Discussie over toekomst van de universiteit vraagt meer urgentie

Science in Transition, september 2014
Statement bij de opening van het academisch jaar
“Every decade now produces as many new scientists as have ever
lived before.”
Voormalig voorman van de Europese vereniging van moleculair
biologen EMBO prof. Gottfried Schatz, 23 May 2014
“The issue of how to evaluate the fruits of research confronts
scientists and policy-makers all over the world. […] Measuring
research using academic yardsticks largely ignores the wider impacts of research such as new
policies or improved technologies.”
Nature-hoofdredacteur Philip Campbell, 24 July 2014
“[C]hanges in the dynamics of science and research are enabled by digital technologies and driven
by the globalisation of the scientific community, as well as the increasing societal demand to
address the Grand Challenges of our times. […][This affects] the way the quality and impact of
research are evaluated.”
European Commission in ‘Science 2.0: Science in Transition’ background document, July 2014
Discussie over toekomst van de universiteit vraagt meer urgentie
De discussie over de strategie van de universiteiten zoals gevoerd tijdens de Duin
& Kruidbergconferentie is zeer actueel. Maar de bijeenkomst leek nogal
academisch en vrijblijvend, vindt Science in Transition. Het uitgangspunt moet zijn
dat de universiteit bijdraagt aan de oplossing van de maatschappelijke problemen
van deze tijd.
Terwijl de opening van het academisch jaar 2014-2015 nadert, dendert het internationale
debat over het wetenschapssysteem door. Nieuwe manieren om kwaliteit en impact te
bepalen worden breed bediscussieerd. Dat heeft namelijk verstrekkende gevolgen voor
de verdeling van het onderzoeksgeld, de onderwerpkeuze en het loopbaanbeleid. De
kritiek op de publicatiedruk neemt toe en in experimentele disciplines is
reproduceerbaarheid veelbesproken.
In Nederland organiseerden VSNU en het Rathenau Instituut voor de tweede maal
tijdens de zomer een conferentie in Duin & Kruidberg over de Toekomststrategie van de
Nederlandse Universiteiten. Een groot aantal inspirerende sprekers vertelde over hun
eigen ervaringen met strategievorming en uitvoering in andere maatschappelijke
sectoren, zo blijkt uit het verslag van de conferentie.
1
Een retraîte op afstand van de hitte en waan van de dag kan tot mooie discussies en
gedachten leiden. De gedachtenwisselingen kunnen twee kanten op gaan. Hebben de
deelnemers vrede met de status quo en behoefte aan rust en bevestiging, dan wordt
door die afstand het zogenaamde helicopter-perspectief dominant: van grote hoogte
worden alle problemen klein. Voelt de groep echter een zekere mate van urgentie te
aanzien van de problemen in de dagelijkse praktijk dan kan de afstand juist de nodige
vrijheid, creativiteit en moed opleveren die tot vruchtbare discussies en
grensverleggende inzichten kan leiden. De geagendeerde thema’s, ondanks dat ze niet
als prangende problemen waren geformuleerd, lieten in principe beide scenario’s toe.
Programma: van commandant naar ambassadeur
Want welke thema’s en sprekers kwamen voorbij tijdens de Duin en
Kruidbergconferentie? De eerste spreker, Commandant der Strijdkrachten generaal
Middendorp, vertelde hoe een weliswaar klein maar modern leger heden ten dage haar
strategie bepaalt. ‘Organiseer je eigen tegenspraak’, benadrukte hij. Daarna volgde een
discussie over de vraag of wetenschap in Nederland regionaal georganiseerd zal zijn of
juist mondiaal en dronken studenten thee met minister Bussemaker van OCW onderwijl
discussierend over de inhoud van een universitaire opleiding. Voormalig ambassadeur in
Washington, Renée Bos Jones, besprak de vraag ‘Wat is de Whopper van de universiteit?
Wat is de kerntaak?’ Tijdens een wandeling benoemde meester-reorganisator’ en oud
ING-topman Jan Hommen de vijf stappen van een reorganisatie: analyse, visie,
tegenstander, communicatie, ontslagen (“Je kunt geen massaontslagen doen als je de
top in stand houdt. Ik begin altijd bij de top”).
De volgende dag bracht ‘Ontbijt-tv’over de kracht van de regio gepresenteerd door
Maria Henneman; een kijkje in de toekomst met trendanalist Christine Boland; en de
sessie ‘CvB-lid voor een dag’. Deelnemers werden verdeeld in zeven CvB’s van een
universiteit in 2025 die kampt met naar China wegtrekkende studenten. Verder
interviewde Alexander Rinnooij Kan prof. Alison Wolf, hoogleraar Public Sector
Management aan King’s College Londen. Wolf adviseert landen over hun
onderwijssysteem. Ze vond dat Nederland niet moest proberen de Verenigde Staten na
te doen. “Jullie hebben een goed systeem.”
Onderwijs: scientific literacy
Al met al een indrukwekkende combinatie van sprekers en discussies, maar een aantal
prangende actuele zaken lijken toch onbesproken te zijn gebleven. Uit het gesprek
tussen Bussemaker en de studenten kwam bijvoorbeeld als conclusie dat het geven van
goed onderwijs de primaire taak van de universiteit is en dat studenten opgeleid moeten
worden tot zelfstandige kritische denkers. Hier kan bijna niemand het (meer) mee
2
oneens zijn, maar hier spelen wel enkele problemen. Maken universiteiten het waar naar
de staf en de studenten dat onderwijs de belangrijkste primaire taak is? Is de universiteit
daarvoor optimaal ingericht en worden de medewerkers daarop aangesproken en
daarvoor beloond? Verdelen we de aandacht op de juiste manier tussen onderzoek en
onderwijs en worden onderwijscarrières gefaciliteerd?
Wat betreft de inhoud van het onderwijs: er is kennelijk een gebrek aan algemene
academische vorming, zoals liberal arts and sciences dat biedt. De vraag is dan hoe
universiteiten dit type onderwijs verder kunnen uitbouwen en integreren in de diverse
studies, vooral in de exacte en levenswetenschappen. Universiteiten zouden meer
onderwijs kunnen ontwikkelen en geven op het vlak van scientific literacy om zo
integriteit, slow science en de relatie tussen onderzoek, onderwijs en maatschappij te
bevorderen. Wat houdt de universiteiten tegen?
Lokale problemen aanpakken: societal impact
Een levendige discussie vond plaats over de vraag of de universiteit zich vooral
internationaal moet blijven oriënteren en profileren óf dat universiteiten in hun eigen
regio of land zouden moeten samenwerken met kennisinstellingen en diverse
belanghebbenden in de maatschappij. Ook hier liggen een paar prangende problemen
die niet expliciet werden genoemd. Bijvoorbeeld over de sturing van het onderzoek. De
keus voor onderzoeksonderwerpen wordt nu vooral bepaald door de potentiële
academische impact die de resultaten van het onderzoek kunnen hebben als ze leiden
tot Engelstalige internationale publicacties. In de geesteswetenschappen, de sociale
wetenschappen en de economische wetenschappen worden problemen waar kennis juist
lokaal impact zou kunnen hebben dan minder gauw onderwerp van onderzoek. Dus
moeten we andere impact parameters, waar 'societal impact' onderdeel van is, gebruiken
voor het waarderen en evalueren van dergelijk onderzoek. In dat kader heeft de
Wetenschappelijk raad voor het Regeringsbeleid (WRR) voor de regiofunctie van
kennisinstellingen gepleit en gesteld dat daar een belangrijke rol is voor kenniscirculatie
om maatschappelijke innovatie te bevorderen. Het betekent dus lokale en nationale
problemen aanpakken met in de internationaal context verworven kennis.
Wie bepaalt de wetenschapsagenda?
Het andere probleem hier is dat we op de diverse wetenschapsgebieden onze regionale
en nationale partners moeten kennen en met hen een relatie moeten onderhouden. Met
wie doen we de co-creatie en hoe verbinden we ons met hen? Dat zijn niet alleen
samenwerkingen tussen kennisinstellingen, maar de echte stakeholders in gemeente,
provincie en Nederland. Voor medisch onderzoek lijkt dat gemakkelijk, immers de
patiëntenorganisaties laten flink van zich horen. Ook voor de andere faculteiten en
onderzoekers zijn er veel belanghebbenden (‘stakeholders’) in de buitenwereld en daar
3
worden dan ook steeds meer public- private partnerships waargenomen die samen de
onderzoeksdoelen definieren. AWT heeft recent een advies uitgebracht over een
nationale wetenschapsagenda en ook elf CTO's (chief technology officers) van grote
bedrijven hebben zich onlangs nog per brief tot de minister van OCW gericht met
suggesties voor het wetenschapsbeleid. Deze acties zijn door universitaire gemeenschap
niet onverdeeld positief ontvangen omdat de auteurs te zeer op de trom van het
bedrijfsleven leken te slaan. Gezien deze discussies en adviezen is het zeer opmerkelijk
dat er zo weinig vertegenwoordigers van dergelijke stakeholders in Duin & Kruidberg
leken te zijn.
Wat hier sterk aan raakt is de vraag wie de wetenschapsagenda bepaalt. Heel veel
partijen buiten de wetenschap hebben belang bij goede wetenschap, van overheden tot
maatschappelijke organisaties en private partijen toe. Zij zouden idealiter samen met
wetenschappers de agenda moeten maken. Dat betekent van meet af aan samenwerken
in wat voormalig ERC-voorzitter Helga Nowotny ‘mode-2 wetenschap’ noemde. Om de
interactie met de vraagkant goed te kunnen organiseren moeten we uitvinden hoe we
met de belangen van de verschillende stakeholders – arm en rijk, machtig en hulpeloos –
rekening houden. Voor veel onderzoek zal, bij gebrek aan een krachtdadige en
draagkrachtige bekanghebbende, de overheid de eerste stap moeten doen of is ze
eigenlijk altijd de aangewezen stakeholder. Dit gebied moet verder ontwikkeld worden
door verschillende soorten onderzoek en veel kleinschalige sociale experimenten te
stimuleren.
Bij de Duin & Kruidbergconferentie kon een kritische spreker uit het buitenland
natuurlijk niet ontbreken. Prof. Alison Wolf van Kings College, Londen, mocht uitleggen
hoe men vanuit een buitenland tegen het Nederlandse universitaire bestel aankijkt.
Geruststellend zei Wolf dat ons systeem helemaal zo slecht niet is. Ook riep ze ons op
om nog eens heel goed na te denken over onze wens om veel buitenlandse studenten
naar Nederland te willen halen. Wolf roemde, merkwaardigerwijs, wel het Amerikaanse
systeem voor onderzoeksfinanciering als goedkoop en stabiel. Terwijl in heel veel
opzichten de academische wereld in de Verenigde Staten onvergelijkbaar is en sommige
problemen nog veel groter zijn dan in Europa. Dat heeft daar intussen tot stevige
openbare debatten geleid die in de toptijdschriften te vinden zijn.
Weinig tegenspraak
Alles overziend had de retraîte op een geweldige locatie in de duinen, weg van de
woelige campus, alles in zich om actuele problemen van een afstand te bespreken. Maar
ondanks dat universiteiten broedplaatsen van verandering en kritisch academisch
denken zouden moeten zijn, was de kolom ‘tegenspraak, kritiek en dwarsdenken’ door
de organisatoren oningevuld gelaten. Op een paar ‘prikkelende stellingen’ van Barend
4
van der Meulen van het Rathenau Instituut na is geen onvertogen woord gehoord.
Sommige deelnemers hadden wel iets gemist en kwamen aan het eind van de
conferentie met de opmerking dat men meer ‘disruptieve factoren’ had moeten
uitnodigen. Iemand zei zelfs dat volgend jaar meer studenten uitgenodigd zouden
moeten worden. Een bestuurder van de TUe vond de waargenomen gemeenschapszin
een zegen, maar stelde toch voor volgende jaar de ratio studenten/bestuurders om te
draaien.
In Nederland gaat de discussie over het wetenschapssysteem ondertussen gewoon door.
Dit jaar komt de overheid met belangrijke nieuwe beleidsvoornemens over wetenschap
en innovatie. Daar zijn dit jaar goede debatten met alle betrokkenen uit academie en
samenleving aan voorafgegaan. Science in Transition publiceerde in juni een stand van
zaken en organiseert op woensdag 3 december een tweede symposium bij de KNAW in
Amsterdam. Science in Transition is in gesprek met onder meer het Rectoren College, de
VSNU, ZonMw, de KNAW, de WRR, het Rathenau Instituut, het CWTS, en het ministerie
van OCW om het debat over de herbezinning op het wetenschapssysteem door te
zetten en te vertalen naar concrete acties die tot verbeteringen kunnen leiden.
Maatschappelijke problemen
Het gemeenschappelijke uitgangspunt moet zijn, vindt Science in Transition, dat de
universiteit bijdraagt aan de oplossing van de maatschappelijke problemen van deze tijd.
Het gaat dan bijvoorbeeld om de oorzaken en effecten van klimaatverandering en de
verdeling van mondiale gezondheidzorg, maar ook over gevaren van de snel
toenemende economische ongelijkheidheid en het problematische internationaal
volkenrechtelijk klimaat. In het kader van de Europese wetenschapsagenda Horizon 2020
zijn die ‘Grand Challenges’ benoemd en is zeer onlangs een project 'Science 2.0: Science
in Transition' gelanceerd om een brede maatschappelijke discussie over de wetenschap
te entameren.
De discussie over de strategie van de universiteiten is dus niet academisch en niet
vrijblijvend, maar zeer actueel. Het zou dan ook moeten gaan over die thema’s waarvan
we samen vinden dat ze moeten worden aangepakt. En vooral ook over de transities die
nodig zijn in wetenschap en de universiteit om die aanpak te versnellen en te
bevorderen.
Science in Transition, september 2014
Huub Dijstelbloem, Frank Huisman, Frank Miedema & Wijnand Mijnhardt
www.scienceintransition.nl
5