Inkoopplan Forensische Zorg 2015

Inkoopplan 2015
Forensische Zorg
Datum
Status
1 augustus 2014
Definitief
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Colofon
Afzendgegevens
Directie Forensische
Zorg
Zorginkoop
Ons kenmerk
Turfmarkt 147
2511 EM Den Haag
Postbus 30132
2500 GC Den Haag
www.forensischezorg.nl
T 088 07 25000
544870
Auteur
DForZo
Pagina 3 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Inhoud
Colofon 3
1
1.1
1.2
1.3
Inleiding 7
Algemeen 7
Documenten 2015 7
Leeswijzer 8
2
2.1
2.2
2.3
2.4
Kaders 9
Masterplan DJI en Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg 9
Meerjarenbeleid Inkoop Forensische Zorg 11
Wet Forensische Zorg 11
Conclusies 13
3
3.1
3.1.1
3.1.2
3.1.3
3.2
3.2.1
3.2.2
3.2.3
3.3
Bekostiging 14
DBBC 14
Ontwikkelingen DBBC 14
Analyses DBBC 15
Onderzoek DBBC 18
ZZP en extramurale AWBZ 19
Ontwikkelingen ZZP en extramurale AWBZ 19
Analyses ZZP en extramurale AWBZ 20
Onderzoek ZZP en extramurale AWBZ 21
Conclusies 25
4
4.1
4.1.1
4.1.2
4.2
4.3
4.4
4.5
Kwaliteit 27
Prestatie-indicatoren 27
Prestatie-indicatoren Doelmatigheid 27
Prestatie-indicatoren Forensische Psychiatrie 27
Routine Outcome Monitoring 28
Recidivevermindering 28
Ketensamenwerking en continuïteit van zorg 29
Conclusies 29
5
5.1
5.2
Conclusies 30
Inkoopbeleid 2015 30
Uitwerking speerpunten 30
Pagina 5 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
1
Inleiding
1.1
Algemeen
Sinds 2008 is het ministerie van Veiligheid en Justitie (VenJ) verantwoordelijk voor
het uitvoeren van alle activiteiten met betrekking tot de inkoop van forensische zorg
in een strafrechtelijk kader. Het betreft alle geestelijke gezondheidzorg,
verstandelijk gehandicaptenzorg en verslavingszorg die onderdeel is van een
(voorwaardelijke) straf of maatregel of de tenuitvoerlegging daarvan. Het doel van
forensische zorg wordt omschreven als het herstel van de patiënt én vermindering
van de kans op recidive ten behoeve van de veiligheid van de samenleving.
Er worden drie doelgroepen in de forensische zorg onderscheiden:
1. Terbeschikkingstelling met bevel tot verpleging (Tbs);
2. Forensische Zorg aan Gedetineerden (FZG);
3. Verdachten of veroordeelden aan wie het Openbaar Ministerie (OM) of de
Rechtspraak forensische zorg heeft opgelegd als voorwaarde: Overige
Forensische Zorg (OFZ).
De verantwoordelijkheid voor de inkoop van forensische zorg is belegd bij het
ministerie van VenJ, specifiek bij de Dienst Justitiële inrichtingen (DJI) om invulling
te geven aan de volgende doelstellingen:
1.
2.
3.
4.
Het realiseren van voldoende zorgcapaciteit;
De juiste patiënt op het juiste bed;
Kwalitatief goede zorg gericht op de veiligheid van de samenleving;
Goede aansluiting met de reguliere zorg.
Binnen de DJI is Directie Forensische Zorg (DForZo) verantwoordelijk voor de
inkoop van forensische zorg in een strafrechtelijk kader. Daarnaast is DForZo
verantwoordelijk voor de plaatsing van volwassenen die psychiatrische zorg,
verslavingszorg of verstandelijk gehandicaptenzorg nodig hebben.
1.2
Documenten 2015
Ten behoeve van de inkoop en financiering van forensische zorg publiceert DForZo
jaarlijks een aantal documenten. Met betrekking tot de inkoop 2015 worden de
volgende documenten gepubliceerd:
−
−
−
−
−
−
Inkoopplan Forensische Zorg 2015 (OFZ en Tbs);
Offerteaanvraag Forensische Zorg 2015 (OFZ en niet-justitiële FPC’s);
Handleiding Financiering & Registratie 2015 (OFZ en niet-justitiële
FPC’s);
Handleiding Planning en Control Particuliere FPC’s 2015;
Handleiding Planning en Control Rijks FPC’s 2015;
Handboek Forensische Zorg 2015 laatste editie.
Het Inkoopplan Forensische Zorg 2015 (OFZ en Tbs) informeert u over:
− De financiële en kwalitatieve kaders waarbinnen de forensische zorg
wordt ingekocht;
− De ontwikkelingen op het gebied van de bekostiging van de forensische
zorg;
− De kwaliteitsontwikkeling van de forensische zorg;
− De uitgangspunten voor het inkoopbeleid 2015.
Pagina 7 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
De Offerteaanvraag Forensische Zorg 2015 (OFZ en niet-justitiële FPC’s) informeert
u over:
− Het inkoopproces en de planning voor 2015;
− Het offerte-beoordelingskader;
− He voorwaarden voor offerte-indiening.
De Handleiding Financiering & Registratie 2015 (OFZ en niet-justitiële FPC’s)
informeert u over:
− De regels met betrekking tot de financiering van forensische zorg;
− De regels met betrekking tot de registratie van forensische zorg;
− De regels met betrekking tot de verantwoording van forensische zorg.
De Handleiding Planning & Control 2015 (versie rijks en versie particulier)
informeert u over:
− Het offerte-beoordelingskader Tbs;
− De voorwaarden voor offert-indiening Tbs;
− De regels met betrekking tot de financiering van Tbs;
− De regels met betrekking tot de registratie van Tbs;
− De regels met betrekking tot de verantwoording van Tbs.
Het Handboek Forensische Zorg laatste editie informeert u over:
− De processen, rollen en verantwoordelijkheden in de forensische zorg.
1.3
Leeswijzer
Het Inkoopplan 2015 geeft de richting van het inkoopbeleid voor 2015 weer, voor
zowel de OFZ als de Tbs. In hoofdstuk 2 wordt u geïnformeerd over de kaders
waarbinnen de inkoop 2015 plaatsvindt, in hoofdstuk 3 over de ontwikkelingen in
DBBC’s, ZZP’s en extramurale AWBZ en in hoofdstuk 4 over de
kwaliteitsontwikkelingen op het gebied van de forensische zorg. In hoofdstuk 5
worden de conclusies getrokken voor het inkoopbeleid 2015.
In de Offerteaanvraag 2015 leest u hoe u vervolgens een offerte kunt indienen voor
de OFZ en Tbs voor niet-justitiële FPC’s. De justitiële FPC’s dienen voor de
inkoopprocedure voor de Tbs de Handleiding Planning & Control 2015 te raadplegen.
Pagina 8 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
2
Kaders
2.1
Masterplan DJI en Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg
In het Masterplan DJI 2013 - 2017 is vastgelegd op welke wijze de taakstelling voor
de forensische zorg wordt ingevuld. Als gevolg van de taakstellingsopdracht van DJI
zijn met de overkoepelende brancheorganisaties in de forensische zorg gesprekken
gevoerd over inhoudelijke ambities en een verantwoorde wijze van bezuinigingen.
Het resultaat hiervan is de Meerjarenovereenkomst Forensische Zorg 2013-2017
(hierna ‘convenant’) die op 3 april 2013 is ondertekend door de Staatssecretaris van
VenJ en de voorzitters van GGZ Nederland en de Vereniging Gehandicaptenzorg
Nederland (VGN). In dit convenant zijn afspraken gemaakt voor een gezamenlijke
agenda om de forensische zorg kwalitatief hoogwaardig en betaalbaar te houden.
Voor de Tbs-sector zal de totale capaciteit van thans 1782 bedden worden
gereduceerd tot 1339 bedden in 2018. Gezien de forse teruggang in
capaciteitsbehoefte is in het kader van het Masterplan DJI besloten om bij twee van
de dertien FPC’s in Nederland geen Tbs-gestelden meer te plaatsen. De capaciteit
wordt bij deze twee FPC’s volledig afgebouwd. Rijks FPC Veldzicht krijgt een nieuwe
bestemming, waarbij het aantal Tbs-plaatsen fors wordt verminderd. Hiermee wordt
invulling gegeven aan het grootste deel van het aantal te reduceren Tbs-bedden. De
resterende bedden zullen te zijner tijd worden afgebouwd.
Naast de autonome krimp in de Tbs hebben partijen in het convenant de volgende
afspraken gemaakt om verdere krimp van het budget te bewerkstelligen:
− Volledige afbouw van de reservecapaciteit in de Tbs;
− De behoefte aan hoog beveiligde Tbs-capaciteit (verder) terugbrengen
door verkorting van de behandelduur. Als gevolg hiervan neemt de
behoefte aan lager beveiligde OFZ toe; het zogeheten ‘waterbedeffect
van Tbs naar OFZ’;
− Doorvoeren efficiencykorting. Er is afgesproken dat de efficiencykorting
zo veel mogelijk beleidsrijk wordt ingevuld door onder andere de inzet
op een goedkopere mix van forensische zorg;
− Capaciteitsreductie in de OFZ-, PPC- en FZG-capaciteit.
De beleidsrijke invulling van de efficiencykorting vereist een goedkopere mix aan
forensische zorg, onder andere door zorg te ambulantiseren. Dit brengt een
complexe verandering in het zorgaanbod met zich mee en hiervoor is een
meerjarenperspectief nodig. Om dit te bewerkstelligen hebben partijen afgesproken
toe te werken naar meerjarige contracten waarin ook afspraken worden opgenomen
over de benodigde investeringen om de transitie tot stand te brengen.
Om de behoefte aan hoog beveiligde capaciteit terug te brengen is het verbeteren
van de doorstroom in de forensische keten noodzakelijk. Het project Instroom,
Doorstroom, Uitstroom (IDU) in de klinische forensische zorg geeft hier uitvoering
aan. Een soepelere doorstroming betekent enerzijds 'de juiste patiënt op het juiste
bed' en voorziet anderzijds voor patiënten ook in een snellere uitstroom, al dan niet
naar vervolgvoorzieningen. Dit zorgt er weer voor dat er met het beschikbare
budget meer patiënten van zorg kunnen worden voorzien. Het project IDU brengt
onder meer de randvoorwaarden, doelgroepen en selectiecriteria in kaart. Analoog
aan de prestatie-indicatoren in de Tbs-sector die toezien op de snelheid van de
behandeling, wordt onderzocht of en in hoeverre doorstroomnormen (per doelgroep)
opgesteld kunnen worden en worden de mogelijkheden onderzocht tot het
monitoren hiervan. Gezamenlijk met de zorgaanbieders wordt gekeken naar
innovatiemogelijkheden die de doorstroom kunnen bevorderen. Inmiddels wordt er
in diverse werkgroepen, gezamenlijk met aanbieders gewerkt om de diverse
onderwerpen verder uit te werken.
Pagina 9 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Aanvullend op het convenant zijn tussen GGZ Nederland, de VGN en het ministerie
van VenJ afspraken gemaakt over de realisatie van een voorziening van OFZ in
Oost-Nederland. De sluiting van FPC Oldenkotte heeft grote gevolgen voor de
werkgelegenheid in deze regio en de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie heeft
de Tweede Kamer toegezegd de gevolgen zo veel als mogelijk te verzachten. De
convenantspartijen hebben daarom afgesproken dat extra middelen, opgebracht uit
de incidentele looncomponent van de OVA, beschikbaar worden gesteld ter realisatie
van een forensische voorziening in deze regio. Door realisatie van de voorziening
kan enerzijds een substantieel deel van het personeel van FPC Oldenkotte werk
behouden en kan anderzijds de waardevolle forensische expertise worden
voortgezet. Voortzetting van deze expertise zorgt voor instandhouding van een
forensische keten van OFZ in deze regio. De capaciteit komt bovenop het bestaande
capaciteitskader en legt derhalve geen beslag op de reeds gecontracteerde
capaciteit bij zorgaanbieders. Aangezien de huidige gecontracteerde capaciteit als
gevolg van de bezuinigingen een overdruk laat zien, heeft deze extra capaciteit tot
positief gevolg dat capacitaire ruimte wordt gecreëerd. Deze ruimte biedt bovendien
mogelijkheden voor de zogeheten ‘schuifcapaciteit’ in het kader van de
aanbevelingen uit het RVZ rapport "stoornis en delict" inzake de knelpunten met
betrekking tot de financierings- en bekostigingsregimes tussen het strafrechtelijk en
het civiel kader.
Op 21 november 2013 heeft de Tweede Kamer de begroting van het ministerie van
VenJ voor 2014 behandeld. Er is een motie aangenomen, motie 33 750, nr. 82, die
van invloed is op de inkoop van de forensische zorg voor 2014 en opvolgende
jaren. Ten behoeve van de inkoop van begeleiding en lichte vormen van beschermd
wonen zijn extra middelen beschikbaar gekomen. Deze middelen zijn bedoeld om de
capaciteit ‘op peil te houden’. In de meerjarenbegroting was ten aanzien van deze
segmenten namelijk een afbouwende reeks opgenomen.
Implicaties voor het inkoopbeleid 2015
Afbouw Tbs-capaciteit
In 2015 dient de Tbs-capaciteit verder afgebouwd te worden tot gemiddeld 1630
plaatsen. Daartoe is de capaciteit van FPC Oldenkotte per 1 januari 2015 volledig
afgebouwd. Per 1 januari 2016 is de Tbs-capaciteit van FPC Veldzicht grotendeels
afgebouwd alsmede de volledige capaciteit van FPC 2Landen. Tegelijkertijd wordt
het ‘waterbedeffect van Tbs naar OFZ’ geëffectueerd, waarmee in 2015 75 plaatsen
extra aan het capaciteitskader van de OFZ worden toegevoegd.
Efficiencykorting
Voor 2014 hebben de convenantspartijen geconstateerd dat een beleidsrijke
invulling van de efficiencykorting (nog) niet haalbaar was. Derhalve is voor 2014
een korting van 4,5% op het budget doorgevoerd. Voor 2015 zijn mogelijkheden
gevonden en wordt een deel van de taakstelling beleidsrijk ingevuld.
Meerjarige contracten
Om te komen tot ambulantisering van het zorgaanbod zal een start worden gemaakt
met meerjarige contracten, waarin ook afspraken worden opgenomen over de
benodigde investeringen om de transitie tot stand te brengen.
Opbouwplan ambulant
De convenantspartijen hebben afgesproken dat - gelijktijdig met de afbouw van
hoog beveiligde capaciteit - het budget voor ambulant dient te groeien. Hiertoe
zullen de vrijgespeelde middelen door de efficiencykorting deels weer worden
ingezet voor het opbouwplan ambulant. Het budget voor ambulante zorg dient in
totaal met 5 miljoen euro gestegen te zijn aan het eind van de convenantperiode.
Pagina 10 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Dit betekent dat in 2015 het beschikbare budget voor ambulante zorg wordt
verhoogd.
Motie-middelen
Met de middelen in 2015 kan de in 2014 initieel gecontracteerde RIBW-capaciteit op
peil worden gehouden en is er 1 miljoen euro extra beschikbaar ten behoeve van de
inkoop van begeleiding en lichte vormen van beschermd wonen.
2.2
Meerjarenbeleid Inkoop Forensische Zorg
In 2013 heeft DForZo het Meerjarenbeleid Inkoop Forensische Zorg 2014 – 2017
gepubliceerd. In het document heeft DForZo uiteengezet op welke wijze zij invulling
wil geven aan de inkoop van forensische zorg voor de komende 4 jaar. Daartoe zijn
in de inkoopstrategie speerpunten geformuleerd. Binnen de beperkingen en
mogelijkheden van de kaders dienen deze speerpunten nagestreefd te worden, ten
einde de doelstellingen van het stelsel van forensische zorg te realiseren. Met de
afname van de beschikbare middelen en tegelijkertijd een groeiende behoefte aan
forensische zorg komt DForZo voor de opdracht te staan om eenzelfde aantal
patiënten - en waar mogelijk en nodig zelfs meer - van passende en kwalitatief
hoogwaardige zorg te voorzien. Dit ziet DForZo als de grootste uitdaging voor de
periode 2014 - 2017.
De volgende speerpunten zijn in de meerjaren-inkoopstrategie geformuleerd:
1. Meer ambulante en laag-beveiligde klinische zorg en minder hoog-beveiligde
klinische zorg;
2. Inkopen en differentiëren op kwaliteit;
3. Bijdragen aan de verbetering van de continuïteit van zorg.
Deze speerpunten worden geconcretiseerd in het inkoopbeleid 2015.
2.3
Wet Forensische Zorg
In de Wet forensische zorg (Wfz) wordt de brede stelselherziening van de
forensische zorg geregeld. Het bevat onder andere wetgeving over de inkoop en
financiering, de aanspraak op forensische zorg, de plaatsing van justitiabelen in de
zorg en sturingsrelaties. De wet treedt waarschijnlijk op 1 januari 2015 in werking.
Tot die tijd is het Interimbesluit forensische zorg (hierna: Interimbesluit) de
wettelijke basis voor het forensische zorgstelsel, met uitzondering van de Tbsdwang. Met de inwerkingtreding van de Wfz, vervalt het Interimbesluit. Omdat de
OFZ reeds functioneert op basis van het Interimbesluit en het Interimbesluit is
gebaseerd op de uitgangspunten van de Wfz, treden bij de overgang naar de Wfz
voor zorgaanbieders binnen de OFZ geen grote veranderingen op.
Belangrijkste veranderingen bij inwerkingtreding:
− Alle bepalingen die betrekking hebben op de organisatie van alle vormen
van forensische zorg (ook forensische zorg in het kader van een
voorwaardelijke sancties) zijn in één wet, de Wfz, opgenomen;
−
De Wfz voorziet - anders dan de huidige wetgeving - in de noodzakelijke
aansluiting van forensische zorg met andere vormen van geestelijke
gezondheidszorg. Zorgaanbieders dienen in dat kader zorg te dragen
voor een tijdige overdracht, indien na afloop van de strafrechtelijk titel
zorg nog steeds noodzakelijk is;
−
Een patiënt heeft aanspraak op forensische zorg en niet langer recht op
deze zorg (zoals in de AWBZ);
−
Met de Wfz wordt een gedifferentieerd zorgaanbod gecreëerd. Hiertoe is
de zorginkoop-functie ingericht. De zorgvraag is bepalend;
Pagina 11 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
−
De basis van de Wfz wordt gevormd door de inkoop van de forensische
zorg bij zorgaanbieders. Door het inkopen van zorg wordt gestuurd op
de kwaliteit van de forensische zorg. Dit brengt met zich mee dat de
subisidie-relatie tussen de Minister van VenJ en de particuliere Tbsinstellingen verdwijnt;
−
De rechter, de officier van justitie of de minister beslist op basis van de
indicatiestelling over de te verlenen forensische zorg. De rechter kan ook
zonder indicatiestelling beslissen dat forensische zorg wordt verleend.
De officier van justitie kan in spoedeisende gevallen gelasten dat
forensische zorg wordt verleend;
−
De indicatiestelling en de justitiële titel vormen de basis voor het
plaatsingsbesluit. De wet- en regelgeving op het gebied van plaatsingen
wordt geharmoniseerd, zodat er één uniforme plaatsingsprocedure is
(waarbij het niet uitmaakt wat de strafrechtelijke titel is);
−
Een zorgaanbieder dient onder de Wfz bij het beëindigen van forensische
zorg die is opgelegd als voorwaarde een advies aan het OM te geven
over de kans op herhaling van het gedrag dat ten grondslag lag aan de
forensische zorgtitel;
−
Gegevensverstrekking en -uitwisseling (tussen de Minister van VenJ, het
OM, de zorgaanbieder en de reclassering) op grond van de Wfz wordt
vereenvoudigd. Er is in beginsel sprake van verplichte verstrekking van
gegevens;
−
Bij inwerkingtreding van de Wfz worden twee belangrijke wijzigingen in
WvSr ingevoerd. Allereerst wordt de maatregel tot plaatsing in een
psychiatrisch ziekenhuis (art. 37 WvSr) geschrapt. De strafrechter komt
in plaats daarvan de bevoegdheid tot het verlenen van een rechterlijke
machtiging op grond van de Wet BOPZ toe. Daarnaast wordt voorzien in
doorbreking van het medisch beroepsgeheim bij weigerachtige
observandi.
Implicaties voor het inkoopbeleid 2015
Inkoop Tbs
De subsidierelatie met de particuliere justitiële FPC’s verdwijnt met inwerkingtreding
van de Wfz. In de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) wordt voorzien in
overgangsrecht, omdat met inwerkingtreding van de wet niet direct overgegaan kan
worden naar het inkoopkader. Zowel de subsidie- als de inkoopsystematiek dient
per boekjaar gecontracteerd te worden. Invoering van de Wfz per 1 januari 2015
houdt in dat het niet mogelijk is om met ingang van die datum een inkoopcontract
te sluiten. Het is namelijk pas vanaf dat moment mogelijk om een inkooptraject –
gebaseerd op de Wfz – te starten. Daarmee is het niet mogelijk om per boekjaar
(van 1 januari tot en met 31 december) te starten en derhalve zal bij
inwerkingtreding per 1 januari of later in 2015, geheel 2015 binnen het
subsidiekader worden gecontracteerd. De eerste inkoopcontracten worden dan per 1
januari van het volgende boekjaar gesloten.
Inkoop Overige Forensische Zorg
Ook voor de OFZ geldt dat per boekjaar gecontracteerd wordt. Inwerkingtreding per
1 januari of later in 2015, betekent voor de OFZ dat geheel 2015 op basis van het
Interimbesluit Forensische Zorg zal worden gecontracteerd. De eerste
inkoopcontracten gebaseerd op de Wfz worden dan per 1 januari van het volgende
boekjaar gesloten.
Pagina 12 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Plaatsing Tbs
Vooruitlopend op de invoering van de Wfz, is vorig jaar reeds ingezet op
harmonisering van het plaatsingsproces Tbs met de OFZ. Per 1 januari 2014 heeft
de aselecte plaatsingssystematiek plaats gemaakt voor de plaatsing op basis van
‘herkomst en bestemming’. Met de wijziging van het plaatsingsbeleid wordt de
regionale vraag leidend bij de vaststelling van het volume van de in te kopen Tbscapaciteit per FPC. Uitzondering hierop vormt een aantal bijzondere doelgroepen die
vanwege de beperkte omvang en specifieke gebouw en zorginhoudelijke eisen
geconcentreerd blijven bij een beperkt aantal FPC’s.
2.4
Conclusies
Vanuit de kaders in de forensische zorg zijn verschillende implicaties voor het
inkoopbeleid 2015 naar voren gekomen. Belangrijke opdracht voor 2015 is
uitvoering geven aan de taakstelling van het Masterplan DJI en de afspraken uit het
convenant Forensische Zorg. Daarnaast dienen de speerpunten uit het
Meerjarenbeleid Inkoop Forensische Zorg 2014 – 2017 geconcretiseerd te worden
voor het inkoopbeleid 2015. Dit houdt in dat de speerpunten moeten worden
vertaald binnen de taakstellingsopdracht en convenantafspraken voor 2015.
Pagina 13 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
3
Bekostiging
3.1
DBBC
Sinds 1 januari 2011 wordt de DBBC-systematiek geleidelijk in de forensische zorg
ingevoerd. In deze paragraaf worden de ontwikkelingen, analyses en het onderzoek
met betrekking tot de DBBC-systematiek uiteengezet. In paragraaf 3.3 worden op
basis hiervan conclusies getrokken voor het inkoopbeleid 2015.
3.1.1
Ontwikkelingen DBBC
De volgende ontwikkelingen zijn relevant voor het inkoopbeleid 2015:
− In 2013 en 2014 werd de omzet nog voor 95% gebaseerd op de oude
bekostigingssystematiek en voor 5% op DBBC. In 2015 geldt dat 70% van
de omzet wordt bepaald op basis van de oude parameters en 30% op basis
van DBBC’s. Vanaf 2016 zal de volledige omzet op basis van DBBC’s worden
bepaald.
− De Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) is verantwoordelijk voor het vaststellen
van de maximum DBBC-tarieven. Hierdoor is de zorgaanbieder, tot aan de
maximum vastgestelde tarieven, vrij in het bepalen van de hoogte van de
aan te bieden tarieven.
− De NZa heeft voor 2014 nieuwe maximum DBBC tarieven vastgesteld. Om
binnen het kader te kunnen blijven van het convenant, heeft DForZo deze
tarieven in 2014 gecorrigeerd. Het met de branchepartijen overeengekomen
convenant geeft namelijk de budgettaire kaders aan waarbinnen de
forensische zorg wordt bekostigd de komende jaren. Voor 2015 zal DForZo
de aangepaste tarieven 2014 hanteren, waarbij indexering zal plaatsvinden
op basis van de door de NZa gepubliceerde percentages. In de DBBC sheets
zijn de aangepaste tarieven opgenomen. Zorgaanbieders worden
nadrukkelijk uitgenodigd om een lager tarief te offreren. Hoger is niet
mogelijk.
− Sinds 2013 maakt de Normatieve Huisvestingscomponent (NHC) integraal
onderdeel uit van de DBBC-financiering. Er geldt een geleidelijke
overgangsperiode tot 2018. De NHC telt bij de afrekening over 2015 mee
voor 50%.
− DForZo beziet de mogelijkheden om een permanent voorschot te hanteren.
Dit zou inhouden dat de in 2014 uitbetaalde voorschotten omgezet zullen
worden in een permanent voorschot.
− Bevoorschotting van de NHC vormt onderdeel van het permanent voorschot.
Pagina 14 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
3.1.2
Analyses DBBC
Overige Forensische Zorg
Verblijfsdagen OFZ &
FZG
Beveiligingsniveaus
1
2
3
4
Totaal
Herschikking 2011
16%
39%
45%
0%
100%
Herschikking 2012
19%
38%
43%
0%
100%
Herschikking 2013
24%
51%
25%
0%
100%
Afspraak 2014
23%
55%
22%
0%
100%
Tabel 1: Analyse DBBC’s op beveiligingsniveau
DForZo heeft in 2013 ingezet op het correct indelen van zorgaanbieders naar het
beveiligingsniveau. Op basis van de materiële en immateriële beveiligingseisen is
het beveiligingsniveau per zorgaanbieder vastgesteld. Dit heeft erin geresulteerd dat
een substantiële verschuiving heeft plaatsgevonden van beveiligingsniveau 3 naar 2.
Dit is in bovenstaande tabel duidelijk zichtbaar.
Verblijfsintensiteit
D
E
38%
22%
OFZ & FZG
Totaal
A
0%
B
2%
C
9%
F
23%
G
6%
Totaal
100%
Tabel 2: Analyse DBBC’s op verblijfsintensiteit
In 2014 is een nieuwe verblijfsintensiteitenmatrix van 7 klassen ingevoerd. Daar de
definitie van de verblijfsintensiteit veranderd is ten opzichte van de voormalige
verblijfsmatrix van 3 klassen, is een vergelijking met voorgaande jaren niet
mogelijk. In de tabel is de verdeling van verblijfsintensiteiten over alle OFZaanbieders zichtbaar.
Beveiligingsniveau 1
A
0%
B
4%
C
27%
Verblijfsintensiteit
D
E
47%
17%
F
5%
Beveiligingsniveau 2
0%
3%
5%
19%
43,0%
Beveiligingsniveau 3
-
-
-
-
51%
OFZ & FZG
G
0%
Totaal
100%
26%
4%
100%
33%
16%
100%
Tabel 3: Analyse DBBC’s op verblijfsintensiteit naar beveiligingsniveau
In tabel 3 is de mix van verblijfsintensiteiten gesegmenteerd naar
beveiligingsniveau. Hieruit blijkt dat er een samenhang is tussen de hoogte van de
verblijfsintensiteit en de hoogte van het beveiligingsniveau.
Pagina 15 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Beveiligingsniveau 1,2,3
Verblijfsintensiteit
A
B
C
D
E
F
G
Totaal
Aan een middel gebonden stoornissen
0%
2%
7%
37%
34%
20%
1%
100%
Persoonlijkheidsstoornissen
0%
2%
10%
14%
39%
26%
9%
100%
Problemen in verband met misbruik of verwaarlozing
0%
1%
5%
12%
67%
14%
0%
100%
Productgroepen Behandeling Kort
40%
32%
15%
12%
1%
100%
0%
0%
Productgroepen Diagnostiek
0%
23%
12%
29%
25%
11%
0%
100%
Restgroep diagnoses
0%
2%
10%
17%
49%
18%
4%
100%
2%
12%
15%
33%
27%
11%
100%
Sexuele stoornissen en genderidentiteitsstoornissen
0%
7%
6%
10%
56%
18%
4%
100%
Stoornissen in de impulsbeheersing
8%
18%
45%
27%
0%
100%
11%
45%
22%
11%
100%
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
0%
Stoornissen in de kindertijd (As 1)
0%
0%
2%
2%
7%
Tabel 4: Analyse DBBC’s op productgroep afgezet naar verblijfsintensiteit (beveiligingsniveau 1,2 en 3)
In deze tabel wordt voor de drie beveiligingsniveaus in de OFZ de verdeling van de
verblijfsintensiteiten en de verschillende DBBC hoofddiagnosegroepen weergegeven.
Hierin is te zien dat verblijfsintensiteit A voor geen van de DBBC hoofdgroepen
voorkomt. Het zwaartepunt van de aangeboden verblijfsintensiteiten lijkt te liggen
op verblijfsintensiteit D, E en F.
In de onderstaande tabellen wordt de verdeling van de aangeboden
verblijfsintensiteiten per DBBC hoofddiagnosegroep uitgesplitst naar de drie
verschillende beveiligingsniveaus in de OFZ.
Beveiligingsniveau 1
Verblijfsintensiteit
A
B
C
D
E
F
G
Totaal
Aan een middel gebonden stoornissen
0%
5%
15%
60%
17%
2%
1%
100%
Persoonlijkheidsstoornissen
0%
2%
52%
29%
11%
6%
0%
100%
Problemen in verband met misbruik of verwaarlozing
0%
6%
41%
7%
0%
47%
0%
100%
Productgroepen Behandeling Kort
0%
0%
54%
41%
3%
2%
0%
100%
Productgroepen Diagnostiek
0%
0%
0%
100%
0%
0%
0%
100%
Restgroep diagnoses
0%
2%
36%
33%
21%
7%
0%
100%
2%
37%
41%
11%
8%
0%
100%
Sexuele stoornissen en genderidentiteitsstoornissen
0%
26%
17%
0%
51%
5%
0%
100%
21%
0%
100%
10%
0%
100%
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
0%
Stoornissen in de impulsbeheersing
0%
5%
24%
15%
34%
Stoornissen in de kindertijd (As 1)
0%
3%
36%
21%
29%
Tabel 5: Analyse DBBC’s op productgroep afgezet naar verblijfsintensiteit (beveiligingsniveau 1)
Pagina 16 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Beveiligingsniveau 2
Verblijfsintensiteit
A
B
C
D
E
F
G
Totaal
Aan een middel gebonden stoornissen
0%
1%
2%
32%
38%
27%
0%
100%
Persoonlijkheidsstoornissen
0%
3%
2%
17%
45%
28%
5%
100%
Problemen in verband met misbruik of verwaarlozing
0%
1%
1%
22%
60%
17%
0%
100%
Productgroepen Behandeling Kort
1%
2%
3%
11%
52%
32%
0%
100%
Productgroepen Diagnostiek
0%
30%
16%
22%
18%
14%
1%
100%
Restgroep diagnoses
0%
3%
4%
15%
59%
17%
2%
100%
2%
11%
15%
37%
28%
8%
100%
Sexuele stoornissen en genderidentiteitsstoornissen
0%
10%
9%
16%
38%
27%
0%
100%
Stoornissen in de impulsbeheersing
0%
1%
1%
21%
50%
27%
0%
100%
Stoornissen in de kindertijd (As 1)
0%
2%
3%
12%
51%
23%
9%
100%
G
Totaal
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
0%
Tabel 6: Analyse DBBC’s op productgroep afgezet naar verblijfsintensiteit (beveiligingsniveau 2)
Beveiligingsniveau 3
Verblijfsintensiteit
A
B
C
D
E
F
Aan een middel gebonden stoornissen
0%
0%
0%
0%
59%
38%
3%
100%
Persoonlijkheidsstoornissen
0%
0%
0%
0%
45%
34%
21%
100%
Problemen in verband met misbruik of verwaarlozing
0%
0%
0%
0%
100%
0%
0%
100%
Productgroepen Behandeling Kort
0%
0%
2%
83%
15%
100%
0%
0%
Productgroepen Diagnostiek
0%
0%
0%
0%
100%
0%
0%
100%
Restgroep diagnoses
0%
0%
0%
0%
47%
38%
15%
100%
0%
0%
0%
36%
35%
29%
100%
Schizofrenie en andere psychotische stoornissen
0%
Sexuele stoornissen en genderidentiteitsstoornissen
0%
0%
0%
0%
85%
5%
10%
100%
Stoornissen in de impulsbeheersing
0%
0%
0%
0%
50%
50%
0%
100%
Stoornissen in de kindertijd (As 1)
0%
0%
0%
0%
35%
31%
34%
100%
Tabel 7: Analyse DBBC’s op productgroep afgezet naar verblijfsintensiteit (beveiligingsniveau 1,2 en 3)
Enkele productgroepen zijn dusdanig weinig ingekocht, dat de spreiding op enkele
zorgaanbieders is gebaseerd. Dit verklaart waarom bijvoorbeeld bij enkele
productgroepen 100% op 1 zorgintensiteit is ingekocht.
Tbs
1
Justitiele FPC's
Niet Justitiele FPC's
11%
33%
Beveiligingsniveau
2
3
4 Justitiele FPC's
6%
10%
3%
56%
80%
0%
100%
100%
Tabel 8: Analyse DBBC’s op beveiligingsniveau
In tabel 8 is de ingekochte Tbs-capaciteit 2014 op beveiligingsniveau weergegeven.
In de tabel is onderscheid gemaakt in justitiële en niet-justitiële FPC’s (FPK’s). Bij de
justitiële FPC’s is voornamelijk beveiligingsniveau 4 ingekocht. Bij de niet-justitiële
FPC’s is voornamelijk niveau 3 ingekocht.
Pagina 17 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Bij de FPC’s zijn verschillende beveiligingsniveaus ingekocht, omdat binnen het
behandeltraject van een Tbs-gestelde verschillende fasen onderscheiden worden. In
de transmurale fase verblijft een patiënt veelal in een FPA, reguliere GGZ of RIBW
en wordt in deze fase de zorg gefinancierd door het FPC. Tot op heden wordt door
het FPC alle zorg binnen de DBBC-systematiek gefactureerd. Dit houdt in dat indien
een patiënt bijvoorbeeld verblijft in een RIBW, dit waarschijnlijk op een
beveiligingsniveau 1 binnen de DBBC-systematiek wordt gefactureerd. In de OFZ
wordt deze verblijfszorg daarentegen binnen de ZZP-systematiek gefinancierd.
In onderstaande tabellen is de ingekochte capaciteit in verblijfsintensiteiten
uitgesplitst naar beveiligingsniveau weergegeven. De verblijfsintensiteitenmix is bij
de niet-justitiële FPC’s op alle beveiligingsniveaus gemiddeld hoger dan bij de
justitiële FPC’s.
Verblijfsintensiteit
Justitiele FPC's
Niet Justitiele FPC's
A
B
C
D
E
F
6%
5%
5%
3%
11%
6%
35%
11%
35%
23%
3%
39%
GJustitiele FPC's
5%
12%
100%
100%
Tabel 9: Analyse DBBC’s op verblijfsintensiteit binnen beveiligingsniveau 1
Verblijfsintensiteit
Justitiele FPC's
Niet Justitiele FPC's
A
B
C
D
E
F
10%
14%
14%
0%
35%
0%
17%
11%
23%
50%
0%
12%
G Justitiele FPC's
0%
14%
100%
100%
Tabel 10: Analyse DBBC’s op verblijfsintensiteit binnen beveiligingsniveau 2
Verblijfsintensiteit
Justitiele FPC's
Niet Justitiele FPC's
A
B
C
D
E
F
0%
0%
0%
0%
25%
0%
33%
0%
32%
21%
8%
60%
G Justitiele FPC's
1%
19%
100%
100%
Tabel 11: Analyse DBBC’s op verblijfsintensiteit binnen beveiligingsniveau 3
Verblijfsintensiteit
Justitiele FPC's
A
B
C
D
E
F
2%
0%
9%
38%
41%
3%
G Justitiele FPC's
6%
100%
Tabel 12: Analyse DBBC’s op verblijfsintensiteit binnen beveiligingsniveau 4
3.1.3
Onderzoek DBBC
Bij de invoering van de prestatiebekostiging wil DForZo toewerken naar een
zorgpakket dat enerzijds recht doet aan de prestatiebeschrijvingen en anderzijds
aansluit op de beleidsdoelstellingen voor de forensische zorg. DForZo beziet daarom
jaarlijks bij de inkoop op welke wijze het zorgpakket (nog) beter kan aansluiten op
deze 2 uitgangspunten.
In 2013 heeft DForZo ingezet op het correct indelen van zorgaanbieders naar
beveiligingsniveau. Dit heeft erin geresulteerd dat de ingekochte beveiligingsniveaus
nu recht doen aan de gestelde beveiligingseisen. Een correcte indeling naar
beveiligingsniveau heeft het tevens mogelijk gemaakt zorgaanbieders te
segmenteren. De oude segmentering naar FPK, FPA, reguliere GGZ en
verslavingszorg is vertaald naar beveiligingsniveau. In 2014 lag de focus op de
vertaling van de oude naar de nieuwe verblijfsintensiteitenmatrix, waarbij met name
beoordeeld is op een indeling die recht doet aan de prestatiebeschrijvingen.
Zorgaanbieders konden naar eigen inzicht de benodigde verblijfsintensiteiten
offreren. DForZo heeft bewust niet beoordeeld op de zwaarte van de geoffreerde
mix van verblijfsintensiteiten, om zodoende een duidelijk beeld te krijgen van de
vaststellingswijze van de verblijfsintensiteitenmix door zorgaanbieders.
Pagina 18 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Ten einde aansluiting te maken op de beleidsdoelstellingen van DForZo, legt DForZo
in 2015 de focus op de zwaarte van de verblijfsintensiteitenmix. Belangrijk
uitgangspunt is dat het zorgniveau ‘hoog is waar nodig en laag waar mogelijk’.
DForZo heeft derhalve onderzoek uit laten voeren naar de gewenste mix van
verblijfsintensiteiten.
Op basis van ingekochte verblijfsintensiteitenmix van 2014 en de segmentering naar
beveiligingsniveaus, is het mogelijk om zorginstellingen per segment met elkaar te
vergelijken. In paragraaf 3.1.2 Analyse DBBC in tabel 3 is zichtbaar dat de
verblijfsintensiteitenmix zwaarder wordt naarmate het beveilgingsniveau toeneemt.
Een voorbeeld van een sterke relatie tussen beveiligingsniveau en de hoogte van de
verblijfsintensiteitenmix is beveiligingsniveau 3. Daar werd in 2014 alleen de
verblijfsintensiteiten E, F en G aangeboden. In deze mix lijken er geen
mogelijkheden te bestaan om de verblijfsintensiteit (substantieel) af te bouwen
binnen een beveiligingsniveau om de patiënt zelfstandiger (met minder begeleiding)
te laten functioneren. DForZo zal in de inkoop 2015 een sterker accent leggen op de
gewenste spreiding van verblijfsintensiteit over de verschillende beveiligingsniveaus.
3.2
ZZP en extramurale AWBZ
Sinds 1 januari 2011 wordt de ZZP-systematiek geleidelijk in de forensische zorg
ingevoerd. In deze paragraaf worden de ontwikkelingen, analyses en onderzoek met
betrekking tot de ZZP-systematiek uiteengezet. In paragraaf 3.3 worden op basis
hiervan conclusies getrokken voor het inkoopbeleid 2015.
3.2.1
Ontwikkelingen ZZP en extramurale AWBZ
De volgende ontwikkelingen zijn relevant voor het inkoopbeleid 2015:
− Vanaf het jaar 2015 wordt volledig ingekocht, bekostigd, gefactureerd en
afgerekend in ZZP’s. Er is derhalve geen vangnet meer van toepassing.
− Vanaf 2015 wordt ook bij de FPC’s in ZZP’s ingekocht. Hiermee volgt DForZo
beleidsregel BR-FZ-0010 van de NZa.
− In 2015 is de door de NZa opgestelde regeling ‘Declaratiebepalingen
prestaties ZZP’s en extramurale parameters FZ’ van toepassing. Hierin stelt
de NZa beperkingen, voorwaarden en voorschriften voor het declareren van
prestaties in ZZP’s en extramurale AWBZ in de forensische zorg.
− DForZo is gestart met een project dat moet leiden tot het in 2015 digitaal
kunnen verwerken van facturen van de hiervoor genoemde geleverde
zorgprestaties. Over de voortgang, de gevolgen en de planning met
betrekking tot de implementatie worden de zorgaanbieders nader
geïnformeerd.
Pagina 19 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
3.2.2
Analyses ZZP en extramurale AWBZ
ZZP
2011
2012
2013
2014
Herschikking Realisatie
Herschikking Realisatie
Begroot Realisatie
Begroot Realisatie
jan-mrt
GGZ
C1
GGZ
C2
GGZ
C3
GGZ
C4
GGZ
C5
GGZ
C6
Totaal
5%
2%
2%
0%
1%
1%
9%
2%
12%
11%
7%
8%
4%
4%
12%
8%
37%
39%
40%
40%
32%
34%
29%
33%
26%
23%
24%
24%
28%
25%
22%
26%
16%
22%
23%
25%
31%
34%
28%
31%
5%
3%
4%
4%
4%
3%
1%
0%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Tabel 13: Analyses ZZP in verhoudingen naar zorgzwaarte GGZ C
In tabel 13 is de verdeling van de ZZP GGZ-C reeks zichtbaar over de jaren 2011 tot
en met 2014. Er is een trend zichtbaar van de afname van ZZP GGZ-C 1, 2 en 3
over 2011 tot en met 2013. In 2014 is ineens een sterke stijging te zien van ZZP
GGZ-C 1 en 2. Dit komt door de overheveling van de DEMO-instellingen naar de
inkoop forensische zorg. DForZo koopt ZZP GGZ-C 6 sinds 2014 niet meer in.
2011
2012
2013
2014
Herschikking Realisatie
Herschikking Realisatie
Begroot Realisatie
Begroot Realisatie
jan-mrt
VG1
3%
3%
1%
1%
0%
0%
0%
0%
VG2
2%
6%
1%
0%
0%
0%
0%
0%
VG3
2%
3%
3%
3%
2%
1%
0%
0%
VG4
4%
5%
3%
3%
3%
2%
1%
0%
VG5
0%
0%
1%
2%
0%
1%
1%
0%
VG6
9%
19%
11%
12%
14%
19%
14%
24%
VG7
Totaal
79%
65%
79%
80%
81%
78%
84%
76%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
100%
Tabel 14: Analyse ZZP in verhoudingen naar zorgzwaarte VG
In tabel 14 is de verdeling van de ZZP VG reeks zichtbaar over de jaren 2011 tot en
met 2014. Er is een trend zichtbaar van de afname van ZZP VG 1 tot en met 5 over
2011 tot en met 2013. In 2014 is vrijwel uitsluitend ZZP VG 6 en 7 begroot. DForZo
koopt ZZP VG 5 sinds 2014 niet meer in.
Pagina 20 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Extramurale AWBZ
In de tabellen 15 en 16 is het begroot en het gerealiseerde aandeel
begeleidingsuren zichtbaar over de jaren 2012 tot en met 2014. De realisatie over
2014 is gebaseerd op de eerste 3 maanden. In verband met het doelmatig besteden
van middelen heeft DForZo sinds 2013 een productmix ingevoerd voor de
begeleidingsparameters. Het effect van de maatregel is in de tabellen zichtbaar.
Begroot aandeel begeleidingsuren
Zorgcategorie code
H300 Begeleiding
H150 Begeleiding extra
H152 Begeleiding speciaal
H153 Gespecialiseerde begeleiding
Jaar
2012
2013
2014
25%
50%
52%
15%
12%
11%
9%
6%
2%
52%
32%
35%
2012
2013
2014
25%
42%
46%
16%
10%
10%
Tabel 15: begroot aandeel begeleidingsuren
Realisatie aandeel begeleidingsuren
Zorgcategorie code
H300 Begeleiding
H150 Begeleiding extra
H152 Begeleiding speciaal
H153 Gespecialiseerde begeleiding
Jaar
8%
7%
2%
51%
42%
42%
Tabel 16: realisatie aandeel begeleidingsuren
3.2.3
Onderzoek ZZP en extramurale AWBZ
Vanaf 2015 gaat DForZo de verblijfsinstellingen volledig bekostigen in ZZP’s. Voor
zowel de GGZ-C als de VG ZZP’s hebben we in voorgaande paragraaf gezien dat de
ontwikkeling over de jaren heen richting zwaardere zorgzwaarte is. Vanuit het
principe van doorstroom wil DForZo juist een ontwikkeling richting lichtere ZZP’s
zien. Het is immers gewenst dat personen die op een hoog niveau instromen door
de geleverde zorg een steeds lagere begeleidigingsintensiteit nodig hebben totdat ze
kunnen uitstromen naar zelfstandige woonruimte. Om deze reden heeft DForZo
onderzoek laten doen naar de mogelijkheid voor het hanteren van een norm voor
de verdeling tussen ZZP niveaus. In deze paragraaf worden de bevindingen van dit
onderzoek gepresenteerd.
ZZP GGZ-C
In de AWBZ is de mix van ZZP GGZ-C aanzienlijk lichter dan in de forensische zorg.
Tabel 17 toont het verschil in verdeling tussen de ZZP GGZ-C in de AWBZ en de
forensische zorg1. Wanneer de verdeling tussen ZZP’s in de afspraken forensische
zorg 2014 wordt vergeleken met het aantal openstaande indicaties van het CIZ per
juli 2013 blijkt dat ZZP GGZ-C 5 veel meer dan in de AWBZ voorkomt en dat ZZP
GGZ-C 3 juist veel minder voorkomt.
1
De percentages bij de forensische zorg in tabel 17 komen niet overeen met de percentages in
tabel 13. Dit komt doordat tabel 17 is gebaseerd op de inkoopafspraak en tabel 13 op de
realisatie.
Pagina 21 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Reguliere zorg
Forensische Zorg
Zorgzwaartepakket Aantal open
Percentage Aantal bedden in
indicaties per 1-jul
inkoopafspraken
2013
2014
GGZ01C
620
2%
62
GGZ02C
4.450
12%
87
GGZ03C
17.405
47%
199
GGZ04C
8.110
22%
151
GGZ05C
5.615
15%
180
GGZ06C
760
2%
5
Percentage
9%
13%
29%
22%
26%
1%
Tabel 17: verdeling ZZP GGZ-C tussen AWBZ en forensische zorg
In de AWBZ indiceert het CIZ voor een specifieke ZZP. De reclassering indiceert
voor beschermd wonen zonder 24-uurs toezicht, met lichte begeleiding of met
intensieve begeleiding. Bij de indicatiestelling voor intensieve begeleiding kunnen
zorgaanbieders zelf bepalen welk ZZP voor de cliënt van toepassing is. De uitkomst
van de keuzes die zorgaanbieders maken is, zoals uit voorgaande tabel blijkt, dat er
relatief meer ZZP GGZ-C 5 wordt geleverd dan in de AWBZ.
De forensische doelgroep lijkt weliswaar anders dan de AWBZ doelgroep, zij hebben
namelijk een delict gepleegd, maar in gesprekken met zorgaanbieders werd
aangegeven dat een groot deel van de doelgroep in de AWBZ met enige regelmaat
met justitie in aanraking komt. Deze praktijkervaring van een aantal zorgaanbieders
wordt ondersteund door onderzoek dat is gedaan naar de eigenschappen van
patiënten in de GGZ en de forensische zorg. In een onderzoek van de RIBW
alliantie2 staat dat “forensische cliënten in wezen niet anders zijn dan reguliere
RIBW-cliënten”. Er blijkt veel overlap te zijn tussen de 2 groepen en binnen de
groepen is veel verschil te vinden. In het rapport wordt gesteld dat begeleiding over
het algemeen wel enigszins intensiever zal zijn, mede door een hoger aantal
begeleidingsgesprekken, controles in het kader van het reclasseringstoezicht, extra
investering in het vinden van een dagbesteding en werk en de afstemming die nodig
is met justitiële ketenpartners. Op basis van dit rapport verwacht DForZo daarom
een ZZP-mix die slechts marginaal zwaarder is dan in de AWBZ.
De mix van ZZP in de AWBZ kan dus als richtlijn worden gebruikt voor de sturing op
de ZZP-mix in de forensische zorg. Het gevolg van het toepassen van een norm
voor de ZZP-mix is dat er in de forensische zorg doorstroom nodig is van zware naar
lichte ZZP’s. Een ZZP is een pakket van normen aan begeleidingsuren en
voorzieningen dat past bij een bepaalde zorgbehoefte. Aangezien het een pakket
betreft en niet alleen begeleidingsuren is doorstroom niet mogelijk naar een
willekeurig lagere ZZP. Ter verheldering is hierna een korte beschrijving van de ZZP
GGZ-C 1 tot en met 5 opgenomen.
2
RIBW alliantie 2014: Begeleiding van forensische cliënten in de RIBW.
Pagina 22 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
ZZP
GGZ-C
Beschrijving
Uren
begeleiding
per week
Clientprofiel
1
Beschut/beschermd
wonen, lichte
begeleiding, geen
verpleging, geen 24
uur toezicht
Beschut/beschermd
wonen met 24 uur
toezicht, uitgebreide
begeleiding, geen
verpleging
Beschut/beschermd
wonen met 24 uur
toezicht, intensieve
begeleiding
3,5-5,5
Lichte psychiatrische aandoening,
met problematiek van passieve
aard. Geen somatische
problematiek. Geen
gedragsproblematiek
Lichte psychiatrische aandoening
van passieve aard. Geen
somatische problematiek. Lichte
gedragsproblematiek
Beschut/beschermd
wonen, eventueel
met een gesloten
karakter. Intensieve
begeleiding op alle
levensterreinen,
inclusief hulp
wegens somatische
beperking
Beschut/beschermd
wonen, eventueel
met een besloten
karakter.
Ondersteuning en
overname van
taken op alle
levensterreinen
12-15
2
3
4
5
8,5-10,5
9,5-12
13,5-16,5
Psychiatrische aandoening van
passieve tot actieve aard. Geen
somatische problematiek. Enige
terugkerende
gedragsproblematiek.
Complexe psychiatrische
aandoening van actieve aard.
Somatische beperkingen en/of
gezondheidsproblemen.
Terugkerende
gedragsproblematiek die met
medicatie onder controle gebracht
wordt.
Complexe psychiatrische
aandoening is van actieve aard en
wordt met medicatie onder
controle gehouden. Soms
somatische beperking of
gezondheidsproblemen. Ernstige
gedragsproblematiek
Tabel 18: beschrijving van de ZZP’s GGZ-C 1 tot en met 5
Het afbouwen van ZZP GGZ-C in de AWBZ verloopt meestal van ZZP GGZ-C 5 naar
3. ZZP GGZ-C 4 is bedoeld voor mensen die een somatische beperking hebben.
Daar personen met ZZP GGZ-C 5 meestal geen lichamelijke beperking hebben,
maar de hoge zorgzwaarte hebben vanwege ernstige gedragsproblematiek, is het
vaak zo dat afgebouwd wordt van ZZP GGZ-C 5 naar 3. Dit pad, dat in de AWBZ
gebruikelijk is, zou ook toepasbaar moeten zijn in de forensische zorg.
ZZP VG
Voor verstandelijk gehandicaptenzorg is het duidelijk dat er een duurdere mix aan
ZZP’s wordt ingekocht binnen de forensische zorg ten opzicht van de reguliere
verstandelijk gehandicaptenzorg (zie tabel 20). In de forensische zorg wordt
nagenoeg alle zorg in ZZP VG 6 en 7 geleverd, waar er een meer gelijkmatige
verdeling over de ZZP’s is in de reguliere verstandelijk gehandicaptenzorg.
ZZP VG 6 en 7 zijn bedoeld voor patiënten met extreme gedragsproblematiek. De
instroom van extreem gedragsgestoorde patiënten kan dit deels verklaren. Het
moet echter het doel zijn om bij de patiënt de gedragsproblematiek onder controle
te brengen en na verloop van tijd de begeleidingsintensiteit van de patiënt af te
bouwen. Bovendien komt een deel van de instroom uit een behandelinstelling, waar
ook al aandacht is geweest voor de gedragsproblematiek. Zorgaanbieders geven
aan dat de doelgroep uit het forensische kader inderdaad een grote
Pagina 23 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
begeleidingsbehoefte heeft. Hierdoor zijn de verschillen met de reguliere VG deels te
verklaren. Dit kan echter niet het gehele verschil verklaren.
Wegens voorgaande redenen acht DForZo de afbouw van het aandeel ZZP VG 7
mogelijk. DForZo wordt in deze gedachte gesterkt doordat in de realisatie 2011 het
aandeel ZZP VG 7 ook aanzienlijk lager was dan in de afspraken 2014. Bij het
afbouwen van de zorgzwaarte is aangegeven dat:
- De doelgroep altijd gedragsproblematiek kent;
- Voldoende begeleiding aanwezig moet zijn bij de dagbesteding (circa 1 op 4);
- Bij de zorgverlening behandelaars betrokken moeten zijn.
Tabel 19 schetst hoe deze kenmerken zich tot de ZZP’s verhouden.
ZZP
VG
Beschrijving
Uren
begeleiding
per week
Groepsgrootte
dagbesteding
1
Wonen met
enige
begeleiding
Wonen met
begeleiding
5-7
7
7,5-9,5
7
3
Wonen met
begeleiding
en verzorging
10,5-13
7
4
Wonen met
begeleiding
en intensieve
verzorging
Wonen met
intensieve
begeleiding
en intensieve
verzorging
Wonen met
intensieve
begeleiding,
verzorging en
gedragsregulering
12,5-15,5
(Besloten)
wonen met
zeer
intensieve
begeleiding,
verzorging en
Gedragsregulering
2
5
6
7
Gedrags
problematiek
Behandelaars
betrokken
Niet of in
geringe
mate
Niet of in
geringe
mate
Niet of in
geringe
mate
Nee
7
Niet of in
geringe
mate
Ja
16-20
5
Geringe
mate
Ja
15-18,5
5
Ja
20,5-25
3
Structurele
vaak
cumulatieve
gedragsproblematiek.
Verschillende
vormen
van
extreme
gedragsproblematiek
Nee
Ja
Ja
Tabel 19: beschrijving van de ZZP’s VG 1 tot en met 7
Met de genoemde criteria door de zorgaanbieders, volgt dat het afbouwen van de
zorgzwaarte van ZZP VG 7 mogelijk is naar ZZP VG 6. Ook binnen deze ZZP’s wordt
de dagbesteding in kleine groepen gegeven, is er rekening gehouden met de
gedragsproblematiek en zijn er behandelaars betrokken.
Pagina 24 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Reguliere zorg
Zorgzwaartepakket Aantal open
indicaties per
1-juli 2013
VG01
1.065
VG02
7.590
VG03
20.155
VG04
11.025
VG05
VG06
VG07
VG08
11.070
18.410
11.180
4.265
Forensische Zorg
Percentage
1%
9%
24%
13%
Aantal bedden in
inkoopafspraken
2014
1
13%
22%
13%
5%
1
13
74
-
Percentage
0%
0%
0%
1%
1%
14%
84%
0%
Tabel 20: verdeling ZZP VG tussen AWBZ en forensische zorg
3.3
Conclusies
Overige Forensische Zorg
DBBC
In 2015 geldt dat 70% van de omzet wordt bepaald op basis van de oude
parameters en 30% op basis van DBBC’s. Vanaf 2016 zal de volledige omzet op
basis van DBBC’s worden bepaald. Het is gezien de aanstaande volledige overgang
op de DBBC-systematiek voor DForZo van steeds groter belang om te sturen op
DBBC’s.
Met betrekking tot de DBBC’s legt DForZo in het inkoopbeleid 2015 daarom de focus
op de zwaarte van de verblijfsintensiteitenmix. Het uitgangspunt is dat het
zorgniveau ‘hoog is waar nodig en laag waar mogelijk’. Op basis van de ingekochte
verblijfsintensiteitenmix van 2014 constateert DForZo ten aanzien van de OFZ dat
de verblijfsintensiteitenmix zwaarder wordt naarmate het beveiligingsniveau
toeneemt. DForZo zal in de inkoop 2015 een sterker accent leggen op de gewenste
spreiding van verblijfsintensiteit op de verschillende beveiligingsniveaus door middel
van productmixen.
ZZP
De gemiddelde zorgzwaarte is door de jaren heen zowel in de ZZP GGZ-C reeks als
bij de ZZP VG aanzienlijk toegenomen. Bovendien valt de mix aan zorgzwaarte in de
forensische zorg aanzienlijk zwaarder uit dan in de AWBZ. DForZo wil de doorstroom
van patiënten naar lagere ZZP’s stimuleren, met het oog op zelfstandiger maken
van de patiënten en vanwege een goede aansluiting op de reguliere GGZ. DForZo is
voornemens om vanaf 2015 te gaan sturen op een productmix voor zowel de ZZP
GGZ-C als de ZZP VG. Het doel hiervan is de productmix verlagen, zodat deze beter
aansluit bij de mix in de reguliere GGZ.
Bij het bepalen van de productmix voor de ZZP GGZ-C kijkt DForZo naar de
bestaande mix in de AWBZ. DForZo ontwikkelt op basis hiervan een norm die
toegepast wordt op de in te kopen volumes in 2015. Concreet betekent dit
bijvoorbeeld dat bij sommige RIBW’s ten opzichte van de ZZP-afspraken 2014
minder ZZP 5 ingekocht wordt en meer ZZP 3. Bij de ZZP’s VG stuurt DForZo op een
maximering van de productie op ZZP VG 7. In de Offerteaanvraag 2015 geeft
DForZo de normen aan die worden gehanteerd.
Pagina 25 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Extramurale AWBZ
In verband met het doelmatig besteden van middelen heeft DForZo sinds 2013 een
productmix ingevoerd voor de begeleidingsparameters. Daar DForZo inzet op
ambulantisering en daarmee naar verwachting een ‘zwaardere’ doelgroep eerder in
aanmerking komt voor ambulante begeleiding, zal DForZo de productmix voor 2015
bijstellen. Het maximale aandeel van de producten Begeleiding speciaal (H152) en
gespecialiseerde begeleiding (H153) tezamen in de productmix begeleiding was
voor 2014 vastgesteld op 50%. In 2015 verhoogt DForZo dit aandeel. In de
Offerteaanvraag 2015 geeft DForZo de normen aan die worden gehanteerd.
Tbs
DBBC
In tegenstelling tot de OFZ zal DForZo in de inkoop Tbs 2015 niet een productmix
voor de verblijfsintensiteiten hanteren. Reden hiervoor is dat bij de FPC’s
verschillende beveiligingsniveaus ingekocht zijn ten behoeve van de verschillende
fasen binnen het behandeltraject van een Tbs-gestelde en tot op heden alle zorg
door het FPC binnen de DBBC-systematiek wordt gefactureerd. Vanaf 2015 wordt bij
de FPC’s ook in ZZP’s ingekocht. Dit heeft tot gevolg dat een deel de zorg die nu in
DBBC’s wordt ingekocht vanaf 2015 in ZZP’s wordt ingekocht. Daarmee zal de in
2014 ingekochte verblijfsintensiteitenmix wijzigen en kan dit niet als uitgangspunt
gebruikt worden om een productmix op de verblijfsintensiteiten vast te stellen.
Uiteraard zal bij de inkoop van verblijfsintesiteiten bij de Tbs wel beoordeeld worden
in hoeverre deze gewenst is.
ZZP
Vanaf 2015 worden ook bij de FPC’s ZZP’s ingekocht. Hiermee volgt DForZo de
beleidsregel BR-FZ-0010 van de NZa.
Pagina 26 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
4
Kwaliteit
4.1
Prestatie-indicatoren
Een doelstelling van het Meerjarenbeleid Inkoop Forensische Zorg 2014-2018 is
‘inkopen en differentiëren op basis van kwaliteit’. In samenspraak met het
forensisch veld zijn een aantal prestatie-indicatoren ontwikkeld. De prestatieindicatoren zijn in te delen in twee verschillende sets. Deze worden hieronder
toegelicht.
4.1.1
Prestatie-indicatoren Doelmatigheid
In 2011 is het zogenoemde traject ‘Prestatie-indicatoren Doelmatigheid’ gestart. In
dit traject hebben vertegenwoordigers van de FPC’s en DForZo afgesproken
indicatoren te ontwikkelen die toezien op een tweetal aspecten van de (effectiviteit
van de) behandeling, namelijk:
1. doorlooptijd van de behandeling (behandelduur);
2. maatschappelijke veiligheid (recidive / risico).
1. Doorlooptijd van de behandeling (behandelduur)
Om de doorlooptijd van de behandeling te meten, is in samenwerking met het veld
een aantal indicatoren gedefinieerd:
−
−
−
−
percentage Tbs-gestelden met begeleid verlof binnen twee jaar,
percentage Tbs-gestelden met onbegeleid verlof binnen vier jaar,
percentage Tbs-gestelden met transmuraal verlof binnen zes jaar,
percentage Tbs-gestelden met proefverlof / (voorwaardelijke)
beëindiging Tbs-maatregel binnen acht jaar.
De normering van de indicatoren wordt gebaseerd op de afspraak uit het convenant
om de behandelduur terug te dringen naar gemiddeld acht jaar in 2017. De afspraak
is vertaald naar de indicator het percentage Tbs-gestelden met proefverlof /
voorwaardelijke beëindiging. In 2018 dient, van de patiënten ingestroomd in 2009,
tenminste 50 procent uitgestroomd te zijn naar proefverlof / voorwaardelijke
beëindiging. U vindt meer informatie over de normering van de prestatie-indicatoren
doelmatigheid in de Handleiding Planning en Control 2015.
2. Maatschappelijke veiligheid (recidive / risico)
Ten behoeve van de meting van de maatschappelijke veiligheid is de
recidivemonitor Tbs ontwikkeld. In 2014 heeft het WODC deze recidivemonitor
verbeterd door het toevoegen van populatiekenmerken aan het model. Dit ten
behoeve van het bepalen van de verwachte recidive, welke vervolgens kan worden
afgezet tegen de geobserveerde recidive. Aan de hand hiervan kan een uitspraak
worden gedaan of het FPC het beter, dan wel slechter doet dan verwacht kan
worden op basis van de kenmerken van de Tbs-populatie die zij behandeld heeft. In
2014 zijn de recidivecijfers naar de Tweede Kamer gezonden. In overleg met het
WODC moet nog worden bepaald hoe vaak de recidivecijfers kunnen worden
berekend. Daarnaast zal worden bezien op welke wijze de recidivecijfers zullen
worden meegewogen met de indicatoren doelmatigheid ten aanzien van de
doorlooptijd van de behandeling.
4.1.2
Prestatie-indicatoren Forensische Psychiatrie
Per 1 januari 2013 heeft DForZo de prestatie-indicatoren Forensische Psychiatrie
overgenomen van het project Zichtbare Zorg van het ministerie van
Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Dit heeft in nauwe samenwerking met
GGZ Nederland plaatsgevonden. Voor de uitvraag van de prestatie-indicatoren heeft
DForZo een dataportaal gerealiseerd, welke via www.forensischezorg.nl bereikbaar
Pagina 27 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
is. Daarnaast is gestart met de inhoudelijke doorontwikkeling van de set prestatieindicatoren Forensische Psychiatrie door een werkgroep met inhoudsdeskundigen
onder leiding van het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP). Dit heeft
geresulteerd in een doorontwikkelde set prestatie-indicatoren voor verslagjaar 2014.
In 2014 is de doorontwikkeling gecontinueerd onder leiding van het EFP. Naar
verwachting zal in september 2014 de set prestatie-indicatoren Forensische
Psychiatrie verslagjaar 2015 worden gepubliceerd op de website
www.forensischezorg.nl.
Het registreren van de prestatie-indicatoren en de verantwoording in het
dataportaal is verplicht voor alle zorgaanbieders. Deze verplichting staat opgenomen
in het contract tussen de zorgaanbieders en DForZo. Vanaf verslagjaar 2014 is
sprake van normering van twee indicatoren (meten van de ernst van de
problematiek en het meten van het delict risico). Deze indicatoren zijn verplicht om
aan te leveren voor de DBBC instellingen. Ook voor verslagjaar 2015 is een aantal
indicatoren genormeerd. Meer informatie over de normering vindt u in de
Handleiding Financiering & Registratie 2015.
4.2
Routine Outcome Monitoring
In 2011 hebben DForZo en GGZ Nederland samen het initiatief genomen om het
Kwaliteitsprogramma Forensische Zorg (KFZ) te starten. Het KFZ heeft tot doel de
forensische zorg verder te verbeteren en de resultaten ervan zichtbaar te maken.
Een van de projecten binnen KFZ betreft forensische ROM (Routine Outcome
Monitoring). Het project heeft tot doel het instrumentarium ten behoeve van
forensisch ROM te bepalen, zodat de sectorale uitvoering ervan gestructureerd kan
plaatsvinden. De projectgroep heeft in het voorjaar 2014 geadviseerd dat per 1
januari 2015 het meten van K-items van de HKT-R verplicht wordt ten behoeve van
de ROM in de klinische setting. DForZo heeft dit advies overgenomen en stelt het
meten van de K-items van de HKT-R per 1 januari 2015 verplicht om ROM mee uit
te voeren. Er zal tijd gegeven worden voor implementatie van het instrument. Naast
de risicotaxatie is tevens door de projectgroep bepaald welke generieke
instrumenten met betrekking tot het meten van de ernst van de problematiek in de
sector aangewezen zijn. Dit betreffen de HoNos, de Mate 7 (voor verslaving) en de
DROS ( in het geval van een verstandelijke beperking). Uitgezonderd zijn de
patiënten met de DBBC-hoofddiagnose ‘persoonlijkheidsproblematiek’ en de
patiënten met de DBBC-hoofddiagnose ‘seksuele stoornissen’. Ook hierbij geldt weer
dat deze instrumenten per 1 januari 2015 verplicht worden gesteld ten behoeve van
het meten van de ernst van de problematiek. Naar verwachting zullen in 2016 de
ROM metingen moeten worden aangeleverd in één datamanagementsysteem.
4.3
Recidivevermindering
Forensische zorg is primair gericht op het voorkomen van recidive. Om de recidive
inzichtelijk te maken, is er voor de Tbs-dwang, voor Tbs-gestelden die zijn
uitgestroomd vanaf 1974, een recidivemonitor beschikbaar. In 2011 heeft het
ministerie van VenJ aan het WODC gevraagd om ook een recidivemonitor op te
zetten voor de OFZ. De opdracht aan het WODC bevat zowel het verrichten van een
haalbaarheidsonderzoek naar het meten van recidive van 2008-2011 als het
opzetten van een structurele meting van de recidive vanaf 2012. De resultaten van
de structurele meting worden vanaf 2016 verwacht. De recidivecijfers voor een deel
van de forensische zorgtitels komen op basis van het haalbaarheidsonderzoek
mogelijk eerder beschikbaar. De recidivemonitor van het WODC heeft betrekking op
de strafrechtelijke recidive na beëindiging van de straf/maatregel. In het kader van
de behandeling is informatie over eventueel hernieuwd justitiecontact tijdens de
behandeling ook relevant, bijvoorbeeld voor het bijstellen van de behandeling. In de
tweede helft van 2013 start DForZo in overleg met de 3RO, zorgaanbieders en de
Pagina 28 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Justitiële Informatiedienst een pilot waarin onderzocht wordt of dergelijke informatie
teruggekoppeld kan worden tijdens de behandeling en wat dit voor implicaties heeft
voor de verschillende organisaties betrokken bij de justitiabelen. In 2014 wordt op
basis van de bevindingen van de pilot bepaald in hoeverre structurele
terugkoppeling zal worden vormgegeven.
4.4
Ketensamenwerking en continuïteit van zorg
Om recidive te voorkomen, is continuïteit van zorg van groot belang. Dit betreft
zowel goede doorstroom binnen de forensische zorgtitel als aansluiting op de
reguliere zorg na het einde van de forensische zorgtitel. Voor veel patiënten is de
zorgbehoefte langer dan de duur van de forensische zorgtitel. Het is van belang om
gedurende de behandeling in het kader van een forensische zorgtitel te starten met
de voorbereiding van de resocialisatie van de patiënt. Aansluiting op de reguliere
zorg is voor DForZo sinds de start van de inkoop van zorg in 2008 een belangrijk
aandachtspunt. Hiertoe is een goede samenwerking met de keten essentieel. Om
het belang van continuïteit van zorg te benadrukken en deze tevens inzichtelijk te
maken, is continuïteit van zorg vanaf verslagjaar 2014 toegevoegd aan de set
prestatie-indicatoren forensische psychiatrie.
4.5
Conclusies
Met de set prestatie-indicatoren Forensische Psychiatrie kan de kwaliteit van zorg in
kaart worden gebracht. In samenspraak met het forensisch veld zijn de prestatieindicatoren ontwikkeld. Deze indicatoren zijn zowel voor de Tbs als de OFZ van
toepassing. Voor de Tbs zijn tevens de prestatie-indicatoren doelmatigheid
ontwikkeld. De normering van de indicatoren is gebaseerd op de afspraak uit het
convenant om de behandelduur terug te dringen naar gemiddeld acht jaar in 2017.
Pagina 29 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
5
Conclusies
5.1
Inkoopbeleid 2015
Vanuit de kaders in hoofdstuk 2 is vastgesteld welke taakstelling vanuit het
Masterplan DJI en de afspraken uit het convenant in het inkoopbeleid 2015 zullen
worden uitgewerkt. Binnen de mogelijkheden en beperkingen van de kaders dienen
de speerpunten uit het Meerjarenbeleid Inkoop Forensische Zorg 2014 – 2017 te
worden nagestreefd, ten einde de doelstellingen van het stelsel van forensische zorg
te realiseren. In het inkoopbeleid 2015 worden derhalve de uitgangspunten vanuit
de speerpunten van de meerjaren-inkoopstrategie geformuleerd.
Het betreft de volgende speerpunten:
1. Meer ambulante en laag-beveiligde klinische zorg en minder hoog-beveiligde
klinische zorg;
2. Inkopen en differentiëren op kwaliteit;
3. Verbetering van de continuïteit van zorg.
In hoofdstuk 3 zijn de ontwikkelingen, analyses en onderzoeken met betrekking tot
de bekostigingssystematiek gepresenteerd. De conclusies worden vertaald naar
inkoopbeleid dat bijdraagt aan de realisatie van het speerpunt ‘meer ambulante en
laag-beveiligde klinische zorg en minder hoog-beveiligde klinische zorg’. In
hoofdstuk 4 zijn de kwaliteitsontwikkelingen in de forensische zorg uiteengezet. De
ontwikkelde prestatie-indicatoren zullen ten behoeve van het speerpunt ‘inkopen en
differentiëren op kwaliteit’ worden ingezet. Gerichte inzet van de ‘waterbedcapaciteit’ levert een bijdrage aan het speerpunt ‘verbetering van de continuïteit van
zorg’ binnen de forensische zorg. Daarnaast biedt een beleidsregel van de Nza
inzake de overheveling van budget tussen ministerie VWS en ministerie VenJ (en
vice versa) een bijdrage na einde (en voor) forensische titel.
5.2
Uitwerking speerpunten
1. Meer ambulante en laag-beveiligde klinische zorg, minder hoog-beveiligde
klinische zorg en een betere doorstroming
In de inkoop 2015 wil DForZo een goedkopere productmix realiseren. Hiertoe neemt
DForZo de volgende maatregelen:
− Sturen op ZZP mix GGZ-C en VG;
− Sturen op verblijfsintensiteitmix in de klinische GGZ zorg;
− Aangaan van duurzame samenwerkingsrelaties met zorgaanbieders om
ambulantisering van zorg te realiseren;
− Bijstellen productmix begeleidingsparameters.
Hierna worden deze middelen toegelicht.
Sturen op mix ZZP GGZ-C en ZZP VG
Uit de analyses is gebleken dat de ZZP mix door de jaren heen zwaarder is
geworden en dat de mix aanzienlijk zwaarder is dan in de AWBZ. Op basis van deze
gegevens gaat DForZo in 2015 een norm hanteren voor de in te kopen ZZP mix.
Deze norm vertaalt DForZo naar een in te kopen volume per ZZP per zorgaanbieder.
Voor sommige zorgaanbieders zal de mix dan ook afwijken ten opzichte van de
afspraken over 2014. Deze zorgaanbieders zullen de cliënten (eerder) moeten laten
doorstromen naar lagere ZZP’s om aan de norm te kunnen voldoen.
Bij het toepassen van de norm waakt DForZo er voor dat op zorgaanbieder niveau
niet al te grote negatieve budgetontwikkeling ten opzicht van 2014 ontstaat. Op
totaal niveau stijgt het budget voor verblijfszorg in 2015 als gevolg van overgang
Pagina 30 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
naar bekostiging in ZZP’s. Door het sturen op de productmix voorkomt DForZo deze
budgetstijging.
Sturen op verblijfsintensiteit mix in de klinische GGZ zorg
Uit de ingekochte verblijfsintensiteitenmix van 2014 constateert DForZo dat er grote
verschillen zijn in verblijfsintensiteitenmix tussen zorgaanbieders. DForZo stelt in
2014 een norm voor de gewenste spreiding van verblijfsintensiteit op de
verschillende beveiligingsniveaus.
Aangaan van duurzame samenwerkingsrelaties met zorgaanbieders om
ambulantisering van zorg te realiseren
Ambulantisering van zorg kan in grote mate bijdragen aan het goedkoper maken
van de productmix voor forensische zorg. De ontwikkeling richting ambulantisering
ziet DForZo daarom als een belangrijke uitdaging, waar dan ook in geïnvesteerd zal
worden. Het slagen van de doelstelling van ambulantiseren wil DForZo bevorderen
door met een aantal zorgaanbieders duurzame samenwerkingsrelaties op te
bouwen. Binnen de samenwerkingsrelaties maken de zorgaanbieders plannen voor
de afbouw van klinische capaciteit. Gedurende de looptijd van de overeenkomst
houdt DForZo zicht op de realisatie van de doelen. Als dat nodig blijkt zal tussentijds
bijgestuurd worden.
Ambulantisering vereist een meerjarig perspectief, aangezien een ambulant aanbod
moet worden opgebouwd voordat klinische capaciteit kan worden afgebouwd. De
duurzame samenwerkingsrelatie zal dan ook in een meerjaren-overeenkomst vorm
krijgen, waarin meerjarige afspraken over levering forensische zorg worden
gemaakt en afspraken over de wijze waarop klinische capaciteit wordt afgebouwd.
DForZo gaat gedurende de samenwerking capaciteit en geld investeren in het
behalen van de doelstellingen. Om de beschikbare capaciteit en financiële middelen
optimaal in te zetten kiest DForZo er voor een beperkt aantal zorgaanbieders te
selecteren voor een samenwerkingsrelatie. Voor de selectie van zorgaanbieders die
voor een duurzame samenwerkingsrelatie in aanmerking komen stelt DForZo
transparante criteria op. Een belangrijk criterium is de afbouw aan bedden die de
zorgaanbieder denkt te kunnen realiseren. Daarnaast zal ook gekeken worden naar
de kwaliteit van de visie van de zorgaanbieder op de wijze waarop afgebouwd kan
worden.
De samenwerkingsrelaties vereisen financiële investeringen. DForZo zal de volgende
middelen binnen de samenwerkingsrelaties investeren:
−
Opbouwplan ambulantisering: In het convenant hebben partijen
afgesproken dat gelijktijdig met de afbouw van hoog beveiligde capaciteit,
het budget voor ambulant dient te groeien. Een deel van de vrijgespeelde
middelen uit de efficiencykorting, een bedrag van 2 miljoen euro, zal worden
ingezet voor ambulante zorg in 2015.
−
Motie-middelen: In 2015 is er 1 miljoen euro extra beschikbaar ten behoeve
van de inkoop van begeleiding en lichte vormen van beschermd wonen (ZZP
1 en 2). Deze middelen worden binnen de duurzame samenwerkingsrelaties
met zorgaanbieders geïnvesteerd.
Bijstellen productmix begeleidingsparameters
In verband met het doelmatig besteden van middelen heeft DForZo sinds 2013 een
productmix ingevoerd voor de begeleidingsparameters. Daar DForZo inzet op
ambulantisering en daarmee naar verwachting een ‘zwaardere’ doelgroep eerder in
aanmerking komt voor ambulante begeleiding, zal DForZo de productmix voor 2015
bijstellen. Het maximale aandeel van de producten begeleiding speciaal (H152) en
gespecialiseerde begeleiding (H153) tezamen in de productmix was in 2014
vastgesteld op 50%. In 2015 verhoogt DForZo dit aandeel.
Pagina 31 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Beleidsrijke invulling efficiencykorting
Doordat DForZo in 2015 zal sturen op een goedkopere zorgmix, ontstaan
besparingen. Deze besparingen investeert DForZo in de beleidsrijke invulling van de
efficiencykorting om zodoende de korting op het budget in 2015 niet verder op te
laten lopen.
2. Inkopen en differentiëren op kwaliteit
Verkorting behandelduur Tbs: sturen op prestaties
Om reductie van Tbs-capaciteit te behalen en daaruit volgende groei in de OFZ als
gevolg van het ‘waterbedeffect van Tbs naar OFZ’ mogelijk te maken, is sturing op
de prestaties van FPC’s van belang. In 2015 wordt ingezet op de beoordeling van
kwaliteit van de FPC’s.
Prestatie-indicatoren Forensische Psychiatrie: voor OFZ en Tbs
Een van de manier om inzicht te krijgen in de kwaliteit van zorg is de uitvraag van
de prestatie-indicatoren forensische psychiatrie. Vanaf verslagjaar 2014 is de
aanlevering van deze prestatie-indicatoren verplicht voor alle zorgaanbieders met
een contract met DForZo. Deze set prestatie-indicatoren wordt door een werkgroep
onder leiding van het Expertisecentrum Forensische Psychiatrie (EFP)
doorontwikkeld van proces-indicatoren naar uitkomst-indicatoren. Daarnaast wordt
een aantal van de indicatoren genormeerd. Voor verslagjaar 2014 vindt normering
plaats voor twee indicatoren: het meten van het delict risico en het meten van de
ernst van de problematiek.
3. Bijdragen aan de verbetering van de continuïteit van zorg
Inkoop capaciteit ten behoeve van het ‘waterbedeffect van Tbs naar OFZ’
Tegelijkertijd met de afbouw van Tbs-capaciteit wordt het ‘waterbedeffect van Tbs
naar OFZ’ geëffectueerd. In 2015 worden 75 plaatsen extra aan het capaciteitskader
van de OFZ worden toegevoegd. Het ‘waterbedeffect van Tbs naar OFZ’ behelst een
versnelde uitstroom van patiënten uit de Tbs naar de OFZ. Patiënten stromen na de
transmurale fase met proefverlof of een voorwaardelijke beëindiging uit naar een
vervolgvoorziening. Dit kan een FPK, FPA, reguliere GGZ of RIBW zijn, maar ook een
zelfstandige woning met eventueel ambulante zorg. Veelal wordt het verblijf
voortgezet bij de voorziening waar de patiënt reeds transmuraal verblijft. Door de
druk op de capaciteit ontstaat regelmatig verdrukking tussen de patiënten waarvan
de transmurale titel ‘omklapt’ en andere patiënten in de OFZ. Bij de transmurale
fase wordt de verblijfplaats namelijk door het FPC gefinancierd en bij het
‘omklappen’ van de titel dient de verblijfsvoorziening de zorg gefinancierd te krijgen
uit de productieafspraak die zij met DForZo heeft in het kader van de OFZ. Gezien
de aanwezige druk op de OFZ, wil DForZo de capaciteit voor deze patiënten gericht
inkopen. DForZo brengt in kaart welke patiënten in 2015 ‘omklappen’ en welke
consequenties dit heeft voor de benodigde capaciteit bij de betreffende instellingen
waar de patiënt in zorg is of zal komen. In de praktijk verblijven deze patienten met
name in RIBW’s of in een ambulante woonvoorziening.
Oplossen knelpunten financierings-en bekostigingsregimes tussen strafrechtelijk en
civiel kader: invulling beleidsregel ‘schuifcapaciteit’
Het verbeteren van de continuïteit van zorg is van belang voor zowel de patiënt als
de samenleving. Als gevolg van de aanbevelingen uit het rapport ‘stoornis en delict’
van de RVZ heeft de NZa een beleidsregel gepubliceerd, waarmee knelpunten
tussen de verschillende financierings-en bekostigingsregimes in strafrechtelijk en
civiel kader kunnen worden verholpen. Het komt voor dat er door de zorgaanbieder
voldoende capaciteit is ingekocht, maar dat er een tekort in capaciteit ontstaat in
een van de twee segmenten, terwijl er in het andere segment juist capaciteit over
is. Zorgaanbieders die zowel forensische zorg als Zvw-gefinancierde GGZ leveren,
kunnen (mits de bedragen optellen tot nul) melding maken van overheveling van
middelen van de FZ-productieafspraak naar de Zvw-productieafspraak of vice versa.
Pagina 32 van 33
DEFINITIEF | Inkoopplan 2015 | 1 augustus 2014
Voorwaarde hiervoor is dat zowel de zorgverzekeraar als DForZo het daarmee eens
zijn, omdat deze overheveling leidt tot aanpassing van de kaders van VWS en V&J.
Pagina 33 van 33