mednet 05I2014 14 Dossier oncologie Huisarts heeft vooral oog voor gezondheidswinst Bevolkingsonderzoek blijft vragen om zorgvuldigheid De meerwaarde van bevolkingsonderzoeken naar kanker is punt van discussie bij artsen, beleidsmakers, overheid en in mindere mate bij patiënten. Zorgt het voor onrust of bespaart het levens? Huisarts en NHG-onderzoeker Karin van Haaren en de hoogleraren Harry de Koning en Ab Klink geven hun visie. In het kort: • In de media was en is veel discussie over het wel of niet houden van bevolkingsonderzoeken naar kanker • Ook artsen uitten hun twijfel, onder meer over het geringe effect op de totale mortaliteit en het risico op overdiagnostiek en overbehandeling. • Volgens Harry de Koning, hoogleraar Maatschappelijke Gezondheidszorg aan het Erasmus MC, is er veel onderzoek aan vooraf gegaan en worden programma’s goed geëvalueerd. • Huisarts en NHG-onderzoeksmedewerker Karin van Haaren ziet bij huisartsen weinig discussie over screening. • Ab Klink, hoogleraar zorg, arbeid en politieke sturing aan de Vrije Universiteit vindt belangrijk dat ook onzekerheid over de meerwaarde van bevolkingsonderzoek actief naar patiënten gecommuniceerd moet worden. D e aanleiding voor de discussie is de introductie van de darmkankerscreening begin dit jaar en de evaluatie van de borstkankerscreening. In dagbladen, op internet en in actualiteitenprogramma’s zeggen verschillende artsen te twijfel te hebben over de bevolkingsonderzoeken. Als argument geven ze aan dat screening weinig effect heeft op de totale mortaliteit terwijl patiënten er schade van kunnen ondervinden. Een andere vaak genoemde reden is dat screening zorgt voor overdiagnostiek en overbehandeling. Ook een argument is dat de kans om aan darmkanker te overlijden veel minder groot is dan om voor het 80ste levensjaar te overlijden aan een andere ziekte. “Artsen zouden niet van hun geloof moeten vallen”, stelt Harry de Koning, arts-epidemioloog en hoogleraar Maatschappelijke Gezondheidszorg aan het Erasmus MC, over de ‘twijfelende’ artsen. “Er is echt heel goed nagedacht over de drie lopende programma’s (baarmoederhalskanker, borstkanker en darmkanker, red). Met jaarlijkse evaluaties worden de programma’s continu bijgestuurd. Die evaluaties leiden ertoe dat we niet verrast worden door negatieve publicaties, zoals in het buitenland gebeurt.” Vanuit zijn leeropdracht Evaluatie van vroegopsporing van ziekten heeft hoogleraar De Koning meegewerkt aan de onafhankelijke evaluatie van het bevolkingsonderzoek naar borstkanker. “Het bevolkingsonderzoek naar borstkanker wordt zo vaak en nauwkeurig geëvalueerd, dat wij behoorlijk precies weten wat het effect is. Voor de meeste vrouwen heeft het onderzoek geen enkele invloed op het welbevinden. Voor een aantal heeft het nadelen vanwege een foutpositieve uitkomst en voor een groot aandeel levert het winst op. Die winst is dan ook heel groot: jaarlijks overlijden 775 vrouwen niet aan borstkanker en deze vrouwen winnen 16 tot 17 levensjaren.” Gezondheidswinst De kritiek op kankerbevolkingsonderzoeken is bekend bij Karin van Haaren, huisarts in Terheijden en wetenschappelijk medewerker bij het Nederlands Huisartsen Genootschap. Van Haaren heeft tijdens de landelijke huisartsentrainingen voor het bevolkingsonderzoek darmkanker niets van kritiek vernomen bij haar collega’s. “Ik zie van huisartsen nauwelijks weerstand tegen bevolkingsonderzoek. De gemiddelde huisarts in Nederland ziet vooral de gezondheidswinst ervan.” Ook in haar spreekkamer merkt ze weinig van de onrust over bevolkingsonderzoeken die is ontstaan door de media-aandacht. “Bij een heel beperkte groep, vooral academisch geschoolden, is er scepsis.” Dossier oncologie 15 Tekst Jenneke van de streek Van Haaren vindt de discussie over bevolkingsonderzoek vooral een academische discussie. “Op professioneel niveau moet die discussie gevoerd worden om de bevolkings onderzoeken te kunnen verantwoorden.” Er zijn volgens haar weinig burgers die de discussie volgen. ”Ik lees het ook niet in de Libelle. De patiënt in mijn spreekkamer vraagt niet naar de effectiviteit van het onderzoek, de patiënt zegt: ‘Ik snap wel dat er naar bloed in de ontlasting gekeken wordt, maar zo’n scopie wil ik niet, dat vind ik zo’n naar onderzoek.’” Ab Klink, hoogleraar Zorg, arbeid en politiek sturing aan de Vrije Universiteit: “Ook al houden patiënten zich misschien niet bezig met discussies over bevolkingsonderzoeken, de onzekerheid over de meerwaarde van het onderzoek moet wel naar patiënten worden gecommuniceerd. De patiënt mag ook best weten dat onderzoekers elkaar tegenspreken.” Het roept bij de voormalig minister juist vragen op dat huisartsen aangeven dat patiënten niet op die informatie zitten te wachten. “Zou het gebrek aan vragen er niet op kunnen wijzen dat mensen niet weten dat er ook nadelen aan bevolkingsonderzoek zitten? Er zullen patiënten zijn die dit niet willen horen, maar er zullen ook patiënten zijn die zeggen: ‘Dokter goed, dat u dit zegt.” Van Haaren weet wel waarom patiënten wel willen deelnemen aan preventief onderzoek. “De belangrijkste motivatie van mannen en vrouwen om deel te nemen is geruststelling. Ze zien kanker in hun omgeving en willen horen dat het met hen goed gaat.” Als er een reëel aanbod zou zijn van een algemene screening op het kankerrisico, dan zouden veel patiënten volgens haar daar gebruik van maken. Van Haaren denkt dat de patiënt meestal niet nadenkt over wat er gebeurt bij een afwijkende uitslag. “Als ik een patiënt die zijn PSA wil testen uitleg geef over alle voor- en nadelen en vertel dat het geen goede test is omdat er heel veel prostaatkankers gevonden worden die niet behandeld hoeven worden, zegt de patiënt: ‘Dokter, dat is een moeilijk verhaal, streep die test maar mooi aan’.” Winst Het huidige percentage overdiagnostiek en overbehandeling bij borstkanker is 3 procent. De Koning vindt dit ‘relatief weinig’. De mate van overdiagnostiek hangt samen met de criteria voor verwijzing. Die criteria verschillen internationaal sterk, stelt hij. “In Nederland verwijzen we 2 procent van de vrouwen door, in de Verenigde Staten is dat 20 procent.” Er worden heel veel studies verricht om de afkapwaarde te bepalen, aldus De Koning. En eenmaal vastgestelde afkappunten zijn niet in beton gegoten. “Eerst hanteerden we bij borstkanker een heel laag verwijspercentage om weinig fout-positieven te krijgen. Twee radiologen moesten een röntgenfoto positief beoordelen. Na evaluatie is bepaald dat één verdenking voldoende reden voor doorsturen is, voor een betere verhouding met de sterftereductie.” Ook aan het bevolkingsonderzoek darmkanker zijn diverse studies voorafgegaan om de gevoeligheid van de chemische test voor bloed in de ontlasting te bepalen. Hoewel volgens De Koning de discussie over overbehandeling bij het bevolkingsonderzoek darmkanker een minder grote rol speelt. “Bij darmkanker gaat het om het aantonen van kleine poliepjes, voorstadia die worden weggehaald om kanker te voorkomen. We spreken dan nog niet over kanker.” Bij de discussie over de invoering van een bevolkingsonderzoek voor prostaatkanker met de PSA-test is de angst voor overdiagnos- tiek en overbehandeling wel weer van belang. “Hoe effectiever het screeningsprogramma hoe groter de kans op meer diagnostiek en behandeling”, aldus De Koning. “De PSAtest is een heel gevoelige test die kanker in een vroeg stadium kan ontdekken. Dan moeten we wel goed nadenken of en hoe we de test als screeningsinstrument inzetten. Er moet nog een extra onderverdeling komen van ernstige prostaatkanker en minder ernstige die niet behandeld hoeft te worden. Studies daarnaar lijken aan te tonen dat een veilig genoeg onderscheid mogelijk is.” Verkeerd Oud-minister Ab Klink geeft regelmatig presentaties op congressen over screening. Volgens Klink rust er te veel een verplichting op deelname aan bevolkingsonderzoek. “Ik denk dat de meeste mensen die een oproep voor bevolkingsonderzoek krijgen, denken dat het verkeerd is om er níet aan deel te nemen. De meeste mensen denken dat vroeg erbij zijn altijd helpt.” Maar inmiddels is er vrij veel onderzoek dat aangeeft dat dat niet altijd zo hoeft te zijn. “Ik denk dat die boodschap te weinig actief gecommuniceerd wordt met mensen.” Of dat de kracht van het bevolkingsonderzoek ondermijnt, speelt voor hem geen rol. Integendeel: “Mogen mensen zelf uitmaken of ze belast of niet belast willen worden met een uitslag?” Deelname bevolkingsonderzoek Het aantal vrouwen dat deelneemt aan het vooral goed in Limburg, de Achterhoek en bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker Twente (91 procent). En ook hier is het deel- schommelt al jaren rond 66 procent. Het deel- namepercentage het laagst in de grote steden namepercentage in 2011/12 was het hoogst in en de Randstad (64 procent) en scoort de provincies Drenthe en Overijssel (84 pro- Zeeuws-Vlaanderen eveneens slechter. cent) en het laagst in de grote steden (37 pro- Het bevolkingsonderzoek naar darmkanker is cent). Opvallend laag is ook de deelname in dit jaar gestart voor een beperkte doelgroep. Zeeuws-Vlaanderen en Noordoost-Groningen. In totaal worden 875.000 mannen en vrouwen De deelname aan het bevolkingsonderzoek opgeroepen uit de geboortejaren 1938, 1939, borstkanker schommelt rond de 80 procent. 1947, 1949 en 1951. Deze screeningsdoel- Ook dit percentage is het hoogst in de ooste- groep wordt tot 2019 geleidelijk uitgebreid lijke provincies. In 2012 was de opkomst tot iedereen in de leeftijd van 55 tot 75 jaar.
© Copyright 2024 ExpyDoc