep die wordt begeleid door een hulpverlener
en een ervaringsdeskundige. De bedoeling hiervan is om jongeren te
ondersteunen met voldoende aandacht voor hun eigenheid. Er wordt
gewerkt met verschillende thema’s, die heel nauw aansluiten bij hun
leefwereld en hun beleving.
• Masir Avenir
Dit is een ‘zomerschool’ die tot stand komt door samenwerking tussen inburgering, jeugdwelzijnswerk en andere organisaties voor jonge
nieuwkomers. Deze zomerschool wordt in verschillende steden georganiseerd, met elk een eigen manier van aanpak.
• Intersectorale samenwerking
Intersectorale kennis vergaren kan heel vernieuwend zijn. Op zoek
gaan naar andere initiatieven en verbindend werken is hierbij de
boodschap.
• Voorportaalprojecten VGC
In deze projecten wordt onderzocht hoe zelforganisaties van mensen
met een migratieachtergrond een toeleidersrol opnemen naar welzijn,
cultuur, onderwijs, … en hoe zij daarin kunnen ondersteund worden.
19
VAN MINDERJARIGHEID NAAR
MEERDERJARIGHEID: SPECIFIEKE
ISSUES BIJ JONGEREN MET EEN
MIGRATIEACHTERGROND
Zowel bij jongeren in het algemeen
als bij niet-begeleide minderjarigen,
blijkt de stap naar 18+ niet zonder
problemen te verlopen. Hulpverleningstrajecten lopen niet door, bepaalde regelgevingen veranderen,
jongeren kunnen in de illegaliteit terechtkomen, noem maar op. Met dit
knelpunt in het achterhoofd ging deze
workshop aan de slag.
De leeftijd van 18 jaar is voor vele
kwetsbare jongeren een sleutelmoment: er is heel veel vraag naar ondersteuning en informatie. Eens 18
jaar, kunnen jongeren echter niet
meer gebruik maken van de jeugdhulpverlening, waar ze vaak al jaren
een vertrouwensband mee hebben opgebouwd. Zij moeten dan elders hulp
zoeken. In de realiteit loopt dit niet
van een leien dakje en vallen ze vaak
terug op het OCMW. Bovendien zijn ze
dan niet langer leerplichtig en vallen
ze dus onder een ander wettelijk kader: ze moeten aan het werk. Alles
wat werd opgebouwd in de jaren dat
de jongere door de jeugdhulp werd
opgevolgd en begeleid, krijgt dan een
terugslag. Vele jongeren belanden in
een nog kwetsbaardere situatie en
verzanden in verslavingsproblemen.
Ook de sector voor personen met een
handicap ondervindt deze lacune.
Jongeren in de jeugdhulpverlening
zitten als het ware in een ‘luchtbel’:
zij hebben een kunstmatig gevoel
van veiligheid. Wanneer zij 18 worden, verliezen zij een aantal rechten, waardoor zij in een vacuüm terechtkomen. Bovendien stopt hun
identiteitsontwikkeling niet op 18
jaar, maar blijven zij daarin eigenlijk
kwetsbaar tot 21 jaar. Terwijl 18 jaar
net een leermoment inhoudt, kunnen
zij niet meer terecht bij de hen vertrouwde jeugdhulp.
Voor hun achttiende lopen kwetsbare
jongeren school en hebben zij contact
met jeugdhulp, waardoor hun sociaal
netwerk ruim is. Wanneer zij na hun
18de niet langer onderwijsplichtig
zijn en niet meer terechtkunnen bij
de jeugdhulpverlening, verkleint en
verdwijnt dit netwerk zeer snel. Wanneer zij aankloppen bij hulpverlening
20
voor volwassenen, worden ze vaak
uitgesloten omdat ze aan bepaalde
voorwaarden van dat hulpverleningsaanbod niet voldoen.
Jammer genoeg is er nog weinig maatschappelijk draagvlak voor deze knelpunten. Het oprichten van een actieplatform voor het beleid, met daarin
de medewerking van intersectorale
professionals rond deze knelpunten,
zou een stap in de goede richting kunnen zijn. Jeugdhulp moet van het beleid het mandaat krijgen om buiten de
regels te mogen kleuren, om zo meer
op maat van de jongeren en jongvolwassenen te kunnen werken. De autonomie van de hulpverlener moet hierbij centraal staan: hij/zij is de expert
in de specifieke aanpak op maat, bij
elke individuele jongere. Door o.a.
een zware administratieve werklast
in sommige organisaties wordt deze
maatzorg sterk belemmerd.
Bij niet-begeleide minderjarigen
moet men kunnen inzetten op
‘agency’. Deze jongeren zijn zeer
gemotiveerd om het hier in België
te maken, met hun ouders die vanuit
het land van herkomst met hoge
verwachtingen
afwachten.
Deze
jongeren o.a. versterken in hun taal
en competenties, helpt hen al heel
wat vooruit.
HET DRAAIBOEK IN DE PRAKTIJK:
UITBOUW VAN EEN LOKAAL NETWERK
CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP:
DO’S EN DON’TS, TIPS EN TRICKS
Deze workshop ging dieper in op de
stappen die voorafgaan aan de uitbouw van een lokaal netwerk Cultuurgevoelige Jeugdhulp.
Eerst zal een lokale netwerkverantwoordelijke moeten worden aangesteld. Dit is best een betaalde professional, die minstens halftijds wordt
aangesteld. De organisatie waarin
deze lokale netwerkverantwoordelijke wordt tewerkgesteld, heeft best
een neutraal, intersectoraal imago.
Door als lokale netwerkverantwoordelijke iemand aan te nemen met
bekendheid in de regio of in verschillende sectoren, kan je de uitbouw van
het netwerk versnellen. Bovendien is
de lokale netwerkverantwoordelijke
het beste thuis in het methodische
luik van het netwerken, maar hij of
zij kan dit ook al gaandeweg leren.
In de volgende stap verkent de lokale
netwerkverantwoordelijke de lokale
sociale kaart: wie is er aanwezig in
het werkveld met expertise over cultuurgevoelige jeugdhulp? Het is hierin
ook belangrijk om de juiste personen
in organisaties aan te spreken. Via
pigmentzorg.be kom je ook al een
heel eind verder.
Na de verkenning worden gesprekken
georganiseerd. In het lokaal netwerk
zoals uitgebouwd in Antwerpen en
Brussel leidde dit tot een 40-tal organisaties. In deze gesprekken krijgt
de lokale netwerkverantwoordelijke
een zicht op wat de organisatie doet,
wat er leeft in de regio, waarop men
wil verderwerken, en welke vorm van
engagement ze in het netwerk zouden willen opnemen (eenmalig, thematisch, systematisch, op de hoogte
blijven, …), dit alles met respect voor
het tempo van de professionals.
Het is een kunst om te zoeken naar
de intrinsieke motivatie en beweegredenen van organisaties om aansluiting te zoeken bij het lokaal netwerk
cultuurgevoelige jeugdhulp. Door hen
ook te bevragen over hun bestaande
netwerken, kan de lokale netwerkverantwoordelijke zijn blik nog verruimen. Dit is een zeer organisch selectieproces.
Na deze fase wordt het tijd om de
gecontacteerde professionals samen
te brengen in expertengroepen en
nadien in actiegroepen. De lokale
netwerkverantwoordelijke bewaakt
de diversiteit van de groep: verschillende functies, sectoren, ervaring,…
Op de eerste bijeenkomst is het
noodzakelijk om samen een concrete
planning te maken en prioriteiten te
formuleren voor het lokaal netwerk.
Die prioriteiten zijn gebaseerd op de
verwerking van de knelpunten uit de
verkennende gesprekken: de thema’s
(bv. sociaal netwerk van minderjarigen met een migratieachtergrond,
toegankelijkheid van diensten, taal
en communicatie, …). Een aandachtspunt bij de experten- en actiegroepen
is om ook de professionals te contacteren in drukke tijden: opbellen, de
contacten warm houden, vragen naar
input, … is zeer belangrijk.
Nadien werkt de lokale netwerkverantwoordelijke samen met de actiegroepen de prioritaire noden en
knelpunten verder uit tot concrete
relevante acties.
Het hele proces wordt ook regelmatig
geëvalueerd, wat nodig is om zowel
de verwachtingen van de leden van de
groepen in rekening te blijven brengen, als de relevantie van de acties
te meten. Na de evaluatie komt dan indien nodig - een vernieuwingsproces
op gang.
Een lokaal netwerk of een expertisenetwerk cultuurgevoelige jeugdhulp
is nog iets anders dan een lerend netwerk. De methodiek lerend netwerk
werd in het lokaal netwerk gebruikt
op niveau van de expertengroepen en
de actiegroepen. Een lerend netwerk
is tijdelijk en gericht op leren. Binnen
het lokaal netwerk moet de lokale
netwerkverantwoordelijke constant
de temperatuur blijven meten in haar
regio, relevante thema’s bovenhalen
of minder actuele zaken loslaten. Dit
vraagt een zekere planmatigheid:
vanuit thema’s worden prioriteiten
vastgelegd in een jaarplanning.
In het lokaal netwerk is een zekere
nabijheid en gemeenschappelijkheid
nodig om tot een goede groepssamenstelling en betrokkenheid te komen.
In verschillende netwerken kan de
context verschillen.
Experten en actiegroepleden die
deelnemen aan het lokaal netwerk
doen dit vrijwillig. Zij geven zelf aan
in hoeverre zij zich kunnen engageren en wat hun mogelijkheden zijn.
Meestal voelen zij zelf een urgentie
of hebben zij kennis die ze willen binnenbrengen in de groepen, omdat ze
vaststellen dat die te weinig verspreid
is. Het biedt een kans om zelf mee
te veranderen waar men al lang mee
worstelt.
21
EEN OVERKOEPELENDE
REFLECTIE
HET PROJECT BEKEKEN DOOR DE OGEN VAN DE
PROJECTCOÖRDINATOREN SJH EN SAW
DE OPBOUW EN UITVOERING VAN HET PROJECT CULTUURGEVOELIGE JEUGDHULP ZIJN IN DE VORIGE ARTIKELS BESCHREVEN. DE LOKALE NETWERKVERANTWOORDELIJKEN LEIDDEN HET PROJECT IN ANTWERPEN EN BRUSSEL IN GOEDE BANEN. DE INFOPUNTVERANTWOORDELIJKE COÖRDINEERDE DE ONTWIKKELING EN UITVOERING VAN HET OVERKOEPELENDE INFOPUNT. OM IN EEN RELATIEF KORT TIJDSBESTEK RESULTATEN TE KUNNEN BEWERKSTELLIGEN, WAS HIERNAAST EEN TAAK WEG GELEGD VOOR DE OVERKOEPELENDE PROJECTCOÖRDINATIE. STEUNPUNT JEUGDHULP
(SJH) NAM DEZE TAAK SAMEN MET HET STEUNPUNT ALGEMEEN WELZIJNSWERK (SAW) OP ZICH.
ACHTERGROND
De bestaande initiatieven op het vlak van cultuurgevoelige hulpverlening zijn vaak beperkt tot de
eigen sector of voorziening en zijn bovendien niet
structureel verzekerd. Via een Brussels pilootproject van Integrale Jeugdhulp (IJH) werd daarom in
de periode 2009-2010 het concept cultuurgevoelige jeugdhulp ontwikkeld.
Het project cultuurgevoelige jeugdhulp zoals in dit
dossier is beschreven, werd aangebracht door IJH
in het kader van middelen voorzien door het Europees Integratie Fonds. SAW en SJH schreven in op
de projectoproep en zochten twee lokale partners,
CAW Antwerpen en Brusselse Welzijns- en gezondheidsRaad. In de regio’s Antwerpen en Brussel is
het expertisenetwerk op basis van de bevindingen
uit het Brusselse pilootproject verder ontwikkeld
en getest zodat deze ervaringen vertaald kunnen
worden naar andere regio’s.
In wat volgt vatten we samen welke stappen er
zijn gezet gezien door de bril van de projectcoördinatoren.
22
HET CONCEPT UIT HET PILOOTPROJECT IS AANGEPAST EN
VERFIJND
VERKENNENDE GESPREKKEN
Omdat het pilootproject drie jaar vóór de start van
het vervolgtraject was afgesloten en het nieuwe
project de overdraagbaarheid naar andere regio’s
als doel had, werd er eerst een behoefte- en omgevingsanalyse gemaakt. We verkenden de lokale
en bovenlokale krachten en knelpunten en kregen
hiermee een zicht op wie welke engagementen op
kon nemen.
De projectcoördinator contacteerde hiervoor
een reeks uiteenlopende organisaties en voorzieningen. Zo vonden er gesprekken plaats met
afgevaardigden van overheidsinstellingen (zoals
het Departement Volksgezondheid en Gezin, het
Agentschap Binnenlands Bestuur, VAPH, Provincie
Antwerpen,…), integratiecentra (Prisma, Odice,
De8), ondersteunende instellingen en organisaties
(zoals het Netwerk Cultuursensitieve Zorg, Kruispunt Migratie Integratie, Foyer Vzw, Netwerk tegen Armoede, Steunpunt Expertisenetwerken),
lokale hulpverleningsorganisaties (zoals het JAC
Antwerpen, CLB Brussel) en onderwijsinstellingen
(zoals de Universiteit Gent, Brussel en het Vlaams
Instituut voor Vorming en Opleiding).
Met de diversiteit aan organisaties waarmee het
gesprek werd aangegaan, kwamen verschillende
belangen en hiermee samenhangende uitdagingen
voor het project boven water drijven. Denk hierbij aan het begrijpen van de (onder druk staande)
integratiesector, het zoeken naar afstemming en
evenwicht tussen de verwachtingen van de opdrachtgever van het project en de plaatselijke initiatieven, …
ONTWIKKELING EN TESTING EXPERTISENETWERK: EEN
PROCES VAN CONSTANTE ONTWIKKELING EN REFLECTIE
Op basis van de analyse van de kennismakingsgesprekken kon de vervolgde stap worden gezet naar
de ontwikkeling en testing van het expertisenetwerk. Dit is gedurende de projectperiode van 2013
een proces van constante ontwikkeling en reflectie
geweest. Vragen rond de afbakening van gehanteerde definiëringen en uitgangspunten (o.a. Wat
is cultuurgevoelige jeugdhulp? Wat verstaan wij
onder een expertisenetwerk? Wat is de missie en
visie van het project?) stonden hierbij centraal.
Daarnaast diende de afbakening van het project
te worden bepaald; wat valt er wel/niet onder
het project cultuurgevoelige jeugdhulp? Tenslotte
stonden we stil bij de inhoudelijke en praktische
invulling van de expertengroepen, de actiegroepen
en het infopunt.
Het concept uit het Brusselse pilootproject is hiermee verder verfijnd en aangepast aan de behoeftes uit de regio Brussel en Antwerpen. Zo ontstond
de opzet van een expertisenetwerk bestaande uit
lokale expertengroepen, lokale actiegroepen en
een bovenlokaal infopunt met een informatiefunctie en een helpdeskfunctie. De signalen uit de kennismakingsgesprekken vormden het startpunt voor
de experten- en actiegroepen.
PROJECTOPVOLGING, PROCESBESCHRIJVING EN EVALUATIE
Bovenstaande aspecten kwamen tijdens de wekelijkse teamoverleggen van de lokale netwerkverantwoordelijken, de infopuntverantwoordelijke en
de projectcoördinator ter sprake. Er diende, gelet
op de (beperkte) projectperiode, een balans gezocht te worden tussen de praktische aspecten die
besproken moesten worden en de meer theoretische zoektocht binnen het team. Om de praktische
ontwikkeling niet te laten stagneren, werden er
naast deze wekelijkse team overleggen een drietal
brainstormdagen georganiseerd.
Het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp werd door
de projectcoördinatoren aan de hand van een procesevaluatie opgevolgd om de precieze werking
van het causale proces te weten te komen en waar
nodig bij te sturen. Om dit mogelijk te maken was
het noodzakelijk om de manier van werken en de
stappen die gezet werden, nauwkeurig bij te houden en te beschrijven. We maakten na een jaar
de eerste balans op aan de hand van een tussentijdse procesbeschrijving. Daarnaast werden de
tussentijdse evaluaties (van de kennismakingsgesprekken en de eerste experten- en actiegroepen)
die de projectcoördinatoren samen met de lokale
netwerkverantwoordelijken en de infopuntverantwoordelijke opmaakten, geanalyseerd. Ter afsluiting van het project werd een overkoepelende procesbeschrijving en evaluatie opgesteld. Dit vormde
de basis voor het draaiboek, de conceptnota en de
eindaanbevelingen.
DE OVERDRAAGBAARHEID NAAR ANDERE REGIO’S
IS ONDERZOCHT
Zoals uit het artikel ‘Antwerpen en Brussel verbroederd in het project Cultuurgevoelige Jeugdhulp’ volgt, is er tijdens de gehele projectperiode lokale en bovenlokale expertise uitgewisseld
en gedeeld tussen de twee lokale netwerken. Er
kon een overkoepelende analyse worden gemaakt
omdat zowel in de regio Brussel als Antwerpen
hetzelfde traject is gevolgd van kennismakingsgesprekken, expertengroepen en actiegroepen.
Op basis van de overkoepelende analyse is een
conceptnota en een draaiboek opgesteld die zijn
gepresenteerd tijdens de Netwerkdag Cultuurgevoelige Jeugdhulp op 19 juni 2014. De twee nota’s
richten zich op de overdraagbaarheid van het concept naar andere regio’s. In de conceptnota wordt
het expertisenetwerk omschreven met onderliggende visies, succesfactoren en valkuilen. Het
draaiboek is een praktische leidraad om een lokaal
netwerk over het thema ‘cultuurgevoelige jeugdhulp’ op te starten. De geïnteresseerde wordt in
dit draaiboek door de voorbereiding, uitbouw en
bestendiging van het lokale netwerk gegidst met
zijn verschillende onderdelen en functies.
BESLUIT
Op basis van de ervaringen van de afgelopen 1,5
jaar met netwerkontwikkeling en expertisedeling
formuleren we momenteel beleidsaanbevelingen
om het ontwikkelde netwerkconcept te continueren in heel Vlaanderen en Brussel. Deze aanbevelingen zijn binnenkort terug te vinden op
www.steunpuntjeugdhulp.be.
Ter afsluiting merken we op dat een expertisenetwerk niet alleen voor een thema als cultuurgevoelige jeugdhulp, maar ook voor andere thema’s zijn
vruchten kan afwerpen. Ben je geïnteresseerd of
op zoek naar meer informatie, ga eens naar
www.cultuurgevoeligejeugdhulp.be of lees de conceptnot en het draaiboek van het project, terug te
vinden op www.steunpuntjeugdhulp.be.
23
24
Met de steun van de