Inspectierapport Tatatoek (BSO) Galjoenstraat 111b 1503AR ZAANDAM Registratienummer: 496983209 Toezichthouder: GGD Zaanstreek-Waterland In opdracht van gemeente: ZAANSTAD Datum inspectiebezoek: 19-11-2013 Type onderzoek: Regulier onderzoek (Aangekondigd) Status: Definitief Datum vaststelling inspectierapport: 15-01-2014 Inhoudsopgave Inleiding....................................................................................................................... 3 Advies aan gemeente ..................................................................................................... 4 Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein ................................................... 6 Het inspectieonderzoek: Uitwerking beoordeling toezichthouder per inspectie-item................... 9 Gegevens voorziening..................................................................................................... 19 Gegevens toezicht.......................................................................................................... 19 Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum .......................................................................... 22 2 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM Inleiding Waarom toezicht? De rijksoverheid stelt aan kindercentra, gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderopvang en peuterspeelzalen kwaliteitseisen op onder andere het gebied van: personeel, veiligheid en gezondheid, accommodatie en inrichting, groepsgrootte, beroepskracht-kind-ratio, pedagogisch beleid en pedagogische praktijk, ouderinspraak, klachten, voorschoolse educatie en aan de zorgplicht en taken van het gastouderbureau. Jonge kinderen zijn kwetsbaar. De kwaliteit van de eerste jaren van een kind heeft grote invloed op zijn latere ontwikkeling. Het aanbieden van verantwoorde kinderopvang in een gezonde en veilige omgeving is daarom belangrijk. Wie is waarvoor verantwoordelijk? Het kindercentrum, de peuterspeelzaal of de gastouder is verantwoordelijk voor het leveren van kwalitatief goede kinderopvang. Het gastouderbureau is verantwoordelijk voor de beleidsmatige zaken die kwalitatief goede kinderopvang mogelijk maken. De gemeente is verantwoordelijk voor het toezicht en de handhaving op die kwaliteit. In opdracht van de gemeente voert de GGD inspectieonderzoeken uit, waarbij zij beoordeelt of aan de gestelde eisen wordt voldaan. Zo nodig adviseert de GGD aan de gemeente om maatregelen te nemen. Waarop is het toezicht gebaseerd? Om de kwaliteit te kunnen beoordelen heeft de rijksoverheid onder meer regels in de ‘Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen’, het ‘Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’, ‘het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie’ en de ‘Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen’ geformuleerd. Om te kunnen beoordelen of aan deze regels wordt voldaan, werken alle toezichthouders in Nederland met dezelfde instrumenten, zoals vragenlijsten, om op een gestructureerde manier informatie te verzamelen tijdens een inspectiebezoek. Het toezicht door de GGD vindt risicogestuurd plaats. Dit houdt in dat minder toezicht gehouden wordt bij de kindercentra waar dat kan, en meer waar dat nodig is. Ieder gastouderbureau wordt jaarlijks geïnspecteerd; jaarlijks vindt bij een selectie van de gastouders toezicht plaats. Wat is het doel van het inspectierapport? De bevindingen van het inspectieonderzoek staan in dit inspectierapport. Het doel van dit rapport is: 1. Weergeven van het oordeel over het al dan niet voldoen aan de gestelde kwaliteitseisen. Het kan gaan om de eisen die gesteld worden aan kindercentra, het gastouderbureau en de peuterspeelzaal om in het landelijk register Kinderopvang en Peuterspeelzalen opgenomen te worden dan wel om eisen die aan kindercentra, gastouderbureaus, voorzieningen voor gastouderopvang en peuterspeelzalen gesteld worden die al in exploitatie zijn. 2. Aan de gemeente rapporteren in hoeverre het kindercentrum, het gastouderbureau, de voorziening voor gastouderopvang en de peuterspeelzaal aan de kwaliteitseisen voldoet en een advies uitbrengen over eventuele vervolgstappen. 3. De ouders informeren over de mate waarin het kindercentrum, het gastouderbureau, de voorziening voor gastouderopvang en de peuterspeelzaal aan de kwaliteitseisen van de Wet kinderopvang en de Wet klachtrecht cliënten zorgsector voldoet. Leeswijzer Dit inspectierapport geeft een overzicht van de getoetste eisen en geeft hierbij aan wat de toezichthouder heeft geconstateerd en wat zijn beoordeling is. In het “Overzicht bevindingen” staan de bevindingen van de toezichthouder heel kort per inspectiedomein samengevat en in “Het inspectieonderzoek” staan ze per inspectie-item uitgewerkt. Een toezichthouder oordeelt of er aan de gestelde voorwaarde is voldaan (“ja”), of dit niet het geval is (“nee”), of dat hij niet tot een oordeel kon komen (“niet beoordeeld”). Om de gemeente van de benodigde informatie te voorzien om te kunnen bepalen of en in welke mate gehandhaafd dient te worden geeft de toezichthouder, indien op een domein niet aan alle voorwaarden is voldaan, een beschrijving van de context van de voorwaarde(n) waaraan niet voldaan is. Ook bevat het inspectierapport een beschouwing door de toezichthouder en het advies van de toezichthouder aan de gemeente met betrekking tot de handhaving. Daarnaast bevat het inspectierapport een aantal basisgegevens van het kindercentrum, het gastouderbureau, de voorziening voor gastouderopvang of de peuterspeelzaal, de gemeente en de toezichthouder en, indien van toepassing, de zienswijze van de houder van het kindercentrum, het gastouderbureau, de voorziening voor gastouderopvang of de peuterspeelzaal. 3 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM Beschouwing toezichthouder In dit inspectierapport zijn niet alle items beoordeeld, omdat er sprake is van een zogeheten risicogestuurd toezicht (RGT). Met behulp van het model risicoprofiel zijn de inspectieactiviteiten bepaald. Deze inspectieactiviteiten richten zich primair op de kwaliteit van de dagelijkse praktijk, aangevuld met aandachtspunten uit vorige inspecties. Buitenschoolse opvang (BSO) Tatatoek is geopend in 2010 en is gevestigd in het schoolgebouw van de Vrije school Zaantreek. Er wordt buitenschoolse opvang aangeboden aan kinderen vanaf 4 jaar. BSO Tatatoek heeft een gedeelde pedagogische visie met de Vrije School: beiden werken vanuit hetantroposofisch mensbeeld. Op BSO Tatatoek zijn echter ook kinderen van buitenaf welkom. Tijdens het inspectiebezoek was er een duidelijke structuur te zien in de dagindeling. Zo werd er op een bepaald moment fruit aangeboden en was er op een vast moment een korte kringactiviteit. Tijdens de activiteit werd van de kinderen deelname verwacht. Na afloop kon er weer vrij worden gespeeld. Het vorig regulier inspectiebezoek heeft plaatsgevonden in december 2012. Er is toen geconstateerd dat er niet werd voldaan aan enkele voorwaarden voortkomend uit de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Om deze reden is er in september 2013 een nader onderzoek uitgevoerd waarbij is bekeken of er inmiddels aan de betreffende voorwaarden werd voldaan. Nog niet alle tekortkomingen bleken opgeheven te zijn. Daarom heeft de GGD aan de gemeente geadviseerd hier handhavend tegen op te treden. De gemeente heeft dit advies overgenomen. Daarbij is aan de houder opnieuw een hersteltermijn geboden. De houder heeft op 15 januari 2014 een aangepast klachtenverslag aangeleverd, welke inhoudelijk direct is beoordeeld. Na nader onderzoek blijkt dat het klachtenverslag inmiddels voldoet aan de gestelde eisen. Tijdens dit huidige jaarlijks onderzoek is gebleken dat het herschreven pedagogisch beleid nog niet aan alle eisen voldoet. Aan de overige getoetste voorwaarden wordt voldaan. Advies aan gemeente 4 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM Advies: niet handhaven handhaven conform handhavingsbeleid, hierbij rekening houdend met de verzwarende en verzachtende omstandigheden eventuele opmerkingen toezichthouder: In dit rapport zijn het jaarlijks toezicht en een nader onderzoek met elkaar gecombineerd. In december 2012 is geconstateerd dat er niet werd voldaan aan enkele voorwaarden voortkomend uit de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Om deze reden is er in september 2013 een nader onderzoek uitgevoerd waarbij is bekeken of er inmiddels aan de betreffende voorwaarden werd voldaan. Aan voorwaarde 7.1.6 en 7.2.4 werd nog niet voldaan. Daarom heeft de GGD eerder geadviseerd hier handhavend tegen op te treden. Dit advies is overgenomen. Daarbij is aan de houder opnieuw een hersteltermijn geboden. De houder heeft op 15-1-2014 een aangepast klachtenverslag toegezonden, welke voldoet aan de gestelde eisen. De eerder geconstateerde tekortkoming is daarmee opgeheven en er wordt geadviseerd de handhaving op deze punten te beëindigen. Uit dit jaarlijks onderzoek is gebleken dat aan de volgende voorwaarden nog niet wordt voldaan: 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan 4Bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen besteedt de houder in het pedagogisch beleidsplan aantoonbaar extra aandacht aan de omgang met de basisgroep. 5Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. 6Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. 7Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio. 8Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen. (advieshersteltermijn: 2 maanden) 5 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM Overzicht bevindingen toezichthouder per inspectiedomein 0. Kinderopvang in de zin van de Wet kinderopvang Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor het starten van een kindercentrum dat bedrijfsmatig of anders dan om niet gedurende de opvang verzorging en opvoeding biedt aan kinderen in de leeftijd van 0 jaar tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint. Dit domein maakt geen deel uit van deze inspectie. 1. Ouders Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor het instellen van een oudercommissie, het reglement, de samenstelling en werkwijze van de oudercommissie, het adviesrecht van de oudercommissie en de informatieverstrekking aan ouders. Beoordeling toezichthouder Van de 15 voorwaarden van dit domein: -is aan 1 voorwaarden voldaan De overige 14 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie. 2. Personeel Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor verklaringen omtrent het gedrag, passende beroepskwalificatie, de inzet van pedagogisch medewerkers in ontwikkeling en het gebruik van de Nederlandse taal. Beoordeling toezichthouder Van de 5 voorwaarden van dit domein: -is aan 4 voorwaarden voldaan De overige voorwaarde is geen onderdeel van deze inspectie. 3. Veiligheid en gezondheid Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de waarborging van de veiligheid en gezondheid van kinderen. De houder legt in een risico-inventarisatie schriftelijk vast welke risico’s de opvang van kinderen met zich meebrengt. Verder gelden normen voor de inhoud en uitvoering van de risico-inventarisatie. Dit domein maakt geen deel uit van deze inspectie. 6 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 4. Accommodatie en inrichting Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de accommodatie en inrichting van de binnenruimte en de buitenspeelruimte. Dit domein maakt geen deel uit van deze inspectie. 5. Groepsgrootte en beroepskracht-kindratio Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de groepsgrootte en de verhouding tussen het aantal beroepskrachten en aantal kinderen (de beroepskracht-kindratio). Beoordeling toezichthouder Van de 10 voorwaarden van dit domein: -is aan 4 voorwaarden voldaan De overige 6 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie. 6. Pedagogisch beleid en praktijk Onder de Wet kinderopvang gelden normen voor de aanwezigheid van een pedagogisch beleidsplan, de inhoud van een pedagogisch beleidsplan en de relatie van het beleidsplan met de praktijk. In de praktijk dienen voorwaarden te worden vervuld voor het waarborgen van de emotionele veiligheid van kinderen, de ontwikkeling van de persoonlijke- en de sociale competentie van kinderen en de overdracht van normen en waarden. Beoordeling toezichthouder Van de 15 voorwaarden van dit domein: -is aan 10 voorwaarden voldaan -is aan de volgende 5 voorwaarden niet voldaan: 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan, voorwaarde 4: Bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen besteedt de houder in het pedagogisch beleidsplan aantoonbaar extra aandacht aan de omgang met de basisgroep. 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan, voorwaarde 5: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen. 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan, voorwaarde 6: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan, voorwaarde 7: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskracht-kindratio. 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan, voorwaarde 8: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen. 7 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 7. Klachten De Wet klachtrecht cliënten zorgsector stelt eisen aan het kindercentrum. Het gaat hier om een klachtenregeling met waarborgen voor een onafhankelijke afhandeling en het vastleggen in een openbaar verslag. De Wet kinderopvang stelt eisen aan het treffen van een klachtenregeling voor oudercommissies. Beoordeling toezichthouder Van de 12 voorwaarden van dit domein: -is aan 3 voorwaarden voldaan -zijn de volgende 2 voorwaarden niet beoordeeld: 7.1 voorwaarde 7 7.2 voorwaarde 5 De overige 7 voorwaarden zijn geen onderdeel van deze inspectie. 8 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM Het inspectieonderzoek: Uitwerking beoordeling toezichthouder per inspectie-item 1. Ouders 1.3 Informatie Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 2 De houder plaatst het inspectierapport op de eigen website. Indien geen website aanwezig is legt de houder een afschrift van het inspectierapport op een voor ouders en personeel toegankelijke plaats. (art 1.54 lid 2 en 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder 9 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 2. Personeel 2.1 Verklaring omtrent het gedrag Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 1 De houder en personen werkzaam bij de onderneming waarmee de houder het kindercentrum exploiteert zijn in het bezit van een verklaring omtrent het gedrag. (art 1.50 lid 3 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) 2 De verklaring omtrent het gedrag is vóór aanvang van de werkzaamheden bij het kindercentrum overgelegd. (art 1.50 lid 3, 4, 6, 8 en 9 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) 3 De verklaring omtrent het gedrag is bij aanvang van de werkzaamheden niet ouder dan twee maanden. (art 1.50 lid 3, 4 en 6 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder De toetsing van de Verklaringen omtrent Gedrag is gebaseerd op een steekproef. 2.2 Passende beroepskwalificatie Ja Voorwaarde Nee Niet beoordeeld 1 Alle beroepskrachten beschikken over de voor de werkzaamheden passende beroepskwalificatie zoals in de CAO kinderopvang is opgenomen.1 (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 3 lid 1, 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder De toetsing van de beroepskwalificaties is gebaseerd op een steekproef. 1 Voor personen die vanaf een moment vóór mei 1991 in dienst zijn bij huidige werkgever geldt een overgangsbepaling. Zij hoeven niet te beschikken over een passende beroepskwalificatie zoals in de cao kinderopvang is opgenomen. 10 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 5. Groepsgrootte en beroepskracht-kindratio 5.1 Opvang in groepen Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 1 Ieder kind behoort bij een basisgroep. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 1 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 2a De basisgroep bestaat uit maximaal twintig kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 1 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF 2b De basisgroep bestaat uit maximaal dertig kinderen in de leeftijd van 8 jaar tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 2 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder Er is sprake van één basisgroep, welke wordt opgevangen in een groepsruimte die uit twee delen bestaat. De grote ruimte 'Roef' en de aangrenzende 'tweede huiskamer Kristal'. 11 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 5.2 beroepskracht-kindratio Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 1a De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 4 jaar. - 1 beroepskracht per 10 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar. Bij kinderen van verschillende leeftijden in één groep wordt het minimale aantal beroepskrachten berekend met de rekentool op www.rijksoverheid.nl. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 3 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) OF 1b De verhouding tussen het aantal beroepskrachten en het aantal feitelijk gelijktijdig aanwezige kinderen in de groep bedraagt ten minste: - 2 beroepskrachten en een extra volwassene per 30 aanwezige kinderen in de leeftijd vanaf 8 jaar.2,3 (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 4 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder De toetsing van de beroepskracht-kindratio is gebaseerd op een steekproef. 5.3 Inzet beroepskrachten in afwijking van de beroepskracht-kindratio Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 4 Minstens de helft van het aantal vereiste beroepskrachten wordt ingezet wanneer er tijdelijk wordt afgeweken van de beroepskracht-kindratio. (art 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 2 en 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 7 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder 2 Als bij (spel)activiteiten de kinderen de basisgroep verlaten, kan de beroepskracht-kindratio op kindercentrumniveau worden vastgesteld volgens dezelfde sleutel. De op locatie aanwezige beroepskrachten houden zich bezig met taken die direct met de kinderen te maken hebben. 3 Tot de leeftijd waarop het basisonderwijs voor die kinderen eindigt. 12 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 6. Pedagogisch beleid en praktijk 6.1 Pedagogisch beleidsplan4 Ja Voorwaarde Nee Niet beoordeeld 1 De houder heeft een pedagogisch beleidsplan waarin de voor dat kindercentrum kenmerkende visie op de omgang met kinderen is beschreven. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk) Toelichting toezichthouder 4 Conform art 5 lid 3 sub e van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk dient het Pedagogisch beleidsplan gereed te zijn voordat de aanvraag tot registratie wordt ingediend. 13 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 6.1.1 Inhoud pedagogisch beleidsplan Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 1 In het pedagogisch beleidsplan staat in duidelijke en observeerbare termen het volgende beschreven: de wijze waarop de emotionele veiligheid van kinderen wordt gewaarborgd, de mogelijkheden voor kinderen tot de ontwikkeling van hun persoonlijke- en sociale competentie, en de wijze waarop de overdracht van normen en waarden aan kinderen plaatsvindt. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 2 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de werkwijze, de maximale omvang en de leeftijdsopbouw van de basisgroep. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub b Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 3 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen bij welke (spel)activiteiten kinderen hun basisgroep verlaten. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub c Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 4 Bij activiteiten in groepen groter dan dertig kinderen besteedt de houder in het pedagogisch beleidsplan aantoonbaar extra aandacht aan de omgang met de basisgroep. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 4 lid 1 en 3 en art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 6 lid 6 Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 5 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen.5 (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub d Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 6 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 5 Het betreft volwassenen zoals vrijwilligers, stagiair(e)s, groepshulpen of huishoudelijke hulpen en de derde volwassene die ingezet wordt bij een groep 8-12 jarigen. 14 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 7 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet in afwijking van de beroepskrachtkindratio. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub g Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 8 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub e Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 9 Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen het beleid ten aanzien van het gebruik maken van kinderopvang gedurende extra dagdelen. (art 1.50 lid 1 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub f Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder Voorwaarde 4: Op dit moment vangt de houder weliswaar maximaal 20 kinderen op in één groep, maar de houder heeft een registratie voor maximaal 40 kinderen. In het pedagogisch beleidsplan is niet duidelijk te lezen of er activiteiten plaatsvinden in groepen groter dan 30 kinderen, wanneer er meer dan 20 kinderen zouden worden opgevangen. Voorwaarde 5 t/m 8: Een beschrijving van deze voorwaarden is niet opgenomen in het pedagogisch beleidsplan. Beoordeeld is het pedagogisch beleidsplan, versie augustus 2013. 15 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 6.1.2 Pedagogische praktijk Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 1 De houder draagt zorg voor uitvoering van het pedagogisch beleidsplan. (art 1.50 lid 1 en 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 3 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 2 De houder draagt zorg voor het waarborgen van emotionele veiligheid. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 3 De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van persoonlijke competentie te komen. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 4 De houder draagt er zorg voor dat de kinderen de mogelijkheid krijgen om tot ontwikkeling van sociale competentie te komen. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) 5 De houder draagt zorg voor de overdracht van normen en waarden. (art 1.49 en 1.50 lid 2 Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen; art 5 lid 2, 3 en 4 Besluit kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen; art 7 lid 1 sub a Regeling kwaliteit kinderopvang en peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder In de praktijk is duidelijk de antroposofische achtergrond te herkennen. Dit uit zich bijvoorbeeld in het materiaalaanbod, maar ook in de dagindeling. Er zijn duidelijke rustmomenten ingebouwd, waarbij een herkenbare structuur wordt aangeboden. Op sommige momenten kan dit een enigszins 'schools karakter' hebben. Hier wordt bewust voor gekozen. Een voorbeeld hiervan is het kringmoment waarin er fruit wordt gegeten. Op dit moment wordt van de kinderen verwacht dat ze stil zijn en luisteren naar het verhaal dat wordt voorgelezen. Volgens een vaste volgorde wordt er fruit aangeboden. Ook konden de kinderen die dit wilden tijdens het kringmoment een kleine voorstelling geven. De andere kinderen zijn dan het publiek. Zo hadden enkele kinderen een domino-baan gemaakt, welke in werking werd gesteld toen alle kinderen dit konden zien. Een reactie van een kind was, toen het daarna weg huppelde: "Dit was écht leuk!". De kinderen wisten tijdens de observatie wat er van hen werd verwacht en handelden hier ook naar. Na het kringmoment werd er weer volop gespeeld. De leidsters waren goed bekend met de kinderen en wisten goed uit te leggen waarom een kind zich bijvoorbeeld opvallend rustig gedroeg. Er is sprake van een goede overdracht tussen de BSO en school en/ of ouders. 16 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 7. Klachten 7.1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 2 De houder brengt de regeling op passende wijze onder de aandacht van ouders. (art 2 lid 1 Wet klachtrecht cliënten zorgsector) 6 De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar verslag wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen worden aangegeven.6 (art 2 lid 7 Wet klachtrecht cliënten zorgsector) 7 De houder zendt het verslag voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 2 lid 9 Wet klachtrecht cliënten zorgsector) Toelichting toezichthouder In december 2012 is geconstateerd dat er niet werd voldaan aan enkele voorwaarden voortkomend uit de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Om deze reden is er in september 2013 een nader onderzoek uitgevoerd waarbij is bekeken of er inmiddels aan de betreffende voorwaarden werd voldaan. Aan voorwaarde 6 werd nog niet voldaan. Daarom heeft de GGD aan de gemeente geadviseerd hier handhavend tegen op te treden. De gemeente heeft dit advies overgenomen. Daarbij is aan de houder opnieuw een hersteltermijn geboden. De houder heeft op 15 januari 2014 een aangepast klachtenverslag aangeleverd, welke inhoudelijk direct is beoordeeld. Na nader onderzoek blijkt dat het klachtenverslag inmiddels voldoet aan de gestelde eisen. Voorwaarde 7 is niet beoordeeld, omdat de houder van de gemeente een hersteltermijn heeft gekregen om aan de voorwaarden te voldoen. Deze hersteltermijn was later dan 1 juni. 6 Het openbaar verslag bevat de volgende onderdelen: beknopte beschrijving van de regeling, de wijze waarop de houder de regeling onder de aandacht heeft gebracht, de samenstelling van de klachtencommissie, in welke mate de klachtencommissie haar werkzaamheden heeft kunnen verrichten, het aantal en de aard van de door de klachtencommissie behandelde klachten, de strekking van de oordelen en de aanbevelingen en de aard van de maatregelen. 17 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 7.2 Klachtenregeling oudercommissie Ja Voorwaarden Nee Niet beoordeeld 4 De houder draagt er zorg voor dat over elk kalenderjaar een openbaar verslag wordt opgesteld, waarin ten minste een aantal vaste onderdelen worden aangegeven.7 (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) 5 De houder zendt het verslag voor 1 juni van het daaropvolgende kalenderjaar aan de GGD. (art 1.60a Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen) Toelichting toezichthouder In december 2012 is geconstateerd dat er niet werd voldaan aan enkele voorwaarden voortkomend uit de Wet klachtrecht cliënten zorgsector. Om deze reden is er in september 2013 een nader onderzoek uitgevoerd waarbij is bekeken of er inmiddels aan de betreffende voorwaarden werd voldaan. Aan voorwaarde 4 werd nog niet voldaan. Daarom heeft de GGD aan de gemeente geadviseerd hier handhavend tegen op te treden. De gemeente heeft dit advies overgenomen. Daarbij is aan de houder opnieuw een hersteltermijn geboden. De houder heeft op 15 januari 2014 een aangepast klachtenverslag aangeleverd, welke inhoudelijk direct is beoordeeld. Na nader onderzoek blijkt dat het klachtenverslag inmiddels voldoet aan de gestelde eisen. Voorwaarde 5 is niet beoordeeld, omdat de houder van de gemeente een hersteltermijn heeft gekregen om aan de voorwaarden te voldoen. Deze hersteltermijn was later dan 1 juni. 7 Het openbaar verslag bevat de volgende onderdelen: beknopte beschrijving van de regeling, de wijze waarop de houder de regeling onder de aandacht heeft gebracht, de samenstelling van de klachtencommissie, in welke mate de klachtencommissie haar werkzaamheden heeft kunnen verrichten, het aantal en de aard van de door de klachtencommissie behandelde klachten, de strekking van de oordelen en de aanbevelingen en de aard van de maatregelen. 18 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM Gegevens voorziening Opvanggegevens Naam voorziening : Tatatoek Website : http://www.bsotatatoek.nl Aantal kindplaatsen : 40 Gegevens houder Naam houder : Barbara Frederike Groenland Adres : Galjoenstraat 111B Postcode en plaats : 1503AR ZAANDAM KvK nummer : 34374242 Gegevens toezicht Gegevens toezichthouder (GGD) Naam GGD : GGD Zaanstreek-Waterland Adres : Vurehout 2 Postcode en plaats : 1507EC ZAANDAM Telefoonnummer : 0900-2545454 Onderzoek uitgevoerd door : Mevr. van Lith Gegevens opdrachtgever (gemeente) Naam gemeente : ZAANSTAD Adres : Postbus 2000 Postcode en plaats : 1500GA ZAANDAM Inspectiegegevens Type inspectie : Regulier onderzoek (Aangekondigd) 19 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM Reden regulier onderzoek : Jaarlijks toezicht, gecombineerd met een nader onderzoek naar Domein 7: het klachtrecht, aangezien hier niet aan werd voldaan tijdens een eerder onderzoek. Planning Datum inspectiebezoek : 19-11-2013 Opstellen concept inspectierapport : 31-12-2013 Zienswijze houder : 15-01-2014 Vaststelling inspectierapport : 15-01-2014 Verzenden inspectierapport naar houder en oudercommissie : 15-01-2014 Verzenden inspectierapport naar gemeente : 15-01-2014 Openbaar maken inspectierapport : 05-02-2014 Overzicht gebruikte bronnen Interview houder en/of : Mevrouw Groenland, houder. locatieverantwoordelijke Interview anderen : Beroepskrachten en stagiaires. Observaties : Binnen- en buitenmilieu en de inrichting van de verschillende ruimten, de pedagogische kwaliteit. Andere bronnen: Notulen oudercommissie Informatiemateriaal voor ouders Website Nieuwsbrieven Verklaringen omtrent het gedrag Diploma's beroepskrachten Arbeidscontracten Risico-inventarisatie veiligheid Risico-inventarisatie gezondheid Plattegrond Presentielijsten Personeelsrooster Pedagogisch beleidsplan, augustus 2013 Notulen teamoverleg Klachtenregeling Jaarverslag Wet klachtrecht cliënten zorgsector Klachtenregeling oudercommissie Jaarverslag klachtenregeling oudercommissie 20 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM 21 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM Bijlage: Zienswijze houder kindercentrum 15 januari 2014 BSO Tatatoek herkent zich wederom in het beeld dat uit dit inspectierapport naar voren komt. Wij zijn geen reguliere BSO, maar werken heel bewust vanuit de antroposofische pedagogische visie, die wij delen met de Vrije School Zaanstreek en Peuterspeelzaal Windekind (waarmee wij het gebouw delen en met wie wij samenwerken). Wij zien ieder kind als een unieke persoonlijkheid, die zijn eigen levensweg zal gaan en op die manier zinvol zal bijdragen aan de wereld. Het opgroeiende kind moet ruimte worden geboden om aan de eigen ontwikkeling vorm en inhoud te kunnen geven, waarbij de opvoeder een voorwaardenscheppende rol heeft. We helpen het kind zelf zijn eigen vaardigheden te ontdekken en te ontwikkelen door de wil te stimuleren, opdat het later als volwassene het doorzettingsvermogen bezit om daadwerkelijk uit te voeren wat het zich tot doel heeft gesteld. Door bewust de zintuiglijke omgeving van het kind vorm te geven, door het kind te omringen met mooie, goede en waarachtige dingen, kan het kind een basisvertrouwen ontwikkelen dat de grondslag vormt voor een positieve levenshouding. In ons pedagogisch beleid maken wij gebruik van de nabootsing; rust, ritme en herhaling; respect, eerbied en dankbaarheid; wilsopvoeding en uitdaging; en ontwikkeling van de zintuigen. Wij stellen de kinderen, hun interesses en behoeften, het vrije spel en hun fantasie & belevingswereld centraal, en werken er iedere middag heel bewust aan om de voorwaarden en omgeving hiervoor zo optimaal mogelijk te maken. Met een duidelijke dagstructuur streven wij naar een ritme van in- en uitademing, waarbij ruimte is voor zowel in- als ontspanning, en waaraan de kinderen houvast, emotionele veiligheid en vertrouwen ontlenen. Om een zo veilig en huiselijk mogelijke omgeving te creëren, waarin de kinderen na een drukke en soms veeleisende schooldag weer echt tot zichzelf kunnen komen, proberen wij in de huiskamer een sfeer van rust en harmonie te bewaren. Opdat de kinderen die in de huiskamer in hun (fantasie-) spel opgaan, of in alle rust/concentratie zitten te knutselen en/of kletsen, daarin niet teveel worden verstoord, verplaatsen we wat drukker spel naar de hal of naar buiten, waar de kinderen zich echt aan hun spel en behoefte om te bewegen kunnen overgeven. Buiten spelen en meegaan met de seizoenen en de natuur zijn bij ons ook van groot belang. De sfeer bij Tatatoek is die van een gezellige huiskamer, waarin de kinderen vaak heerlijk zitten te tekenen, puzzelen, lezen of knutselen, veel praten en zingen, zowel met elkaar als met de leidsters, en volkomen kunnen opgaan in hun (fantasie-) spel of in de nabootsing. Ik vind het heel bijzonder om te zien hoe de kinderen aan het eind van een middag bij Tatatoek, ondanks dat ze misschien moe zijn van een lange dag, of wellicht veel hebben meegemaakt op school, weer terug bij zichzelf zijn, en helemaal kunnen opgaan in hun spel, kunstwerk of welke activiteit of ontspanning dan ook. Tot mijn trots en tevredenheid worden wij daarin ook regelmatig bevestigd door ouders, die ons vertellen blij te zijn dat hun kind het niet alleen erg naar zijn/haar zin heeft bij Tatatoek, maar dat ze ook het gevoel hebben dat hun kind echt gezien en gehoord wordt door de leidsters. Dat is voor ons het grootste compliment! In reactie op de door de GGD geconstateerde verbeterpunten in dit inspectierapport: Bij de inspectie d.d. 19-11-2013 oordeelde de GGD-inspecteur dat de inhoud van ons pedagogisch beleidsplan op een aantal punten niet aan alle eisen voldoet: Voorwaarde 4: Bij activiteiten in groepen groter dan 30 kinderen besteedt de houder in het pedagogisch beleidsplan aantoonbaar extra aandacht aan de omgang met de basisgroep: Toelichting toezichthouder: “Op dit moment vangt de houder weliswaar maximaal 20 kinderen op in één groep, maar de houder heeft een registratie voor maximaal 40 kinderen. In het pedagogisch beleidsplan is niet duidelijk te lezen of er activiteiten plaatsvinden in groepen groter dan 30 kinderen, wanneer er meer dan 20 kinderen zouden worden opgevangen.” Tatatoek is een kleine BSO en heeft op dit moment slechts één groep van maximaal 20 kinderen per dag. Op momenten waarop we meer dan 20 kinderen hebben, worden die verdeeld over twee groepen. In 2012-2013 hadden we tot de zomervakantie op de dinsdag tot 30 kinderen: op die dag vormden maximaal 10 kleuters die van 12.30-18.00 uur bleven één groep, met een eigen lokaal; de overige kinderen, die alleen van 12.30 tot 14.30 uur bleven, of pas om 14.30 uur 22 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM kwamen, zaten in een ander lokaal, waarbij de groepsgrootte tot 20 kinderen bedroeg. In de praktijk verdelen de kinderen zich over meerdere ruimtes, en met ons open deur-beleid gaan kinderen van de ene groep ook wel eens op bezoek bij de andere groep, of spelen samen bijv. in de hal of op het plein, waarbij de kinderen begeleid worden door pedagogisch medewerkers en ev. stagiaires. Activiteiten met groepen groter dan 20 kinderen doen wij in principe niet: we houden altijd de beroepskracht-kindratio in het oog, waarbij iedere pedagogisch medewerker maximaal 10 kinderen onder zijn/haar hoede heeft. Als we een enkele keer met alle groepen het park in gaan bijvoorbeeld, weten alle kinderen bij welke pedagogisch medewerker zij horen. Het aanbod van brede school-activiteiten, waarmee we in oktober 2013 zijn gestart, heeft op dit beleid ook geen invloed: de activiteiten vinden plaats in de grote zaal, naast Tatatoek, dus in een aparte groep die onder de hoede valt van vakdocenten via bijvoorbeeld Fluxus. De kinderen die op hun vaste middag bij Tatatoek deelnemen aan zo’n activiteit, zijn gedurende die 1-1,5 uur dan niet bij Tatatoek maar bij de activiteit, en komen pas daarna bij Tatatoek op de groep. Ze staan dus wel op onze presentielijst, en de pedagogisch medewerker houdt ook wel in de gaten of ze er zijn en onderhoudt gedurende de middag contact met de vakdocent en de groep, maar de kinderen die vanuit school deelnemen aan de cursussen komen dus niet bij Tatatoek op de groep. In principe telt de cursusgroep maximaal 10 kinderen, waarvan een wisselend aantal kinderen van Tatatoek komt en een aantal vanuit school. De beroepskrachtkindratio wordt dus ook hier gehandhaafd. Voorwaarde 5: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe beroepskrachten bij hun werkzaamheden worden ondersteund door andere volwassenen: Naast de pedagogisch medewerkers lopen op regelmatige basis stagiaires mee. Afhankelijk van hun studie verrichten zij verschillende werkzaamheden, variërend van licht huishoudelijke werkzaamheden tot activiteiten met de kinderen, onder toezicht en begeleiding van de pedagogisch medewerkers. De stagiaires hebben een VOG (verklaring omtrent gedrag) en staan boventallig op de groep; zij tellen dus niet mee voor de beroepskracht-kindratio. Daarnaast is de houder op vaste dagen aanwezig, en daarnaast regelmatig op momenten gedurende de middag voor o.m. overleg, oudergesprekken, ondersteuning indien nodig en diverse andere werkzaamheden. Tatatoek maakt behalve van stagiaires momenteel geen gebruik van vrijwilligers of andere volwassenen die de beroepskrachten ondersteunen. Voorwaarde 6: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum aanwezig is: Indien er slechts één pedagogisch medewerker op de groep staat, al dan niet met een stagiair(e), is er altijd een achterwacht aanwezig: ofwel een pedagogisch medewerker ofwel de houder, die wellicht niet op de groep staat, maar wel in aangrenzende ruimtes aanwezig/werkzaam is en regelmatig op de groep komt en contact heeft met de groepsleid(st)er. In principe zijn altijd twee beroepskrachten in het gebouw aanwezig, behalve tussen 8.00-8.30/9.00 uur ’s morgens op vakantiedagen, voordat de tweede medewerker start; gedurende die periode is echter de houder stand by, en binnen enkele minuten aanwezig. Voorwaarde 7: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen hoe ondersteuning is vormgegeven indien slechts één beroepskracht in het kindercentrum wordt ingezet, in afwijking van de beroepskracht-kindratio: Indien er slechts één pedagogisch medewerker op de groep staat, in afwijking van de beroepskracht-kindratio – bijvoorbeeld als de medewerkers om de beurt pauzeren – is er ofwel een stagiair(e) aanwezig op de groep, en een beroepskracht of de houder als achterwacht stand by, in het gebouw of vlakbij, en indien nodig binnen enkele minuten aanwezig; ofwel is een andere 23 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM pedagogisch medewerker of de houder op de groep of in een aangrenzende ruimte aanwezig – al naar gelang de behoefte en activiteit van de groep – gedurende de periode dat er slechts één beroepskracht is i.p.v. de benodigde twee. In de vakantieroosters is de achterwacht altijd geregeld; bij incidentele afwijkingen van de beroepskracht-kindratio tijdens gewone middagen is er altijd een achterwacht aanwezig: ofwel een pedagogisch medewerker ofwel de houder, en eventueel stagiair(e)s. Voorwaarde 8: Het pedagogisch beleidsplan beschrijft in duidelijke en observeerbare termen de wijze waarop kinderen kunnen wennen aan een nieuwe basisgroep waarin zij zullen worden opgevangen: Bij de intake van nieuwe kinderen bespreken we het wennen en de mogelijkheid om het kind in het begin nog wat vroeger op te halen met de ouders. Voordat het kind in de groep start maken we een afspraak voor kennismaking, waarbij het kind met de ouders komt kijken, een rondleiding en uitleg krijgt en even op de groep blijft. Op diezelfde middag of een andere middag – afhankelijk van de mogelijkheden – blijft het kind even zonder de ouders in de groep tijdens de kring om 16.30 met het verhaal, of op een ander moment waarop het makkelijk kan aansluiten, terwijl wij met de ouders een intakegesprek voeren. Als het kind het nog spannend vind om alleen in de groep te blijven, blijft één van de ouder(s) erbij en wordt het intakegesprek op een ander moment gevoerd. Op de eerste dag wordt het kind samen met de andere kinderen uit zijn/haar klas opgehaald/ontvangen en met extra aandacht begeleid en spelenderwijs voorgesteld aan de andere kinderen en wegwijs gemaakt, en waar nodig geholpen om aansluiting te vinden, zijn/haar plaats in het geheel te vinden, interesses te ontdekken en zich gezien, gehoord en veilig te voelen. Wij verzoeken de ouders om de eerste dagen hun kind liefst al wat eerder op te komen halen, zodat hij/zij rustig kan wennen. We hebben een klein team van vaste pedagogisch medewerkers en ook de stagiaires hebben vaste dagen, zodat de kinderen vertrouwde gezichten zien en zoveel mogelijk bij één of twee vaste leidster(s) zijn. Ik hoop met deze reactie een eerste antwoord en voor dit rapport voldoende toelichting op bovenstaande verbeterpunten te geven; wij zullen bovenstaande punten in ons pedagogisch beleidsplan opnemen en verder uitwerken. Vriendelijke groet, Barbara Groenland, houder BSO Tatatoek 24 van 24 Definitief inspectierapport buitenschoolse opvang regulier onderzoek 19-11-2013 Tatatoek te ZAANDAM
© Copyright 2025 ExpyDoc