PROFIELWERKSTUK 2002

Profielwerkstuk
2014-2015
De start
1
Inhoudsopgave
PROFIELWERKSTUK 2013-2014
1. Het profielwerkstuk
3
2. Het onderwerp
3
3. Het tijdpad
4
4. De beoordeling
5
5. Centrale presentatie
5
6. Wat wil ik onderzoeken?
Checklist oriëntatie op het onderzoek
Producten
Beoordelingscriteria
Werkwijze om te komen tot een probleemstelling: wat
ga je onderzoeken?
Waarnemen, constateren
Beslissen waarover je meer wilt weten
Probleemstelling formuleren
Beslissen welk type onderzoek je het beste kunt gebruiken
Werkwijze om te komen tot een hypothese
Eisen aan de hypothese
5
8
13
7. Win een prijs met je profielwerkstuk!
15
 Profielwerkstukprijzen van de Rijksuniversiteit Groningen
o Alfasteunpuntprijs
o Jan Pen prijs
o Jan Kommandeurprijs
o Wie kan er mee doen?
 Profielwerkstukprijzen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen
o Wat is de Onderwijsprijs?
o Meedoen
o Prijzen
2
PROFIELWERKSTUK 2014-2015
1. Het profielwerkstuk
Een van de onderdelen van het schoolexamen is het profielwerkstuk (PWS), ook wel de
“meesterproef” genoemd. Dat is een soort bekroning van datgene wat je geleerd hebt
aan kennis, inzicht en vaardigheden. Het PWS kan de vorm hebben van een schriftelijk
verslag, maar ook heel andere vormen zijn mogelijk. Er moet altijd minimaal een verslag
van de werkzaamheden worden ingeleverd. Het resultaat moet iets nieuws voor je
klasgenoten betekenen en ook door hen te begrijpen zijn. De totaal te besteden
tijdsduur per leerling is 80 klokuren.
Onze school heeft, mede gelet op de eisen die de wet hieraan stelt, gekozen voor de
volgende uitgangspunten:







Het PWS heeft betrekking op een vak of meer vakken; er moet ten minste één groot
(minimaal 400 slu) vak betrokken zijn.
De leerlingen werken in tweetallen. Alleen in bijzondere omstandigheden is als
eenling werken mogelijk en slechts in overleg met de docent en de leerjaarleider;
De eerste begeleider is de docent van het vak. In overleg kan een tweede
begeleider een rol bij het PWS spelen;
Het PWS-traject start in klas 5 en wordt afgerond in klas 6;
Bij de beoordeling wordt gekeken naar zowel het eindproduct als ook naar de
manier waarop dit product tot stand is gekomen; de leerling houdt een logboek bij;
Leerlingen presenteren hun onderzoeksresultaten tijdens een centrale presentatie
voor ouders, docenten, klasgenoten en leerlingen van klas 5;
Het PWS wordt beoordeeld met een heel cijfer dat deel uitmaakt van het
combinatiecijfer.
2. Het onderwerp
Bij de keuze van een onderwerp moet je er rekening mee houden dat het gekozen vak
zinvol met het onderwerp in verband kan worden gebracht. Het onderwerp moet worden
goedgekeurd door de docent van het vak van je keuze.
Om tot een onderwerp te komen zijn er diverse mogelijkheden. Eén ervan tref je op de
volgende bladzijden aan. In principe worden de activiteiten voor het PWS zelfstandig
uitgevoerd. De begeleider mag je aanspreken als je hulp nodig hebt.
Enkele suggesties voor onderwerpen vind je op de ELO.
3. Het tijdpad
 Voor de zomervakantie leverden ulliee tijdens het BNA onderzoeksvaardigheden
de volgende gegevens in bij BRR, VAD of WSE:
- het gekozen onderwerp,
- het kernvak
- de voorkeur voor begeleiders
- namen van jou en je lotgenoot.
 Inmiddels moet je conceptonderzoeksvraag bij je begeleider bekend zijn.
3
 Een syllabus met de hoofdzaken van het BNA Onderzoeksvaardigheden van
2013-2014 staat op de ELO.
 In september moeten ook je definitieve onderzoeksvraag en een plan van
aanpak geformuleerd zijn.
 Week 41 ( 6 – 10 oktober, dat is de week voor de herfstvakantie) is PWS-week
voor jullie: er zijn dan geen reguliere lessen, maar je werkt op school aan het
PWS (40 slu). Er zijn zoveel mogelijk begeleiders aanwezig. Maak van tevoren
goede afspraken met je begeleider. Kom goed voorbereid naar deze PWS-week.
 De eindversie van het PWS is gereed op donderdag 18 december 2014, om
12.00 uur. Deze definitieve versie wordt zowel bij de begeleider(s) als bij WFJ
digitaal ingeleverd. Je zorgt ook voor een papieren versie voor de eerste
begeleider en jezelf.
 De centrale presentatie vindt plaats op dinsdag 27 januari 2014.
4. De beoordeling
Voordat je begint aan het PWS, informeert je begeleider je over de algemene
beoordelingscriteria waaraan je moet voldoen. Tijdens de gesprekken die je met je
docent hebt, zal hij je ook duidelijk maken wat de specifieke eisen zijn.
Voor de beoordeling zijn zowel het product als het proces van belang. Daarom worden
ook het plan van aanpak, het logboek en de centrale presentatie bij de beoordeling
betrokken.
5. Centrale presentatie
Als beginnend onderzoeker moet je de resultaten van je onderzoek ook aan anderen
kunnen presenteren. Daarom organiseren we op dinsdag 27 januari 2015 de centrale
presentatie van het PWS. Je laat aan je jaar- en klasgenoten, aan de 5e-klassers, aan
ouders en andere belangstellenden zien wat je onderzocht hebt, wat je conclusies zijn,
etc.
Eventueel kun je een webversie van je PWS op de website van de school zetten.
6. Wat wil ik onderzoeken?
Checklist oriëntatie op het onderzoek
In de oriëntatiefase van je onderzoek kies je een definitief onderwerp en bedenk je wat
je van dat onderwerp wilt gaan onderzoeken. Wat je van het onderwerp wilt gaan
onderzoeken, wordt de probleemstelling genoemd. Bijna altijd is de probleemstelling
een vraag, vandaar dat de probleemstelling ook wel de hoofdvraag of onderzoeksvraag
wordt genoemd. Als de probleemstelling complex is, deel je deze op in deelvragen.
Deelvragen zijn een inhoudelijke uitwerking van de probleemstelling.
Met het bedenken van de probleemstelling en eventuele deelvragen ben je er nog niet.
Want als je weet wat je wilt gaan onderzoeken, komt meteen de vraag naar voren hoe
je de informatie en de gegevens wilt gaan verzamelen. Ook dit maakt deel uit van de
oriëntatie. Wat heel vaak gebeurt, is dat je al denkend hoe je de informatie wilt gaan
4
verzamelen ook weer gaat nadenken over wat je eigenlijk zou willen weten. Wat je wilt
gaan onderzoeken, staat niet los van de vraag, hoe je iets gaat onderzoeken.
Als je een probleemstelling hebt geformuleerd en je vervolgens nadenkt over de
deelvragen, dan gebeurt het vaak, dat het opstellen van de deelvragen leidt tot een
bijstelling van de probleemstelling. Zo kan het ook gebeuren, dat het opstellen van een
probleemstelling leidt tot een heroverweging van het onderwerp. En in het geval dat je
een hypothese opstelt, leidt dit soms ook weer tot aanpassing van de probleemstelling.
Al met al zie je dat de probleemstelling, de deelvragen en de mogelijke hypothese
elkaar beïnvloeden.
Om een goede probleemstelling te formuleren en om een goede onderzoeksopzet te
maken kun je eventueel al een heel kort onderzoekje (gidsonderzoekje) doen. Je kunt
de boeken erop naslaan, bijvoorbeeld een encyclopedie, een deskundige raadplegen
en met je docent c.q. begeleider overleggen. Al met al zorg je er voor dat je je enigszins
verdiept hebt in het onderwerp. Als je namelijk niets weet van je onderwerp, dan kun je
ook geen goede onderzoeksvraag opstellen, laat staan dat je weet hoe je het
onderzoek moet inrichten.
Daarnaast ga je tijdens de oriëntatie na welk vak bij het onderwerp hoort en welke
bronnen en materialen je kunt gebruiken.
Producten
De oriëntatiefase levert de volgende producten op:
 Het onderwerp, de probleemstelling, eventueel de hypothese en de deelvragen;
 Een eerste overzicht van de bronnen, materialen die je gaat gebruiken;
 Duidelijkheid over de relatie tussen het onderzoek en de gekozen vakken;
 Werkwijze om je de gegevens te verzamelen.
Leg een en ander ruim op tijd aan je begeleider voor.
Beoordelingscriteria






Originaliteit: in hoeverre heb je het onderwerp en de probleemstelling zelf
verzonnen?
Duidelijkheid: in hoeverre heb je duidelijk geformuleerd wat onderzocht wordt?
Haalbaarheid: hoe haalbaar is het onderzoek qua tijd en qua moeilijkheid?
Diepgang: is het onderzoek oppervlakkig of met diepgang?
Inhoudelijke relevantie: hoe relevant is het onderzoek voor het vak?
Volledigheid: dekken de deelvragen de probleemstelling?
Werkwijze om te komen tot een probleemstelling: wat ga je onderzoeken?
Het opstellen van een goede probleemstelling bij een onderwerp is leuk werk, maar ook
lastig. Daarbij heeft een ondoordachte probleemstelling vaak tot gevolg dat een
onderzoek vastloopt. Het is dus de moeite waard om goed stil te staan bij het opstellen
5
van je probleemstelling. Door de onderstaande stappen te doorlopen kom je makkelijker
tot een goede probleemstelling.
Waarnemen, constateren
Beschrijf het onderwerp dat je wilt gaan onderzoeken. Geef aan op welke manier je
door het onderwerp geraakt bent. Je kunt door het onderwerp geraakt zijn, omdat je iets
bemerkt, opgemerkt, gezien of gehoord hebt. Op welke manier ben je geconfronteerd
met het onderwerp?
Beslissen waarover je meer wilt weten
Als je het onderwerp hebt gekozen, heb je nog geen probleemstelling. Vaak is een
gekozen onderwerp nog te algemeen. Vandaar dat je preciezer na moet gaan waarover
je meer te weten wilt komen.
Weet je nog heel weinig van het onderwerp, dan lees je wat meer over dit onderwerp.
Naslagwerken als encyclopedieën, cd-rom en handboeken bieden vaak voldoende
informatie om je te oriënteren.
Probleemstelling formuleren
Zet in de onderstaande cirkel je onderwerp. Geef in woorden rondom de cirkel aan waar
je aan denkt bij dit onderwerp. Je noteert dus je associaties. Je kunt daarbij gebruik
maken van de volgende vragen:
 Wat heb je ermee te maken?
 Wat weet je al van het onderwerp?
 Wat vind je er zelf van?
6
Welke van de door jou genoteerde associaties spreken je het meest aan voor verder
onderzoek?
Noteer er drie.



Maak van elk van de door jou gekozen associaties hieronder een nieuw web. Geef ook
hier per associatie aan wat je daarbij bij denkt.
7
Welke onderdelen spreken je het meest aan voor verder onderzoek?
Noteer er minstens twee en ten hoogste vier.




Formuleer nu hieronder je voorlopige probleemstelling.
Beslissen welk type onderzoek je het beste kunt gebruiken
Er zijn verschillende soorten onderzoeksvragen, die ieder bij een eigen type onderzoek
horen. Een combinatie van verschillende soorten onderzoeksvragen is heel goed
mogelijk.
Op de volgende bladzijde staan enige soorten onderzoeksvragen kort beschreven.
8
Onderzoeksvragen
Onderzoekstype
Wat zijn de verschillen en overeenkomsten
tussen…… en …. ten aanzien van …….?
Vergelijkend onderzoek
Wat zou ik moeten doen als….?
Beslissingsgericht onderzoek
Is het zo dat……?
Hypothese toetsend onderzoek
Op grond van welke argumenten ondersteun ik Stelling bewijzend onderzoek
de stelling dat ……….?
Wanneer noemen we iets ……..?
Definitie onderzoek
Waarom is ……?
Verklarend onderzoek
Wat is het verband tussen ….. en …..?
Relatie onderzoek
Hoe verklaar ik het verband tussen ….. en
…..?
Relatie verklarend onderzoek
Wat gaat er gebeuren als …..?
Voorspellend onderzoek
Welk beargumenteerd standpunt neem ik in bij
…..?
Meningsvormend onderzoek
Ontwerp een instrument / opstelling waarmee
je …..
Technisch ontwerp
Ontwerp een ….. dat …..
Creatief ontwerp
Welke drie typen onderzoeksvragen lijken het meest in aanmerking te komen voor je
onderzoek?
Schrijf hieronder drie soorten onderzoeksvragen die passen binnen je ontwerp en
aansluiten bij je voorlopige probleemstelling.
1.
2.
3.
9
Hiervoor heb je aangegeven welke soorten onderzoeksvragen je mogelijk zou kunnen
gebruiken.
Formuleer nu je voorlopige probleemstelling als onderzoeksvraag.
Je kunt pas een definitieve probleemstelling formuleren als je nagedacht hebt over een
eventuele hypothese en de wijze waarop je informatie gaat verzamelen. De ervaring
leert dat die twee zaken in veel gevallen weer leiden tot het bijstellen van de
probleemstelling. Vandaar dat we je eerst nog een werkwijze aanreiken voor het
formuleren van een hypothese en dat we je laten nadenken over het verzamelen van
gegevens.
Werkwijze om te komen tot een hypothese
In een hypothese spreek je een verwachting uit, een eerste antwoord op de
probleemstelling. Je formuleert wat je voorlopig denkt dat de uitkomst zal zijn. Soms is
een probleemstelling zo geformuleerd, dat er geen hypothese op te stellen is.
Bijvoorbeeld de vraag door welke stromingen een schilder beïnvloed is en hoe dat tot
uitdrukking komt in zijn werk. Is je probleemstelling zo geformuleerd dat het onmogelijk
is een mogelijke uitkomst te formuleren en je dus geen hypothese kunt opstellen, dan
sla je deze paragraaf over.
Formuleer je hypothese.
10
Eisen aan een hypothese
Een goede hypothese moet voldoen aan:
1.
2.
De verwachting is realistisch en moet beredeneerd zijn.
Slechte hypothese: “Wij veronderstellen dat vossen sneller kunnen lopen dan
konijnen omdat vossen konijnen eten” (vossen kunnen immers best slimmer zijn
dan konijnen).
Goede hypothese: “Wij veronderstellen dat vossen sneller kunnen lopen dan
konijnen omdat de spiermassa van de achterpoten van een vos relatief groter is
dan van een konijn”.
Uit de resultaten van je onderzoek moet met absolute zekerheid kunnen blijken of
de hypothese klopt of niet. De grens tussen "hij klopt wel" of "hij klopt niet" moet
scherp zijn. Je moet dus voldoende vossen en konijnen tot je beschikking hebben
om aan te kunnen meten. Eén kleine vos en één groot konijn kunnen een verkeerd
beeld opleveren.
Is je hypothese realistisch? Zo niet, formuleer de hypothese meer naar de verwachte
uitkomst.
Is je hypothese precies genoeg? Zo niet, maak in je formulering de grens tussen "hij
klopt wel" of "hij klopt niet" scherper.
11
Kijk voor ideeën en informatie ook bij
http://www.rug.nl/education/scholierenacademie/scholieren/profielwerkstuk/
http://www.wageningenur.nl/nl/Onderwijs-Opleidingen/PWS-scholieren.htm
http://www.tilburguniversity.edu/nl/onderwijs/bacheloropleidingen/studiekeuze
/profielwerkstuk/econometrie/
http://www.uu.nl/faculty/science/nl/vwo/Pages/Profielwerkstukken.aspx
en bij websites van andere universiteiten.
7.
Win een prijs met je profielwerkstuk
Profielwerkstukprijzen van de Rijksuniversiteit Groningen
Alle havo- en vwo-leerlingen maken elk jaar kans op een profielwerkstukprijs bij de
Rijksuniversiteit Groningen. Voor leerlingen met een bètaprofiel bestaat er al langer een
profielwerkstukprijs, maar sinds 2006 kunnen ook leerlingen met de profielen Cultuur en
Maatschappij en Economie en Maatschappij een prijs winnen. De RUG is de enige
universiteit die voor alle profielen prijzen uitreikt. Elk van de steunpunten stelt jaarlijks
drie prijzen beschikbaar voor de beste profielwerkstukken van het schooljaar.
Alfasteunpuntprijs
In 2006 is voor het eerst de Alfasteunpuntprijs uitgereikt. Inmiddels heet deze prijs de
Marie Lokeprijs en is bedoeld voor het beste profielwerkstuk Cultuur & Maatschappij.
Jan Pen-prijs
Het gammasteunpunt heeft een prijs ingesteld om middelbare scholieren te stimuleren.
Deze Jan Pen prijs wordt jaarlijks uitgereikt aan het beste profielwerkstuk op het gebied
van Economie en Maatschappij.
Met deze prijs wil het gammasteunpunt oud-professor Jan Pen eren, omdat hij
jarenlang op geheel eigen wijze wetenschappelijke inzichten toegankelijk heeft gemaakt
voor het grote publiek.
12
Jan Kommandeurprijs
De Jan Kommandeurprijs wordt jaarlijks uitgereikt door het Betasteunpunt voor het
beste profielwerkstuk Natuur en Gezondheid of Natuur en Techniek.
In het schooljaar 2005/2006 is de Jan Kommandeurprijs gewonnen door Djurre van der
Wal en Freark van der Berg van het Christelijk Gymnasium Beyers Naudé uit
Leeuwarden.
Pascal Pieters en Bernard Smilde wonnen de prijs in het schooljaar 2010/2011 met hun
profielwerkstuk “Blue Energy”. Zij mochten van 24-29 april 2011 hun onderzoek in
Moskou presenteren in het Engels, bij de "International Conference for Young
Scientists” en wonnen daar een bronzen medaille.".
Wie kan er meedoen?
Wanneer je het lopende schooljaar een praktische opdracht of experimenteel
profielwerkstuk hebt gemaakt op havo- of vwo-niveau, kun je meedoen aan de
wedstrijd.
Stap naar je docent en vraag hem of je werk opgestuurd kan worden.
Als de jury je werk goed genoeg vindt voor een finaleplaats, mag je naar Groningen
komen om je werk toe te lichten of een demonstratie te verzorgen.
Voor meer informatie:
http://www.rug.nl/scholieren/profielwerkstukken
en
http://www.rug.nl/scholieren/profielwerkstukken/wineenprijs/index
Profielwerkstukprijzen van de Koninklijke Nederlandse Akademie van
Wetenschappen
Wat is de Onderwijsprijs?
De KNAW Onderwijsprijs is een jaarlijkse prijs voor de beste VWO-profielwerkstukken
van Nederland. In 2013 waren er 370 inzendingen. De KNAW Onderwijsprijs is een
geschenk van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen aan het
Nederlandse onderwijs, aangeboden ter gelegenheid van het 200-jarig bestaan van de
Akademie.
Meedoen
In het najaar ontvangt de directie van elke vwo-school de uitnodiging om maximaal drie
werkstukken per profiel in te zenden. De school verzamelt de werkstukken in digitale
vorm en verzendt ze via een inzendmodule. Contactpersoon aan het CGBN is J.R.
Wiersema-Fortuin.
13
Prijzen
De leerlingen die de winnende profielwerkstukken schreven, winnen een prijs, maar ook
de begeleidende docenten.
De winnende leerlingen krijgen een studiebeurs ter waarde van € 1500,- cadeau,
bestemd voor hun eerste studiejaar aan een Nederlandse universiteit of hogeschool.
Bovendien ontvangen zij een oorkonde van de Akademie.
Scholen waarvan de leerlingen en docenten de KNAW Onderwijsprijs winnen, mogen
daar trots op zijn. Zij krijgen daarom een plaquette van de Koninklijke Nederlandse
Akademie van Wetenschappen.
Voor meer informatie: http://www.knawonderwijsprijs.nl/
14