Profielwerkstukboek 2014-2015 havo

Profielwerkstukboek
Kennemer Lyceum 2014/2015
Havo
Inleiding
Het profielwerkstuk (PWS) is bedoeld om te laten zien wat je de afgelopen jaren op
school binnen je profiel (in brede zin) hebt geleerd. Het is als het ware een ‘meesterproef’
die je gaat afleggen. Het gaat daarbij niet alleen om verschillende inhoudelijke
onderdelen van je profiel, maar ook om je vaardigheden, zoals onderzoek doen, plannen,
presenteren en houding (zoals een onderzoekshouding, een lerende houding en je
deelname aan het groepsproces).
Het profielwerkstuk is een groot project waarbinnen je alle hierboven genoemde
onderdelen laat zien. Je krijgt er een aantal maanden de tijd voor en je wordt begeleid
door een docent. Je mag ook op zoek gaan naar een expert buiten de school die jou
helpt bij je profielwerkstuk, bijvoorbeeld een docent bij een vervolgopleiding of iemand
die werkt bij een bedrijf dat raakvlakken heeft met jouw profielwerkstuk. Het
profielwerkstuk moet gemaakt worden in de Nederlandse taal.
Het is belangrijk dat je weet waaruit je profielwerkstuk moet bestaan en waarop je
profielwerkstuk wordt beoordeeld. Daarover gaat dit boekje.
1
Opdracht profielwerkstuk
Wat?
Je gaat een profielwerkstuk maken waarin je laat zien dat je de volgende onderdelen
binnen je profiel goed beheerst:
- voldoende (vak)inhoudelijke kennis;
- voldoende onderzoeks- of ontwerpvaardigheden;
- een goede onderzoeks- of ontwerphouding.
Met je profielwerkstuk sluit je je profiel met een ‘meesterproef’ af. Je profielwerkstuk
bestaat uit een aantal onderdelen:
- het onderzoeks- of ontwerpverslag (schriftelijk);
- een presentatie van je onderzoek of ontwerp;
- een eindgesprek met je beoordelaar;
- een verslag van het proces in je logboek.
Je kiest een onderwerp voor je onderzoek of ontwerp dat past binnen een van je grote
profielvakken.
Waarom?
Allereerst is een profielwerkstuk een wettelijk verplicht onderdeel van je eindexamen. Het
is bedoeld om te laten zien dat jij over de juiste kennis en vaardigheden beschikt om je
havo- of vwo-opleiding af te sluiten en om te bewijzen dat je klaar bent voor een
vervolgopleiding. Daar zul je immers de kennis en vaardigheden die je op het Kennemer
Lyceum hebt geleerd, moeten inzetten. Ook laat je met je profielwerkstuk zien dat je over
een onderzoekende houding beschikt en dat je tijdens het proces van het maken van je
profielwerkstuk iets geleerd hebt. Verder laat je met je presentatie je
presentatievaardigheden zien. In het mondelinge eindgesprek toetst je begeleider of je
voldoende hebt geleerd van je eigen onderzoek.
Waaraan voldoen?
Het profielwerkstuk moet aan een aantal eisen voldoen:
- Het profielwerkstuk heeft betrekking op een of meer vakken van het eindexamen.
Ten minste een van deze vakken heeft een omvang van 400 uur of meer voor vwo
en 320 uur of meer voor havo. Dit betekent dat het PWS niet (alleen) over vakken
als maatschappijleer of LO mag gaan.
- Je moet minstens 80 studie-uren besteed hebben aan je profielwerkstuk.
- Je mag niet lager dan een 4 voor je profielwerkstuk halen, anders ben je gezakt.
- Je profielwerkstuk moet bestaan uit de volgende vier onderdelen:
1. schriftelijk verslag
2. mondelinge presentatie
3. eindgesprek met je beoordelaar
4. een procesverslag in het logboek.
- Een onderdeel van je profielwerkstuk is een eigen onderzoek.
- In principe doe je het profielwerkstuk met iemand samen. Je voert altijd een
individueel eindgesprek met je begeleider, je levert je eigen logboek in en je krijgt
een eigen individuele eindbeoordeling.
- De inhoudelijke eisen aan je profielwerkstuk zijn verder uitgewerkt in het
beoordelingsformulier in de bijlage.
2
Begeleiding
Je wordt begeleid door een docent bij het maken van het profielwerkstuk. Je voert
regelmatig verplichte voortgangsgesprekken met je begeleider. Je kunt zo’n gesprek zelf
aanvragen, maar de begeleider kan ook zo’n gesprek aanvragen. Daarnaast kun je ook
medeleerlingen, die aan gelijksoortige onderwerpen werken, vragen om feedback te
geven. Op die manier kun je gebruikmaken van elkaars expertise, waardoor jouw
werkstuk alleen maar beter wordt.
Beoordeling
Je profielwerkstuk wordt beoordeeld op verschillende onderdelen:
1. vakinhoudelijke kennis: je laat zien dat je voldoende diepgang hebt op het
gekozen vakgebied;
2. (onderzoeks- of ontwerp-)vaardigheden: je laat zien dat je stapsgewijs een goed
onderzoek of ontwerpproject kan uitvoeren;
3. vorm: je besteedt voldoende aandacht aan de vormgeving van je product en de
presentatie;
4. proces: je laat zien dat je een kwalitatief goed proces hebt doorlopen richting je
eindproduct;
5. eindgesprek & eindbeoordeling: je voert een afsluitend gesprek met je
beoordelaar en laat zien dat je je werkstuk goed kunt toelichten.
6. Je houdt een presentatie voor leerlingen van de eindexamenklassen, de klassen 4
havo en 5 vwo en ouders.
PTA
Het cijfer voor je profielwerkstuk telt mee in je combinatiecijfer. Voor een havo-diploma
wordt het combinatiecijfer gevormd door maatschappijleer en het profielwerkstuk. Voor
een vwo-diploma wordt het combinatiecijfer gevormd door maatschappijleer, het
profielwerkstuk, ANW en KCV als je dit vak volgt. Je mag niet lager dan een 4 voor je
profielwerkstuk halen, anders ben je gezakt. De titel van je werkstuk en de beoordeling
komen apart op je cijferlijst te staan, die bij je diploma wordt uitgereikt. Daardoor blijft dus
altijd te zien welk onderwerp je voor je profielwerkstuk hebt uitgewerkt en welke
beoordeling je ervoor hebt gekregen. Dit kan later dus bij sollicitaties van belang zijn voor
je ‘verdere carrière’!
3
Planning en tijdschema
Het maken van je profielwerkstuk bestaat uit een aantal onderdelen. Deze onderdelen
zijn erop gericht om een goed onderzoek uit te voeren of om een goed ontwerp op te
zetten. Je moet de verschillende onderdelen goed doorlopen om tot een succesvol
eindproduct te komen. Het is niet zo dat je onderdelen stap voor stap achter elkaar
afsluit. Soms zul je in een later stadium een eerder onderdeel nog een beetje aanpassen.
Voor ieder profielwerkstuk zijn twee onderdelen van belang:
- iedereen verdiept zich in het onderwerp door bronnen/literatuuronderzoek: je
onderzoekt wat er al bekend is en wat er al geschreven is over jouw onderwerp;
- iedereen doet ook een eigen onderzoek of je maakt een eigen ontwerp: jij voegt
wat toe aan wat je al hebt gelezen. Je laat daarmee zien dat je een onderzoek
kunt opzetten en uitvoeren of een ontwerp kunt testen en realiseren.
De uitkomst van het literatuuronderzoek en het onderzoek of ontwerp leiden dan tot een
conclusie. Deze conclusie is “de opbrengst” van je werkstuk.
De volgende onderdelen komen terug in alle profielwerkstukken. Je maakt van tevoren
een keuze voor het doen van onderzoek of het maken van een ontwerp (van bijvoorbeeld
een vliegtuig of een boot, een product uit een 3D-printer, een compositie van een
muziekstuk enz.):
Onderzoek
Onderwerpkeuze
Hoofdvraag en deelvragen
Onderzoeksplan
Uitvoering stappen onderzoeksplan
Antwoord op de hoofdvraag &
discussie/reflectie
Bronvermelding
Ontwerp
Probleemdefinitie
Ontwerpvraag
Ontwerpplan
Uitvoering stappen ontwerpplan
Antwoord op de ontwerpvraag &
discussie/reflectie
Bronvermelding
Op basis van deze onderdelen van je onderzoek of ontwerp:
- schrijf je een onderzoeksverslag/ontwerpverslag;
- presenteer je je resultaten in een presentatie;
- voer je een eindgesprek met je beoordelaar;
- krijg je een eindbeoordeling.
Het hele proces leg je vast in een logboek. Het logboek lever je samen met je
uiteindelijke werkstuk in voor de beoordeling. Op deze manier kan de beoordelaar goed
zien hoe je tot je eindproduct gekomen bent. Dat is namelijk een belangrijk onderdeel
van de beoordeling. Het gaat er niet alleen om wat de uitkomst is, maar het is vooral van
belang dat de beoordelaar kan zien dat je een gedegen onderzoek hebt gedaan of
ontwerp hebt gemaakt en dat je beschikt over belangrijke vaardigheden. Het proces is
minstens zo belangrijk als de uitkomst!
Om je zo goed mogelijk te begeleiden bij het maken van het profielwerkstuk, leiden we je
door verschillende fases. Zoek je begeleider en medeleerlingen regelmatig op om samen
te kijken of je op de goede weg zit. Vraag regelmatig feedback: “Wat zou ik nog kunnen
doen om het beter te maken?” Uiteraard kun je ook sneller werken dan de voorgestelde
planning. Stem hierover goed af met je begeleider. Als jij eerder een fase afrondt en je
tussenproduct inlevert, is dat uitstekend.
4
Tijdschema profielwerkstuk schooljaar 2014 -2015
Week
10
11/12
Datum
3 t/m 7 maart
10 t/m 21 maart
13
24 maart*
14
15, 16
& 17
17
Na de lessen
PWS-werktijd
(op school)
23 - 25 april
20
Uiterlijk 16 mei
23
25
27
6 juni
20 juni
2 juli
09.00 – 16.00
uur
Na de lessen
PWS-werktijd
(op school)
10 november
24 - 28
november
8 december **
Uiterlijk 12
januari
Half februari
35 - 45
46
45
50
Datum
volgt
(avond)
Activiteit
Kick-off
Bijwonen evt. PWS-voorlichting
biologie en geschiedenis
Inleveren door begeleider getekend
keuzeformulier (bijlage 2) bij receptie
Indelen leerlingen & begeleiders
Onderwerp uitwerken
Hoofd- en deelvragen uitwerken
PWS-voorstel inleveren bij docent
(onderwerp/hoofd- & deelvragen/
onderzoeksvoorstel/literatuuropgave)
Commentaar op PWS-voorstel
bespreken met leerling
PWS-voorstel bijwerken + inleveren
Accepteren PWS-voorstel
PWS-dag Havo en VWO
Plan van aanpak inleveren bij je
begeleider
Inhoudelijk werken aan PWS.
Experimenten / interviews
Concepteindversie inleveren
Becommentarieerde conceptversie
met leerling bespreken
Definitieve versie inleveren
Beoordelen PWS (proces & inhoud)
Presenteren PWS (is ook onderdeel
van de beoordeling)
Verantwoordelijke
Conrector
Leerling
Leerling
Conrector
(docenten)
Leerling
Docent spreekuur
/mailcontact
Leerling
Begeleider
Leerling
Begeleider
Leerling
Docent spreekuur
/mailcontact
Leerling
Docent spreekuur
/mailcontact
Leerling
Begeleider
Leerling
Begeleider
Leerling
*Voor de vakken biologie en geschiedenis moet een voorontwerp van het
onderzoeksvoorstel afgerond zijn.
**Bij het overschrijden van de deadline voor de definitieve versie geldt naast het
mislopen van de 2 punten (zie beoordelingsformulier – proces) een aftrek van 0,5
punt per schooldag op het eindcijfer van je PWS.
5
Onderwerpkeuze
Om gemotiveerd een goed profielwerkstuk te kunnen maken, is het van groot belang dat
je een goed onderwerp kiest. Je gaat immers een aantal maanden intensief aan dat
onderwerp werken en je daarin uitgebreid verdiepen. We onderscheiden vier belangrijke
fasen om tot een goed onderwerp voor je profielwerkstuk te komen: oriëntatie,
onderwerpkeuze, afbakenen van het onderwerp en het verzamelen van literatuur en
bronnen. Deze fasen worden hierna toegelicht.
Fase 1: Oriëntatie
Om een idee te krijgen van mogelijke onderzoeken kun je bijvoorbeeld zoeken
door op Google “onderwerpen profielwerkstuk” in te typen. Veel universiteiten en
hogescholen hebben sites met suggesties die bruikbaar zijn.
Om je verder te oriënteren kun je gesprekken voeren met een medeleerling, je ouders, je
mentor, een docent of een expert van buiten de school of iemand anders. Vraag aan de
ander wat hij / zij bij je vindt passen, leg de ander voor waar je aan zit te denken en
waarom. Vraag of ze nog andere suggesties hebben waar je ook aan zou kunnen
denken.
Noteer in je logboek met wie je gesproken hebt, hoe lang, en wat de uitkomsten van dat
gesprek waren.
Fase 2: Onderwerpkeuze
De keuze voor je onderwerp kan met allerlei dingen te maken hebben, zoals:
- je wilt al langer meer over dit onderwerp te weten komen;
- je overweegt om in je vervolgopleiding of carrière iets met dat onderwerp te gaan
doen;
- je weet veel van een bepaald onderwerp af en wilt daar dus mee aan de slag;
- je kent een mooi boek, een interessante persoon of een mooi bedrijf waar je iets
mee wilt en je wilt je onderwerp daaraan koppelen;
- je hebt een keer iets gelezen of op tv gezien wat allerlei vragen bij je opriep en wat
je daarom graag wilt onderzoeken.
Je kunt een keuze maken aan de hand van een ‘mindmap’, ook wel een ‘denkspin’
genoemd. Door je onderwerp in het midden te zeten en je al je gedachten aan de hand
van een ‘spin’ eromheen te schrijven, probeer je zoveel mogelijk ideeën te krijgen.
Dit zijn vragen die je kunnen helpen om het onderwerp zo breed mogelijk te doordenken:
-
Waar heeft het allemaal mee te maken?
Is het onderwerp actueel? Wat heb je er zoal over gehoord?
Wat weet je er al van?
Wat weet je nog niet?
Welke vragen komen in je op rondom dat onderwerp?
Waarom is het een leuk of interessant onderwerp?
Wie of wat ken je die daarmee te maken heeft?
Ken je mensen binnen de school die je erbij zou kunnen betrekken?
6
-
Ken je mensen buiten de school die je erbij zou kunnen betrekken?
Heb je bepaalde verwachtingen (hypotheses) over hoe iets dat je wilt
onderzoeken in elkaar zou kunnen zitten?
Heb je al ideeën die je zou kunnen onderzoeken?
Als je je onderwerp gekozen hebt, ga je op zoek naar een docent die jou kan begeleiden
en vul je een PWS-formulier in (zie bijlage 2). Je laat dit formulier tijdig door je
docentbegeleider ondertekenen. Het tijdig inleveren van je PWS-formulier is een
onderdeel van je totale beoordeling. Lever dit formulier dus op tijd in.
Fase 3: Afbakenen onderwerp
Je hebt nu een onderwerp gekozen waar je enthousiast van wordt. Om straks goed
onderzoek te doen naar dat onderwerp, is het van belang dat je jezelf een
onderzoeksvraag gaat stellen. Onderzoeken is namelijk gestructureerd op zoek gaan
naar het antwoord op een vraag. Ook het maken van een ontwerp is eigenlijk een soort
onderzoekje. Dan ga je namelijk gestructureerd op zoek naar het antwoord op een
ontwerpvraag.
Om straks een goede vraagstelling te kunnen formuleren, is het van groot belang dat je
je onderwerp gaat ‘afbakenen’. Hoe beter je onderwerp is afgebakend, hoe beter je iets
kunt onderzoeken. De meeste onderwerpen zijn namelijk zo ontzettend breed dat je bij
wijze van spreken je hele leven onderzoek daarnaar kunt doen en dan nog maar ‘relatief
weinig’ daarover weet. Hoe beter je onderwerp is toegespitst, hoe beter je een goede
onderzoeksvraag kunt stellen en hoe beter je antwoord op die vraag zal worden.
In onderstaande tabellen staan enkele voorbeelden van onderwerpen die ‘te breed zijn’
en onderwerpen die zijn afgebakend:
Slecht afgebakend onderwerp
Internationalisering
Rusland
Vergrijzing
Het oog
Zwaartekracht
Nederlandse taal
Mode
Afgebakend onderwerp
Internationalisering van de Nederlandse
handel in bloemen en sierplanten
Klimaatverandering in Rusland
Eenzaamheid onder 55-plussers in
Brielle
Aanpassing van het menselijk oog aan
lichtsterkten
Het modelleren van een bungeejump
Dialecten in Noord-Nederland
Mode in Nederland in de jaren ′60
Om tot een goed afgebakend onderwerp te komen, ga je je nogmaals verdiepen in je
onderwerp.
Een voorbeeld: Stel je onderwerp is ‘totale zonsverduistering’. Je kunt jezelf dan de
volgende vragen stellen die leiden tot allerlei mogelijke deelterreinen. Elk deelterrein is
dan een ‘redelijk afgebakend onderzoeksterrein’, waaruit je er straks één gaat kiezen.
7
Voorbeeld: Totale zonsverduistering
Vragen
Hoe ontstaat zo'n totale
zonsverduistering?
Hoe vaak komt zo'n totale
zonsverduistering voor?
Hoe kun je zo'n totale zonsverduistering
voorspellen?
Hoe komt het dat zoveel nuchtere
Nederlanders zich gek lieten maken door
de zonsverduistering op 11 augustus
1999?
Hoe kijkt men in andere culturen tegen
zo'n totale zonsverduistering aan?
Mogelijke deelterreinen
Wetenschappelijke verklaring,
verklaringen door de eeuwen heen.
Frequentie
Wetenschappelijke methoden, methoden
door de eeuwen heen.
Sociologische aspecten, de invloed van
het nieuwe millennium, de invloed van de
media.
Vergelijkingen, beschrijvingen van
afzonderlijke culturen.
Nadat je je onderwerp hebt opgesplitst in verschillende deelterreinen, kun je een keuze
gaan maken voor jouw precieze onderzoeksterrein. Om een goede keuze te maken voor
je uiteindelijke onderwerp, kun je jezelf de volgende vragen stellen:
-
Wat vind ik zelf het meest interessant?
Wat vindt mijn docent of de expert van buiten het meest interessant?
Waar heeft de maatschappij vooral behoefte aan?
Waar kan ik de meeste informatie over vinden?
Wat sluit het beste aan bij de actualiteit?
Op welk terrein kan ik het snelste mooie resultaten boeken?
Voor je profielwerkstuk zijn de belangrijkste afwegingen eigenlijk de volgende:
1. Wat vind jij echt interessant?
2. Wat is haalbaar om binnen de tijd die staat voor het profielwerkstuk (80
studielasturen) te onderzoeken / te ontwerpen?
Voor ieder onderzoek of ontwerp moet je keuzes maken. De grootste valkuilen van
onderzoeken en ontwerpen is dat je in de eerste fases nog te weinig keuzes maakt,
omdat je ‘eigenlijk alles wel interessant vindt’ of omdat je denkt ‘dat alles toch met elkaar
te maken heeft’. Maar hoe minder keuzes je in het begin maakt, hoe moeilijker het straks
wordt. Je ziet dan door de bomen het bos niet meer en dat gaat je veel tijd kosten.
Fase 4: Literatuur & bronnen verzamelen
Je hebt nu een onderwerp gekozen met een aantal deelterreinen. Om je goed voor te
bereiden op de volgende fase van het profielwerkstuk, moet je je gaan verdiepen in je
onderwerp en daarvoor bronnen verzamelen. Deze bronnen gaan je helpen om je te
oriënteren op je onderwerp, om een goede onderzoeksvraag te formuleren en ook om
een hypothese te formuleren over een mogelijk antwoord op je onderzoeksvraag. Om
goed onderzoek te doen, moet je over goede bronnen beschikken.
8
De bronnen moeten aan een aantal kwaliteitseisen voldoen:
1. je moet een bepaalde hoeveelheid bronnen verzamelen;
2. je bronnen moeten divers zijn (niet allemaal dezelfde soort);
3. je bronnen moeten van een bepaalde kwaliteit zijn.
Er worden dus een aantal eisen aan je bronnen gesteld. Hieronder staan de algemene
eisen waaraan je bronnen moeten voldoen. Als je straks bij een bepaalde begeleider
wordt ingedeeld dan kan de begeleider speciaal voor jouw onderwerp de eisen
aanpassen.
Eisen die gesteld worden aan je bronnen
Hoeveelheid
- minstens 7 bronnen
bronnen
Diversiteit van de
- minstens 1 naslagwerk over het onderwerp (een boek)
bronnen
- minstens 3 geschreven bronnen (artikelen, boeken)
- minstens 3 bronnen van internet
Kwaliteit van de
- de bronnen moeten zo recent mogelijk zijn (als je
bronnen
bronnen relatief oud zijn, dan vertel je waarom je toch
voor deze bron gekozen hebt)
- je bronnen moeten betrouwbaar zijn (geen
Wikipedia/scholieren.com)
Bronnen moeten altijd worden beoordeeld op betrouwbaarheid. Betrouwbaarheid
betekent dat de informatie waar is, dat je erop kunt vertrouwen. Wikipedia en
samenvattingssites, zoals Scholieren.com en mens-en-samenleving.infonu.nl, mogen
niet als bron worden gebruikt. Deze sites kunnen namelijk door iedereen worden
aangepast, waardoor de betrouwbaarheid niet te garanderen valt. In Wikipedia kun je
onder externe links wel vaak betrouwbare bronnen vinden. Goed gebruik van bronnen
houdt in dat je de informatie nauwkeurig en correct weergeeft en laat zien dat je de
informatie begrepen hebt. Meer weten over de betrouwbaarheid van websites? Zoek
eens door op Google ‘betrouwbare informatie zoeken op het web’ in te typen.
Let op: bij geschiedenis wordt onderscheid gemaakt tussen primaire en secundaire
bronnen. Primaire bronnen zijn bronnen uit de tijd zelf, onder secundaire bronnen
verstaan we moderne studies, literatuur. Een voorbeeld van een primaire bron: de
brieven die Willem van Oranje heeft geschreven over een belegering die hij zelf
uitvoerde. Een voorbeeld van een secundaire bron: een scriptie van een student in de
21e eeuw over de Tachtigjarige Oorlog. Je mag bij geschiedenis primaire bronnen
gebruiken, ook als die niet op feiten berusten, en dus eigenlijk in de strikte zin van het
woord niet ‘betrouwbaar’ zijn. Een voorbeeld: een speech van Hitler over de
minderwaardigheid van Joden berust niet op feiten, maar is wel nuttig als je
nazipropaganda onderzoekt.
Bij secundaire bronnen daarentegen moet je wel altijd nagaan of je op de informatie kunt
vertrouwen. Dat doe je door te kijken wie het heeft geschreven: Is de auteur een
wetenschapper, een expert binnen zijn vakgebied, of is de site van een organisatie die je
kunt vertrouwen? Werkt de auteur aan een universiteit of andere betrouwbare
organisatie? Bevat de bron de meest recente informatie over je onderwerp? Op websites
9
lees je vaak onder kopjes als ‘colofon’, ‘over deze site’, ‘contact’, of ‘over [plus naam van
de organisatie achter de website]’ wie de tekst geschreven heeft. De url van een site
verklapt ook veel: eindigt een site op .com (van commercial) dan kun je ervan uitgaan dat
het de site van een bedrijf is, en .gov (van government) betekent dat het een site is van
de Amerikaanse federale overheid.
Probeer vervolgens je gevonden informatie zoveel mogelijk in je eigen woorden weer te
geven.
Verder moet je in je tekst op een juiste wijze de bronnen vermelden. Een juiste
bronvermelding houdt in: je laat in de tekst met voetnoten zien waar je de informatie
vandaan hebt. Dat doe je ook als je tekst niet letterlijk hebt overgenomen. Noteer telkens
het volgende: auteur, titel van het boek of tijdschrift, jaar of maand van uitgave,
paginanummer(s). In het geval van een website noteer je behalve de url ook de
organisatie achter de website en licht je deze kort toe. Gaat het om een bedrijf, een
universiteit, een belangenorganisatie, een museum? Als je geen datum of auteur kunt
vinden, vermeld je ‘auteur en datum onbekend’.
Misschien lukt het je niet om in één keer de juiste bronnen te vinden die voldoen aan de
eisen. Overleg dan op tijd met je begeleider welke bronnen je zou kunnen raadplegen.
Plagiaat
Als je een of meer zinnen letterlijk overneemt zonder te citeren en de bron te vermelden,
is er sprake van plagiaat. “Bij citaten zet je de zin die je letterlijk overneemt tussen
aanhalingstekens, zoals ook het geval is bij deze zin”. Citeer alleen als je een goede
reden hebt om de zin in oorspronkelijke vorm over te nemen .
Profielwerkstukvoorstel
Nadat je de vier hiervoor genoemde fasen doorlopen hebt en je een goed onderwerp
voor je profielwerkstuk gevonden hebt, schijf je een profielwerkstukvoorstel. Hierin
beschrijf je je onderwerp, je hoofd- en deelvragen/ onderzoeksvoorstel en je
literatuuropgave. Je profielwerkstukvoorstel moet tijdig geaccepteerd worden door je
begeleider.
Plan van aanpak
Na acceptatie van je profielwerkstukvoorstel ga je een plan van aanpak schrijven. Hierin
staan de noodzakelijke activiteiten, de logische volgorde van wat je gaat doen, een
realistische planning, de uitvoerbaarheid van je onderzoek en de taakverdeling
beschreven. Verder, indien nodig, heldere en concrete afspraken met TOA en een
materialenlijst. In het geval van een experiment noteer je voorts hoeveel tijd je nodig hebt
om op te ruimen. Bij een experiment moet de opzet uitvoerbaar zijn. Het kan natuurlijk
misgaan, maar dan moet je uitleggen waarom het niet is gelukt. Zorg dat je tijdig een
goed plan van aanpak inlevert. Dit is een onderdeel van je beoordeling.
10
Inhoud en beoordeling
In het beoordelingsformulier (zie bijlage 1) staat precies vermeld waar je begeleider op
let bij het beoordelen van je profielwerkstuk. Hierna vind je voor een aantal zaken een
toelichting op het beoordelingsformulier.
Grafieken, diagrammen en tabellen:
Grafieken, diagrammen en tabellen geef je een informatieve titel en een nummer. Verder
benoem je de horizontale en verticale as, zodat duidelijk wordt wat of hoe er is gemeten.
Bij tabellen noteer je de grootheid en eenheid in de bovenste rij van een kolom. Aan het
einde van de as noteer je de grootheden met daarachter tussen haakjes de eenheden.
Als je meerdere metingen in een grafiek uitzet, dan geef je met een legenda ernaast aan
waar elke lijn voor staat. Als je de tabel of grafiek hebt overgenomen, moet je op de juiste
wijze de bron vermelden. In de tekst zelf verwijs je naar de tabel of grafiek door het
nummer te noemen.
Juiste grootheden, eenheden en significante cijfers:
Bij natuurwetenschappelijke experimenten noteer je de relevante grootheden en
eenheden. Als je bijvoorbeeld stroom meet, dan is de grootheid stroomsterkte I en de
eenheid is Ampère A. Bij metingen werk je met significante cijfers: Je moet je houden
aan de regels voor significante cijfers. Als je een steen oppakt en in de hand weegt, kun
je zeggen dat de steen ongeveer 2 kg weegt. Het zou onzin zijn te zeggen ‘deze steen
weegt 2,023176 kg’. Verder is bij bètaonderzoek de kwaliteit en de nauwkeurigheid van
de metingen belangrijk. Bijvoorbeeld: als je een stroommeter gebruikt, is de uitslag
nauwkeuriger als je de schaal groter maakt. Je maakt dus een keuze voor milliampère, of
microampère.
Meetinstrument:
Meetinstrument: als je bijvoorbeeld gaat enquêteren, leg je uit hoe je de vragenlijst hebt
samengesteld (welke vragen, waarom deze volgorde) en waarom.
Populatie:
Populatie: een groep mensen of dieren of andere onderzoeksobjecten waarover je
bepaalde gegevens verzamelt / de complete groep die wordt bestudeerd.
Steekproef:
Steekproef: onderzoekseenheden die je onderzoekt en die model staat voor de gehele
populatie waarover je uitspraken wilt doen.
Bronnenlijst:
In de bronnenlijst staan de bronnen op alfabetische volgorde (van achternaam van de
auteurs). Licht telkens de bron kort toe: hebben we hier te maken met een boek, rapport,
artikel, recensie?
Ten slotte vind je in bijlage 2 het PWS-keuzeformulier (lever dit tijdig in, dit is een
onderdeel van je beoordeling!).
11
Bijlage 1
BEOORDELINGSFORMULIER PROFIELWERKSTUK HAVO 2014-2015
Naam leerlingen:
Naam begeleider:
Titel werkstuk:
Afgerond eindcijfer:
Max
Proces
Op 23/4 je onderwerp en mogelijke onderzoeksvraag ingeleverd bij je
begeleider.
Op 6/6 goede definitieve hoofd- en deelvragen op papier ingeleverd
bij je begeleider. Fasen 1 t/m 4 (oriëntatie, onderwerpkeuze,
afbakening en bronnenonderzoek) goed doorlopen.
Op 2/7 goed plan van aanpak ingeleverd bij je begeleider.
Op 10/11 goede conceptversie PWS op papier ingeleverd bij je
begeleider.
Op 8/12 goede definitieve versie ingeleverd op papier bij je
begeleider en via de ELO van Magister.*
Zelf afspraken gemaakt met de begeleider, op tijd aan de bel
getrokken, zelf voorstellen gedaan voor aanpak onderzoek,
begeleidingstijd goed benut, aanwijzingen van begeleider volledig en
goed verwerkt
Totaal proces
Score
2
5
4
4
2
8
25p
Toelichting: De procespunten kunnen alleen worden verdiend als er op tijd wordt ingeleverd. Te
laat betekent geen punten (dus ook geen deel!). Verder moet het ingeleverde werk acceptabel
zijn om een deel van of de maximale procespunten te kunnen verdienen. *Bij het overschrijden
van de deadline voor de definitieve versie geldt naast het mislopen van de 2 punten een
aftrek van 0,5 punt per schooldag op het eindcijfer van je PWS.
12
Inhoud
Verzorging
Titelblad
&
inhoudsopgave
Inleiding
Theorie
Beschrijving
onderzoek
Vakinhou
delijke
vaardigheden
Max
 Telkens blijkt waar je de informatie vandaan hebt
(plagiaat wordt gemeld aan de
examencommissie)
 Bronnen, citaten, tabellen, grafieken en figuren
zijn op juiste wijze vermeld
 Hoofdstukken en paragrafen hebben relevante
titels
 Tekstopmaak is verzorgd en nodigt uit tot lezen
(door evt. gebruik relevante plaatjes)
 Tekst is op niveau, heeft een goede zinsbouw,
bevat geen spelfouten. Bij meer dan 15
spelfouten loopt de leerling niet alleen punten
voor verzorging mis, maar wordt ook eenmalig
0,5 punt afgetrokken van je eindcijfer.
 Bevat alle benodigde gegevens, aantrekkelijke
en relevante titel
 Dekt alle onderdelen
 Paginanummers zijn correct
 Bevat reden van de keuze, geeft beknopt weer
waar het werkstuk over gaat, bevat goede,
specifieke onderzoeksvraag, goede deelvragen
en goede, toetsbare hypothese
 Theorieën zijn relevant en goed beschreven.
 Er is goed gebruikgemaakt van voldoende en van
betrouwbare bronnen.
 De bronnen zijn divers (niet alleen websites)
 Opzet van onderzoek is duidelijk beschreven,
zodat het kan worden herhaald (bij experimenteel
onderzoek geldt dit voor zowel de pilot als het
definitieve experiment)
 Goed begrippen meetbaar gemaakt
 Goede onderzoeksmethode gekozen en keuze
goed verantwoord
 Goed meetinstrument gekozen dan wel
ontwikkeld en goed verantwoord
 Populatie benoemd en de omvang en
samenstelling van de steekproef zijn goed
beschreven en verantwoord
 Sectievoorschriften nageleefd, experimenten /
onderzoek netjes uitgevoerd, juiste berekeningen
en nauwkeurigheid, duplo’s/triplo’s
13
8
2
3
10
25
15
Score
 Goede uitwerking van de deelvragen
(bij literatuuronderzoek: voor- en tegengeluiden
komen aan bod, bij bèta-onderzoek: uitvoering
van het experiment)
 Er is iets onderzocht, niet alleen beschreven
 Door middel van beantwoording van de hoofd- en
deelvragen volgt een goed onderbouwde
conclusie
 De hypothese wordt terecht aangenomen dan
wel verworpen
 In de discussie wordt het eigen onderzoek
kritisch geëvalueerd
 Er worden aanbevelingen gedaan om het
onderzoek te verbeteren
 De conclusie bevat geen nieuwe gegevens
 De bronnenlijst bevat alleen bronnen die zijn
gebruikt en alleen toegestane bronnen. De
bronvermelding is correct en volledig.
 De bijlagen zijn functioneel, genummerd en
hebben een relevante titel
 Het logboek van de leerling is volledig en
specifiek
Resultaten
Conclusie en
discussie
/reflectie
Bronnenlijst
Bijlagen
Totaal
Illustraties
5
4
3
85p
Presentatie
Inhoud
10
Max
De inhoud van het werkstuk wordt in duidelijke en
foutloze taal uitgelegd. Leerlingen hebben kennis van
zaken (bèta-onderzoek: experiment of eindproduct
wordt getoond)
Er is zinvol gebruikgemaakt van illustratiemateriaal
(plaatjes, filmpjes, demonstraties etc.)
7p
1p
Tijdsduur
De presentatie duurt 8 - 10 minuten
1p
Voordracht
Er wordt duidelijk en rustig gesproken
2p
Interactie
Er wordt gezorgd voor voldoende zinnige interactie
met het publiek
2p
Structuur
Er zit een logische structuur in de presentatie
2p
Totaal presentatie
Score
15p
Toelichting: De presentatie wordt beoordeeld door de begeleider. Als de begeleider en/of andere
beoordelaar verhinderd is, wordt gezorgd voor een vervanger.
14
Originaliteit/ Uitmuntendheid
Max
Reden:
10p
Score
Toelichting: Als de leerlingen iets bijzonders hebben gepresteerd dat niet in de genoemde
scoreonderdelen tot uitdrukking kan worden gebracht, dan kan de begeleider hiervoor maximaal
10 punten toekennen.
Totaalscore profielwerkstuk
Max
Score
135p
LET OP: CIJFER = TOTAALSCORE / 13,5
Toelichting:
Als leerlingen duidelijk verschillende prestaties hebben geleverd, kan de docent individuele cijfers
toekennen.
15
Bijlage 2
PWS keuzeformulier
Vul het onderstaande formulier in. Op basis van dit formulier gaan wij kijken door wie je
het beste begeleid kan gaan worden. Geef bovendien aan welke voorkeur je hebt voor
een (interne) begeleider. Maak van dit blad een kopie en lever 1 formulier per tweetal
uiterlijk op 24 maart 2014 in bij je begeleider.
Naam leerlingen
Klas
Naam
Klas
Onderwerp
Afgebakend onderwerp
(eventueel in te vullen na
week 15/16))
Op welk groot vak (of
meerdere vakken) heeft je
onderwerp betrekking?
Mogelijke
onderzoeksvraag / vragen
(als jullie hier al ideeën
over hebben)
Mogelijke interne
begeleider (noem
minimaal 2 docenten)
Mogelijke externe
expert(s) – niet verplicht
Handtekening leerlingen
Akkoord begeleider
(formulier s.v.p. na ondertekening
inleveren bij receptie)
16