rapport meerdere instanties over de vloer def

Meerdere
instanties
over de vloer
Hoe is het voor ouders om hulp van meerdere instanties te ontvangen?
Waar is winst te halen in het licht van één gezin/kind, één plan, één regisseur?
Meerdere instanties over de vloer
Hoe is het voor ouders
om steun, hulp en interventie van meerdere instanties te ontvangen?
Waar is winst te halen
in het licht van
‘één gezin/kind, één plan, één regisseur’?
Je moet de hulpvrager ook de kans geven
om samen met de hulpverlener
te kijken naar wat er moet gebeuren.
En niet dat de hulpverlener het maar gelijk overneemt.
Je moet het in samenwerking doen met de cliënt,
het gaat nota bene om zijn of haar leven!
Als je het overneemt
dan kan de cliënt ook denken:
zie je wel,
ik kan niks zelf.
Dan krijg je alleen maar
nog meer
een minderwaardigheidscomplex...
Gerrie Colofon
Het onderzoek ‘Meerdere instanties over de vloer’ is een uitgave van Partoer, en is gefinancierd
door de provincie Fryslân.
Auteurs
Dr. Nienke Boomstra
Dr. Truus de Witte
Eindredactie
Sonja Toonstra
Leeuwarden, oktober 2014
Partoer, Fries bureau voor sociaal economische vraagstukken
Postbus 298
8901 BB Leeuwarden
T. (058) 234 85 00
F. (058) 234 85 01
E. [email protected]
I. www.partoer.nl
2 Samenvatting
‘Hoe ervaren gezinnen de ondersteuning, hulpverlening en interventie van meerdere instanties,
wat gaat goed en waar is winst te halen in het kader van ‘één gezin/kind, één plan, één regisseur?’
is de centrale vraag in dit rapport.
Vijf (anonieme) moeders die met verschillende instanties te maken hebben, komen aan het woord.
Zij noemen positieve ervaringen: de hulpverleners bieden een luisterend oor, geven steun en bieden
een positief contact en zorgen ervoor dat er iets leuks gebeurt.
Ook negatieve ervaringen worden genoemd: het is erg druk met verschillende hulpverleners over de
vloer, niet iedereen is eerlijk, sommige hulpverleners hebben een negatieve insteek en er gelden
bij hulptraject-aanvragen vaak lange procedures.
Als tip geven de geïnterviewden mee: werk meer samen. Als organisaties onderling, maar ook (en
misschien wel vooral) de hulpverleners met de hulpvragers.
De vijf moeders die in deze rapportage hun verhaal vertellen, vertegenwoordigen de verhalen achter de kale getallen. Om de omvang van de groep gezinnen die gebruik maken van voorzieningen in
beeld te brengen, zijn Friese cijfers opgenomen.
Cijfers zijn belangrijk, maar in het kader van transformeren, dus het actuele ombuigen van beleid
en uitvoering naar zelf- en samenredzaamheid, is het ook belangrijk om te weten wat er op de
werkvloer gebeurt, hoe dat door de gebruikers wordt ervaren, en waar aangrijpingspunten liggen
voor de vergroting van eigen kracht.
De geïnterviewden geven aan dat veel miscommunicatie was voorkomen als instanties meer samen
hadden gewerkt. Ook waren er, door goede samenwerking en afstemming, minder afspraken nodig
geweest en zou er dus minder tijd zijn verspild.
Dit lijkt een prima betoog voor de invoering van één aanspreekpunt per gezin.
3 Inhoudsopgave
1.
1.1
1.2
1.3
1.4
1.5
1.6
Inleiding
Aanleiding
Doel van het onderzoek
Vraagstelling
Onderzoeksmethode
Verantwoording
Leeswijzer
05
05
05
05
05
05
07
2.
2.1
2.2
2.3
2.4
Voorzieningen: gebruik en gebruikers
Een nieuwe werkwijze
Steunberen, kwetsbaren en uiterst kwetsbaren
Bevolking in woord en beeld
Voorzieningengebruik in woord en beeld
07
07
07
08
09
3.
3.1
3.2
3.3
3.4
3.5
Gebruikers aan het woord
Anke
Sanne
Annemarie
Katja
Gerrie
12
12
15
19
23
26
4.
4.1
4.2
4.3
4.4
4.5
Conclusies en aanbevelingen
Hoeveel en welke instanties komen bij de geïnterviewden ‘over de vloer’?
Hoe zijn ze met deze instanties in contact gekomen?
Hoe ervaren ze de geboden hulp?
Hoe ervaren ze de onderlinge afstemming tussen de instanties?
Welke tips en aanbevelingen kunnen ze formuleren?
30
30
31
31
32
32
Bijlagen:
1.
Interviewitems
2.
Instanties
34
35
4 1. Inleiding
1.1 Aanleiding
Gemeenten werken momenteel aan een nieuw stelsel van maatschappelijke ondersteuning. De Participatiewet, de Jeugdwet en de Nieuwe Wet maatschappelijke ontwikkeling (Wmo) geven gemeenten nieuwe taken en verantwoordelijk-heden, die met minder financiële middelen moeten worden
uitgevoerd. Sociale wijkteams, ‘alles in één hand’, zelfredzaamheid, netwerkversterking en het
‘samen met de cliënt richting geven aan ondersteuning’ vormen belangrijke principes van het
nieuwe stelsel van maatschappelijke ondersteuning.
1.2 Doel van het onderzoek
Om meer zicht te krijgen op hoe ‘samen met de burgers richting gegeven kan worden aan ondersteuning’ gaf de provincie Fryslân in 2014 de ruimte aan Partoer om in gesprek te gaan met burgers
die te maken hebben met ondersteuning, hulpverlening en/of interventie van maatschappelijke-,
juridische- en/of hulpverleningsinstanties. Met andere woorden: hoe is het met burgers die
‘meerdere instanties over de vloer krijgen’? De Provincie wil enerzijds hun ervaringen, succesverhalen en aanbevelingen in beeld brengen, en wil hen anderzijds een stem geven in de actuele discussie die over hen gaat.
In overleg met de Provincie is gekozen voor gezinnen die in eerste instantie te maken hebben met
ondersteuners, hulpverleners en vormen van interventie op het domein Jeugd. Vaak vloeien daar in
tweede instantie andere vormen van hulpverlening uit voort, bijvoorbeeld op het gebied van zorg en
inkomen.
1.3 Vraagstelling
De vraagstelling van het onderzoek luidt dan ook: ‘Hoe ervaren gezinnen de ondersteuning, hulpverlening en interventie van meerdere instanties, wat gaat goed en waar is winst te halen in het
kader van ‘één gezin/kind, één plan, één regisseur’?’
Deze vraagstelling wordt onderverdeeld in de volgende subvragen:
1. Hoeveel en welke instanties komen bij de geïnterviewden over de vloer?
2. Hoe zijn zij met deze instanties in contact gekomen?
3. Hoe ervaren ze de geboden hulp?
4. Hoe ervaren ze de onderlinge afstemming tussen de instanties?
5. Welke tips en aanbevelingen kunnen ze formuleren?
1.4 Onderzoeksmethode
Om een kader voor het onderzoek te schetsen worden eerst relevante demografische cijfers in
beeld gebracht. Vervolgens worden cijfers over het gebruik en het gecumuleerde gebruik van voorzieningen op het gebied van inkomen, zorg en jeugd weergegeven.
Om de onderzoeksvraag en subvragen te kunnen beantwoorden zijn gesprekken gevoerd met vijf
ouders (moeders) die allen met meerdere instanties te maken hebben. Zij brengen de ervaringen
van de gebruikers zélf in beeld. Zij zijn dus enkele van de mensen achter de cijfers.
1.5 Verantwoording
De cijfers van de Monitor Fryslân zijn via de website www.monitorfryslan.nl openbaar te raadplegen. Voor het gebruik van de cijfers uit de Cumulatierapportages is toestemming verleend door de
betrokken Friese gemeenten.
Voor het opnemen van de geanonimiseerde egodocumenten in deze rapportage is toestemming
gegeven door de geïnterviewden. De geïnterviewden zijn aangedragen door Humanitas, omdat deze
instantie op de hoogte was van het feit dat de geïnterviewden te maken hadden met meerdere instanties naast de ondersteuning die zij ontvingen van een vrijwilliger van Humanitas. Humanitas
heeft dan ook de introductie van de interviewer bij de gezinnen verzorgd.
Het betreft (slechts) vijf geïnterviewden. De uitspraken kunnen daardoor niet gegeneraliseerd worden, maar dragen bij aan de discussie over het thema. Dit sluit overigens aan bij de uitspraak van
Amaryllis: ‘Ieder verhaal is er één’.
De gesprekken zijn verwerkt tot (geanonimiseerde) egodocumenten die door de betrokken ouders
zijn gecontroleerd en goedgekeurd. Gekozen is voor het weergeven van de ervaringen in de ik-vorm,
om de geïnterviewden het woord te geven, létterlijk. Uitspraken uit de egodocumenten zijn gecodeerd aan de hand van de onderzoeks-subvragen, en dienen ter beantwoording ervan.
5 Omdat het niet de bedoeling van dit onderzoek is om de afzonderlijke hulpverlenende instanties te
evalueren door de ogen van de cliënten worden ook de instanties geanonimiseerd door ze met een
willekeurige hoofdletter aan te duiden (A in het ene verhaal is dus niet dezelfde instantie als A in
een ander verhaal). Het gaat immers om het onderzoeken van een al dan niet passende samenwerking en afstemming, niet om het eenzijdig ter discussie stellen van de integriteit van afzonderlijke
instanties of medewerkers. Daarnaast moet voorkomen worden dat de cliënten hinder ondervinden
van wat ze in vertrouwen over hun ervaringen met de instanties hebben verteld. De veertig instanties, waarmee de geïnterviewden te maken hebben (gehad), worden vermeld in bijlage 2.
1.6 Leeswijzer
Hoofdstuk 2 brengt enkele cijfers in beeld over de Friese bevolkingssamenstelling en het gebruik
van met name jeugdvoorzieningen in Fryslân. Dit biedt een bruikbaar kader als het gaat om voorzieningengebruik. Hoofdstuk 3 geeft het woord aan vijf burgers die meerdere ondersteuners, hulpverleners en vormen van interventie ontvangen. Hoofdstuk 4 formuleert conclusies en aanbevelingen aan de hand van de beantwoording van de onderzoeksvraag en subvragen. De interviewitems
worden als bijlage 1 toegevoegd, de betrokken instanties als bijlage 2.
6 2. Voorzieningen: gebruik en gebruikers
2.1 Een nieuwe werkwijze
Gemeenten krijgen per 2015 te maken met drie grote decentralisaties op het gebied van zorg, jeugd
en inkomen: de overheveling van een aantal AWBZ-functies naar de Wmo (zorg), de transitie van de
Jeugdzorg (jeugd) en de invoering van de Participatiewet (inkomen). Het Rijk heeft met deze
decentralisaties een aantal doelen voor ogen: het tegengaan van de versnippering in het voorzieningenaanbod, het beperken van de omvang en de kosten van de verzorgingsstaat, en het leveren
van een bijdrage aan de verdere ontwikkeling van de participatie van burgers in de samenleving. Dit
vraagt een transformatie in werkwijze en houding van zowel cliënten, burgers, netwerken, professionals als overheden.
Voor de realisatie van de doelen wordt van burgers gevraagd meer eigen verantwoordelijkheid te
nemen en regie te voeren over hun eigen leven. Ze moeten zoveel mogelijk gebruik maken van hun
eigen kracht en dat van hun eigen netwerk, waar nodig met lichte en gerichte ondersteuning van
een professional of informele netwerken zoals vrijwilligersorganisaties. Als deze lichte ondersteuning geen soelaas biedt kan een beroep worden gedaan op zwaardere en meer specialistische ondersteuning.
Landelijke en provinciale overheden en maatschappelijke instanties trachten burgers zoveel mogelijk bij de transitie van verzorgingsstaat naar participatiesamenleving te betrekken. Om enerzijds
een zo breed mogelijk draagvlak te garanderen, en om anderzijds te leren van wat er speelt aan
vaardigheden, wensen, beperkingen, verwachtingen, ervaringen en tips.
Van instanties wordt meer afstemming en samenwerking gevraagd, ondersteuning bij de versterking
van de nulde lijn (eigen netwerk van burgers, vrijwilligers, maatjes), versterking van eerste lijn
(scholen, huisarts, welzijnswerk, sociaal werk, wijkteams, wijkverpleegkundige, consultatiebureaus) en terugdringing van de inzet vanuit de tweede lijn (specialistische voorzieningen, ingezet na
doorverwijzing door eerste lijn of na indicering). Vooral ‘één kind, één dienstverlener, één plan’ en
‘hulp waar nodig, thuis waar mogelijk’ moeten versnippering en overbodige inzet tegengaan en efficiëntie én effectiviteit verhogen. Welzijn Nieuwe Stijl richt zich op de integrale aanpak door één
hulpverlener in de eerste lijn. Wanneer specialistische hulp vanuit de tweede lijn nodig is doen ouders eenmaal hun verhaal, waarna aanbieders met elkaar werken in plaats van naast elkaar. Daarnaast wordt de hulpverlening aan kinderen afgestemd op die aan ouders.
2.2 Steunberen, kwetsbaren en uiterst kwetsbaren
Het Rijk gaat ervan uit dat 80% van de Nederlandse burgers goed in staat is om zijn of haar
problemen op te lossen en zelf hulp te zoeken in het eigen netwerk (familie- of vriendendienst) of
markt (betaald). Deze groep burgers wordt de steunberen van de samenleving genoemd. Naast
zelfredzaamheid is deze groep ook in staat om steun te bieden aan burgers die minder zelfredzaam
zijn, en vormen zij het dus het (potentiële) netwerk voor de meer kwetsbare burgers.
Vertaald naar het aantal Friese inwoners zou het gaan om ruim 517.000 steunbeer-burgers.
Van de overige burgers is 15% kwetsbaar. Zij zijn voor kortere of langere tijd of zelfs semi-permanent aangewezen op ondersteuning of hulpverlening op het gebied van schulden, financiën, relatie-,
persoonlijke- of geestelijke problemen, huisvesting of het ontbreken van een toereikend sociaal
netwerk. Ze zijn weliswaar kwetsbaar, maar kunnen zich redden met passende steun. Problemen
zijn op te lossen of hanteerbaar te maken als ze tijdig worden gesignaleerd.
Vertaald naar het aantal Friese inwoners zou het gaan om een kleine 97.000 kwetsbare burgers.
De overblijvende 5% betreft uiterst kwetsbare burgers. Zij zijn buitengesloten of sluiten zichzelf
buiten de samenleving. Het gaat om burgers die al langer, vaak meerdere generaties, en op meerdere levensgebieden afhankelijk zijn van hulpverlening. Ze hebben dikwijls te maken met welzijns-,
zorg- en rechterlijke instanties. Het gaat om probleemgezinnen waar schoolverzuim, beperkte verstandelijke vermogens, schulden, uitkeringsafhankelijkheid, geweld, intimidatie en overlast al
generaties lang spelen, al dan niet gecombineerd met strafbare feiten, dak- en thuisloosheid en
psychi(atri)sche problemen. Deze burgers zijn gebaat bij één plan en één coördinerende instantie of
hulpverlener om de vicieuze cirkel te doorbreken, de negatieve spiraal om te buigen en verdere
problemen te voorkomen.
Vertaald naar het aantal Friese burgers zou het gaan om ruim 32.000 uiterst kwetsbare burgers.1
Figuur 2.1 brengt de aantallen van de drie genoemde percentagegroepen in beeld.
1
O. Herder, F. Vos, A. Geurden, A. van der Bij en S. Bruinsma: Welzijn Nieuwe Stijl & de 3D’s. Leeuwarden, 2011;
O. Herder, F. Willemse, B. Wagenaar, M. Snakenborg en C. Kant: Welzijn Nieuwe Stijl in praktijk. Leeuwarden, 2012.
7 Figuur 2.1: Weerbaar of kwetsbaar? Het 80-15-5%-model vertaald naar aantallen Friese inwoners
32.315
96.948
Steunberen
Kwetsbaren
Uiterst kwetsbaren
517.054
Bron: Amaryllisgroep 2012 en Monitor Fryslân 2014
2.3 Bevolking in woord en beeld
Hoeveel inwoners telt Fryslân? Hoe is de verdeling naar leeftijdsgroepen en huishoudsamenstelling?
Fryslân telde 646.317 inwoners per 1 januari 2014. Op diezelfde peildatum telde Fryslân 136.769
jongeren tot 18 jaar, het gaat om 21,2% van de totale Friese bevolking. Het Nederlands percentage
jongeren tot 18 jaar is 20,5%, Fryslân telt dus relatief meer jongeren dan het landelijk gemiddelde.
Figuur 2.2: Leeftijdsopbouw provincie Fryslân in percentages
2%
6%
21%
11%
jonger dan 18 jaar
18 tot 45 jaar
45 tot 65 jaar
65 tot 75 jaar
75 tot 85 jaar
85 jaar of ouder
28%
32%
Bron: Monitor Fryslân 2014
Op 1 januari 2014 telde Fryslân 285.063 huishoudens (alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens
met of zonder kinderen, eenoudergezinnen). 17.353 (6,1%) van deze huishoudens betrof een eenoudergezin, 79.797 (28,0%) een meerpersoonshuishouden met kinderen. In 8,0% van de huishoudens
ging het om alleenstaanden, 31,9% betrof meerpersoonshuishoudens zonder kinderen). Figuur 2.3
brengt deze verdeling in beeld. Nederland telde op dezelfde peildatum 521.578 eenoudergezinnen,
6,9% van alle huishoudens. Fryslân ligt onder dit gemiddelde.
Figuur 2.3: Huishoudsamenstelling in Fryslân in aantallen
17.353
alleenstaanden
98.132
79.797
meerpersoonshuishoudens zonder kinderen
meerpersoonshuishoudens met kinderen
eenoudergezinnen
89.781
Bron: Monitor Fryslân 2014
8 2.4 Voorzieningengebruik in woord en beeld
Hoeveel Friezen maken gebruik van voorzieningen op het gebied van jeugd, zorg en inkomen?
Allereerst worden de AWBZ-indicaties gegeven en de aantallen besluiten die aan jeugdigen zijn verstrekt. Daarna volgen gegevens over schuldhulpverlening en minima. Tot slot volgt een weergave
van gegevens die ontleend zijn aan onderzoeken die Partoer verrichtte over gestapeld voorzieningengebruik in enkele Friese gemeenten.
In Fryslân hadden 36.205 burgers een geldig AWBZ-besluit per 1 januari 2014, 5,6% van de totale
Friese bevolking. Van deze groep waren 2.310 geïndiceerden jonger dan 18 jaar.2 Het gaat dus om
6,4% van alle CIZ-geïndiceerden en 1,7% van alle Friese jongeren tot 18 jaar. Deze percentages liggen boven het landelijk gemiddelde. In Nederland waren 44.500 geïndiceerden jonger dan 18 jaar,
5,6% van alle geïndiceerden en 1,3% van alle Nederlandse jongeren tot 18 jaar.
Figuur 2.5: Geldige indicaties per 1 januari 2014
2310
indicaties 18 jaar en ouder
indicaties 17 jaar en jonger
33895
Bron: CIZ 2014
De indicatiebesluiten behelsden indicaties voor jeugdigen met een somatische aandoening of beperking, een verstandelijke-, zintuiglijke- of lichamelijke beperking. Het Centrum Indicatiestelling Zorg
(CIZ) is niet bevoegd voor het afgeven van indicaties voor jeugdigen met een psychiatrische aandoening. Die indicaties worden verstrekt door Bureau Jeugdzorg.3
In 2013 meldden 2.362 nieuwe cliënten zich bij één van de zeventien Friese vestigingen van Algemeen Maatschappelijk Werk.
Hoe zat het in Fryslân met schuldhulpverlening?
In 2012 stroomden 2.103 Friese burgers in in een schuldhulpverleningstraject. Van hen stroomden
dat jaar 1.107 weer uit, 622 succesvol en 512 niet succesvol. Voor 996 gebruikers werd de hulp
gecontinueerd.
Figuur 2.6 Instroom, uitstroom en continuering schuldhulp 2012 naar aantallen
622
uitstroom succesvol
996
uitstroom niet succesvol
gecontinueerde hulp
512
Bron: Monitor Fryslân 2014
Nu volgen enkele gegevens over inkomensvoorzieningen en minima.
In 2013 ontvingen 15.070 Friese burgers een Wwb-uitkering. In 2012 telde Fryslân 2.840 bijstandsouders (eenoudergezinnen) met één of meer kinderen. In verreweg de meeste gevallen ging het om
bijstandsmoeders. In Nederland gaat het om 74.220 bijstandsouders.
2
3
CIZ, 2014.
Partoer Startfoto Jeugd 2. Leeuwarden, 2012
9 In 2011 telde Fryslân 4.090 bijstandsgezinnen met kinderen jonger dan 18 jaar, in Nederland lag dat
aantal in 2011 op 108.664. In de helft van de gezinnen betrof het een gezin met één kind, een kwart
een gezin met twee kinderen. In totaal leefden 6.998 kinderen jonger dan 18 jaar in 2013 in een gezin dat Bijstand ontving, 5,1% van alle Friese kinderen tot 18 jaar.
Figuur 2.4: Friese gezinnen met kinderen die in 2013 Bijstand ontvingen in aantallen
139
58
467
gezinnen met 1 kind
gezinnen met 2 kinderen
gezinnen met 3 kinderen
2.132
gezinnen met 4 kinderen
1.294
gezinnen met 5 of meer kinderen
Bron: Monitor Fryslân 2014
In 2011 leefde 9,4% van alle Friese huishoudens van een inkomen tot 105% van het sociaal minimum,
in Nederland was dat dat jaar 9,2%. In 2011 leefde 16,2% van alle Friese huishoudens van een inkomen tot 120% van het sociaal minimum, in Nederland was dat dat jaar 15,1%. Beide percentages
liggen in Fryslân hoger dan het landelijk gemiddelde.
Figuur 2.7: Percentage Friese huishoudens met een inkomen tot 120% van het sociaal minimum
16%
tot 120% van het sociaal minimum
boven 120% van het sociaal minimum
84%
Bron: Monitor Fryslân 2014
In 2011 hadden 14.900 Friese kinderen jonger dan 18 jaar kans op armoede4, 10,9% van alle Friese
kinderen. In Nederland ging het in 2011 om 407.500 kinderen jonger dan 18 jaar met kans op armoede, 11,3% van alle Nederlandse kinderen jonger dan 18 jaar. Het Friese percentage ligt op dit vlak
onder het landelijk gemiddelde.
In het voorjaar van 2014 heeft Partoer voor vijf Friese gemeenten in beeld gebracht wat het voorzieningengebruik was op het gebied van jeugd, inkomen en zorg.5 Tevens werd in beeld gebracht
welk ‘gestapeld gebruik’ vooral voorkwam, dus het gebruik van meerdere voorzieningen.
Uit de onderzoeken bleek dat in 2013 gemiddeld 5,6% van de meerpersoonshuishoudens met kinderen en eenoudergezinnen gebruik maakte van een of meerdere jeugdvoorzieningen: BJZ Jeugdreclassering, BJZ Onder Toezicht Stelling, BJZ Voogdij, BJZ Uithuisplaatsing, AWBZ functies jeugd,
AWBZ ZZP jeugd. In de stedelijke gemeenten lag dit percentage hoger, rond 8,4%, in plattelandsgemeenten lager, rond 3,7%. Het meest werd gebruik gemaakt van AWBZ functies jeugd, AWBZ ZZP
jeugd werd het minst vaak gebruikt.
4
Kinderen, opgroeiend in een meerpersoonshuishouden dat een inkomen heeft tot 120% van het sociaal minimum.
Een grote stad, een middelgrote stad en drie plattelandsgemeenten. Het betrof zestien voorzieningen: Bijstand, Wsw,
Bijzondere Bijstand, Schuldhulpverlening, Wmo Hulp bij Huishouden, Wmo Woningaanpassingen en Hulpmiddelen, Wmo
Vervoer, AWBZ functies, AWBZ ZZP 1 t/m 4, OGGZ, BJZ Jeugdreclassering, BJZ Onder Toezicht Stelling, BJZ Voogdij, BJZ
Uithuisplaatsing, AWBZ functies jeugd en AWBZ ZZP jeugd.
5
10 Van deze groep gebruikte 15,5% ook een zorgvoorziening: Wmo Hulp bij Huishouden, Wmo Woonvoorzieningen en Hulpmiddelen, Wmo Vervoer, AWBZ functies, AWBZ ZZP 1 t/m 4, OGGZ. En van
deze groep gebruikte 18,7% ook een inkomensvoorziening: Bijstand, Wsw, Bijzondere Bijstand,
Schuldhulpverlening. Er was dus sprake van overlap tussen het gebruik van een of meer jeugdvoorzieningen en het gebruik van een of meer inkomens- en zorgvoorzieningen.
De meeste voorzieningengebruikende huishoudens (alle huishoudtypen6) gebruikten één voorziening
waaronder mogelijk een jeugdvoorziening. Het betrof gemiddeld 15,7% van de huishoudens in de
betrokken gemeenten. De meeste huishoudens, 72,7%, maakte van geen enkele van de zestien meegetelde voorzieningen gebruik op het gebied van inkomen, zorg en jeugd.
Figuur 2.8: Gebruik van voorzieningen door huishoudens in 2013 in percentages
0,6
0,2
2,5
8,3
geen voorziening
15,7
gebruik één voorziening
gebruik twee voorzieningen
gebruik drie voorzieningen
gebruik vier voorzieningen
gebruik vijf of meer voorzieningen
72,7
Bron: Partoer Cumulatieonderzoeken 2014
Gemiddeld 27,3% van alle huishoudens in de betrokken gemeenten maakte gebruik van één of meerdere voorzieningen op het gebied van jeugd, inkomen of zorg.
De overlap van gebruikers van een jeugdvoorziening met een zorg- en/of inkomensvoorziening was
daarin het grootst. Vanuit de gebruikers van inkomens- en zorgvoorzieningen was er dus minder
overlap met het gebruik van een jeugdvoorziening dan andersom.
6
Alleenstaanden, meerpersoonshuishoudens met en zonder kinderen, eenoudergezinnen.
11 3. Gebruikers aan het woord
In hoofdstuk 2 werd onder andere in beeld gebracht dat gemiddeld 27,3% van de Friese huishoudens
gebruik maakte van één of meer voorzieningen op het gebied van jeugd, inkomen en zorg. Het gaat
daarbij, zoals al aangegeven, om zestien voorzieningen die in het onderzoek zijn verwerkt.
Maatschappelijk Werk, ondersteuning door vrijwilligers en Advies & Meldpunt Kindermishandeling
zijn bijvoorbeeld niet meegenomen in de onderzoeken, omdat er geen cijfers beschikbaar waren of
omdat het publiceren ervan de privacy van de gebruikers in het geding zou brengen. Het percentage van 27,3% zou logischerwijs hoger uitpakken als ál het voorzieningengebruik zou zijn meegenomen.
De cijfers laten zien dat 5,6% van de Friese meerpersoonshuishoudens met kinderen en eenoudergezinnen in 2013 gebruik maakte van een of meer jeugdvoorzieningen. Tevens kwam naar voren dat
18,7% van deze gebruikers ook een inkomensvoorziening gebruikte, en 15,5% ook een zorgvoorziening. Deze percentages geven een overlap weer, met andere woorden: er komen meerdere hulpverleners bij de gebruikers over de vloer. Hoe is dit voor hen? Hoe is het gekomen dat ze aanspraak
moesten maken op de voorzieningen, en hoe is de overlap ontstaan? Welke belemmeringen en pluspunten ervaren ze? En welke tips kunnen ze geven in het kader van ‘één gezin/kind, één plan, één
regisseur?’
Aan het woord komen vijf moeders: Anke, Sanne, Annemarie, Katja en Gerrie7. Zij laten zien wat
het betekent om deel uit te maken van 27,3% voorzieningengebruikers of 5,6% jeugdvoorzieningengebruikers, en wat het betekent om te maken te hebben met meerdere voorzieningen en vormen van hulpverlening.8
3.1 Anke (42)
Anke ontvangt een aantal jaren hulp. Ze kampt met een verwevenheid aan problemen: met haar
ex-partner, met de opvoeding van de kinderen onder wie een ziek kind, het ontbreken van een
netwerk, een oud huis in een dorp zonder voorzieningen, geen auto dus afhankelijk van haar expartner die wél een auto heeft, schulden, en een jeugd waarin ze veel heeft meegemaakt.
Anke heeft drie kinderen en had of heeft met acht instanties of methoden te maken op het gebied
van hulpverlening voor zichzelf, jeugdhulpverlening met diverse methodieken, schuldhulpverlening
en opvoedingsondersteuning.
“Ik woon samen met mijn drie kinderen in een klein dorpje met zo’n zeshonderd inwoners. Het ligt
vrij ver van grotere plaatsen, daar moet je wel met de auto naar toe maar die heb ik zelf niet.
Gelukkig is de school nog wel in het dorp, daar kan mijn oudste zo naar toe. Ik woon nu eigenlijk al
te lang in dit huis, ik zou hier weg moeten en daar wordt ook wel aan gewerkt. Sinds een paar jaar
heb ik hulp.
Ik heb uit eigen beweging mensen in huis gehaald om mij te helpen met de drie kinderen. Ik heb het
heel druk met ze, de jongens zijn vier en bijna drie en mijn meisje is anderhalf jaar oud, en ik sta
er alleen voor. Hun vader is er wel, maar die doet weinig tot niks. We zijn gescheiden, dus hij
woont hier ook niet. Ik heb gewoon vrijwillig hulp gevraagd omdat ik het niet zag zitten.
Voortdurend was er strijd met de kids. Er was veel ruzie en de kinderen luisterden niet. Ik kan goed
voor mezelf zorgen, maar het was gewoon de strijd met de kids. Het hield maar niet op. Toen dacht
ik, ik moet er gewoon ritme in krijgen en hulp inschakelen. Daarom heb ik A ingeschakeld. Ik heb
dat dus zelf opgezocht. Iedereen denkt dan meteen, A, dan wordt je kind toch bij je weggehaald,
maar dat is helemaal niet zo. Je kan juist zelf aangeven wat je wil. Ik heb op internet gelezen wat
zij voor mij konden doen. Toen zag ik dat zij ook tips konden geven om mij met de jongens te helpen. Nou, toen heb ik daar contact mee opgenomen. Vanuit A kwam er iemand één keer in de veertien dagen, in het begin zelfs één keer in de week. Nou, in het begin ging dat wel goed, maar op
een gegeven moment werd het wat te eigen voor haar. Ik ben iemand, het gaat heel lang goed,
maar als de bom barst, dan barst ‘ie ook goed. Ze begon over een methode om positief gedrag van
de kinderen te belonen. Ik zou niet aardig genoeg zijn voor de kinderen. Ik zei tegen haar: ik ben
keihard opgevoed vroeger. Mijn vader is overleden toen ik pas acht was. We waren met vijf kinde-
7
De namen zijn gefingeerd om de privacy van de moeders en hun gezin te beschermen.
De instanties zijn met een hoofdletter aangegeven om hun integriteit te beschermen. Het gaat in dit onderzoek immers niet
om een evaluatie van afzonderlijke instanties door de ogen van hun cliënten, maar om het signaal van samenwerking en
afstemming van ‘meerdere instanties over de vloer’.
8
12 ren thuis, tussen de vier en tien jaar oud toen. Mijn moeder had haar handen vol. We zijn streng
opgevoed, we moesten alles zelf doen. Overal mee helpen. Op jonge leeftijd heb ik al heel veel
meegemaakt. Die vrouw van A had het er over dat ik heel erg opvliegerig ben, dat ik snel kwaad
word. Dat is ook wel zo, soms word ik ook wel kwaad. Ik kan er niet tegen dat zij dan zo heel zacht
tegen mijn kind doet. En toen kwam ze op een gegeven moment met die methode aan, toen kwam
alles ineens naar mij toe. Dat ik de schuld kreeg. Nou, daar ben ik dus niet van gediend. Daar hebben we ruzie over gekregen en is ze een paar weken niet geweest. Ik was er even helemaal klaar
mee. Mijn vragen die ik had, de redenen waarom ik A ingeschakeld had, waren toen ook al beantwoord. Ze begon zich ook met mij en de relatie tussen mijn ex en mij te bemoeien. Daar zat ik
gewoon niet op te wachten. Ik heb haar toen ook gezegd: ik heb jullie hier gevraagd, niet mijn ex.
Hij heeft allemaal dingen gedaan tijdens onze relatie, ging telkens vreemd, en dan wordt hij de
hemel in geprezen. Dan ga je maar naar mijn ex toe om te praten, dan hoef je niet bij mij te
komen. Toen heb ik het met haar van A ook vroegtijdig afgekapt. We hebben nog een afsluitingssessie gehad en toen was het klaar. Ik had daar ook helemaal geen zin meer in. Als ik het zelf
aangevraagd heb mag ik het ook afkappen wanneer ik wil. Daar heb ik het ook met B over gehad.
Dat ik er op die manier ook geen zin in had om haar van A over de vloer te krijgen. En met de
vrijwilligster die me bij de opvoeding ondersteunt, heb ik het er ook over gehad, dat ik er mee zou
stoppen.
Maar, A heeft me wel geholpen met de kinderen. Want het is gewoon zwaar als je alles alleen moet
doen. Het is al gauw half twaalf dat ik eens op bed lig. Ik heb eigenlijk geen tijd om even lekker te
zitten. Ik ben altijd bezig. Soms denk ik ’s avonds wel: nog even een spelletje op de computer
doen. Nog even Bingo doen. Dat vind ik leuk. Ze zeggen dan wel eens, je moet vroeger naar bed
gaan. Ik ben wel vaak moe. Ja, dan moet ik zeker met de kinderen opstaan en tegelijk met hen
weer naar bed gaan. Dat kan toch ook niet?
Kijk, ik doe het vrijwillig, hulp vragen
B is hier voor mezelf. Die heb ik ook zelf ingeschaen aannemen. Als je moet dan is het
keld. Die had ik voor A al. B heb ik ingeschakeld
een ander verhaal. vanwege mijn schulden. Toen we uit elkaar gingen
kon ik de kosten niet allemaal meer opbrengen en
heb ik daarvoor dus hulp gezocht. Zij heeft mij geholpen aan een bewindvoerder die alles op een rij
heeft gezet. Kijk, overdag heb ik het te druk met de kinderen om ’s avonds goed met de rekeningen te zitten. Daar ben ik dan te moe voor en heb ik ook geen zin meer in. Maar net als de stookkosten, we zitten hier op de ruimte en je stookt je een tierelier. Ik wil hier ook wel graag weg,
maar ja. Het zijn gewoon hoge kosten en toen kwam ik in de schulden. Toen heb ik alles bij de
bewindvoerder gestopt en nou is het klaar, die regelt al mijn financiële zaken. Dat vind ik heerlijk,
het scheelt mij een heel grote zorg. Met de bewindvoerder heb je verder geen contact. Ik ben daar
één keer geweest, zij hier één keer voor de handtekeningen. Verder regelen zij alles zelf, soms
bellen of mailen ze. Verder krijg ik gewoon leefgeld. Dit is ook niet een situatie die ik vervelend
vind. Ik wil er niet per se van af, zoals het nu gaat is het prima. Ik heb gewoon te weinig geld en
teveel drukte met de kinderen om het zelf te kunnen regelen. Ik krijg ook niet alimentatie, wel
boodschappengeld. Dat hebben we zo afgesproken en zolang we nog zo’n contact hebben is dat ook
wel goed. Maar, ik heb wel problemen met mijn ex. Dat bespreek ik dan ook wel met B. Met de
vrijwilligster die me ondersteunt bij de opvoeding heb ik het er ook wel over. Met B heb ik het er
ook wel eens over gehad om misschien tijdelijk in een opvanghuis te gaan. Af en toe is er een
bedreigende situatie en word ik er gewoon flauw van. Mijn ex is zo wispelturig, van die stemmingswisselingen.
Met B ben ik ook bezig met programma C dat me begeleidt bij financiën, in verband met mijn
schulden. Ik zit hier heel geïsoleerd, qua huisvesting en zo. Dat is een bepaalde organisatie. Daar
gaan we, dus ik samen met B, nu wat aanvragen. Om te kijken of zij nog wat weten. Ook qua
woning. Het is hier gewoon niet gezond. De kinderen zijn altijd verkouden. De kleine meid helemaal. Die heeft een hartritmestoornis en is vaak ziek. Begin dit jaar nog, had ze het RS-virus9. Ze is
toen in het ziekenhuis opgenomen en heeft een week aan de beademing gelegen. Ze pikt gewoon
alles op omdat ze een hartpatiëntje is. En dan is het heel lastig om afhankelijk te zijn van een auto.
9
Dit is een (ernstig) verkoudheidsvirus bij jonge kinderen. Kinderen met aandoeningen zoals hartstoornissen lopen een groter
risico op een ernstig verloop van het virus, met complicaties.
13 Het is wel lastig dat ik niet echt mensen ken waar ik de kinderen kan laten. De kinderen groeien zo
ook geïsoleerd op. Ze zijn eigenlijk alleen maar hier in huis.
Misschien kunnen ze het huis opknappen via dat begeleidingsprogramma C, of anders toch verhuizen. Hier is ook niks, geen winkel of wat dan ook. Dat is ook nog zoiets, hun pa heeft een auto, ik
niet meer. Hij weet dat ik afhankelijk ben van die auto, dus ik raak nooit meer van hem af.
Eigenlijk moet ik naar een plaats toe waar ik alles bij me heb, een winkel, een dokter. Dat ik mezelf kan redden. Dat ik niet van hem afhankelijk ben. Ik kan ook niet zomaar iemand anders uit de
buurt vragen. Ik heb natuurlijk ook de kinderen, daar zou ik dan ook al oppas voor moeten hebben.
Vooral de kleine meid, die kan ik niet zomaar uit handen geven omdat ze hartpatiënt is en soms ook
wegvalt. Misschien heeft ze epilepsie. Nou ja, dus als er iets aan de hand is dan moet ik meteen de
ambulance bellen. Als het kan komt hun pa dan op de jongens passen. Toevallig zei een buurvrouw
laatst dat ik haar ook wel mocht vragen. Verder heb ik hier niet zoveel contacten. Tenminste, niet
die vrij zijn om op te passen. De meeste mensen werken hier. Ja, verhuizen zou misschien het beste
zijn. Maar de kinderen vinden het hier super, de speeltuin is vlakbij.
Ik heb net bij D een programma gevolgd waarin een paar video-opnames werden gemaakt van hoe ik
omga met de kids. En daar wordt dan met je over gepraat. Daar ben ik terechtgekomen via degene
van A die hier kwam. In plaats van vragen te stellen, zie je dan zelf wat er gebeurt. Zij zei: misschien is dat wel wat voor jou. Die mevrouw van dat programma was gisteren voor het laatst, dat is
nu afgerond. Zelf had ik niet een vraag die ik met dat programma wilde oplossen. Ik had er dan ook
geen verwachtingen bij. Op het laatst vond ik het wel wat irritant worden. Toen had ik er ook geen
zin meer in. Ik liep er tegenaan dat er steeds dezelfde opname gemaakt werd en dezelfde vraag
werd gesteld. Ja op zich, de eerste keer dacht ik: ja, dan zie je hoe je kind reageert. Maar ik zie zo
ook wel hoe een kind reageert. Daar heb ik geen opname voor nodig. En ik vond het ook teveel tijd
kosten. Ik had op een gegeven moment elke dag wel iemand over de vloer. Ik was sowieso al drie
ochtenden kwijt met mensen die langskwamen.
Zij van dat videoprogramma heeft er ook voor gezorgd dat de jongens aangemeld worden voor E.
Dat ze ook eens een weekend weg kunnen, eerst één keer in de twee weken. Misschien daarna eens
per maand, als ze daar meer gewend zijn. Dan krijg ik wat meer rust. Dan krijgen zij ook de kans
wat meer te zien, met andere kinderen om te gaan, andere dingen te leren. Ze gaan wel samen
hoor, niet apart. De kleine meid hoeft van mij niet weg. En dat vind ik ook een beetje riskant, om
haar weg te geven. Als de jongens een keer een weekend weg zijn, dat scheelt me al heel veel. Ze
staan nu op de wachtlijst en dat kan wel een tijdje
duren, maar ze heeft ze wel opgegeven. Het is voor mij
lekker, maar de jongens zien ook eens wat anders.
Eerder vond ik het wel druk. Dat
kwam ook omdat de hulpverleners
Ik geloof dat ik ook via A bij de vrijwilligster gekomen
onderling niet met elkaar
ben die me bij de opvoeding ondersteunt. Opvoedingsspraken. Dan moest ik mijn
ondersteuning door vrijwilligers is wel een beetje
verhaal steeds opnieuw doen.
hulpverlening, maar toch anders. De hulpverleners, die
drammen altijd zo door. Met de vrijwilligster praat ik
toch heel anders. Ze komt een kop koffie drinken, we
kwekken een paar uurtjes en klaar. Dat is op een andere manier, niet van ‘het moet zo en zo’. Ze is
meer een vriendin. En ze is leuk met de kinderen. Het hoeft ook niet meteen over je verleden te
gaan. Nou lag het er ook wel wat aan dat het niet klikte met de vrouw van A. Na de aanvaring met
haar was ik er ook helemaal klaar mee. Zij dramde zo door. Bij B heb ik dat ook wel een beetje,
maar die vraagt wel wat ik wil. Als ik het te ver vind gaan dan kap ik het af en dat snapt zij heel
goed. Ik kan dat zelf aangeven. B probeert wel vaak in mijn verleden te graven, maar soms moet
dat ook wel. Dat moet je alleen niet al te vaak doen. Je weet zelf ook wel waar je vast zit. Ik ben
nog maar tweeënveertig, maar ik heb al een hoop meegemaakt. Bijvoorbeeld met het zorgen voor
mijn moeder toen zij kanker kreeg. Alles wat er toen, en eerder, gebeurd is komt soms gewoon
weer terug in mijn leven. Nou ja, toen mijn moeder overleed had ik ook niks meer. Mijn kids
hebben geen opa’s en oma’s. Soms mis ik het zelf ook wel dat ik geen ouders of schoonouders meer
heb om op terug te vallen. Dan is het wel fijn om met B of de vrijwilligster te praten, dat lucht dan
wel even op. Zeker als er weer iets is met mijn ex. Maar goed, soms had ik daar wel graag met mijn
moeder over willen praten. Ik vraag me soms ook wel af: hoe zou mijn moeder het vinden, zoals ik
nu leef? Die gedachte krijg je gewoon. Met de rest van de familie heb ik weinig tot geen contact.
Het is soms ook wel fijn om met B te praten, want dan weet je dat het niet verder verteld wordt.
14 Met familie wordt het soms zomaar doorgeklept, ook al vertel je iets in vertrouwen. Nou, en dan
helemaal in zo’n klein dorp…
Nee, maar verder red ik me prima met een beetje hulp. Met B kan ik het heel goed vinden. Echt een
uitlaatklep voor mij. De vrijwilligster is hier nu, de kinderen zijn gek op haar. Dus het gaat allemaal
wel goed.
Hoe mijn ideale wereld er uit zou zien? Nou, dan woon ik hier niet meer. Dan woon ik in een dorp
waar alles is, voor de kinderen ook. Een dierentuin, een winkel, een leuke school, en een dokter in
de buurt voor mijn meisje. Misschien kan C wat opleveren
om naar die ideale wereld toe te komen, vooral in
Bij de peuterspeelplaats krijg ik te
financieel opzicht, maar dat moeten we nog afwachten.
horen dat ik het goed doe als
Die formulieren heb ik gisteren pas ingevuld. Ik sta ook
alleenstaande moeder van drie
wel ingeschreven in een ander dorp voor een huis, maar
kinderen. Een heleboel mensen
in verband met de bewindvoering is dat lastig. Je mag
hebben respect voor mij.
van alles niet. Misschien is het dan toch een optie om in
een opvanghuis te zitten voor een poosje. Dan ben ik ook
van mijn schulden af. Nou ja, we moeten maar zien, ik wacht het rustig af. Qua hulpverlening vind
ik het wel goed zo. Eerder vond ik het wel te druk. Dat kwam ook omdat de hulpverleners onderling
niet met elkaar spraken. Dan moest ik mijn verhaal steeds opnieuw doen. Het was ook verwarrend
en vermoeiend. Ik ben blij dat ik er nu twee kwijt ben, die van de dat videoprogramma en van A. Ik
had elke dag wel iemand over de vloer. Dat was echt druk. Als ik dan eens tijd alleen met de kinderen had, dan was er vaak een hulpverlener bij en kon ik nog niet mijn aandacht aan het kind geven.
En je hebt het elke keer over hetzelfde. Als er één iemand langs was gekomen uit naam van de vier
organisaties dan was het beter geweest. Dan moeten ze natuurlijk onderling wel goed overleggen.
Bij de peuterspeelzaal krijg ik te horen dat ik het goed doe als alleenstaande moeder van drie
kinderen. Een heleboel mensen hebben respect voor mij. Bij de peuterspeelzaal kan ik ook terecht
als ik de kinderen even extra wil brengen. Daar doen ze niet moeilijk over. Nou ja, en de kinderen
doen het hartstikke goed. Kijk, ik doe het vrijwillig, die hulp vragen en aannemen. Als je moet dan
is het een ander verhaal.”
3.2 Sanne (39)
Sanne heeft sinds vier jaar hulp. Haar problemen bestaan uit een optelsom van scheiding, het
verliezen van haar betaalde baan, fraude gepleegd door opvang F, schulden vanwege onder andere
een extreem hoge belastingaanslag, het verliezen van een vertrouwd oppasadres en zwangerschap,
waardoor ze alle grip op haar leven kwijt dreigde te raken.
Sanne heeft zes kinderen en heeft of had te maken met meer dan twaalf instanties en methoden
op het gebied van hulpverlening voor zichzelf, jeugdhulpverlening en schuldhulpverlening.
“Ik woon in een wijk aan de rand van de stad. De afgelopen jaren is hier veel opgeknapt in de wijk
en we hebben alles dichtbij. Ik heb zes kinderen, twee wonen niet thuis. Mijn ex is bijna vier jaar
geleden weg gegaan. Mijn problemen begonnen door dingen waar ik niks aan kon doen.
Ik denk dat het een jaar of vier terug is. Toen was ik nog samen met mijn ex. Hij werkte en ik
werkte. Ik werkte via de gemeente, zesendertig uur in de week. De gemeente had gezegd: wij
kennen een opvangvorm F waar je kinderen wel naartoe kunnen. Hier in de buurt woonde iemand
die voor F werkte, ideaal. Dat ging allemaal prima. Maar van het ene moment op het andere… ik
kom bij F en die vertelde me dat ze de kinderen niet meer kon opvangen omdat ze failliet waren.
Dus ik zat ineens zonder oppas, maar ik had wel mijn werk. Ik heb toen eerst een paar dagen vrij
genomen. Toen bleek dat ik niet meer terug kon naar het werk, want ik zat met de kinderen. Ik heb
eerst een paar maanden zonder inkomen gezeten. Mijn ex betaalde niks voor mij, die had er ook
nog een vriendinnetje naast. Zo is het allemaal begonnen. Even daarna kreeg ik een belastingaanslag van tussen de twintig- en vijfentwintigduizend euro! F was daarmee vandoor gegaan, die
hebben mij opgelicht. Ik had drie maanden helemaal geen inkomen en toen heb ik huurschuld
opgebouwd, ik was hoogzwanger van de jongste, alles stapelde zich op. Het huishouden lukte me
niet meer. Ik was de grip kwijt. Zo ben ik bij G gekomen voor hulp. Die hebben gelukkig een regeling met de gemeente getroffen dat ik mijn huurachterstand kon betalen. In de tussentijd was ik
ook nog bij de rechter geweest, voor de woningschuld. De rechter had bepaald dat ik mijn woning
uit moest, maar gelukkig is dat dus door tussenkomst van G niet gebeurd. Dat kwam doordat ik
15 Bijzondere Bijstand kreeg. Op dat moment begon de uitkering ook eindelijk te lopen. Door de
verschillende uitkeringen en mijn zwangerschapsverlof, dat daarna kwam, had ik nog geen stabiel
inkomen. Ik kon alleen de vaste lasten betalen en meer geld had ik niet.
Doordat ik bij de gemeente was aangemeld, zij hebben zo’n kringetje met politie en hulpverlening,
met verplichte financiële hulpverlening, heb ik een gezinsbegeleider H gekregen. Heel vaak verscheen H niet op afspraken. Wat hij wel geregeld heeft is dat ik onder bewindvoering kwam. Hij
heeft ook een melding bij J gedaan over kindermishandeling. Door die melding ben ik bij K terechtgekomen. Toen moest ik, vanwege die melding, voorkomen bij de kinderrechter. H zou
Ik raakte mijn baan kwijt, mijn ex betaalde
mij ophalen om mee te gaan naar de zitting.
niets, ik zat een aantal maanden zonder
Hij is helemaal niet op komen dagen, niet om
inkomen en bouwde daardoor een huurschuld
mij op te halen, maar ook niet om bij de zitop, ik kreeg een torenhoge belastingaanslag,
ting te zijn. Maar hij had nog wel met J conik was zwanger... alles stapelde zich op.
tact gehad dat hij er op stond dat alle kinderen uit huis werden geplaatst. Hij had
ook doorgegeven dat ik nooit meewerkte, wat dus absoluut niet waar was. Ik heb hooguit drie keer
een afspraak afgezegd met K, vanwege begrafenissen. De mevrouw van J had gevraagd of ik op de
hoogte was van wat H aan de rechter doorgegeven had. H zei dat ik het wel wist, nou ik wist het
dus niet. Na die tijd heb ik hem ook nooit weer gezien. We hebben ook niks afgesloten, helemaal
niks.
Toen is K er bij gekomen. Via hen kreeg ik een andere begeleider, die is hier een jaar geweest. Zij
was op zich wel goed. Maar zij stopte, dus er moest een vervolg komen. Ondertoezichtstelling was
inmiddels uitgesproken, over alle zes kinderen. Ik werkte gewoon met alles mee, omdat ik ook alles
weer op de rit wou. L is er ook bij gekomen, voor begeleiding bij licht verstandelijk gehandicapten.
Nou ja, ik heb gewoon heel veel wisselende hulpverlening gehad. Die van L kwam hier ook in huis.
Diegene had nog nooit in zo’n situatie gewerkt, die deed altijd begeleid wonen. Ik had ook helemaal
geen klik met haar. Ik heb toen meteen aangegeven: zij past hier niet. Na zes weken kwamen zij
daar zelf ook achter… En ik heb ook heel lang hulp gehad van een vrijwilliger van M die me helpt bij
de opvoeding en dat is helemaal top. Dat zijn mensen zonder oordeel en die vragen: wat wil jij,
waar heb je hulp bij nodig? Niet van ‘je moet’. Dat is bij de gesubsidieerde hulpverlening allemaal
wel, daar moet je van alles. Dat werkt dus niet. Maar aan M heb ik dus veel gehad, ook in de ondersteuning. Ik hoef geen praatgroep, ik heb ondersteunende en praktische hulp nodig. Dat heb ik heel
vaak aangegeven, dat ik praktische ondersteunende hulp nodig heb. Iemand die me helpt met de
voedselbank, of met het opknappen van het huis, dat soort dingen. Ik heb via N wel huishoudelijke
hulp gehad, maar je kunt niet verwachten dat zoiets in een paar weken opgelost is. M heeft mij ook
veel geholpen met praktische dingen, maar dat was op een gegeven moment ook afgelopen. Ik heb
niks aan praathulp. Dat is ook wel vreemd hoor. Ze verwachten dat je je huis opknapt, maar dan
zetten ze iemand in je huis die urenlang met je wil praten. Dat klopt toch niet? En ze denken ook
niet na over wat ze zelf doen. De één-na-jongste kan niet tegen veranderingen, maar toch stonden
ze een keer onverwacht op de stoep met een grote doos met speelgoed, terwijl wij net zouden gaan
schaatsen. Dan is hij helemaal overstuur. Komt er in het rapport te staan dat hij agressief is. Ja dan
denk ik ook: denk eens na. Het is dan net alsof ze het uitlokken.
N kwam er op een gegeven moment ook bij en toen was mijn hoofd helemaal vol. Het huis was niet
zoals het moest. Ik deed wat ik kon, maar als je er zelf helemaal doorheen zit en je hebt zes kinderen waarvan er één heel moeilijk is, dan lukt het ook allemaal niet meer zo. Door N is de één-najongste geplaatst in een speciale opvang O. Dat was op zich wel heel goed in het begin. Hij werd
opgehaald met de taxi. De jongste is toen op sociale indicatie bij de crèche gekomen en de andere
op de buitenschoolse opvang. Dat was wel even een stukje verlichting. Maar toen werd de taxi
afgeschaft voor de één-na-jongste. N had gezegd: wij regelen wel weer dat je de taxi krijgt. Dus
niet, daar zijn ze nooit achteraan geweest. Ik had ontiegelijk veel afspraken met alles en iedereen
en nu moest ik de één-na-jongste ook nog naar O brengen. Op zich is dat best te doen, maar ze
vergeten dat ik daar in totaal toch elke dag wel twee uren mee kwijt ben. Nou ja, dan kom je half
tien thuis en dan moet je hier alles nog, alle afspraken en het huishouden. Ik zag op een gegeven
moment door de bomen het bos niet meer.
De jongste twee zijn uit huis geplaatst. De één-na-jongste, daar draaide alles om. Die heeft ook een
hechtingsstoornis omdat zijn vader in één keer weg was. Die gaf hem de aandacht niet meer omdat
16 hij een ander vriendinnetje had. En ik was weg vanwege de bevalling, ik moest vijf dagen in het
ziekenhuis blijven. Mijn ex is trouwens tussendoor wel weer teruggekomen. Maar die is door de
politie weer weggehaald, omdat hij me in elkaar had geslagen. Toen de jongens nog thuis waren
kwam N heel vaak onverwachts om te kijken hoe mijn huishouden er uit zag. Het was hier ook wel
slonzig. En er moest nieuw behang komen, mijn
kasten waren kapot, mijn bank was stuk. Maar ja, als
Ik heb niks aan praathulp. Dat is ook
je helemaal geen geld hebt dan kan je ook niks. Maar
wel vreemd hoor. Ze verwachten dat
daar werd ik dus wel op aangekeken. Ook een keer
je je huis opknapt, maar dan zetten
toen N onverwachts kwam, toen was ik net naar de
ze iemand in je huis die urenlang met
supermarkt. De meiden waren eventjes alleen thuis.
je wil praten. Dat klopt toch niet? Ik vind dat geen probleem, maar N dus wel. Ze
zochten ook gewoon dingen. N wist dat we geen geld hadden om spullen te kopen. M heeft geregeld
dat we via stichting P geld kregen voor een nieuwe
stofzuiger en nieuw behang en dat soort dingen. M doet dat dan ook écht, dat regelen. N zégt dat
ze dingen regelen, maar er gebeurt niks. De mevrouw van M mocht ook nooit bij de evaluatie van N
zijn, omdat zij maar een vrijwilliger was. Terwijl zij wel zag hoe het hier draaide. Alles wat N zag
werd meteen negatief beoordeeld, terwijl ik vaak wel kon uitleggen waarom iets was zoals het was.
Zo kwijlde de jongste erg, vanwege astma. Kwam in het rapport te staan dat hij niet schoon was,
dat hij vaker moest douchen, terwijl hij wel elke dag douchte. Ook als er andere dingen waren. N
wist dat ik er mee bezig was, dat ik er echt wel iets aan probeerde te doen, maar tóch schreven ze
een negatieve beoordeling.
Later kwam er een andere mevrouw van L. Dat klikte eerst ook niet zo. Ik merk gewoon, zij hebben
de rapportages van de anderen gelezen en dan hebben ze al gelijk een beeld, zonder dat ze ons ooit
gezien of gesproken hebben. Ze oordelen meteen. Na een paar maanden had die vrouw wel zoiets
van: wat ik zie en wat in het rapport staat, dat sluit niet op elkaar aan. Dat zegt ze dan niet, maar
ik merkte het wel. En zij zag ook hoe N werkte. Iedereen heeft wel zijn oordeel, maar ze weten
helemaal niet hoe het is omdat ze er niet zelf in zitten. Het ging thuis echt wel de goeie kant op,
stapje voor stapje. Dat zag de mevrouw van M ook. Je kunt ook niet verwachten dat het in één keer
goed is. Het is een proces.
Financieel gezien heb ik drie jaar onder het minimum geleefd. Op een gegeven moment hoor je dan
ook: de kinderen lopen altijd in hetzelfde. Maar ja, als je niks hebt dan kan je ook niks. Ze hebben
er op zich altijd wel goed bijgelopen hoor, ik had altijd wel hulp van anderen met kleding. Ik kreeg
ook wel complimentjes dat de kinderen er altijd keurig bijliepen, maar dat wordt dan weer niet
meegenomen. Het is alleen wat zij zien en wat hun oordeel is. Ook in de rapporten over hoe de
kinderen zijn, staat van dat soort dingen. Van de oudste staat er dan in dat zij onzeker en naïef is.
Dat is niet zo, maar ze zal niet zomaar op je afstappen en met je praten. Zo is ze gewoon niet,
maar dan is ze nog niet onzeker. Ik geef zelf ook wel aan dat het anders zit. Net als met een van de
jongens, daar ging het niet goed mee op school. Er is van alles geprobeerd, hij kreeg een rugzakje,
maar niks werkte. Bleek dat hij gewoon niet op die school paste. Dat had ik al heel vaak gezegd,
maar niemand die luisterde. Pas toen een testuitslag hetzelfde zei als ik, werd het overgenomen. Er
worden veel te veel stickertjes op de kinderen geplakt. Als ik iets aangeef dan wordt het niet geloofd, er moeten eerst allemaal testjes gedaan worden. Ik hou daar ook helemaal niet van. Ieder
kind is toch anders, ieder kind ontwikkelt op zijn eigen tempo. Maar toch moet er elke keer een
stempel op gedrukt worden, ik heb daar zo’n bloedhekel aan.
Vorig jaar moest ik plotseling op kantoor komen bij N. Ik
Ik denk dan, als jullie mij nu echt
dacht al, hier klopt iets niet, want ze komen altijd hier.
gehoord hadden en de juiste
Toen kreeg ik dus te horen dat de twee jongsten uit huis
ondersteuning hadden gegeven,
geplaatst werden omdat de situatie onveilig zou zijn. In
dan had het niet zo ver hoeven te
het rapport stonden heel rare doelen die ik moest halen
komen. om de jongens weer in huis te krijgen. Volgens mij had ik
die doelen allemaal al behaald, of er waren doelen waar
ik al mee bezig was om die te behalen. Er stonden ook doelen in die ik echt wel al op orde had,
zoals een vast dagritme, maar dat zagen ze niet. En er stond ook nog in dat ik moest zorgen voor
een werkende wasmachine. Toen moest ik wel even lachen hoor. Mijn wasmachine was kapot gegaan, maar ik deed de was bij een vriendin van mij, hier een paar huizen verderop. En ze wisten
dat ik al met de gemeente geregeld had dat ik een andere wasmachine zou krijgen, dus waarom
staat zoiets er dan in? Het zijn gezochte doelen. Ik denk dan, als jullie mij nu echt gehoord hadden
en de juiste ondersteuning hadden gegeven, dan had het niet zo ver hoeven te komen. Waarom de
17 jongste uit huis moest is voor iedereen een raadsel. De één-na-jongste, dat was wel duidelijk. Hoe
hard ik ook mijn best deed, ik kon hem niet de één-op-één zorg bieden die hij nodig heeft. Maar
over die doelen, die waren dus behaald, dat is ook zo uitgesproken. Maar toch is er bepaald dat de
jongens tot hun achttiende uit huis blijven. Er wordt ook helemaal niet gesproken over dat ze zo nu
en dan naar huis mogen om te wennen. Dat is ook raar, je moet gegronde redenen hebben om kinderen niet terug te plaatsen en die zijn er niet. Ze zeggen dan: ja, je kunt weer in zo’n situatie
terechtkomen, maar dat is toch helemaal niet aan de orde? Ik heb er toch niet om gevraagd om
opgelicht te worden door opvang F? Dat is zoeken om iets wat er niet is.
Nu komen de mensen van N bijna nooit meer. Voor de uithuisplaatsing kwamen ze dus om de haverklap en nu bijna nooit. Ze doen niks voor de kinderen. Er is nu bepaald dat de ondertoezichtstelling
van de twee oudsten komt te vervallen, maar dat wil ik eigenlijk ook voor de andere twee die nog
thuis wonen. Als N toch niks doet, dan heeft de ondertoezichtstelling ook geen zin.
Het pleeggezin waar de één-na-jongste in zit, daar heeft hij een heel goed plekje. Het is een stabiel gezin, ze zijn stevig. Maar N verwacht dat ik zeg dat hij daar tot zijn achttiende blijft wonen,
dat zeg ik dus niet. Niemand kan mij of hem dat garanderen. De jongste had het minder getroffen
in zijn pleeggezin. Er was daar iets gebeurd met het oudste pleegkind. Dat was een onveilige situatie. Als moeder zit je dan ook niet lekker. Die pleegouders worden nu waarschijnlijk ook uit hun
pleegouderschap ontheven. Nu heeft hij wel een heel leuk, warm pleeggezin. Nadat hij in dat
nieuwe gezin gekomen is, is de jongste veel vrolijker, hij ziet er verzorgder uit. In het verleden is er
ook wel het één en ander misgegaan met de bezoekregelingen. Soms kwam de begeleider niet
opdagen, of was de pleegouder het vergeten. Dat had ik eens moeten doen... Nu hoeft er geen
begeleiding meer bij en kunnen we ook wel iets leuks doen. Laatst ben ik met de jongste naar de
kinderboerderij geweest.
Toen de één-na-jongste naar opvang O ging, dus nog voor de uithuisplaatsing, had ik wel wat meer
tijd. Maar omdat ik zoveel afspraken met de hulpverlening had kwam ik thuis nog nergens aan toe.
Ik was alleen maar aan het vliegen van de ene naar de andere afspraak. En dan verwachten ze ook
nog dat je het thuis helemaal op orde hebt, maar wanneer dan? Op een gegeven moment was ik ook
echt moe. Ik had ook allemaal verschillende hulpverlening, dus verschillende mensen, en dat wisselde ook nogal eens. Naast de hulpverlening die ik al noemde zijn er twee voogden die samen met
mij het gezag hebben over de kinderen met ondertoezichtstelling. Voor de oudste is er een ambulant pedagogisch begeleider, maar die is niet voor het gezin, alleen voor haar. Zo al met al zijn er
zeker tien mensen over de vloer geweest qua hulpverlening, dus dat is ontzettend veel. Het zou wel
helpen als dat wat minder was geweest. Dan had ik het niet zo druk gehad met al die afspraken.
Gelukkig heb ik nu van M een nieuw iemand toegewezen gekregen om me met de praktische dingen
te helpen. Daar heb ik wel veel vertrouwen in. K en N werken uit boekjes. Ik heb al gezegd, dat is
niet hoe de mensen leven. Je kunt niet verwachten dat mensen aan die regeltjes voldoen. Dat
werkt niet. En dan de rapporten die er geschreven worden, van alle zes kinderen heb ik een heel
boekwerk aan formulieren en verslagen. Zelf ben ik ook wel getest, ik moest van N een IQ-test
doen. Ik had al aangegeven, ik ben meer van het doen en niet zo’n denker. De uitkomst van die test
was iets van tachtig, net onder het gemiddelde. Dat vond ik niet zo’n verrassing, dat had ik zelf ook
al aangegeven. En wat heeft het er mee te maken? Maar als N het zo in het hoofd heeft dan moet
het zo gebeuren.
Zoals N bij mij over de vloer is geweest is dat helemaal niet gericht geweest op wat ik nodig had. Ze
geven wel aan verbetering te zien, maar in hun ogen niet snel genoeg. Dat kan je toch ook niet
verwachten? Als je hoofd zo vol zit van alles, als je stress hebt, en denkt ‘hoe kom ik deze week
nou weer rond?’, dan lukt dat andere niet. Dan ben je daar constant mee bezig, maar dat snappen
ze niet, omdat ze nooit in zo’n situatie hebben gezeten. Ik zie het somber in, met de plannen die ze
hebben om de regie van de hulp meer bij het gezin
te leggen. Ze werken nu vanuit het idee ‘zo moet
Ik heb liever een paar mensen om me
het en niet anders’. Ook met die stempels. Ik heb
heen waar ik echt wat aan heb. We
aangegeven dat ik het niet prettig vind als mensen
helpen elkaar allemaal op een ander
zeggen dat mijn kinderen een beperking hebben. Het
vlak. En ik vind ook niet dat ik van
is veel belangrijker om te zien wat ze wel kunnen en
alles van mijn netwerk kan
waar ze wel goed in zijn. Ze doen alles vanuit het
verwachten. negatieve. Ik denk veel meer van: ze kunnen alles,
18 als ze maar willen. Ik ben van het positieve: altijd proberen. Ook met de hulp, toen de jongens uit
huis werden geplaatst, natuurlijk is dat niet leuk. Maar ik probeer dan het positieve eruit te halen.
De uithuisplaatsing bracht wel de rust die ik nodig had om alle puntjes thuis op de i te zetten. Je
kunt het zo zwaar maken als je zelf wilt.
Binnenkort komt er weer een rechtszitting aan, over de ondertoezichtstellingen en de uithuisplaatsingen. Van de jongste wil ik het aanvechten. Dat is gewoon een heel makkelijk kind en kan
ik prima in huis hebben. Van de één-na-jongste ga ik het nu niet aanvechten. N biedt mij toch ook
niet de hulp die ik nodig heb als hij thuis komt. Ik heb gewoon wat ondersteunende hulp nodig zoals
vervoer, en de aanpassingen die mijn kind nodig heeft. Iemand die kan zeggen: nee je kunt het
beter zo doen. Het is niet dat ik het niet weet, maar het komt zo dicht bij je gevoel. Dan is consequent zijn heel moeilijk. Met dat stukje zou ik wel hulp kunnen gebruiken. In een ideale wereld
zou ik daar hulp mee kunnen krijgen, zodat ieder kind thuis kan komen wonen.
Pleeggezinnen, K en N krijgen zoveel geld per kind. Dan vraag ik me wel eens af, wat doen ze er
mee? Voor mijn kinderen hebben ze weinig gedaan. Ik moet het maar doen met wat ik heb. Ik vind
dat er ook een potje moet komen voor mensen zoals ik, die het financieel moeilijk hebben. Dat ze
toch de basisdingen kunnen hebben. En ook de praktische dingen. De vrouw van M kwam binnen en
die vroeg: wat wil jij? Echt wat ik dan wil. Ik denk dat je mensen daar veel meer mee helpt dan
met: je moet dit en je moet dat. Dat werkt helemaal niet. Ook met de kinderen hoor, er is nooit
een gesprek met hen geweest van: wat wil jij nou graag? Het werd allemaal voor hun beslist. De
mevrouw van M ging wel met iedereen in gesprek. De kinderen waren ook altijd blij als zij kwam.
Voor de rest heb ik ook wel hulp in mijn omgeving. Ik zit nooit zonder oppas. Een andere vriendin
helpt weer met praktische dingen. N vond dat niet genoeg. Ik denk dan: moet ik iedereen in huis
uitnodigen? Ik heb liever een paar mensen om me heen waar ik echt wat aan heb. We helpen elkaar
allemaal op een ander vlak. En ik vind ook niet dat ik van alles van mijn netwerk kan verwachten,
bijvoorbeeld dat ze elke keer meegaan naar de voedselbank, of dat ze me helpen met de papieren.
Dat doe ik dan met de vrijwilligster van M.”
3.3 Annemarie (36)
Annemarie kampte aanvankelijk met depressieve klachten, maar belandde na haar verhuizing in
een ‘flipperkast’ van op elkaar volgende interventies, een door een hulpverlener geadviseerde
scheiding, en een scala aan ongewilde conflicten, miscommunicatie en machtssituaties.
Annemarie heeft drie kinderen en had of heeft te maken met meer dan veertien instanties en
interventies op het gebied van hulpverlening.
“Ik woon in één van de grootste plaatsen van Friesland, in een wijk met een speeltuin voor de deur.
Ik heb drie kinderen, maar ze wonen op dit moment niet thuis. Het is ongeveer vijf jaar geleden dat
ik in het hulpverleningstraject kwam.
Het begon allemaal al toen we nog in Overijssel woonden. Ik voelde me niet goed, had last van
depressieve klachten. Thuis liep het ook allemaal niet zo lekker, ik was moe en kon het thuis niet
meer op orde houden. Toen kregen we daar al gezinsbegeleiding en dat ging heel goed. Het duurde
alleen maar heel kort, want we stonden op het punt van verhuizen. Door mijn depressiviteit ging ik
kijken van, waar komt het door? We hebben de keuze gemaakt om naar Friesland terug te verhuizen. Ik had heimwee naar Friesland. Daar ben ik van de derde bevallen. Omdat we al in het hulpverleningstraject zaten werd de hulp hier ook gelijk ingeschakeld. We kregen bezoek van Q en dan
krijg je ook meteen R over de vloer. Die gesprekken gingen vooral over de relatie met mijn ex. Er
werd geen hulp in de opvoeding gegeven, geen praktische hulp. Op een gegeven moment gaf R aan
dat zij ons niet meer konden helpen. Ze wilden dat we naar Drenthe gingen voor gezinsbehandeling
met opname. Dat zagen wij niet zitten, vader zat met zijn werk, we waren pas net verhuisd. Dat
hebben ze teruggekoppeld naar S om daar een onderzoek naar te doen, en die waren van mening
dat het helemaal niet verstandig was om met het gezin naar Drenthe te gaan, ook omdat er geen
psychische omstandigheden waren waarom dat nodig zou zijn. Wat S wel heeft uitgesproken is dat
zij het belangrijk vonden dat er een ondertoezichtstelling
Ze staan niet naast je om je
over alle drie kinderen uitgesproken zou worden en dat er
te helpen bij de zorg voor je
dan ook hulp in huis zou komen van een jeugdhulporganikind, ze staan tegenover je. satie. Dat is toen ook gebeurd. De ondertoezichtstelling lag
bij Q en de uitvoer werd gedaan door instantie T.
19 In het begin dachten we nog: leuke, aardige mensen. Maar er zitten altijd addertjes onder het gras.
Op een gegeven moment kregen we ook een medewerkster van T die het hele gezin zou begeleiden
volgens programma U. Het merendeel dat ze deed was de laptop op tafel zetten, en maar zitten
typen. Praktisch gezien had je er helemaal niks aan. Ik had juist behoefte aan praktische hulp, want
ik was helemaal niet gezond. In oktober 2009 bleek dat ik galstenen had en een buikwandbreuk,
waar ik aan geopereerd moest worden. In de wachttijd van die operatie, die uiteindelijk acht weken zou duren, voelde ik me helemaal niet fit, ik had veel pijn. Ik kreeg wel twee keer in de week
huishoudelijke hulp, maar dat was niet genoeg om het gezin draaiende te houden. De huisarts heeft
me wel medicijnen gegeven om de pijn wat aan te kunnen, maar aan het einde van de dag was ik
helemaal op. Als vader thuis kwam van zijn werk ging ik naar boven. Ik had haar van U wel over de
vloer, maar er gebeurde helemaal niks. Ze zagen wel dat ik niet goed was, maar ze zorgden er niet
voor dat er meer hulp kwam. Ze deden gewoon helemaal niks. Na de operatie moest ik best lang
herstellen. Ik wilde te snel en daardoor moest ik weer wat stappen achteruit zetten. In januari 2010
hadden we een gesprek met Q en U en daar werd keihard tegen mij gezegd dat de laatste maanden
nog veel slechter waren gegaan. Zij hebben in die tijd niet meer hulp geboden, ze hebben het
alleen maar vastgesteld. Ik ben het gesprek aangegaan en heb gevraagd of zij echt van mij verwacht hadden dat ik alles wel kon doen met mijn pijn. Zij kunnen zich gewoon niet verplaatsen in
de cliënt. Het begrip en respect voor de ouder kan ik daar niet in terugvinden.
Mijn zoon, de middelste, heeft een verstandelijke beperking. Tijdens de zwangerschap wisten we,
door een nekplooimeting, al dat er een risico op beperkingen was. Al heel snel heb ik gesprekken
gehad met organisatie V, die vroegtijdig hulp biedt bij ontwikkelproblemen van kinderen, om informatie in te winnen. Hoe gaat het bijvoorbeeld met zijn taal? Ik maakte me er toch wel zorgen om,
moest hij bijvoorbeeld naar het speciaal onderwijs of kon hij naar een reguliere basisschool? Nou,
het bleek toch wel verstandiger dat hij naar een speciale basisschool zou gaan. Als moeder hou je je
kind dan toch in de gaten. Ook omdat ik wel signalen zag van ADHD, PDD-NOS (deze signalen werden later ook bevestigd door het opvanggezin W). In januari 2010 heb ik aangegeven dat ik hem wel
graag wilde testen omdat ik merkte dat er wat aan de hand was. Toen werd er tegen mij gezegd dat
er niks met het kind aan de hand was, maar dat alles aan mij lag, als moeder. Ik heb wel doorgezet,
om hem toch te laten testen. Ik heb aangegeven dat ik een andere hulpverleningsinstantie wilde,
die wel echt wat deed, want wat heb ik aan een hulpverlening die alleen maar gaat zitten typen?
Dat ging niet gebeuren, en als ik iemand in zou schakelen dan zouden mijn kinderen uit huis geplaatst worden, dat zeiden ze bij T. Het was eigenlijk een bedreiging. Als ouder sta je op dat moment machteloos. Ze staan niet naast je om je te helpen bij de zorg voor je kind, ze staan tegenover je. In maart was hier thuis weer een gesprek met Q en U en toen werden er dingen gezegd over
de oudste dochter, dat er dingen vanuit school zijn gezegd tegen de gezinsbegeleider. Bij navraag
bleek dat helemaal niet waar te zijn. De begeleider zat hier bij mij aan tafel te liegen.
Het ging sowieso helemaal mis met die gezinsbegeleider. Uiteindelijk hebben we een andere begeleider toegewezen gekregen na juni 2010. Mei 2010 is mijn ex, de vader van mijn kinderen, de deur
uitgegaan. Dit op verzoek van de gezinsbegeleider van T omdat hij een ‘storingsfactor’ was in ons
gezin. Ik stond er dus alleen voor. Ik voelde me in september 2010 ook helemaal niet lekker. De
huisarts zei dat ik het maar even rustig aan moest
doen. In de tussentijd had mijn zoon logopedie, wat
De huisarts heeft de gezinsvoogd zelf
in april 2010 al was opgestart omdat hij toch wat
gebeld om aan te geven dat er echt
moeite had met de taal. Mijn moeder woont in de
extra hulp voor mij moest komen.
straat van de logopediste, dus soms bracht ik mijn
Tegen hem werd ook gezegd: dat kan
zoon zondags naar mijn moeder toe en nam zij hem
niet. maandag mee naar de logopedie. Dan haalde ik hem
daarna op en bracht ik hem naar school. Dat had ik
die gezinsbegeleider verteld, dat ik dat zo opgelost had. Een paar dagen later kreeg ik een brief van
Q, dat ik zelf met mijn zoon naar de logopedie moest. Terwijl ik juist gehoor had gegeven aan het
advies van de huisarts, dat ik het wat rustiger aan moest doen. Ik kon ook geen extra hulp vanuit de
Wmo10 krijgen. Uiteindelijk liep het uit op een conflict tussen mij en Q en de gezinsbegeleiding. Dat
heeft weer geleid tot een verergering van mijn gezondheidsklachten. Ik weer naar de huisarts, die
zei dat ik het echt rustiger aan moest doen. De gezinsbegeleider vroeg aan mij hoe ik dat voor mij
10
Wet Maatschappelijke Ondersteuning, gemeenten kunnen onder deze wet mensen met problemen extra ondersteuning
bieden.
20 zag. De huisarts heeft de gezinsbegeleider zelf gebeld om aan te geven dat er echt extra hulp voor
mij moest komen. Tegen hem werd ook gezegd: dat kan niet.
Ik dacht dat ik het goed had gedaan, ik had hulp uit mijn eigen omgeving, mijn netwerk ingeroepen.
Dat werd dus niet gerespecteerd. Mijn moeder hielp wat mee in huis, ook dat werd niet geaccepteerd. En ook toen mijn vader een keer in de tuin bezig was, hij was aan het bestraten. Dat moest
ik zelf ook maar doen. Je moet blijkbaar van alle markten thuis zijn. En zo waren er meer dingen,
mijn moeder mocht mijn zoon niet helpen om het konijnenhok schoon te maken, ze mocht geen
koffie en thee meer zetten, ze mocht de telefoon niet opnemen. Allemaal dingen die nergens op
slaan, en niets met gezinsondersteuning te maken hebben. Na nog zo’n discussie zei de gezinsbegeleider dat ze niet meer wist of ze nog wel terug wilde komen. Zij is hier inderdaad niet meer
geweest. Ze stond ook al niet achter me met de tests die ik voor mijn zoon wilde. Ik ben best
bereid om dingen aan te nemen, maar als ik het ergens niet mee eens ben dan zeg ik dat ook. De
gezinsbegeleider kon zich niet verplaatsen in mij. Nog een voorbeeld: als ik een dagschema had
gemaakt, en ik ging toevallig op visite bij iemand, ja dan had ik dus niet alles in huis gedaan wat op
dat schema stond. Niet zo’n probleem toch, dan kan je dat toch later doen? Voor de gezinsbegeleider was het wel een groot probleem. Het waren allemaal maar kleine dingen, en die hadden ook
niets met de opvoeding te maken, maar het stapelde zich gewoon allemaal op.
Op 14 oktober 2010 stond de politie voor de deur, samen met een andere gezinsvoogd van Q, om de
kinderen uit huis te halen. De jongste hebben ze uit huis meegenomen, de andere twee hebben ze
uit school gehaald. Dan zakt je wereld je onder je voeten vandaan. Dit is gebeurd naar aanleiding
van een melding van de gezinsbegeleider die opgestapt was. De maandag daarvoor, 11 oktober
2010, had ik nog met mijn advocaat gesproken, want ik zag al aankomen dat het verkeerd zou gaan.
Toen was nog het voorstel gedaan om om tafel te gaan zitten, met de gezinsvoogd erbij op diezelfde maandag. Daar was de gezinsbegeleider het mee eens. Die wilde ook graag mee om tafel, en
toen gebeurde dus dit, de uithuisplaatsing. In dezelfde tijd voelde ik me ook helemaal niet goed, ik
was vreselijk moe en had last van mijn spieren. Het bleek dat ik een behoorlijk gat in mijn hart
had. Ik kon het thuis ook niet meer onderhouden, dus kreeg ik weer hulp vanuit de Wmo. In de
tussentijd speelde dus de uithuisplaatsing van mijn kinderen. De advocaat heeft gevraagd waar ik
aan moest voldoen om de kinderen weer thuis te krijgen. Dat was een psychologisch onderzoek en
een onderzoek naar mijn opvoedvaardigheden. Daar wilde ik graag aan meewerken, nadat ik aan
mijn hart geopereerd was.
In januari 2011 ben ik geopereerd. Na een herstel- en revalidatieperiode volgde er een gesprek met
een vertrouwenspersoon en de gezinsvoogd in februari 2011. De vertrouwenspersoon gaf aan dat het
veel beter met mij ging en zei dat het nu
vast mogelijk was dat de kinderen weer
Q zei tegen de rechter dat de kinderen het zo
naar huis konden komen. De gezinsbenaar hun zin hadden bij de pleeggezinnen, dat Q
geleider ging helemaal door het lint, hoe
eigenlijk de kinderen daar niet weg wilden halen.
hadden wij dat kunnen denken, wat
De rechter heeft toen duidelijk gezegd dat dat
haalden wij in ons hoofd? Dat voelde al
niet de bedoeling is van de uithuisplaatsing. heel gek, wat was hier aan de hand? Nou
ja, tijdens mijn herstel heb ik me al
aangemeld bij een instelling voor geestelijke gezondheidszorg X, voor onderzoek. In juni 2011
zou er een zitting zijn, maar die is aangehouden omdat de twee onderzoeken nog niet gedaan
waren. Wel was doorgegeven dat de omstandigheden thuis, vanwege mijn betere gezondheid,
veranderd waren. Maar goed, over die onderzoeken, daar moest Q medewerking aan verlenen. Q zei
tegen de rechter dat de kinderen het zo naar hun zin hadden bij de pleeggezinnen, dat Q eigenlijk
de kinderen daar niet weg wilden halen. De rechter heeft toen duidelijk gezegd dat dat niet de
bedoeling is van de uithuisplaatsing. De onderzoeksvragen die Q wilde dat we zouden stellen hebben we aan X doorgegeven. Die zeiden dat zij dat niet konden doen, ook in verband met het juridisch kader. Zij zeiden dat Q ons moest aanmelden bij psychiatrisch instituut Y. Daar heeft Q ook
een brief over gekregen, maar zij wilden mij daar niet aanmelden, zij wilden per se dat X het zou
doen. De advocaat heeft ook nog bemiddeld. Die heeft aangegeven dat Q moest zorgen voor een
opdracht bij het Y of moest komen met een alternatief. Beide oplossingen werden door Q afgewezen. Puntje bij paaltje kreeg ik in de volgende zitting de schuld in de schoenen geschoven. Ik zou
niet meegewerkt hebben. Terwijl wij ze in alles op de hoogte hebben gehouden. Ik heb juist alles
gedaan om mee te werken, want ik wil mijn kinderen gewoon thuis hebben.
21 Ik zei al dat mijn zoon logopedie kreeg. Nu bleek dat hij in de tijd vanaf de uithuisplaatsing in het
pleeggezin helemaal geen individuele logopedie heeft gehad, alleen in taalgroepjes op school. Daar
had hij niet genoeg aan en dat bleek ook uit de taalscores. Voor de uithuisplaatsing had hij een
score van tweeënzeventig, tijdens een latere test in mei 2011 was het vijfenvijftig. Dat was dus
dramatisch gezakt. In dat stukje heeft Q dus ook gefaald. Ze hebben ook gefaald vóór de uithuisplaatsing. Ik zat toen met die galstenen en heb ik niet de hulp gekregen die ik nodig had. Ook
stonden zij niet achter mij toen ik mijn zoon wilde laten onderzoeken. Ze hebben gewoon op
verschillende punten gefaald. Uit die onderzoeken, bij centrum Z voor kinderen met een verstandelijke beperking, bleek dat mijn zoon een verstandelijke beperking heeft. Hij heeft constant éénop-één aandacht nodig. Hij heeft waarschijnlijk een reactieve hechtingsstoornis die is ontstaan in
zijn hersentjes tijdens de zwangerschap. Ook blijkt dat een signaal van een reactieve hechtingsstoornis een beginvorm kan zijn van ADHD en/of PDD-NOS. Het pleeggezin kon de zorg op dat moment niet meer aan. Ze hadden ook meer kinderen thuis, en liepen tegen dezelfde problemen aan
als waar ik tegenaan liep. Toen is het besluit genomen om hem naar een meeleefgezin te laten gaan.
Ze moeten veel meer communiceren
Daarvoor is een CIZ-indicatie nodig. Die heeft de
met ouders, en aanvragen opstellen
gezinsbegeleider aangevraagd, zonder onze toemet ouders, dat gebeurde niet. Ze
stemming. Dat was weer een falen van de Q. Samen
negeren het gezag van de ouders. met mijn advocaat hebben we een bezwaar ingediend bij het CIZ. Zij hebben het onderzocht en
kwamen erachter dat er gezagdragende ouders waren
die niet mee hadden getekend en hebben met onmiddellijke ingang de indicatie weer ingetrokken.
Het mooiste was nog dat ik, na een zitting waar ik en mijn advocaat op 16 april 2012 met Q om de
tafel zouden over de aanvraag van de CIZ-indicatie, werd bedreigd door de gezinsbegeleider. Als ik
niet mee zou werken om mijn handtekening te zetten op die CIZ-indicatie, dan zou ik uit het gezag
ontzet worden. Dat, terwijl het hun fout was. Ik wilde heus wel tekenen, en heb dat later ook
gedaan, maar ik heb het eerst mee naar huis genomen om goed door te lezen. Toen werd mij
verweten dat ik voorbij ga aan het belang van het kind. Dat was niet zo, zij zijn voorbij gegaan aan
de wetten die gelden en aan het gezag van de ouders. Ze moeten veel meer communiceren met
ouders, en aanvragen opstellen met ouders, dat gebeurde niet. Ze negeren het gezag van de ouders. Uiteindelijk kwam het wel goed met die CIZ-indicatie en per juni 2012 zit mijn zoon in dat
meeleefgezin. Nu krijgt hij pas echt de hulp die hij nodig heeft. Q heeft ook aangegeven dat hij
niet de juiste zorg en hulp heeft gekregen voor hij in dat meeleefgezin kwam.
Bij de ondertoezichtstelling is er expres gewerkt naar de uithuisplaatsing. En bij de uithuisplaatsing
is er expres naar gewerkt om ons als ouders uit het gezag te ontheffen. Per 22 mei 2013 zijn we uit
het gezag ontheven op valse gronden. In de omgang met ouders wordt geen respect en begrip getoond. Er wordt niet de juiste hulp op het juiste moment geboden. Als een huisarts zelfs al aangeeft
dat er hulp nodig is, doe dat dan. En ga dan niet zeggen dat het niet kan, want dat is niet zo. Het
kan wel als de gezinsvoogd het maar wil. Ze gaan meer tegenover dan achter de ouders staan. Het
belang van het kind staat ook niet voorop, het gaat om het belang van de instelling. De hulpverleners zijn ook burgers, dat houdt in dat zij zich aan de wet moeten houden, daarnaast is Q een
stichting. Ik heb gezien dat zij gewoon over de wetten heen lopen. Ze moeten open en eerlijk zijn
naar de ouders toe, en vooral niet lopen te liegen. Als je een goede samenwerking wilt hebben, dan
zijn dat punten waar je in ieder geval aan moet voldoen. Waar het ook misgaat is dat de mensen die
beoordelen wat voor hulp er nodig is, nooit bij iemand thuis komen of de personen om wie het gaat
hebben gezien en hebben gesproken. Zij vertrouwen volledig op de verslagen van de gezinsvoogd.
De staf, die je dus nog nooit gezien hebt, schrijft dan het plan dat de gezinsvoogd weer uit moet
voeren. Dat kan helemaal niet. Wat er verder misgaat, is dat de meeste gedragswetenschappers die
bij T rondlopen niet geregistreerd zijn. Zij maken beslissingen over cliënten die zij niet mogen
maken. Dat is gewoon strafbaar. Q zet ook vaak iets op papier over de psychische problematiek van
ouders. Dat mogen zij niet doen, zij hebben dat onderzoek niet gedaan.
Uit de psychologische test bleek dat ik niets mankeer. Ja, op dit moment dus wel. Ik heb paniekaanvallen en straatvrees, maar dat komt juist door Q. De liefde die ik aan mijn kinderen gaf is
omgezet in angst. Je raakt het vertrouwen in de medemens kwijt waardoor je extra alert bent, ook
op straat. Er wordt je zoveel onrecht aangedaan als ouder. Ik heb als ouder dus letterlijk schade
opgelopen door Q. Ik ben veranderd van een vrouw die overal heen ging in een vrouw die letterlijk
nu tussen de muren leeft mede doordat Q de kinderen bij me weg houdt. Q is een zorgaanbieder die
juist zorg dient te geven, ook aan ouders.
22 Die tweede test die ik moest doen om ervoor te zorgen dat mijn kinderen teruggeplaatst konden
worden dat was die over de opvoedvaardigheden. Omdat X dat niet kon doen ben ik zelf maar op
zoek gegaan. Ik wilde wel meedoen aan een opvoedcursus, maar dan moet de gezinsbegeleider je
aanmelden. Ik had het aangevraagd bij de gezinsbegeleider, maar die heeft het afgewezen. De
reden was dat het perspectief van de kinderen bij de pleegzorg was. Dat komt ook door beschuldigingen die in de rechtbank gedaan zijn, over dat wij de kinderen zouden mishandelen. Daar is niks
van waar, maar er wordt niet aan waarheidsvinding gedaan. Vanaf 2012 wordt er ook al gezegd: wij
hebben geen zicht op de thuissituatie. Ik heb aangegeven: kom dan langs. Maar dat doen ze niet. Q
is vanaf februari 2011 niet meer bij mij langs geweest.
Wat ik verwacht van de hulpverlening is dat de medewerkers achter de ouders gaan staan en het
eigen kracht netwerk van de ouders respecteren en accepteren. Als er dan een uithuisplaatsing is
uitgesproken, dan verwacht ik ook dat de ouders hulp krijgen om er voor te zorgen dat alles in huis
weer op orde komt zodat er naartoe gewerkt wordt dat het kind weer thuis kan wonen. Dat staat
ook in methode A van gezinsbegeleiding. Bij T wordt daar
echt niet naar gehandeld. Ze laten de ouders na de
Waar het ook misgaat is dat de
uithuisplaatsing als bakstenen vallen. Op zich sta ik
mensen die beoordelen wat voor
helemaal niet afwijzend tegenover hulp. Ik weet heel
hulp er nodig is, nooit bij iemand
goed dat als de twee meiden weer thuis zouden komen
thuis komen of de personen om
wonen er in ieder geval hulp achter de hand moet zijn.
wie het gaat nooit hebben gezien
Ze zijn bijna vier jaar uit huis, en wonen ook niet bij
en hebben gesproken. Zij verelkaar, dus dat zal heus niet zo makkelijk gaan. Er is dan
trouwen volledig op de verslagen
sowieso hulp nodig. Er staat ook al een ambulante
van de gezinsvoogd. hulporganisatie klaar voor als het zover is, dat is al
geregeld. Ik heb ook contact met B. Die bieden gelijkwaardige gezinsondersteuning door je tijdelijk létterlijk heel dicht bij de ondersteuners te laten
wonen. Die optie is er ook nog. Dat kan allemaal, dus waarom is het geen optie dat ze weer naar
huis komen? Mijn zoon zit nu goed in het meeleefgezin. Het gaat goed met hem. Ik kan hem zelf
niet de één-op-één begeleiding geven die hij nodig heeft, dus dit is een goede oplossing. Mochten
wij wel bij B kunnen wonen, dan kunnen we altijd kijken hoe we dat met mijn zoon doen. Dan kan
hij misschien wel in de weekends naar huis en dat je samen de zorg op je neemt. B is er dan altijd
om op terug te vallen.
Al mijn ervaringen kan ik gebruiken om anderen te helpen. Ik heb zelf een steunpunt opgericht,
samen met andere netwerkorganisaties in het land, die als doelstelling heeft om ouders en kinderen
die te maken hebben met de Q te helpen. Dat kunnen ook pleegouders zijn. Ik ben hier ongeveer
een jaar geleden mee begonnen. Als ouder weet je niet waar je heen moet als je kinderen uit huis
geplaatst worden. Wij geven tips en adviezen en proberen te helpen waar we kunnen. Wij proberen
in kaart te brengen wat nou precies de punten zijn waarom een kind uit huis geplaatst wordt. We
gaan ook in kaart brengen wat de klachten zijn van ouders en kinderen richting instanties als Q. Dit
gebruiken wij om terug te kunnen koppelen naar hulpverleningsinstanties en gemeenten, om aan te
geven waar iedereen tegenaan loopt. In de toekomst willen we ook bijeenkomsten organiseren om
lotgenoten met elkaar in contact te brengen. We willen bijvoorbeeld ook workshops aanbieden,
zoals: hoe ga je om met een gezinsbegeleider of gezinsvoogd? Op dit moment zijn we druk bezig om
samen met andere organisaties te kijken wat wij voor de ouders kunnen doen. Het begint nu goed
te lopen. Daar haal ik wel een stukje voldoening uit.”
3.4 Katja (23)
Buren meldden overlast omdat Katja en haar inmiddels ex-partner woordenwisselingen hadden
waarbij de ex-partner zijn stem nogal verhief. Omdat er kinderen in het spel waren, werd C
ingeschakeld. Een ‘rondje’ langs contacten, zoals consultatiebureau, leverde geen kindsignaal op.
Totdat Katja’s dochtertje in een onbewaakt ogenblik alleen de weg overstak naar het speeltuintje.
Dat leverde een vierde melding op bij C.
Katja heeft drie kinderen en had of heeft te maken met vier instanties en interventies op het
gebied van hulpverlening.
“Ik woon samen met mijn drie kinderen in een dorp met zo’n twaalfhonderd inwoners. Ik woon in
een nieuwbouwhuis, met een mooi uitzicht over het weiland. Mijn kinderen kunnen daar vrij spelen.
Zelf zou ik eigenlijk liever in de stad wonen.
23 Ik ben ongeveer vijf jaar geleden in aanraking gekomen met C. Dat was in de tijd dat ik samen was
met mijn ex-vriend, dat is de vader van mijn drie kinderen. Mijn ex is Antilliaan, die praten gewoon
ook al wat hard, maar als we ruzie hadden dan praatte hij nog luider. De buren waren dat niet
gewend. Dat is zo’n drie keer voorgekomen, dat mensen vonden dat mijn ex heel luid praatte,
schreeuwde eigenlijk. Dat was voor hen overlast. Zij hebben de politie gebeld en die kwam bij ons
langs. Omdat die agenten zagen dat er kinderen in huis waren hebben zij C ingeschakeld. Op dat
moment was alleen de oudste er nog. Mijn ex was al bekend bij politie, door dingen die vroeger
waren gebeurd, dus daarom werd er nog sneller een melding gedaan. Toen kwamen er onderzoeken. C ging een rondje doen langs onze contacten, zoals de kinderopvang, het consultatiebureau,
de huisarts. Uit het onderzoek is nooit een kindsignaal gekomen. De ruzie was altijd tussen ons, met
de kinderen was nooit wat aan de hand. Ik heb verder geen contact gehad met C, alleen die
gesprekken rondom de meldingen, maar verder niet.
Op een gegeven moment ben ik naar de stad toe verhuisd. Mijn dochtertje was toen al gewend om
lekker buiten te spelen in de tuin en met het buurmeisje en dat kon na de verhuizing niet meer. Het
huis stond vlakbij een park waar ook een speeltuin was. Daar kon zij niet alleen naar toe, want er
liep een weg tussen. Ik was de hele dag bezig geweest met de verhuizing. Mijn dochter wilde naar
mij toe, die was eerst bij mijn zus, dat mocht wel. Terwijl ik in slaap gevallen ben, is zij naar
buiten toe gegaan, naar de speeltuin. Dat kan iedereen overkomen, ik had het nog nooit eerder
gehad. In één keer stonden er twee politieagenten voor de deur. Ik vond het ook niet leuk dat het
gebeurde, maar het was per ongeluk. Zij maakten er ‘onvoldoende toezicht’ van, alsof ik niet goed
opgelet had. Omdat wij al die andere meldingen hadden, kwam dit er nog bovenop. Er werd weer
een ronde langs onze contacten gedaan. De gastouder had toen gezegd: ‘ja, dat mag niet
gebeuren’. Nou ja, het kan toch iedereen wel eens overkomen, je bent toch geen superwoman?
Dat was de vierde melding. Het was wel verspreid over vier jaren, maar het telt wel bij elkaar op.
Eigenlijk was dit mijn eerste melding, want die anderen gingen over het harde geluid, daar kon ik
niks aan doen. Dat wisten ze van C ook wel, dus daar zijn ze tegenover mij ook niet zo streng over
geweest. C gaf ook aan dat zij er wel iets mee moesten doen omdat het wel een melding was. Ze
hebben nog getwijfeld wat ze er verder mee zouden doen, maar het is niet voorgekomen bij D.
Degene van C had ik al vanaf de eerste melding, dus die
Je hebt het gevoel dat je constant
kent mij vanaf dat ik achttien was tot nu ik drieëntwintig
in de gaten wordt gehouden. Dat
ben. Zij zag ook wel dat ik het goed doe. Toen was dat
je alles perfect moet doen want
ook weer klaar. Maar ja, het is wel altijd weer een extra
anders staan ze weer voor de
druk op je. Vooral met die dingen waar je eigenlijk niet
deur. Dat vind ik wel een heel
echt controle over hebt. Of je moet echt een robot zijn.
vervelend gevoel.
Het voelt dan alsof er maar iets hoeft te gebeuren en ze
stappen wél naar D. Je hebt het gevoel dat je constant in
de gaten wordt gehouden. Dat je alles perfect moet doen want anders staan ze weer voor de deur.
Dat vind ik wel een heel vervelend gevoel.
Op zich ben ik wel blij met de vrouw van C, dat zij ziet dat het wel goed gaat. Maar ze zijn ook wel
nep. Ze was bijvoorbeeld een keer bij mij thuis en toen wilde ze even boven kijken. Zogenaamd
omdat ze nieuwsgierig was hoe het huis er uit zag, maar toen kwam dus in het rapport te staan dat
het boven wel schoon en fris was maar dat de bedjes wat smoezelig waren. Ik had toen geen wasmachine ik deed de was bij mijn moeder, dus misschien iets minder vaak, maar het was wel gewoon
schoon genoeg. Ze was niet eerlijk. Ze hebben eigenlijk niks tegen je, maar ze gebruiken alles om
je toch zwart te maken. Ze spelen geen open kaart tegen je, zo proberen ze achter dingen te
komen. Ook met anderen is dat zo, niet alleen met C. Op de kinderopvang bijvoorbeeld, daar was
het altijd heel leuk, maar dan lees je in het rapport dat ze hadden aangegeven dat het jasje van
mijn dochter wel heel vaak vies was. Het was in de winter dus ik kon dat jasje niet uitwassen, dan
had ze de volgende dag geen jas om aan te krijgen. De kinderopvang had ook een keer geschreven
‘moeder ruikt naar alcohol’. Ik dacht, oké ’s ochtends vroeg? Daar heb ik ’s ochtends niet eens tijd
voor met drie kinderen! En dan laat je mij toch ook niet de kinderen meenemen? Zo kom je er
achter hoe mensen echt over je denken. Toen had ik ook niet meer een prettig gevoel om de
kinderen daar te laten. Ze hadden ook nooit iets tegen mij gezegd. Je voelt je dan onnozel en je
bent zelf ook niet meer zo open in wat je zegt, je past wat meer op.
24 Na de gespreksrondes van C, en het besluit dat er geen melding bij D zou komen, is dat gedeelte
afgesloten. Wel hebben zij afgesproken dat de vrouw van het consultatiebureau eens bij mij langs
zou komen. Maar zij zei dat zij daar niet zoveel in zag. Zij kent mij al vanaf mijn achttiende en ze
weet wel dat het goed gaat. Toen is het geregeld dat ik een vrijwilliger van E krijg die me bij de
opvoeding ondersteunt. Dat is omdat ik van alles voor de kinderen koop om mee te spelen, maar
binnen tien minuten zijn ze weer uitgespeeld. Ze vinden niks leuk en hangen maar wat bij mij rond.
Die vrijwilliger kan mij dan helpen om iets leuks met de kinderen te doen, misschien heeft zij wel
andere ideeën zodat ze zichzelf wat beter leren vermaken. Zij is ook een moeder en vangt thuis
meer kinderen op. Het is niet een gespecialiseerd iemand. Het is dan maar net wat haar kinderen
leuk vinden om te doen, misschien vinden die van mij dat dan weer net niet leuk. Misschien zou ik
wel meer hebben aan een gespecialiseerd iemand omdat zij meer weten over elk kindtype. Maar ik
weet ook niet of daar wel gespecialiseerde mensen voor zijn hoor.
Ik vind het wel leuk, die hulp van E, maar ik heb het altijd al zo druk. Het is wel tweeënhalf uur
elke week en ik weet niet altijd wat ik dan moet doen. Het is ook niet in mijn eigen ritme, ik moet
mijn schema er op aanpassen. De afspraak volgt niet mijn schema. Je moet de afspraak er echt in
proppen en vooral omdat het wekelijks is vind ik dat wel lastig. Deze vrijwilliger is nog maar één
keer langs geweest. Misschien wordt het nog wel leuker hoor. Ik heb dit ook nog nooit eerder gehad
en we moeten ook wat aan elkaar wennen. Ik denk dat het vooral heel leuk is als je verder geen
vrienden hebt of zo, dan is het fijn dat er iemand langs komt. Maar ik heb wel vrienden. Misschien
heeft de vrijwilliger ook wel tips, dat wil ik nog wel even afwachten. En we hebben het er ook al
over gehad om samen leuke dingen te doen, of dat we samen een keer boodschappen gaan doen.
We hebben nog maar één keer afgesproken, dus dat komt vast nog wel.
Gelukkig heb ik verder geen hulpverlening. Ik heb ook geen behoefte aan hulp. Als ik iets wil weten
dan kijk ik even op internet of ik bel even iemand. Om daar nou wekelijks een afspraak voor te
hebben... Het is gewoon heel druk met drie kinderen en dan heb ik geen zin om ook nog een afspraak te hebben. Dan kan ik toch minder goed op de kinderen letten, ik kan niet achter ze aan en
dan halen ze soms het hele huis overhoop. Ik ben ook niet alleen, ik heb twee zussen met kinderen
en een ex-schoonzus met kinderen, en mijn moeder. Ik heb ook andere vriendinnen zonder kinderen
maar die kunnen ook wel helpen. Ik ben niet iemand die voor persoonlijke dingen naar hulpverlening stapt. Elke situatie is weer anders. Dan heb ik liever hulp van iemand die mij kent en die
weet wat er al is gebeurd. Ik ben ook wel voorzichtiger geworden door de gespreksrondes die er zijn
geweest naar aanleiding van de meldingen. Je past toch
Ik ben niet iemand die voor
wel op wat je tegen wie zegt. Je vraagt je toch af wat ze
persoonlijke dingen naar
eigenlijk denken, wat er achter die glimlach zit. Het
hulpverlening stapt. Elke situatie
consultatiebureau is ook altijd heel behulpzaam. Daar
is weer anders. Dan heb ik liever
vraag ik eigenlijk altijd alles aan over dingen waar
hulp van iemand die mij kent en
anderen niets over kunnen weten. Maar dat hoeft ook
die weet wat er al is gebeurd. zeker niet elke week. Ik wacht dan totdat ik een afspraak
heb en ik heb ook haar telefoonnummer en e-mailadres.
Maar eigenlijk heb ik nooit vragen hoor. Ik heb drie
kinderen dus ik weet wel wat normaal is. Ik raak ook niet zomaar in de stress.
Ik zou misschien wel hulp willen hebben om bij te staan in de drukte, maar ja, dat soort praktische
hulp is er niet. De dagelijkse dingen zijn uitdagende, grote dingen voor mij. Met drie kinderen is
boodschappen doen al een hele klus. De kinderen rennen dan alle kanten op of gillen en dat vind ik
vervelend voor andere mensen. De kleine dingen die ik zelf moet doen dat is gewoon druk. Het is
vooral wachten totdat ze allemaal naar school gaan en dan wordt het wel wat rustiger. Over
ongeveer acht maanden ook al, als de jongste
naar de peuterspeelzaal gaat, de middelste
Ik zou misschien wel hulp willen hebben om
gaat dan ook naar school en de oudste gaat
me bij te staan in de drukte, maar ja, dat
nu al naar school.
soort praktische hulp is er niet. De dagelijkse
dingen zijn uitdagende, grote dingen voor
Ik ben nu bezig met de schuldsanering. Dat is
mij. Met drie kinderen is boodschappen doen
nog niet begonnen. De gemeente is nu nog
al een hele klus. aan het beoordelen of ik er voor in aanmerking mag of kan komen. Als zij hun akkoord
geven dan wordt het voortraject in gang gezet. Het duurt wel allemaal lang. Het akkoord voor de
aanmelding was al in mei en nu is het juli. In de tussentijd heb ik niks gehoord. Ik heb gelezen dat
25 iedereen die een bijstandsuitkering heeft op 1 januari automatisch een gezinsvoogd krijgt, omdat je
dan niet voor je kinderen kunt zorgen blijkbaar. Ik zit nu drie maanden in de bijstand omdat ik
vanwege schulden bij de kinderopvang geen kinder-opvangtoeslag kan regelen. Zij hebben beslag
gelegd op mijn geld waardoor ik niet meer naar school kan. Ik deed er alles aan om toch naar school
te gaan, zelfs al heb ik drie kinderen, dat heb ik al die vijf jaar gedaan. Ik wil dat ook heel graag. Ik
doe er alles aan om voor januari weer naar school te gaan want ik wil geen voogd. Hopelijk kan de
schulpsanering ervoor zorgen dat ik toch weer naar school kan want ik hou er helemaal niet van om
de hele dag thuis te zitten. Ik vind het fijn om de hele dag bezig te zijn. Voor de kinderen is het ook
goed, die leren van alles op de opvang.”
3.5 Gerrie (41)
Gerrie raakte in de financiële problemen nadat ze voor grote bedragen was opgelicht door haar
inmiddels ex-vriend, die vervolgens met de noorderzon vertrok. Ze bleef met grote schulden achter
en werd uit huis gezet. Vrienden, die ze vertrouwde, ontvreemden vervolgens spullen en geld. Ze
raakte in een negatieve spiraal van spanningen en ellende. Achter haar rug om werden instanties
ingeschakeld. Gerrie heeft twee kinderen en had en heeft te maken met een kleine twintig instanties en interventies op het gebied van hulpverlening.
“Er is veel in mijn leven gebeurd, al vanaf dat ik zes was, maar daar wil ik het vandaag niet over
hebben. Nu gaat het over wat er speelde vanaf 2011. Het begon met financiële problemen. Ik woonde toen in een grote stad hier niet ver vandaan en had verkeerde mensen om me heen. Ik ben in
daar geboren en getogen. Op het moment van die financiële problemen waren mijn ex en ik al uit
elkaar. Ik was toen alleen met mijn twee kinderen. Ik had wel een nieuwe relatie. Door hem kwamen die problemen.
Door de problemen in 2011 kon ik mijn huur niet meer betalen. Ik liet alles maar voor wat het was,
als mijn kinderen maar konden eten. Alles kwam tegelijk. Ik verloor mijn huis, ik kwam in de
crisisopvang en mijn moeder lag op sterven. Het was een echte hel. Op een gegeven moment
kwamen er ook andere rekeningen die ik
Je wilt niet weten hoe druk ik het vorig jaar heb
moest betalen, maar die herkende ik
gehad. Gesprek hier, ziekenhuis daar, verwijzing
helemaal niet. Het kwartje viel en ik ging
zus, hulpverlening zo. Ik had elke dag een
naar mijn toenmalige vriend, maar die
afspraak. In de tijd van de crisisopvang ben ik
was dus vertrokken. Hij is toen met de
een soort detective geworden. Hoe kan ik alles
noorderzon vertrokken, niemand weet
regelen, wat heb ik daarvoor nodig? waar hij is. Omdat ik zijn echte naam ook
niet weet komt alles op mij terecht, ik
kan niks op hem verhalen. Ik ben opgelicht
en moest er voor opdraaien met mijn kinderen. Toen kwam de uithuiszetting. Op 29 augustus 2012
werd mijn huis ontruimd. Ik heb er zelf voor gezorgd dat mijn spullen eerst veilig werden gesteld.
Op 27 augustus heb ik er zelf voor gezorgd, met hulp van organisatie H en vrienden, dat mijn
spullen met een vrachtwagen naar een opslag werden gebracht. Ik heb altijd gezegd: ze kunnen me
alles afpakken, behalve mijn kinderen en mijn spullen. Helaas waren de mensen waar de spullen
opgeslagen waren ook niet te vertrouwen. Toen ik dit huis kreeg en mijn spullen op ging halen bleek
er van alles weg te zijn…
Achteraf had ik misschien eerder naar het loket Z van de kredietbank moeten gaan, om me met de
geldzaken te laten helpen, maar ik dacht: ik regel het allemaal zelf wel. Ik wilde ook niks te maken
hebben met de schuldsanering. Ik heb nog wel dingen geprobeerd. Een ‘vriendin’ van mij heeft
bankpasfraude gepleegd. Ze heeft een paar duizend euro opgenomen, zodat ik weer wat kon
betalen, dat dacht ik tenminste. Dat geld heb ik niet gezien, dat heeft ze zelf in haar zak gestoken.
H heeft er voor gezorgd dat we in de crisisopvang kwamen. Ik krijg het beeld niet uit mijn hoofd
hoe mijn moeder zat te huilen toen ik naar de crisisopvang moest. We kwamen terecht in tehuis J
met allemaal rare mensen en dronkenlappen. We hebben daar een maand gewoond. Daar kwam ook
het gezeur van F. Dat ging allemaal via twee mensen die in de opvang woonden. Zij zijn niet te
vertrouwen, ze hoppen van opvang naar opvang, door het hele land. Op de een of andere manier
hebben zij het nummer van mijn ex-man uit mijn telefoon gehaald. Zij hebben allemaal leugens
over mij aan mij ex verteld, bijvoorbeeld dat ik mijn kinderen mishandelde. Mijn zoon was naar een
kamp geweest en daar had hij een heel vervelend ongeluk gehad waardoor hij een scheurtje in zijn
arm had gekregen. Mijn ex heeft dat gehoord via die rare mensen die ook in tehuis J woonden, maar
26 die zeiden dat ik mijn zoon mishandeld zou hebben, terwijl hij toen helemaal niet bij mij was. Mijn
ex heeft toen F ingeschakeld. Ik dacht: nou, dat
kan er ook nog wel bij. Vanaf toen kwam F in de
Hier heb ik een klein netwerk, met drie
picture. Van G kwamen ze ook, omdat er dus een
goeie vriendinnen. Dat is genoeg. We
melding kindermishandeling gedaan was. Ik heb
hebben respect voor elkaar. Als er iets is,
hun gezegd dat ze mijn ex-man moesten aanpakof ik zit ergens mee, dan ga ik niet naar
ken, hij keek niet naar zijn kinderen om. Met die
hen toe. Ik ben zo gewend om het zelf op
vrouw van de meldingen klikte het niet zo. Ik was
te lossen. ook kwaad dat ik van mishandeling beschuldigd
werd. Ik heb ook nooit ondertoezichtstelling
gehad of zo. F is dus wel bij mij geweest toen ik in de opvang zat. Zij hebben een brief geschreven
naar de woningbouw, dat ik een huis voor mijn gezin moest hebben. Ze hebben gezien dat ik hard
vocht voor mijn kinderen. Die vrouw van F was een heel lief mens. Elke keer als er iets was nam ik
contact op met haar. H was ook een fijne organisatie voor ons, om leuke dingen met de kinderen te
doen. En de gezinscoach, dat was ook zo’n fijne vent, die was van programma R van de organisatie
N. Die heb ik gekregen via F, die vrouw wist ook wie er bij mij zou passen. Met die gezinscoach
hebben we een heel fijne tijd gehad. Hij regelde wel wat dingen, maar dan pakte ik het zelf op.
Nadat we bij tehuis J weggingen woonden we zes maanden in de crisisopvang van K. Daar hadden
we een appartement. Het was echt geen leuke tijd, vooral niet bij K. Zij deden niks voor je. Mijn
hoofd was al zo moe, ik kon niet alles aan. Maar goed, dan deed ik het toch maar weer. Dat was een
heel negatieve ervaring. Ik zeg mensen ook dat ze vooral niet daar naartoe moeten gaan. Ik vond
het daar walgelijk. Op een gegeven moment kwam ik in aanmerking voor Bijzondere Bijstand,
vanwege de reiskosten naar mijn moeder. K hielp daar helemaal niet bij, ik moest alles zelf doen. Ik
heb zelf maar gebeld met de gemeente. Daar heb ik ook aangegeven dat de begeleiding daar zelf
niet achteraan wilde. Het ging toen heel snel achteruit met mijn moeder. Ik zag het echt gebeuren
dat het pas geregeld zou zijn als ze er niet meer was. Binnen twee dagen was het toen geregeld.
Toen kon ik gewoon legaal reizen. Ik moest met de trein en de bus en was elke keer anderhalf uur
onderweg. Bij K zeurden ze dan in de vakantie en in de weekenden dat ik zo laat thuis was. Ik heb
hun aangegeven dat ik mijn eigen normen en waarden hanteer, ook al woonde ik toen bij hen. Dat
mijn kinderen later op bed kwamen vond ik niet erg.
Voor de kinderen was het ook echt geen leuke tijd, die waren hun vaste plek en hun school kwijt.
Daar heb ik best wel veel schuldgevoelens over, dat ze uit hun veilige omgeving weggehaald
werden, dat de kinderen dit mee moesten maken. Ze zijn door alles wat er gebeurd is ook veel te
snel volwassen geworden. Gelukkig hebben zij hun plek hier wel gevonden.
Als laatste opvang zaten we drie weken in opvang L, voordat we hier in dit huis kwamen wonen.
Daar heb ik het wel als heel prettig ervaren. Heel aardige mensen daar. We zaten daar maar drie
weken omdat ik toen dit huis kreeg. Dat is gelukt via de organisatie M, die me hielp met de eerste
huur en de borg. Toen kwamen we dus hier in dit huis wonen, maar dacht je dat de problemen toen
voorbij waren? Niet dus, het water was afgesloten vanwege betalingsachterstand van de vorige
huurder, alle troep van de vorige bewoner stond hier nog en de buurvrouw heeft een anonieme
melding gedaan dat ik mijn dochter zou hebben mishandeld. Het gaat maar door.
S, die me met de bewindvoering zou bijstaan, heeft er ook een zootje van gemaakt. Die is nooit
achter de beslaglegging aan gegaan. Daar is nog een rechtspraak over geweest. De rechter sprak uit
dat ik geholpen moest worden en toen kwam
ik bij de bewindvoering van K uit. Op zich
Zodra er meerdere partijen betrokken zijn,
gaat dat wel goed, maar het heeft allemaal
moet er gewoon het gesprek worden
wel heel lang geduurd. Je bent altijd zelf
aangegaan. Dan moet de persoon waar het
degene die alles moet oplossen. Net als toen
over gaat er ook altijd bij zijn. Ook mag er
ik een keer Bijzondere Bijstand voor mijn bril
best wel wat vertrouwen zijn vanuit de
aanvroeg. Ik had al gezegd, dat kan niet via
hulpverlening. Natuurlijk zijn er mensen die
de gemeente. Gaat de bewindvoering er toch
liegen, maar niet iedereen. achteraan en blijkt het weken later dat ik dat
niet krijg. Dat had ik dus zelf van tevoren al
uitgezocht, maar dan toch gaan ze er achteraan.
27 Ik ben ook nog heel ziek geweest, heb op het randje van de dood gelegen. Ik kon niet gaan, ook niet
vanwege mijn kinderen. En er is ook nog psychologisch onderzoek bij mij gedaan. Ik heb dus bij de
U gelopen, ze hadden het over Borderline en ADHD. Tijdens de therapieën bleek dat die diagnoses
niet klopten. Gesprekken om mijn verleden te verwerken hielpen al helemaal niet. Daardoor werd
alles alleen maar herhaald en niet verwerkt. Bij een therapie waarbij ik in Jugendstil schilderde heb
ik alles wel verwerkt. Ik heb ook veel antidepressiva geslikt. Op een gegeven moment ben ik daar
helemaal mee gestopt. Ik ging de dingen toen anders zien. Ik ben ook veel gewicht kwijtgeraakt,
het is allemaal troep dat je dan kwijtraakt. Nu gaat het veel beter met mij.
Je wilt niet weten hoe druk ik het vorig jaar heb gehad. Gesprek hier, ziekenhuis daar, verwijzing
zus, hulpverlening zo. Ik had elke dag een afspraak. In de tijd van de crisisopvang ben ik een soort
detective geworden. Hoe kan ik alles regelen, wat heb ik daarvoor nodig? Daarmee kan ik nu andere
mensen ook helpen. Van samenwerking tussen organisaties was eigenlijk geen sprake, dat ging vaak
helemaal langs elkaar heen. Er was veel miscommunicatie. Ze hadden bij elkaar moeten gaan zitten
en de taken moeten verdelen. Die plannen, dat er dan één iemand over de vloer komt als
aanspreekpunt, dat hadden ze al veel eerder moeten doen. Tussen F en R was er wel dat overleg.
Mijn zoon is nu twaalf en mijn dochter tien. Ik leef en ik vecht voor hen. Ik woon hier nu in deze
stad omdat ik niet terug wilde naar mijn geboortestad. Daar wonen mensen waarvan ik twintig jaar
lang dacht dat het mijn vrienden waren. Toen het zo slecht ging hebben ze me allemaal keihard
laten barsten. Hier heb ik een klein netwerk, met drie goeie vriendinnen. Dat is genoeg. We hebben
respect voor elkaar. Als er iets is, of ik zit ergens mee, dan ga ik niet naar hen toe. Ik ben zo
gewend om het zelf op te lossen. Ik vraag niet graag om hulp. Ik probeer altijd eerst alles zelf op te
lossen, als het dan niet gaat, oké, dan roep ik wel hulp in bij vrienden. Ik kan op niemand
terugvallen. Wat dat betreft ben ik Remi. Dat is wel zwaar, hoor. Maar ik geef nooit op. Dat
karakter heb ik van mijn mama. Dat emotionele, dat heb ik van mijn vader.
Je leeft niet, je overleeft. Ieder ander had het al opgegeven, ik niet. Ik vecht ervoor om mijn
gewone leven terug te krijgen. Mijn grootste verlies is mijn moeder. Op haar sterfbed heb ik
beloofd dat ik mijn leven weer terug zou krijgen. Ik wou dat ze dit nog had kunnen zien. Dat ik nog
even met haar kon praten. Ik heb nu alles wel op de rit, ik heb alleen de schuldsanering nog. Dat is
ook niet leuk, want je moet altijd nee zeggen tegen je kinderen. Voor mezelf is het ook niet leuk,
maar ik ben niet materialistisch ingesteld. Ik
geniet van de kleine dingen in het leven. Op
De hulpverlening moet meer samenwerken en
dit moment krijg ik ook hulp van het wijkop één lijn zitten. Ze moeten luisteren naar
team van deze buurt. Die zijn mijn stok
de persoon die de hulpverlening nodig heeft.
achter de deur. Zij helpen mij nu ook met
Ik heb zelf die goeie communicatie echt
het vinden van een betere woning. Ze heben
gemist. Als hulpverlener moet je ook vragen:
laatst ook geholpen met de aanvraag bij V
hoe wil jij het? voor sport voor mijn kinderen. Ze helpen
soms ook dat je net iets serieuzer genomen
wordt in gesprekken met instanties, zoals nu met de woningbouwvereniging, om een gesprek aan te
gaan over een nieuw huis.
Via R ben ik vrijwilligerswerk gaan doen. Ik ben volledig afgekeurd, dus de kans op werk is nihil. Ik
heb altijd gezegd: ik wil iets doen met waar ik zelf ook in heb gezeten. Toen kwam op een gegeven
moment het project X van de organisatie W, waar vrijwilligers je gelijkwaardig bijstaan in de
opvoeding van kleine kinderen én pubers. Ik kwam bij W en werd meteen aangenomen vanwege
mijn eigen ervaring. Ik heb de cursus gedaan en een certificaat gehaald. Nu werk ik met één gezin,
maar ik wil wel veel meer. Nu ik zelf als vrijwilliger werk, zorg ik ervoor dat ik samen met andere
instanties en de vrouw, die ik begeleid, goed afstem wie wat doet. Als dat niet gebeurt ontstaat er
dus die miscommunicatie. Dan gaat iedereen een andere kant op. Juist dit soort dingen moeten
dezelfde richting uit lopen, anders gaat het sowieso mis. Zodra er meerdere partijen betrokken
zijn, moet er gewoon het gesprek worden aangegaan. Dan moet de persoon waar het over gaat er
ook altijd bij zijn. Ook mag er best wel wat vertrouwen zijn vanuit de hulpverlening. Natuurlijk zijn
er mensen die liegen, maar niet iedereen. Soms gaan mensen gewoon inhumaan met je om, er is
geen sprake van begrip of respect. De hulpverlening moet meer samenwerken en op één lijn zitten.
Ze moeten luisteren naar de persoon die de hulpverlening nodig heeft. Ik heb zelf die goeie
communicatie echt gemist. Als hulpverlener moet je ook vragen: hoe wil jij het? Wat moeten we
doen en hoe kunnen we het doen? Je moet de hulpvrager ook de kans geven om samen met de
28 hulpverlener te kijken wat er moet gebeuren. En niet dat de hulpverlener het maar gelijk
overneemt. Je moet het in samenwerking doen met de cliënt, het gaat nota bene om zijn of haar
leven. Als je het overneemt dan kan de cliënt ook denken: zie je wel, ik kan niks zelf. Dan krijg je
alleen maar nog meer een minderwaardigheidscomplex. Als er meerdere hulpverleners zijn, moeten
ze dus de taken goed verdelen en dan ook weer voor feedback bij elkaar gaan zitten. Wat ging er
goed en wat niet? Dat gebeurt dus helemaal niet. Je moet werken in de piramide. Jij zit helemaal
bovenin, in het puntje, met je hulpvraag. Jij als cliënt moet ook boven blijven staan, want jij moet
de regie in handen houden.
Daaronder moet het bij elkaar
Je moet de hulpvrager ook de kans geven om samen met
blijven, samenwerken. Het moet
de hulpverlener te kijken wat er moet gebeuren. En niet
niet een kruis worden. In de
dat de hulpverlener het maar gelijk overneemt. Je moet
hulpverlening vind ik ook dat je
het in samenwerking doen met de cliënt, het gaat nota
iemand in zijn of haar waarde
bene om zijn of haar leven. Als je het overneemt dan kan
moet laten. Het is misschien wel
de cliënt ook denken: zie je wel, ik kan niks zelf. Dan
iemands eigen probleem, maar
krijg je alleen maar nog meer een minderwaardigheidsdiegene is ook een slachtoffer
complex. van zichzelf.
Je zou kunnen denken dat het vrijwilligerswerk met mensen die in dezelfde situatie zitten als waar
ik in zat heel confronterend is, maar dat is het juist niet. Ik heb alles achter me gelaten en ben
verder gegaan. Ik wil op een gegeven moment ook lezingen gaan geven. Ik wil een voorbeeld voor
anderen zijn. Misschien ben ik wel in het leven geroepen om andere mensen te helpen. Ik ben nu
bezig met een boek over mijn leven. Iemand anders zal dat voor mij schrijven. Ik wil laten zien: dit
heb ik meegemaakt, ik ben er nog steeds, ondanks alles.”
29 4. Conclusies en aanbevelingen
In dit laatste hoofdstuk worden conclusies en aanbevelingen geformuleerd aan de hand van de
onderzoeksvraagstelling ‘Hoe ervaren gezinnen de ondersteuning, hulpverlening en interventie, wat
gaat goed en waar is winst te halen in het kader van ‘één gezin/kind, één plan, één regisseur’?’
Het antwoord op de onderzoeksvraag ligt in de antwoorden van de vijf subvragen.
4.1 Hoeveel en welke instanties komen bij de geïnterviewden ‘over de vloer’?
De vijf geïnterviewde ouders noemen een scala aan instanties die ondersteuning of hulpverlening
bieden vanuit de nulde, eerste en tweede (of derde) lijn: Anke ongeveer acht, Sanne twaalf, Annemarie veertien, Katja vier en Gerrie twintig instanties, programma’s of interventies. Om het verschil tussen de lijnen inzichtelijk te maken volgt nu een (niet uitputtende) opsomming, en wordt
aangegeven van onder andere welke onderdelen de geïnterviewden gebruik maakten.
De nulde lijn wordt gevormd door ondersteuning vanuit het eigen netwerk van burgers, mantelzorg,
vrijwilligers en maatjes. Maar ook sportverenigingen, jeugdverenigingen, GGD, pastorale begeleiding, scholen en kinderopvang, hoewel de beide laatste voorzieningen ook wel tot de eerste lijn
worden gerekend. Steun en hulp vanuit de nulde lijn kunnen door burgers zélf worden aangevraagd.
De geïnterviewden noemden deelname aan ondersteuning door vrijwilligers (opvoedondersteuning,
praktische hulp), steun door kinderopvang (gastouder, kinderopvang, buitenschoolse opvang, en
steun van hun eigen netwerk van familie en vrienden.
De eerste lijn wordt gevormd door welzijnswerk, sociaal werk, huisartsen, wijkteams, wijkverpleging, consultatiebureaus, Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, Thuiszorg, GZ-psychologen, schoolmaatschappelijk werk, politie, Centra voor Jeugd en Gezin, voorzieningen voor
advies en lichtpedagogische hulp, en instanties op het gebied van schuldhulpverlening. Ook de steun
en hulp van de eerste lijn kunnen door burgers zelf worden gevraagd. De geïnterviewden noemden
deelname aan hulpverlening van diverse instanties: Algemeen Maatschappelijk Werk, Bureau Jeugdzorg, Leger des Heils, Thuiszorg, wijkteam en schuldhulpverlening.
De tweede lijnsinstanties worden ingeschakeld na doorverwijzing vanuit de eerste lijn of door
indicatie (door CIZ of BJZ). Deze lijn wordt gevormd door ziekenhuizen, Riagg, GGZ-instellingen,
gespecialiseerde jeugdhulp, jeugd-GGZ, jeugd-LVG, Jeugdbescherming, Jeugdreclassering, pleegzorg, crisisopvang, Advies & Meldpunt Kindermishandeling, gesloten jeugdzorg, justitiële jeugdinrichtingen, specialistische onderwijsvoorzieningen, Raad voor de Kinderbescherming en gezinsvoogdij. De geïnterviewden gaven aan te maken te hebben met gespecialiseerde jeugdhulp, jeugdLVG, GGZ-instellingen, Jeugdbescherming, pleegzorg, Advies & Meldpunt Kindermishandeling,
specialistische onderwijsvoorzieningen, Raad voor de Kinderbescherming, crisisopvang en gezinsvoogdij.
De derde lijn wordt gevormd door Academische Ziekenhuizen, specialistische centra, psychiaters,
multidisciplinaire teams, dagbehandeling en nonverbale therapievormen. Deze instanties kunnen
worden ingeschakeld door instanties die werken in de eerste en tweede lijn. Enkele geïnterviewden
gaven aan behandeling vanuit de derde lijn te hebben ontvangen: dagbehandeling en specialistische
centra.
De geïnterviewden kregen samen te maken met veertig instanties, programma’s of interventies:
Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW), Talant, GGZ Friesland, Jeugdhulp, Bureau Jeugdzorg (BJZ),
Video Home Training (methode), Ondertoezichtstelling (OTS), Uithuisplaatsing (UHP), Medisch
Orthopedische Dagbehandeling (MOD), Buitenschoolse Opvang (BSO), Stichting Urgente Noden
(SUN), Stoplicht (methode), Radar, Tjallingahiem (Reik), Voedselbank, Wmo Hulp bij Huishouden,
Huisarts, Consultatiebureau, Leger des Heils Stabiel gezinsbegeleiding, Leger des Heils 10 voor Toekomst, Leger des Heils Jeugdzorg en Jeugdreclassering, Advies & Meldpunt Kindermishandeling
(AMK), Gezinsbehandeling GGZ Drenthe, VTO-team, Meeleefgezin, In de Bres, Nederlands Instituut
voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP), De Swaai, Twaspanhûzen, Bijstand, Bijzondere
Bijstand, Bewindvoering CSI, Bewindvoering GKB, Ping, Limor Crisisopvang, Raad voor de Kinderbescherming, De Herberg Crisisopvang, Zienn Crisisopvang Blijenhof, Delta (methode bij OTS), Home
Start en Doorstart en Triple-P.
30 4.2 Hoe zijn ze met deze instanties in contact gekomen?
Anke heeft zelf hulp ingeroepen voor steun bij de opvoeding van haar kinderen. Ook heeft ze zelf
hulp ingeroepen voor haar schulden. Deze hulpverleners schakelden vervolgens weer andere vormen
van hulpverlening in (programma’s, instanties).
Sanne heeft zelf hulp ingeroepen omdat ze door een optelsom van buiten haar schuld ontstane
enorme financiële problemen alle grip op haar leven kwijt was. Door een ‘kring’ waaraan diverse
partijen deelnamen werden weer andere instanties ingeschakeld, deels buiten Sannes medeweten.
Annemarie werd begeleid vanwege depressieve klachten. Na haar verhuizing werd deze hulp in de
nieuwe woonomgeving automatisch gecontinueerd. Van daaruit werden weer andere instanties en
trajecten ingeschakeld, van een door de hulpverlening geadviseerde echtscheiding tot ondertoezichtstelling van al haar kinderen.
Katja kwam met hulpverlening in aanraking doordat buren geluidsoverlast bij de politie hadden
gemeld. Ze heeft zelf schuldhulpverlening aangevraagd.
Gerrie raakte door ‘foute contacten’ in grote financiële problemen, raakte daardoor haar huis kwijt
en kwam in de crisisopvang terecht. Van daaruit werden, deels buiten medeweten van Gerrie,
verschillende andere instanties en interventies ingeschakeld.
4.3 Hoe ervaren ze de geboden hulp?
De vijf geïnterviewden ervaren vormen van hulpverlening en de inzet van hulpverleners wisselend,
en beschrijven zowel positieve als negatieve ervaringen.
Als positieve ervaringen worden genoemd:
Luisterend oor:
• Met een vrijwilligster kan ik praten als met een vriendin.
• Ik kan mijn verhaal kwijt.
• De hulpverlener vroeg: ‘Wat wil jij?’
Steun en positief contact:
• Ze nam de tijd om te zien hoe het hier draaide.
• Ik kreeg steun van mijn netwerk.
• Ik kreeg steun van lotgenoten.
• Ik had goed contact met een groot aantal hulpverleners.
• Ze zagen dat ik voor de kinderen ging, dat deed me goed.
• Ze deden leuke dingen met mijn kinderen.
• Ze namen de regie niet over.
• Ze gingen met álle gezinsleden in gesprek.
Activerend:
• Ik heb veel tips en inzichten gekregen.
• Ik kan mijn ervaringen omzetten in actie, en kan zo bijdragen aan hoe het beter kan voor
zowel ouders, kinderen als hulpverleners.
• Ze regelden dingen die ik zelf vervolgens kon oppakken.
Vertrouwen:
• Hulpverleners vertellen niets verder, in tegenstelling tot vrienden of buren.
• Ze gingen uit van het positieve, van een goede opvoeding van de kinderen.
Als negatieve ervaringen werden genoemd:
Te weinig samenwerking:
• Ik moet steeds opnieuw mijn verhaal vertellen aan weer nieuwe instanties.
• Het is heel druk, al die mensen over de vloer, het vergt veel planning.
• Ik had het zo druk met allerlei afspraken dat ik aan de gestelde doelen amper toekwam,
zoals het huis schoon en op orde hebben.
• Ik kreeg te maken met elkaar tegensprekende instanties.
• Ik kreeg tegenstrijdige adviezen.
• Ik stuitte op veel miscommunicatie.
• Ik werd het slachtoffer van machtssituaties naar mij toe en tussen instanties.
31 Wantrouwen:
• Sommige hulpverleners kwamen hun afspraken niet na.
• Er werden dingen achter mijn rug om geregeld.
• Ze legden me onhaalbare doelen op.
• Ze namen stappen op grond van onjuiste informatie.
• Ik kreeg zware beoordelingen zonder dat ze hier geweest waren om zélf te zien hoe het
ging.
• Ze waren niet open en eerlijk maar handelden achter mijn rug om.
• Ik kreeg beoordelingen van niet-gekwalificeerde medewerkers.
• Ik leef voortdurend in angst iets verkeerd te doen, wat bij de Raad gemeld wordt.
• Ze speelden geen open kaart.
• Achter mijn rug om is informatie over mij ingewonnen.
• Ze waren op zoek naar negatieve punten om me op te kunnen beoordelen.
• Ze stelden vragen vanuit een dubbele agenda.
• Ik ben argwanend geworden doordat er zoveel achter mij om is doorgegeven, waar ik
vervolgens de dupe van werd.
Negatief contact
• Ze zochten bevestiging van problemen, in plaats van dat ze zagen wat goed ging.
• Ze oordeelden zonder goed te kijken hoe het echt zat.
• Ze waren bevooroordeeld doordat ze de rapporten van andere instanties hadden gelezen
zonder eerst zelf poolshoogte te hebben genomen.
• Ik had meer aan praktische hulp gehad dan aan gepraat.
• Ze dreigden met sancties.
• De hulp vanuit mijn netwerk werd afgekeurd, ik moest alles zelf doen van de hulpverlener.
• De aanvragen duren erg lang, terwijl de problemen nú spelen.
4.4 Hoe ervaren ze de onderlinge afstemming tussen de instanties?
Als algemene klacht werd aangegeven dat het erg druk was om met meerdere hulpverleners te
maken te hebben. Het vergde veel planning. De vele afspraken legden een grote druk op het
dagelijkse leven en stonden een ontspannen gang van zaken zelfs in de weg.
Qua afstemming werd het als vervelend ervaren dat steeds hetzelfde verhaal moest worden verteld,
en dat de verschillende instanties hun inzet niet met elkaar bespraken en op elkaar afstemden. Aan
de andere kant werd het ook als vervelend ervaren als instanties wél gebruik maakten van elkaars
beoordelingen: het zou juist op prijs worden gesteld als nieuwe hulpverleners onbevangen en
onbevooroordeeld poolshoogte kwamen nemen. Alle geïnterviewden gaven aan dat ze het als
positief ervoeren als ze werden gehoord en bij de hulpverlening werden betrokken. En dat ze het
als negatief ervoeren als instanties zaken achter hun rug om regelden of elkaar achter hun rug om
inschakelden en informeerden.
4.5 Welke tips en aanbevelingen kunnen ze formuleren?
De geïnterviewden brengen de volgende aanbevelingen onder woorden:
Vertrouw
• Wees open en eerlijk, lieg niet.
• Kijk bij mensen thuis en oordeel niet op grond van rapporten van andere hulpverleners,
vooral niet van die waarmee een conflict is ontstaan.
• Heb vertrouwen in de ouders en de hulpvragers.
Wees positief
• Werk niet vanuit het negatieve maar vanuit het positieve.
• Laat ouders vrijwillig meedoen, niet vanuit ‘moeten’.
• Heb respect en begrip voor ouders en ga geen machtsspelletjes aan.
Kijk naar de situatie, pas aan en voel in
• Stel waarheidsvinding centraal.
• Bied hulp die wérkelijk nodig is.
• Verplaats je in de cliënt.
• Werk niet vanuit boekjes maar kijk naar de situatie.
• Kijk naar hoe allerlei problemen zijn ontstaan en hoe ze effect op elkaar hebben.
32 •
Luister naar de persoon die hulp nodig heeft en ontvangt.
En werk samen
• Overleg met de ouders, betrek hen bij het zoeken van oplossingen.
• Ga naast de ouders staan, niet tegenover hen.
• Betrek ouders bij de hulpverlening.
• Werk meer samen als hulpverleners en zit op één lijn.
• Geef de hulpvrager de kans om samen te kijken naar wat er moet gebeuren.
• Verdeel als hulpverleners de taken, stem af wie wat doet.
• Laat zoveel mogelijk regie bij de hulpvragende ouder.
• Neem het niet over van de hulpvrager, maar steun deze het zélf te doen.
• Voorkom dat de cliënt voelt: ‘Zie je wel, ik kan het niet...’
• Zonder afstemming ontstaat miscommunicatie.
• Zonder afstemming gaat iedereen een andere kant op.
• Zodra er meerdere partijen betrokken zijn, moet er gewoon het gesprek worden aangegaan.
Laat de persoon over wie het gaat daar altijd bij zijn.
Gerrie: Nu ik zelf als vrijwilliger werk zorg ik ervoor dat ik samen met andere instanties en de
vrouw, die ik begeleid, goed afstem van wie wat doet. Als dat niet gebeurt ontstaat er dus die
miscommunicatie. Dan gaat iedereen een andere kant op. Juist dit soort dingen moeten
dezelfde richting uit lopen, anders gaat het sowieso mis. Zodra er meerdere partijen
betrokken zijn, moet er gewoon het gesprek worden aangegaan. Dan moet de persoon waar
het over gaat er ook altijd bij zijn. Ook mag er best wel wat vertrouwen zijn vanuit de
hulpverlening. Natuurlijk zijn er mensen die liegen, maar niet iedereen. Soms gaan mensen
gewoon inhumaan met je om, er is geen sprake van begrip of respect. De hulpverlening moet
meer samenwerken en op één lijn zitten. Ze moeten luisteren naar de persoon die de
hulpverlening nodig heeft. Ik heb zelf die goeie communicatie echt gemist. Als hulpverlener
moet je ook vragen: hoe wil jij het? Wat moeten we doen en hoe kunnen we het doen? 33 Bijlage 1: interviewitems
De items kwamen niet als ‘rijtje vragen’ aan de orde, maar speelden in het open gesprek over het
onderzoeksthema. Na ieder interview werd nagegaan of alle items aan de orde waren geweest. Zo
niet, dan werden ontbrekende punten alsnog aan de orde gesteld.
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
Hoe gaat het met u?
Wat speelt er, waarom krijgt u hulp?
Wie komt/komen er als interventie/steun/hulp over de vloer?
Waarom en hoe vaak?
Hoe is deze situatie voor u?
Hoe ervaart u de samenwerking tussen de instanties?
Wat vindt u strikt noodzakelijk wat betreft de hulp die u krijgt?
Krijgt u de ruimte om aan te geven wat u wel of niet noodzakelijk vindt?
In hoeverre past de hulpverlening die u nu krijgt bij u en uw gezin?
Hebt u tips en aanbevelingen voor een zo passend mogelijke hulpverlening?
34 Bijlage 2: Instanties
De geïnterviewden hebben hoofdzakelijk met de volgende instanties te maken (gehad):
1.
2.
3.
4.
5.
6.
7.
8.
9.
10.
11.
12.
13.
14.
15.
16.
17.
18.
19.
20.
21.
22.
23.
24.
25.
26.
27.
28.
29.
Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW)
Talant
GGZ Friesland
Jeugdhulp
Bureau Jeugdzorg (BJZ)
Video Home Training (methode)
Ondertoezichtstelling (OTS)
Uithuisplaatsing (UHP)
Medisch Orthopedische Dagbehandeling (MOD)
Buitenschoolse Opvang (BSO)
Stichting Urgente Noden (SUN)11
Stoplicht (methode)12
Radar13
Tjallingahiem (Reik)14
Voedselbank
Wmo Hulp bij Huishouden
Huisarts
Consultatiebureau
Leger des Heils Stabiel gezinsbegeleiding15
Leger des Heils 10 voor Toekomst16
Leger des Heils Jeugdzorg en Jeugdreclassering
Advies & Meldpunt Kindermishandeling (AMK)
Gezinsbehandeling GGZ Drenthe17
VTO-team18
Meeleefgezin19
In de Bres20
Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie (NIFP)
De Swaai21
Twaspanhûzen22
11
Stichting Urgente Noden lenigt materiële noden van personen of groepen van personen, met name in die gevallen waarin
bestaande wettelijke regelingen daarin niet, niet afdoende of niet tijdig voorzien, alsmede het verrichten van alle verdere
handelingen, die met vorenstaande in de ruimste zin verband houden of daartoe bevorderlijk kunnen zijn.
http://www.sunfriesland.nl/
12
Het Stoplicht is een methode die veelvuldig door kindercoaches gebruikt wordt, bij zowel ouders als kinderen. Met het
stoplicht geef je aan welk gedrag je niet meer wilt (laten) zien (rood) en wat je wél wilt (groen). Het is te gebruiken bij
bijvoorbeeld gedragsproblemen, boosheid en angst. De nadruk ligt altijd op het positieve, het groene.
http://www.kindercoachingfriesland.nl/materiaal-voor-de-kindercoach
13
Radar is een organisatie die VIG (Voorwaardelijke Interventie Gezinnen) aanbiedt. Dit in het kader van Dwang en Drang. De
gezinscoach van Radar heeft als primaire taak om de veiligheid voor de kinderen te waarborgen. De coaches worden ingezet
als reguliere hulpverlening niet werkt. http://www.radar-groep.nl/producten/?item_id=86
14
Tjallingahiem is onderdeel van Reik. Dit is een organisatie die behandeling en begeleiding biedt voor mensen met een Licht
Verstandelijke Beperking (LVB).
15
Stabiel is intensieve gezinsbegeleiding die door het Leger des Heils uitgevoerd wordt. Het heeft als doel om de situatie in
een gezin te verbeteren en richt zich voornamelijk, maar niet exclusief, op de begeleiding en ondersteuning bij de opvoeding
van de kinderen. http://goodwillcentra.legerdesheils.nl/voortgang-stabiel-0
16
10 voor Toekomst is een gezinsbegeleidingsprogramma van het Leger des Heils. Het richt zich op 10 verschillende leefgebieden van het gezin, zoals de opvoeding en financiële zaken. http://www.legerdesheils.nl/gezinsbegeleiding-bij-je-thuis
17
Gezinsbehandeling wordt door de GGZ Drenthe verzorgd. Gezinnen kunnen hiernaartoe verwezen worden als een gezin al
langere tijd ernstige (psychiatrische) problemen heeft. https://www.ggzdrenthe.nl/centrum/gezinspsychiatrie/
18
Integrale Vroeghulp (VTO-team) staat voor het vroegtijdig onderkennen van ontwikkelings- en/of gedragsproblematiek bij
kinderen van 0-7 jaar en in een zo vroeg mogelijk stadium integraal hulp verlenen aan kind en ouder(s)/verzorgers. Integrale
Vroeghulp is een eerste-lijnsvoorziening. Zowel ouders als professionals kunnen (kosteloos) hun vragen stellen aan dit team.
http://www.integralevroeghulpfriesland.nl/web/index.php
19
Meeleefgezinnen bieden jonge kinderen van ouders met psychiatrische problemen opvang. Het gaat om een gelijkwaardige
relatie waarin de meeleefouders en de ouders van het kind hun eigen verantwoordelijkheid houden. Een meeleefgezin biedt
een veilige plek waar het jonge kind minimaal een dag(deel) per week en een weekend per maand wordt opgevangen. Voor
meer informatie: http://www.meeleefgezin.nl/
20
In de Bres is een Christelijke GGZ-instelling: http://ggzindebres.nl/
21
De Swaai is een samenwerkingsverband tussen Talant en de GGZ Friesland. Het is een centrum voor verstandelijke beperking en psychiatrie. http://www.deswaai.nl/ 35 30.
31.
32.
33.
34.
35.
36.
37.
38.
39.
40.
Bijstand
Bijzondere Bijstand
Bewindvoering CSI23
Bewindvoering GKB24
Ping25
Limor Crisisopvang26
De Herberg Crisisopvang27
Zienn Crisisopvang Blijenhof28
Delta (methode bij OTS)29
Home Start30 en Doorstart31
Triple-P32
22
Twaspanhûzen zijn er voor gezinnen die meer nodig hebben dan hulp op vaste momenten. Door iemand zeer dichtbij (aanleunende woning) te hebben aan wie ze altijd hun vragen kunnen stellen blijft de regie bij het gezin zelf. Zie ook:
http://www.reik.nl/hulpvormen/gezinshulpverlening/twaspanhuzen
23
CSI is een organisatie die o.a. bewindvoering verricht in het kader van Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP).
http://www.csibewindvoeringen.nl/index.html
24
De GKB is een overheidsinstelling voor hulp bij schulden, preventie van schulden, inkomensbeheer en sociale kredietverlening. De GKB werkt in 23 gemeenten in Noord-Nederland. https://www.degkb.nl/nl/
25
Ping is een onderdeel van Kredietbank Nederland, zij geven antwoorden op financiële vragen:
http://www.ping.nl/home.ashx
26
Limor Crisisopvang biedt een tijdelijk onderkomen aan mensen die door allerlei problemen niet langer thuis kunnen wonen
of die door een noodsituatie geen onderdak hebben. De opvangcentra bieden een veilige en beschermende omgeving.
http://www.limor.nl/content-I9/Crisisopvang.html
27
De Herberg is (Rooms Katholieke) crisisopvang met een inloophuis voor volwassenen.
28
Blijenhof is één van de crisisopvanghuizen van Zienn. www.zienn.nl
29
De Deltamethode is de werkwijze van de gezinsvoogdij bij de uitvoering van een Ondertoezichstelling:
http://www.nji.nl/Deltamethode
30
Home Start is een programma waarbij speciaal getrainde vrijwilligers een aantal maanden een dagdeel meelopen met een
ouder van jonge kinderen die om opvoedondersteuning vraagt. De vrijwilliger staat gelijkwaardig naast de ouder, gaat uit
van de vragen en behoeften van de ouder, spreekt deze aan op eigen kracht en wat goed gaat, en neemt geen taken van
haar of hem over. Netwerkversterking is een belangrijk doel van de bezoeken. Zie voor meer informatie: www.home-start.nl
31
Waar Home Start bedoeld is voor jonge kinderen, is Doorstart een specifiek project voor ouders van kinderen tussen de 7
en 14 jaar: http://www.humanitas.nl/project/doorstart-4
32
Triple-P is een methode waardoor ouders een positieve opvoedsstijl aanleren, waardoor kinderen minder
gedragsproblemen kunnen vertonen. http://www.triplep-nederland.nl/nl-nl/home/
36 Partoer
Westersingel 4
8913 CK Leeuwarden
T (058) 234 85 00
www.partoer.nl