downloaden - Nationaal Comité 4 en 5 mei

Oorlog in de klas
Aandacht voor de Tweede Wereldoorlog in het primair en voortgezet onderwijs
Inhoudsopgave
Oorlog in de klas
mei 2014
pagina
1.
Achtergrond en doelstelling
3
2.
Achtergrondkenmerken deelnemende docenten
4
3.
Les over de Tweede Wereldoorlog
8
4.
Persoonlijke interesse en kennis
22
Veldkamp
Bart Koenen
Lisa Jorritsma
Bijlage
29
Onderzoeksverantwoording
p6089
2
Achtergrond en doelstelling
Achtergrond
Het ministerie van VWS heeft in 2011 zes taken op het gebied van herinneren van de Tweede Wereldoorlog aan het Nationaal
Comité 4 en 5 mei overgedragen. Twee van deze taken hebben betrekking op educatie en voorlichting over de Tweede
Wereldoorlog. In het kader van deze nieuwe taken is in 2011 de interesse van Nederlandse burgers voor de Tweede
Wereldoorlog onderzocht, evenals de informatiebronnen die zij over de Tweede Wereldoorlog raadplegen. Het voorliggende
onderzoek is een soortgelijk onderzoek, maar dan verricht onder docenten in het primair onderwijs en geschiedenis- en
maatschappijleerdocenten in het voorgezet onderwijs.
Vraagstelling
De vraag die in het onderzoek centraal staat is: Welke aandacht besteden leraren en docenten in de les aan de Tweede
Wereldoorlog en welke informatiebronnen gebruiken zij hierbij?
In het onderzoek is, net als in het kennis- bronnenonderzoek in 2011, specifiek ingegaan op de bekendheid van oorlogsmusea,
het feitelijke museumbezoek en de persoonlijke interesse van docenten. Er is nagegaan wat de achterliggende motieven,
ervaringen en belemmeringen van docenten zijn bij een bezoek aan een oorlogsmuseum. Ook het gebruik van andere bronnen,
zoals films, boeken, getuigenverhalen van overlevenden of televisieprogramma’s is in kaart gebracht. Tevens is het inzetten van
gastdocenten onderzocht, net zoals de mate waarin docenten in de les aandacht besteden aan de Holocaust. Tenslotte is
getoetst of het vermoeden juist bleek dat oudere docenten in de les meer aandacht besteden aan de oorlog dan jongere
docenten, is gekeken naar eventuele verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke docenten. Bij docenten in het voortgezet
onderwijs is daarnaast ook gekeken naar verschillen tussen de diverse onderwijsrichtingen (VMBO, HAVO, VWO en
Gymnasium).
3
Achtergrondkenmerken
Achtergrondkenmerken deelnemende docenten
4
Wie namen deel aan het onderzoek?
Achtergrondkenmerken
De doelgroep van het onderzoek bestaat uit docenten in het primaire onderwijs en geschiedenis- en
maatschappijleerdocenten in het voorgezet onderwijs. Om een indruk te krijgen van de groep docenten die deelnam aan
het onderzoek worden in het eerste hoofdstuk eerst de achtergrondkenmerken beschreven. In totaal hebben 432 docenten
deelgenomen aan het onderzoek. Hiervan zijn 246 docenten werkzaam in het primair onderwijs en 186 in het voortgezet
onderwijs. Beide groepen zijn voldoende groot om betrouwbare uitspraken over te kunnen doen. Alle ondervraagde POdocenten geven les aan groep 7 en/of groep 8. De ondervraagde VO-docenten geven geschiedenis en/of maatschappijleer
aan het VMBO, HAVO, VWO of Gymnasium.
Aselecte steekproef
Het onderzoek is uitgevoerd in de periode van 10 december 2013 tot en met 7 april 2014. De lange looptijd van het
onderzoek was nodig, omdat een hoge respons onder docenten in de praktijk moeilijk te realiseren bleek. De
deelnemende PO-docenten zijn afkomstig uit een aselecte steekproef van 1.703 basisscholen uit een open source
adresbestand van het ministerie van Onderwijs van alle 6.802 basisscholen in Nederland. Per school is steeds één docent
van groep 7 of groep 8 benaderd. De deelnemende geschiedenisdocenten zijn afkomstig uit het ledenbestand van
Vereniging van Docenten in Geschiedenis en Staatinrichting in Nederland (VGN) en uit een open source adresbestand
van het ministerie van Onderwijs van alle 1.403 onderwijsinstellingen in het voortgezet onderwijs in Nederland. Vooral de
samenwerking met de VNG was nodig om een voldoende hoge respons onder VO-docenten te realiseren. Per school is
steeds één docent benaderd. Omdat van PO- als VO-docenten geen populatiegegevens bekend zijn, zijn de resultaten
niet herwogen*.
* Dit punt wordt verder toegelicht in de onderzoeksverantwoording op slide 30
5
Deelnemende docenten primair onderwijs: achtergrondkenmerken
Populatiecijfers
De deelnemende PO-docenten zijn afkomstig uit een aselecte steekproef van 1.703 basisscholen uit een open source
adresbestand van het ministerie van Onderwijs van alle 6.802 basisscholen in Nederland. Per school is één docent van groep
7 of groep 8 benaderd. Uiteindelijk hebben 246 PO-docenten van verschillende basisscholen deelgenomen aan het onderzoek
(respons 14% op basis van het aantal basisscholen in Nederland). Op deze slide zijn de achtergrondkenmerken van de
deelnemende PO-docenten beschreven. De werkelijke achtergrondcijfers zijn onbekend, het betreft hier de
achtergrondgegevens van de PO-docenten die hebben deelgenomen aan het onderzoek.
Achtergrondkenmerken deelnemende PO-docenten

Groep 7 en 8: 39% van de deelnemende PO-docenten geeft les aan groep 8, 31% geeft les aan groep 7 en 30%
geeft les aan beide groepen.

Opleiding: 87% van de deelnemende PO-docenten noemt een HBO opleiding als hoogst voltooide opleiding, hiervan
heeft 41% een opleiding aan de PABO gevolgd en 59% aan een andere HBO-opleiding. Daarnaast noemt 5% de
universiteit en 8% andere opleidingen.

Grootte school: 94% van de PO-docenten geeft les op een kleine basisschool (minder dan 500 leerlingen), 4% geeft
les op een middelgrote basisschool (500 - 1.500 leerlingen).

Leeftijd: 46% van de PO-docenten is ouder dan 45 jaar, 54% is tussen de 18 en 45 jaar.

Sekse: docenten zijn vaker vrouw (55%) dan man (45%).
6
Deelnemende docenten voortgezet onderwijs: achtergrondkenmerken
Populatiecijfers
Hoewel exacte cijfers niet bekend zijn, zijn er volgens het ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschappen in Nederland
tussen de 3.000 en 3.500 geschiedenisleraren werkzaam in het voortgezet onderwijs. Voor het onderzoek zijn 1.501
geschiedenisdocenten benaderd. Uiteindelijk hebben 186 geschiedenisdocenten deelgenomen aan het onderzoek (respons
12%). Het aantal docenten maatschappijleer is onbekend. Op deze slide zijn de belangrijkste achtergrondkenmerken van de
deelnemende VO-docenten beschreven. De werkelijke achtergrondcijfers zijn onbekend, het betreft hier de
achtergrondgegevens van de VO-docenten die hebben deelgenomen aan het onderzoek.
Achtergrondkenmerken deelnemende VO-docenten
■
Schooltypen: alle VO-docenten die hebben deelgenomen aan het onderzoek geven les aan meerdere schooltypen
tegelijk. Zo geeft 75% les aan de HAVO, 70% aan het VWO, 43% aan het VMBO en 35% aan het Gymnasium.
■
Soort onderwijs: 86% van de VO-docenten geeft geschiedenis, 14% geeft maatschappijleer. Omdat de groep
docenten maatschappijleer te klein is om betrouwbare uitspraken over te kunnen doen, wordt gesproken over VOdocenten.
■
VGN-leden: 91% van de docenten geschiedenis is lid van de Vereniging van Docenten in Geschiedenis en
Staatsinrichting in Nederland (VGN).
■
Grootte school: 51% van de VO-docenten geeft les op een middelgrote middelbare school (500 – 1.500 leerlingen),
33% geeft les op een grote middelbare school (meer dan 1.500 leerlingen) en 14% op een kleine school (minder dan
500 leerlingen).
■
Leeftijd: 48% van de VO-docenten is ouder dan 45 jaar, 52% is tussen de 18 en 45 jaar.
■
Sekse: de deelnemende VO-docenten zijn vaker man (55%) dan vrouw (45%).
7
Les over de Tweede Wereldoorlog
Les over de Tweede Wereldoorlog
8
Les over de Tweede Wereldoorlog: samenvatting
Veel extra aandacht voor de Tweede Wereldoorlog
In het onderwijs wordt veel extra aandacht aan de Tweede Wereldoorlog besteed. Negen op de tien PO-docenten en acht
op de tien VO-docenten besteden in hun lessen extra aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. De meeste PO- en VOdocenten verbinden hun les over de Tweede Wereldoorlog aan nieuws en actualiteiten. VO- en PO-docenten besteden in
hun les over de Tweede Wereldoorlog de meeste aandacht aan het thema Jodenvervolging. Het onderwerp
Jodenvervolging wordt hierbij door weinig PO- en VO-docenten beschouwd als een lastig thema dat emotionele discussies
tijdens de les kan opleveren. PO-docenten besteden hiernaast ook veel aandacht aan de thema’s het leven van gewone
mensen en verzet. VO-docenten besteden aandacht aan een breder scala aan thema’s. Voor Indische oorlogsgeschiedenis
is zowel in het primair als secundair onderwijs weinig aandacht.
Interesses van jongeren
De interesses van jongeren tussen de 13 en 17 jaar en de aandacht in de les die wordt besteed aan verschillende thema’s
komen soms niet overeen. Zo zijn jongeren vaak geïnteresseerd in de onderwerpen verzet (37%) en militaire geschiedenis
(31%) terwijl VO-docenten de meeste aandacht besteden aan de onderwerpen Jodenvervolging, het leven van gewone
mensen (52%) en verzet (49%).
Brongebruik
Bijna alle docenten in het voortgezet en primair onderwijs besteden naast de verplichte lesstof extra aandacht aan de
Tweede Wereldoorlog. Hierbij maken zowel PO- als VO-docenten het meest gebruik van geschiedenisboeken, films en
documentaires. Oorlogsmusea worden door 56% van de VO-docenten en 45% van de PO-docenten in klasverband
bezocht.
9
Les over de Tweede Wereldoorlog: samenvatting
Films en romans als bron
Van de PO-docenten gebruikt 68% films als bron bij het lesgeven over de Tweede Wereldoorlog, bij VO-docenten is dat
89%. Van romans wordt minder gebruik gemaakt: 27% van de PO- en VO-docenten gebruikt ze. De films Der Untergang,
Schindlers List en Saving Private Ryan worden in het voortgezet onderwijs het meest als bron gebruikt. PO-docenten
gebruiken de films Oorlogswinter en The Diary of Anne Frank het meest. Het Achterhuis van Anne Frank en Oorlogswinter
van Jan Terlouw zijn zowel in het primair als voortgezet onderwijs de meest gelezen romans.
Bezoek aan oorlogsmusea en -plaatsen
Van de VO-docenten heeft 56% weleens in klasverband een bezoek gebracht aan een oorlogsmuseum of -plaats. Bij POdocenten is dat 45%. In de meeste gevallen vindt een dergelijk bezoek plaats in het kader van een themales over de
Tweede Wereldoorlog (PO-docenten 84% en VO-docenten 67%). Het Anne Frank Huis wordt door beide groepen
docenten het meest bezocht. Ook het Nationaal Monument Kamp Vught en het Joods Historisch Museum worden relatief
vaak bezocht. Een groot aantal docenten ervaart belemmeringen bij het in klasverband bezoeken van oorlogsmusea en plaatsen. De meest genoemde belemmeringen voor zowel PO- als VO-docenten zijn gebrek aan budget, aan lestijd en
aan vervoersmogelijkheden.
Gastdocenten
Een derde van de VO-docenten en vier op de tien PO-docenten nodigen gastdocenten uit bij hun les over de Tweede
Wereldoorlog. In de meeste gevallen zijn dat gastsprekers die de oorlog zelf hebben meegemaakt. VO-docenten
benaderen de gastdocenten vaak via het Landelijk Steunpunt Gastsprekers WO-II-heden (21%) terwijl PO-docenten
relatief vaak een persoonlijke kennis uitnodigen (17%).
10
Aandacht voor de Tweede Wereldoorlog: wordt in de lessen aandacht aan
de Tweede Wereldoorlog besteed?
In het primair en voortgezet onderwijs wordt veel extra aandacht besteed aan de Tweede Wereldoorlog. Zo besteed 91% van de POdocenten en 83% van de VO-docenten in de lessen extra aandacht aan de Tweede wereldoorlog. De meeste PO- en VO-docenten
verbinden hun lessen over de Tweede Wereldoorlog in meer of mindere mate aan nieuws of actualiteiten. Oudere docenten doen dit vaker
dan jongere docenten.
In welke mate zijn de volgende uitspraken op u van toepassing?
Uitspraak: ik verbind mijn lessen over de Tweede
Wereldoorlog en de maatschappelijke gevolgen ervan
zoveel mogelijk aan nieuws en actualiteiten
Veel extra aandacht in de les
voor de Tweede Wereldoorlog
Negen op de tien docenten in het
primair onderwijs geven aan extra
tijd aan de Tweede Wereldoorlog
te besteden (91%). In het
voortgezet onderwijs zijn dat ruim
acht op de tien docenten (83%).
11%
15%
45%
43%
42%
45%
primair onderwijs (n=245)
voortgezet onderwijs (n=183)
helemaal van toepassing
een beetje van toepassing
11
niet zo / helemaal niet van toepassing

Leeftijd: 55- tot en met 64jarige docenten verbinden
hun lessen over de Tweede
Wereldoorlog vaker aan de
actualiteiten dan docenten
jonger dan 55 jaar (58%
versus 43% van het totale
aantal docenten). Naar
schooltype zijn geen
verschillen.
Thema’s: aan welke thema wordt de meeste aandacht besteed?
Docenten in het VO en het PO besteden in hun lessen over de Tweede Wereldoorlog de meeste aandacht aan het thema Jodenvervolging. In
het primair onderwijs wordt daarnaast veel aandacht besteed aan het thema verzet en het leven van gewone mensen. In het voorgezet
onderwijs is aandacht voor een breder scala aan thema’s. Ook is de aandacht beter over de verschillende thema’s verdeeld.
Aan welk thema van de Tweede Wereldoorlog
besteedt u de meeste aandacht tijdens uw lessen?
Interesse 13- tot en met 17-jarigen
74
Jodenvervolging/Holocaust
Uit het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 bleek dat de
schoolgaande jeugd van 13 tot en met 17 jaar het meest
geïnteresseerd is in de onderwerpen verzet en militaire
geschiedenis.
83
52
het leven van gewone mensen
67
49
verzet
80
44
collaboratie
23

40
vervolging in het algemeen
44
34
militaire geschiedenis
24
15
Indische oorlogsgeschiedenis
7
15
geen specifiek thema
9
11
een ander thema
6
0
voortgezet onderwijs (n=183)
50
100 %
primair onderwijs (n=245)
12
Persoonlijke interesse en aandacht: docenten met
een grote persoonlijke interesse voor bepaalde
thema’s besteden in hun les over de Tweede
Wereldoorlog logischerwijze ook meer aandacht aan
die thema’s. Dit geldt in sterke mate voor het thema
Jodenvervolging: 60% van de docenten die
persoonlijke interesse in dit onderwerp hebben,
besteden hieraan de meeste aandacht in de les.
Belangstelling: les geven over Jodenvervolging wordt niet als moeilijk ervaren
Rond de acht op de tien docenten in zowel het VO als het PO denken dat hun leerlingen lessen over de Tweede Wereldoorlog en de
maatschappelijke gevolgen hiervan interessant vinden. Vrijwel geen PO- en VO-docenten vinden het moeilijk om les te geven over de
Jodenvervolging.
In welke mate is de volgende uitspraak op u van toepassing?
Uitspraak: mijn leerlingen vinden de lessen over de Tweede Wereldoorlog en de maatschappelijke gevolgen van deze oorlog interessant
3%
14%
Uitspraak: ik vind het moeilijk om les te geven over Jodenvervolging
omdat dit in de klas soms emotionele discussie oplevert
4%
17%
90%
83%
78%
primair onderwijs (n=245)
7%
2%
voortgezet onderwijs (n=183)
93%
90%
4%
2%
7%
2%
4%
2%
primair onderwijs (n=245)
voortgezet onderwijs (n=183)
helemaal of een beetje van toepassing
93%
een beetje van toepassing
13
voortgezet onderwijs (n=183)
primair onderwijs (n=245)
niet zo / helemaal niet van toepassing
Brongebruik: welke bronnen gebruiken docenten in hun les?
Bijna alle PO- en VO-docenten besteden in hun lessen extra aandacht aan de Tweede Wereldoorlog. Geschiedenisboeken, films en
documentaires worden zowel in het primair als secundair onderwijs het meest als bron gebruikt.
97
Anne Frank Huis
Frank Huis
96
91
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
84 de Tweede Wereldoorlog maak ik gebruik van de volgende informatiebronnen.
Bij het lesgeven over
84
Nationaal Monument Kamp Vught
amp Vught
64
64
85
Joods Historisch Museum
h Museum
61
61
87
geschiedenisboek
93
geschiedenisboek
68
vaak
vaak
68
Grebbebergfilms
(slagveld en ereveld)
en ereveld)
gebruikt
68
films
65
gebruikt
89
65
69
69
Oorlogsmuseum Overloon
65
documentaires
88
documentaires
m Overloon
53
53
71
42
oorlogsmonumenten
stripboeken
71
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats
Margraten 55
Margraten
53
53
42
gastdocenten
47
oorlogsmusea
48
48
Margraten Memorial Center
rial Center
43
43
38
stripboeken
45
oorlogsmonumenten
63
63
Nationaal Monument Kamp Amersfoort
redelijk
redelijk
Amersfoort
31
38
31
oorlogsmusea
36
gastdocenten
vaak
vaak
gebruikt
gebruikt
67
67
Hollandsche Schouwburg
chouwburg
27
romans
35
historische oorlogsplaatsen
27
27
59
2359
historische oorlogsplaatsen
32
herrineringscentra
Verzetsmuseum Amsterdam
Amsterdam
31
31
20
herrineringscentra
27
romans
34
34
Museon
Museon
41
41
theaterstukken 5
musicals 4
47
47
Museum Bronbeek
Bronbeek
21
weinig
weinig
21
2
musicals 3
theaterstukken
gebruikt
gebruikt
39
39
Airborn
Museum
Hartenstein
Hartenstein
21
25
11
diversen
diversen
25
Westerbork
0
0
voortgezet onderwijs (n=186)
50
50
100 % 100 %
primair onderwijs (n=246)
0
500
100 %
voortgezet onderwijs (n=186)
14
9
84
84
85
50
primair onderwi
Brongebruik: welke films worden in de les als bron gebruikt?
De films Der Untergang, Schindlers List en Saving Private Ryan worden in het voortgezet onderwijs het meest als bron gebruikt. POdocenten gebruiken het meest de films Oorlogswinter en The Diary of Anne Frank als lesmateriaal. Schindlers List kwam in het Nationaal
Vrijheidsonderzoek 2011 uit de bus ook als best bekeken film onder het Nederlands publiek. De best bekeken film onder jongeren van 13
tot en met 17 jaar was toen Oorlogswinter.
Top tien films gebruikt bij lessen over de Tweede Wereldoorlog (gesloten vraag)
primair onderwijs: 68% gebruikt films als bron
Oorlogswinter (2008)
42
The diary of Anne Frank (1959, 1967, 1980)
voortgezet onderwijs: 88% gebruikt films als bron
redelijk vaak
gebruikt
27
The boy in the striped pyjamas (2008)
16
Der Untergang (2004)
55
Schindler's List (1993)
54
Saving Private Ryan (1998)
49
Soldaat van Oranje (1977)
11
The boy in the striped pyjamas (2008)
Schindler's List (1993)
10
Oorlogswinter (2008)
28
La vita è bella (1997)
9
The Pianist (2002)
28
A Bridge too Far (1977)
9
La vita è bella (1997)
26
The Longest Day (1962)
9
Zwartboek (2006)
26
Zwartboek (2006)
8
The longest day (1962)
De Aanslag (1986)
8
A Bridge too Far (1977)
0

weinig
gebruikt
50
100 %
30
redelijk
vaak
gebruikt
24
20
0
50
Gebruik films en leeftijd: oudere docenten (50-plus) gebruiken bij hun les over de Tweede
Wereldoorlog vaker oudere films (van voor 1990) dan jongere docenten. Nieuwere films (van na
1990) worden in gelijke mate door oudere en jongere docenten gebruikt.
15
vaak
gebruikt
100 %
Brongebruik: welke romans worden in de les als bron gebruikt?
In de les over de Tweede Wereldoorlog gebruiken zowel PO- als VO-docenten het meest de boeken Het Achterhuis en Oorlogswinter. Beide
boeken werden ook het meest gelezen door het Nederlands publiek. Dit bleek uit het bronnenonderzoek van 2011.
Top tien romans gebruikt bij lessen over de Tweede Wereldoorlog (gesloten vraag)
voortgezet onderwijs: 27% gebruikt romans als bron
primair onderwijs: 26% gebruikt romans als bron
Het Achterhuis (Anne Frank, 1947)
Het Achterhuis (Anne Frank, 1947)
24
redelijk vaak
gebruikt
Oorlogswinter (Jan Terlouw, 1972)
Oorlogswinter (Jan Terlouw, 1972)
15
21
The boy in the striped pyjamas (John Boyne, 2006)
redelijk
vaak
gebruikt
20
De aanslag (Harry Mulisch, 1982)
12
The boy in the striped pyjamas (John Boyne, 2006)
13
11
Oorlog zonder vrienden (Evert Hartman, 1979)
9
Haar naam was Sarah (Tatiana de Rosnay, 2009)
10
7
Het meisje met het rode haar (Theun de Vries, 1956)
10
Soldaat van Oranje (Erik Hazelhoff Roelfzema, 1970)
6
De tweeling (Tessa de Loo, 1993)
7
De Donkere Kamer van Damokles (W. F. Hermans, 1958)
Het meisje met het rode haar (Theun de Vries, 1956)
6
7
Soldaat van Oranje (Erik Hazelhoff Roelfzema, 1970)
7
Suskind (Alex van Galen, 2012)
6
Sonny Boy (Annejet van der Zijl, 2004)
6
Is dit een mens? (Primo Levi, 1958)
5
Haar naam was Sarah (Tatiana de Rosnay, 2009)
Sonny Boy (Annejet van der Zijl, 2004)
4
De tweeling (Tessa de Loo,1993)
4
De aanslag (Harry Mulisch, 1982)
4
weinig
gebruikt
0
50

0
100 %
Gebruik romans en leeftijd: de keuze voor romans blijkt niet
afhankelijk van leeftijd. Oude en nieuwe romans worden even
vaak gebruikt door zowel jongere als oudere docenten.
16
weinig
gebruikt
50
100 %
Brongebruik: welke achtergrond hebben de gastdocenten?
Gastdocenten, die zowel in het primair onderwijs als in het voortgezet onderwijs doceren, zijn vaak mensen die de Tweede Wereldoorlog
zelf hebben meegemaakt. De wijze waarop men aan de gastdocenten komt, varieert: VO-docenten maken vaak gebruik van het Landelijk
Steunpunt Gastsprekers WO II, terwijl PO-docenten relatief vaak persoonlijke kennissen uitnodigen.
Met welk soort gastdocenten werkt men samen en hoe komen docenten met ze in contact? (gesloten vraag)
voortgezet onderwijs: 36% werkt met gastdocenten
primair onderwijs: 42% werkt met gastdocenten
85
mensen die de Tweede Wereldoorlog zelf
hebben meegemaakt
vaak
gebruikt
89
redelijk
vaak
gebruikt
23
29
34
24
persoonlijke kennis
39
15
het Veteraneninstituut
3
Stichting Gastdocenten Tweede
Wereldoorlog ZO-Azië
10
mensen die een andere oorlog hebben
meegemaakt
59
26
collega's
38
mensen die veel van de Tweede
Wereldoorlog weten
Landelijk Steunpunt Gastsprekers WOIIheden
15
weinig
gebruikt
11
4
9
herinneringscentra
4
oorlogsmusea
3
Diversen
6
6
6
diversen
0
voortgezet onderwijs (n=66)
50
100 %
6
25
0
primair onderwijs (n=104)
voortgezet onderwijs (n=66)
17
50
100 %
primair onderwijs (n=104)
Brongebruik: welke oorlogsmusea en -plaatsen worden in klasverband
bezocht?
In voortgezet onderwijs heeft 56% van de ondervraagde docenten weleens een bezoek gebracht aan een oorlogsmuseum of -plaats. In het
primair onderwijs is dat 45%. In de top-3 van best bezochte oorlogsplaatsen en -musea in het voortgezet en primair onderwijs komen het Anne
Frank Huis, het Nationaal Monument Kamp Vught en het Joods Historisch Museum voor. Het Verzetsmuseum Amsterdam wordt vaker door
VO-klassen dan door PO-klassen bezocht. In het voortgezet onderwijs worden vaker oorlogsmusea en -plaatsen bezocht dan in het primair
onderwijs.
97
96
Anne Frank Huis
um Kamp Westerbork
onument Kamp Vught
Anne Frank Huis
Top tien best bezochte
oorlogsmusea en -plaatsen (gesloten vraag*)
91
84
84
Anne Frank Huis
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
64
8
84
84
Nationaal
AnneMonument
Frank Huis Kamp Vught
15
64
85
ds Historisch Museum
7
(slagveld en ereveld)
Joods Historisch Museum
ogsmuseum Overloon
Verzetsmuseum Amsterdam
68
65
69
5
53
Oorlogsmuseum Overloon
31
Grebbeberg (slagveld en ereveld)
andsche Schouwburg
27
4
smuseum Amsterdam
Verzetsmuseum Amsterdam
31
4
0
voortgezet onderwijs (n=186)
63
48
43
63
Oorlogsmuseum
Overloon
4
Nationaal
Monument
Kamp Amersfoort
67
31
67
Hollandsche
Hollandsche
Schouwburg Schouwburg
4
59
27
59
Verzetsmuseum Amsterdam
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
3
Grebbeberg (slagveld en ereveld)
2
31
34
Museon
Museum Bronbeek
2
0
53
6
Margraten Memorial
Center
3
21
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten
39
Museum Hartenstein
25
71
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten
47
Museum Bronbeek
53
10
Airborne Museum Hartenstein
4
ent Kamp Amersfoort
34
Museon
41
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
11
Joods Historisch Museum
53
4
43
Hollandsche Schouwburg
68
65
69
Grebbeberg (slagveld en ereveld)
48
aten Memorial Center
61
12
Nationaal Monument Kamp Vught
71
graafplaats Margraten
Oorlogsmuseum Overloon
8
Joods Historisch Museum
61
Nationaal Monument Kamp Vught
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten
41
47
21
2
39
Airborn Museum Hartenstein
50
50
100 %
primair onderwijs (n=246)
100 %
0
50
0
voortgezet onderwijs (n=186)
* Alle respondenten hebben een lijst van 43 oorlogsmusea en -plaatsen voorgelegd gekregen waaruit ze een keuze konden
maken. De belangstelling voor 33 musea en plaatsen was kleiner dan 1% en zijn om die reden niet gerapporteerd.
18
25
100 %
50
primair onder
Museumbezoek: welke problemen ervaren docenten bij museumbezoek?
Zoals verwacht zijn te weinig budget, problemen met vervoer en gebrek aan (les) tijd de grootste belemmeringen bij het (al dan niet) bezoeken
van oorlogsmusea of -plaatsen in schoolverband. De meest genoemde, gemeenschappelijke belemmering is een gebrek aan budget.
Problemen met vervoer worden vaker genoemd door PO-docenten, gebrek aan lestijd door VO-docenten.
97
96
Frank Huis
Anne Frank Huis
91
84
Herinneringscentrum
Westerbork
84ervaart u bij het (al dan niet) bezoeken
Welke belemmeringen
van oorlogsmuseaKamp
of –plaatsen
in schoolverband?
amp Vught
64
Nationaal Monument Kamp Vught
85
64
h Museum
61
Joods Historisch Museum
68
61
n ereveld)
65
74
te weinig budget
68
81
te
weinig
budget
Grebbeberg (slagveld en ereveld)
65
69
veel
veel
m Overloon
genoemde
68
gebrek aan (les)tijd 53
genoemde
69
70
problemen
met vervoer
Oorlogsmuseum
Overloon
belemmering
53belemmering
71
Margraten problemen met vervoer 53
38
71
gebrek aan (les)tijd Margraten 39
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats
53
48
rial Center
21
13
mijn schoolleiding is niet akkoord
48
gebrekMargraten
aan begeleiding
43
Memorial
Center
43
63
Amersfoort gebrek aan begeleiding
3
16
63
ik weetMonument
er te weinig Kamp
vanaf Amersfoort
31
Nationaal
31
67
houwburg
3
mijn schoolleiding is niet akkoord 2
67
te weinig animo onder mijn
27 leerlingen
Hollandsche Schouwburg
9
9
Westerbork
59
msterdam ik weet er te weinig
31 vanaf
2
Museonde ouders zijn niet34akkoord
41
1
Bronbeek
artenstein
21
47
diversen
15
39deze
geen van
25
0
voortgezet onderwijs (n=186)
minder vaak
genoemde
belemmering
1
de ouders zijn niet akkoord
0
diversen
9
Verzetsmuseum Amsterdam
Museon
geen van deze
41
47
21
39
4
Airborn Museum Hartenstein
50
50
100 %
primair onderwijs (n=246)
0
100 %
19
85
minder vaak
59
genoemde
belemmering
31
34
Museum Bronbeek
6
0
27
te weinig animo onder mijn leerlingen
91
84
84
25
50
0
voortgezet onderwijs (n=186)
100 %
50
primair onderwijs
Potentieel bezoek: welke oorlogsmusea en -plaatsen wil men bezoeken?
Een vijfde van zowel de PO- als VO-docenten zou het Anne Frank Huis nog wel eens in klasverband willen bezoeken. Het Anne Frank Huis is
daarmee niet alleen het best bezochte oorlogsmuseum, het is ook de plaats die PO- en VO-docenten het meest frequent zouden willen
bezoeken.
Top tien potentieel bezoek aan 97
oorlogsmusea en –plaatsen: welke oorlogsmusea en/of –
plaatsen zou u nog 96
willen bezoeken met uw klas? (gesloten vraag)
91
Anne Frank Huis
Anne Frank Huis
m Kamp Westerbork
nument Kamp Vught
s Historisch Museum
Anne Frank Huis
21
85
Nationaal
Monument
Kamp21Vught
Anne Frank
Huis
61
Kamp Westerbork
gsmuseum Overloon
Grebbeberg
12
8
Verzetsmuseum Amsterdam
Oorlogsmuseum Overloon
Grebbeberg (slagveld en ereveld)
11
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten
10
34
21
0
voortgezet onderwijs (n=186)
0
41
47
Museum Bronbeek
4
39
25
59
31
34
Museon
4
47
Verzetsmuseum Amsterdam
67
27
Verzetsmuseum Amsterdam
5
41
Hollandsche Schouwburg
63
31
Schouwburg
Oorlogsmuseum Hollandsche
Overloon
11
59
Museon
43
HollandscheMonument
Schouwburg Kamp Amersfoort
13
Nationaal
7
31Vught
Nationaal Monument Kamp
48
13 Center
Margraten Memorial
7
museum Amsterdam
71
53
Joods Historisch Museum
63
27Museon
53
16
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten
67
ndsche Schouwburg
16
Kamp Westerbork
7
nt Kamp
Amersfoort
Amerikaanse
Oorlogsbegraafplaats Margraten
31
68
65
69
Grebbeberg (slagveld en ereveld)
53
48
ten Memorial Center
Oorlogsmuseum Overloon43
61
16
Nationaal Monument Kamp Vught
71
7
64
Joods Historisch Museum
68
65
69
53
Joods Historisch Museum
aafplaats Margraten
Museum Hartenstein
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
64
slagveld en ereveld)
Museum Bronbeek
84
84
Nationaal Monument Kamp Amersfoort
50
100
%
50
100 %
primair onderwijs (n=246)
21
9
39
Airborn Museum Hartenstein
0
25
50
0
voortgezet onderwijs (n=186)
20
100 %
50
primair on
Museumbezoek: in welk kader worden musea en plaatsen bezocht?
Zowel PO- als VO-docenten bezoeken oorlogsmusea en -plaatsen vaak in het kader van een themales over de Tweede Wereldoorlog. Verder
zijn de verschillen in de bezoekredenen groot: zo bezoekt de helft van de docenten in het basisonderwijs een oorlogsmuseum of -plaats in het
kader van een 4 of 5 mei activiteit. VO-docenten bezoeken veel vaker oorlogsmusea en -plaatsen in het kader van binnen- en buitenlandse
schoolreizen.
97
96
Anne Frank Huis
Anne Frank Huis
91
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
84
In welk kader bezoekt
met uw klas?
84 u oorlogsmusea of –plaatsen doorgaans
Nationaal Monument Kamp Vught
Monument Kamp Vught
64
85
Joods Historisch Museum
ods Historisch Museum
61
68
themales over de Tweede
Wereldoorlog
84
themales
de Tweede Wereldoorlog
Grebbeberg
(slagveld en ereveld)
rg (slagveld
en over
ereveld)
65
69
Oorlogsmuseum Overloon
orlogsmuseum Overloon
53
42
buitenlandse schoolreis
51
activiteit in het kader van 4 en/of 5 mei
71
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten
begraafplaats Margraten
53
33
binnenlandse
schoolreis Memorial Center
themales over burgerschap 4815
Margraten
graten Memorial Center
43
63
Nationaal Monument Kamp Amersfoort
ument Kamp
Amersfoort
12
activiteit in het kader van 4 en/of 5 mei
31
13
themales over democratie en rechsstaat
67
Hollandsche Schouwburg
ollandsche Schouwburg
27
themales over burgerschap 4
binnenlandse schoolreis 7
59
Verzetsmuseum Amsterdam
etsmuseum Amsterdam
31
34
Museon
Museon
themales over democratie en rechsstaat 3
buitenlandse schoolreis41 1
ntrum Kamp Westerbork
Museum Bronbeek
rn Museum Hartenstein
47
0
voortgezet onderwijs (n=186)
diversen
9
0
61
53
71
53
48
43
63
31
67
27
59
31
34
41
47
21
9
39
Airborn Museum Hartenstein
50
50
100 %
primair onderwijs (n=246)
100 %
21
68
65
69
67
Museum Bronbeek
21
diversen
39
25
64
0
25
50
100 %
0
voortgezet onderwijs (n=186)
50
primair on
Persoonljike interesse
Persoonlijke interesse en kennis
22
Persoonlijke interesse en kennis
Persoonlijke interesse
In dit hoofdstuk staat de persoonlijke interesse van docenten voor de Tweede Wereldoorlog centraal. Ongeveer negen op de
tien PO- en VO-docenten hebben (zeer) veel interesse in de Tweede Wereldoorlog. Veel PO- en VO-docenten zijn in gelijke
mate geïnteresseerd geraakt in de Tweede Wereldoorlog door verhalen van familie, speelfilms over de Tweede Wereldoorlog
en museumbezoek. Voor VO-docenten - in de meeste gevallen vakdocenten geschiedenis - spelen daarnaast
geschiedenisboeken, boeken en hun opleiding een belangrijke rol in het ontstaan van hun persoonlijke interesse voor de
Tweede Wereldoorlog.
Persoonlijke interessegebieden
Bijna zeven op de tien VO- en PO-docenten zijn geïnteresseerd in het onderwerp Jodenvervolging. Daarnaast zijn VOdocenten relatief vaak geïnteresseerd in het onderwerp ‘het leven van gewone mensen’ (63%) en zijn PO-docenten relatief
vaak geïnteresseerd in het onderwerp ‘verzet’ (68%). Circa acht op de tien PO- en VO-docenten geven aan vaak
documentaires en films over de Tweede Wereldoorlog te kijken. Driekwart van de PO- en VO-docenten leest vaak een
geschiedenisboek over de Tweede Wereldoorlog. Oorlogsmusea zijn redelijk populair: bijna vier op de tien geven aan vaak uit
persoonlijke interesse een oorlogsmuseum te bezoeken.
Kennis
Het aantal oorlogsmusea in Nederland – ruim tachtig in totaal – wordt door PO- en VO-docenten beter ingeschat dan het
Nederlands publiek. Gemiddeld schatten docenten dat er 43 oorlogsmusea in Nederland zijn. Oorlogsmuseum Overloon,
Herinneringscentrum Kamp Westerbork, het Anne Frank Huis en Kamp Vught zijn zowel onder PO- als onder VO-docenten
het meest bekend. Over het algemeen zijn de meeste musea bekender onder VO- dan onder PO-docenten. De bekendheid
van de musea komt niet altijd overeen met het daadwerkelijke bezoek in klasverband.
23
Persoonlijke interesse in de Tweede Wereldoorlog
Ruim negen op de tien PO-docenten en acht op de tien VO-docenten geven aan (zeer) veel persoonlijke interesse in de Tweede Wereldoorlog
te hebben. Het interesseniveau van docenten is fors hoger dan dat van Nederlandse burgers en 13- tot en met 17-jarigen (VO-scholieren).
Hoeveel interesse heeft u in de Tweede Wereldoorlog?*
Oorlog in de klas 2014
Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011
Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011
12 9
Nederlands publiek: uit het
Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011
bleek dat een sterk verband bestaat
tussen leeftijd en de mate waarin men
geïnteresseerd is in de Tweede
Wereldoorlog: hoe ouder men is, des
meer interesse men in de Tweede
Wereldoorlog heeft.

Leeftijd: dit leeftijdseffect gaat niet op
voor PO- of VO-docenten: oudere en
jongere docenten zijn in dezelfde
mate persoonlijk geïnteresseerd in de
Tweede Wereldoorlog.
1
5
10
9

5
10
9
14 Oorlog in de klas 2014
1
9
14
12
42
60
52
44
42
60
52
44
35
28
35
33
30
28
7
33
9
9
Nationaal
Nationaal
7
Vrijheidsonderzoek:
Vrijheidsonderzoek: NL
Nationaal
Nationaal
jongeren 13-17
jaar (n=69)
Publiek
(n=929)
Vrijheidsonderzoek:
Vrijheidsonderzoek: NL
jongeren 13-17 jaar (n=69)
Publiek 13+ (n=929)
zeer veel interesse
veel interesse
30
voortgezet onderwijs
(n=174)
docenten voortgezet
onderwijs (n=174)
niet veel of weinig interesse
primair onderwijs (n=245)
weinig interesse
24
docenten primair
onderwijs (n=245)
zeer weinig interesse
Oorzaak interesse: waardoor is men geïnteresseerd geraakt?
Zowel PO- als VO-docenten zijn vaak geïnteresseerd geraakt in de Tweede Wereldoorlog door verhalen van familie, speelfilms en
museumbezoek. Bij vakdocenten geschiedenis spelen geschiedenisboeken, boeken en hun school of opleiding een grote rol in het ontstaan
van hun belangstelling. PO- en VO-docenten hebben de meeste interesse in het onderwerp Jodenvervolging, PO-docenten hebben relatief
vaak interesse in het onderwerp verzet. VO-docenten zijn geïnteresseerd in een breder scala aan thema’s dan PO-docenten.
Docenten: waardoor bent u geïnteresseerd geraakt in de
Tweede Wereldoorlog? (Basis: docenten met (zeer) veel
interesse in de Tweede Wereldoorlog; n=388)
Docenten: welk thema van de Tweede Wereldoorlog heeft
vooral uw interesse? (Basis: docenten met (zeer) veel
interesse in de Tweede Wereldoorlog; n=388)
82
geschiedenisboeken
67
68
jodenvervolging/Holocaust
69
76
boeken
63
school of opleiding
53
71
70
67
68
67
66
verhalen van familie
speelfilms
museumbezoek
sterke
invloed
68
63
het leven van gewone mensen
51
28
31
vervolging in het algemeen
40
collaboratie
53
nieuws of actualiteiten
49
verzet
76
18
39
49
romans
matige
invloed
27
46
sporen in het landschap
11
10
10
17
10
6
theater en/of musicals
diversen
0
voortgezet onderwijs (n=156)
17
29
indische oorlogsgeschiedenis
31
verhalen van vrienden
31
militaire geschiedenis
15
15
18
geen specifiek thema
geringe
invloed
50
100 %
10
6
een ander thema
0
voortgezet onderwijs (n=156)
primair onderwijs (n=224)
25
50
100 %
primair onderwijs (n=224)
Spontane bekendheid: welke oorlogsmusea en -plaatsen kent men?
Oorlogsmuseum Overloon, Herinneringscentrum Kamp Westerbork, het Anne Frank Huis en Nationaal Monument Kamp Vught zijn vier
oorlogsmusea en -plaatsen die het meest spontaan worden genoemd door zowel VO- als PO-docenten. De spontane bekendheid van
Airborne Museum Hartenstein is alleen onder VO-docenten redelijk groot. Andere oorlogsmusea en -plaatsen worden minder vaak spontaan
genoemd. De bekendheid van de musea komt niet altijd overeen met het daadwerkelijke bezoek. Zo genieten Oorlogsmuseum Overloon en
Herinneringscentrum Kamp Westerbork veel bekendheid, terwijl ze niet in de top-3 staan van beste bezochte musea (in klasverband).
Spontane bekendheid: welke oorlogsmusea en – plaatsen in
Nederland kent u, al is het alleen maar van naam? (open vraag)
52
Oorlogsmuseum Overloon
40
45
43
41
42
39
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
Anne Frank Huis
Nationaal Monument Kamp Vught
Airborne Museum Hartenstein
Nationaal Bevrijdingsmuseum Groesbeek
Verzetsmuseum Amsterdam
Nationaal Monument Kamp Amersfoort
Hollandsche Schouwburg
Grebbeberg (slagveld en ereveld)
Oorlogsbegraafplaats Margraten
Fries Verzetsmuseum Leeuwarden
Joods Historisch Museum
Welke oorlogsmusea en -plaatsen
noemt men nog meer?
Hoge
spontane
bekendheid
23
27
15
19
11
17
6
16
7
16
4
12
10
11
8
10
2
8
10
0
voortgezet onderwijs (n=186)
Matige
spontane
bekendheid
100 %
50
primair onderwijs (n=246)
26
Vrijwel alle docenten weten één of meer
oorlogsplaatsen en -musea te noemen. Slechts
7% (n=30) geeft aan geen enkele plaats of
museum te kunnen noemen. Kleine of lokale
musea worden ook veel genoemd: 19% van de
docenten noemt lokale musea zoals het
Verzetsmuseum in Breda of het
Bevrijdingsmuseum in Nieuwdorp (Zeeland).

Leeftijd: docenten van 55 tot en met 64
jaar noemen relatief vaak het Oorlogsmuseum Overloon (60%). Het
oorlogsmuseum Overloon werd in 1946
geopend onder de naam Nationaal
Oorlogs- en Verzetsmuseum geopend en
is daarmee het oudste oorlogsmuseum
van Nederland.
Geholpen bekendheid: de bekendste oorlogsmusea en -plaatsen
Het Anne Frank Huis en Herinneringscentrum Kamp Westerbork zijn alom bekend onder docenten. De bekendheid van andere oorlogsmusea
en -plaatsen is minder groot. De bekendheid van de meeste oorlogsmusea en -plaatsen is onder VO-docenten groter dan onder PO-docenten.
Dit geldt in sterke mate voor Nationaal Monument Kamp Amersfoort, de Hollandsche Schouwburg en het Verzetsmuseum Amsterdam; drie
musea die redelijk bekend zijn onder VO-docenten, maar relatief onbekend zijn bij veel PO-docenten.
Geholpen bekendheid: hieronder staat een aantal
oorlogsmusea en –plaatsen in Nederland weergegeven. Welke
kent u, al is het alleen maar van naam?
91
Herinneringscentrum Kamp Westerbork
84
84
Nationaal Monument Kamp Vught
64
85
Joods Historisch Museum
61
68
65
69
Grebbeberg (slagveld en ereveld)
Oorlogsmuseum Overloon
53
Amerikaanse Oorlogsbegraafplaats Margraten
53
Welke oorlogsmusea en -plaatsen worden het best bezocht?
71
48
Margraten Memorial Center
43
In het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 is aan het Nederlands publiek
gevraagd welke oorlogsmusea- of plaatsen zij ooit hebben bezocht. Het
Anne Frank Huis en de Amerikaanse oorlogsbegraafplaats Margraten
zijn het best bezocht: 38% van de Nederlanders gaf aan deze plaatsen
ooit te hebben bezocht. Herinneringscentrum Kamp Westerbork (32%),
slag- en ereveld de Grebbeberg (32%) en Oorlogsmuseum Overloon
(30%) zijn eveneens veel bezochte oorlogsmusea en –plaatsen.
63
Nationaal Monument Kamp Amersfoort
31
67
Hollandsche Schouwburg
27
59
Verzetsmuseum Amsterdam
31
34
Museon
Airborne Museum Hartenstein
Aan docenten is gevraagd een schatting te maken van het aantal
oorlogsmusea in Nederland. De gemiddelde schatting is dat er in
Nederland 43 oorlogsmusea zijn. In werkelijkheid zijn er ruim tachtig.
Docenten schatten het aantal musea beter in dan het Nederlands
publiek. In het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011 werd dezelfde vraag
voorgelegd. De meeste Nederlanders dachten dat er minder dan 20
oorlogsmusea in Nederland waren.
97
96
Anne Frank Huis
Museum Bronbeek
Hoeveel oorlogsmusea zijn er in Nederland?
41
47
21
39
25
0
voortgezet onderwijs (n=186)
50
100 %
primair onderwijs (n=246)
27

Leeftijd: de geholpen bekendheid van de meeste oorlogsmusea en plaatsen is groter onder docenten van 55 jaar en ouder dan onder
docenten die jonger zijn dan 55 jaar.
Activiteiten: een vergelijking tussen docenten en het Nederlands publiek
PO- en VO-docenten ondernemen veel vaker activiteiten die gerelateerd zijn aan de Tweede Wereldoorlog dan het Nederlands publiek en
jongeren van 13- tot en met 17 jaar (VO-scholieren). Dat geldt voor zowel activiteiten binnenshuis én buitenshuis. Activiteiten binnenshuis
worden vaker ondernomen dan activiteiten buitenshuis.
Welke activiteiten ondernemen PO- en VO-docenten en het Nederlandse bevolking in het kader van de Tweede
Wereldoorlog? (vergelijking met het Nationaal Vrijheidsonderzoek 2011; alleen percentages ‘regelmatig’ tot ‘vaak’)
hoogdrempelig:
activiteiten buitenshuis
% 100
laagdrempelig:
activiteiten binnenshuis
83
77
75
66
63
57
50
41
39
47
44
42
38
31
24
14
13
30
27
17
16
15
0
een
oorlogsmuseum
bezoeken
een oorlogsplaats
een
een roman (fictie)
een
een documentaire een film over WO II
bezoeken
oorlogsmonument over WO II lezen geschiedenisboek over WO II kijken
kijken
bezoeken
over WO II lezen
voortgezet onderwijs (n=174)
primair onderwijs (n=246)
28
2011 (NL publiek)
Belangstelling en thema’s
Onderzoeksverantwoording
29
Onderzoeksverantwoording
Vragenlijst
Het onderzoek liep van 10 december 2013 tot en met 7 april 2014 en heeft online plaatsgevonden. De respondenten
ontvingen een uitnodigingsbrief met een unieke link die ze toegang gaf tot de online vragenlijst. De gemiddelde invulduur
van de vragenlijst bedroeg ruim 15 minuten.
Docenten geschiedenis voortgezet onderwijs
Uit het ledenbestand van de Vereniging van Docenten in Geschiedenis en Staatinrichting in Nederland (VGN) en een open
source adresbestand van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen zijn 1.501 geschiedenisdocenten
uitgenodigd om deel te nemen aan het onderzoek. Hierbij ontving elke onderwijsinstelling één brief die was geadresseerd
aan de sectie geschiedenis of werd de betreffende docent op naam uitgenodigd. In totaal hebben n=186 docenten aan het
onderzoek deelgenomen wat de respons onder deze groep op 12% brengt.
Docenten primair onderwijs
In totaal zijn 1.703 scholen in het primair onderwijs benaderd om te deel nemen aan het onderzoek. Hierbij ontving elke
onderwijsinstelling één brief die was gericht aan de docent van groep 7 of groep 8. De steekproef is at random getrokken uit
een open source bestand van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen met daarin alle adressen van
onderwijsinstellingen in het primair onderwijs in Nederland (totaal 6.802 adressen). In totaal hebben n=245 docenten
deelgenomen aan het onderzoek, wat de respons op 14% brengt.
30