THUIS Ik ben bezig aan mijn zestiende seizoen in AFC Zaterdag 1. Zes trainers. Twee kampioenschappen. Eén degradatie. Twee keer nacompetitie. Acht rode kaarten. Ontelbaar vaak geel. Twee operaties aan de lies. Een winnend doelpunt in de laatste minuut vanaf eigen helft, op de dag dat Oranje in Ierland deelname aan het WK in Japan en ZuidKorea verspeelde. Pim en Netty achter de bar, toen Joris en nu Joop. Gescout worden door Volendam en Telstar. Een proefwedstrijd in Velzen, op de avond dat Pim Fortuijn door zijn hoofd werd geschoten. Bedreigd worden met de dood, met woorden in de trend van ik zou maar rennen anders krijg je straks een kogel door je kop, ergens in Noord. Bestolen worden in de kleedkamer. Weg net nieuwe mobiele telefoon. Brian die de scheidsrechter omver rent. Allebei bewusteloos. Einde wedstrijd. Als een kind zo blij, de eerste keer dat ik op het oude hoofdveld van AFC speelde. Dat prachtige grote veld. Veld 2 dat we liefkozend doopten tot de Graveyard. Nicky die stekkertjes in de kleedkamer uitdeelde. Rutger die daarvan al in de warming-up moest overgeven. Philip die niet zag dat er kroos op de gracht naast een trainingsveld lag, en dus niets vermoedend dacht een bal te kunnen oprapen. Hij ging kopje onder. Na Frank geen andere spelers meer die ouderwets kunnen kappen. Ben heel misschien. Jeroen de trainer die prijzen uitdeelt aan de beste speler van de wedstrijd. Barry die bijna moest huilen toen hij man of the match werd verkozen. De beste ooit, met wie ik speelde: Nils. Ook hij: natrappen en spugen uit frustratie. Bart die rook naar ammoniak. Nooit iemand uit de kast. Hoe kan dat eigenlijk? Antwoordapparaat van AFC. Een stem die zegt: de velden zijn afgekeurd. Dat was dus Pim. Good old Pim. Aanvoerder mogen zijn. Trainen op het parkeerterrein, in het slappe schijnsel van de straatlantaarns, omdat er plassen op de velden staan. Gullit die een keer met ons meedoet. Stapt telkens voor buitenspel. Wat het niet was. Scoort wel met een lob van veertig meter. Dol die me de geschiedenis van de club leerde. Onder het genot van een Dolletje: dat is Red Label cola. Trainingskampen. Niet slapen. Wel trainen. Schuimparty in Bob's Saloon. Een trainer die de bar schoon likt. Coen die twee meter lang is en zijn broekje tot in zijn liezen omhoog trekt. Uitgaan met zijn allen. Drinken tot we kotsen. Een rechercheur in het team. Alles doen wat God verboden heeft in de stad. De rechercheur die zegt: 'Dat mag je niet meer doen als ik er bij ben.' Een keeper die voor altijd verlamd raakt na een mislukte operatie, maar nog wel op de nieuwe elftalfoto in het midden zit. Een spits bedolven in een lawine. Overleeft het net. Zijn beste vriend niet. Samen rouwen. Een schouder om op te leunen. Bijna dertig en bij een sprint voor het eerst in je leven denken: dat ging langzamer dan mijn laatste sprint. Daarna ontdekken dat alles minder wordt. Jezelf opnieuw uitvinden. Minder gaan eten. Steeds vaker een biertje laten staan om het voetballeven te rekken. Vrienden voor het leven die een stapje terug doen. Sommigen al naar de Klassieke Veteranen. Ontkennen dat je zelf ook ouder wordt. Na veertien jaar in de basis voor het eerst vast op de bank. Wat nu? Kijken naar een nieuwe speler en jezelf er in herkennen. Taal in de kleedkamer die je niet meer snapt. Laat staan zelf spreekt. De komst van mobiel internet. Muziek in de kleedkamer. Elkaar niet meer kunnen verstaan. Kunstgras vervangt gras. De enige zijn die op pinnen speelt. Een keeper die de verzorgster strikt. Samen krijgen ze twee kinderen. Nog één keer willen scoren. Zestien jaar in één team dus. Ik ben nog zoveel vergeten te melden. Hoe dan ook: de mooiste tijd van mijn leven heb ik op het voetbalveld. Daar voel ik me thuis. Bij AFC natuurlijk. En nergens anders. Thomas Rijsman
© Copyright 2024 ExpyDoc