Rollenspel – Vals spelen

Handleiding peermediation
Peggy Van Derhaeghen
Ruziebrekers
Handleiding
RADI zorgproject Antwerpen
Van Hemelrijcklei 81
2930 Brasschaat
Inhoudsopgave
INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................ 2
INLEIDING .............................................................................................................................. 4
HOE DE HANDLEIDING GEBRUIKEN? ........................................................................................ 4
AANDACHTPUNTEN VOOR DE BEGELEIDERS ........................................................... 5
REGELS.................................................................................................................................... 6
KENNISMAKING - STOELENDANS .................................................................................. 7
VERBONDEN – SPINNENWEB ........................................................................................... 8
PROFIEL VAN DE SPEELPLAATSMONITOR ................................................................ 9
LUISTEREN........................................................................................................................... 10
FUNCTIES VAN LUISTEREN..................................................................................................... 10
LUISTERGEDRAG ................................................................................................................... 10
GEVOELENS ......................................................................................................................... 12
VOORBEREIDENDE DENKOEFENING : ..................................................................................... 12
EMOTIES EN NON-VERBAAL GEDRAG ..................................................................................... 13
AANGENAME EN ONAANGENAME GEVOELENS ....................................................................... 14
BOOS ..................................................................................................................................... 15
RUZIE ..................................................................................................................................... 17
RUZIE : TIPS ........................................................................................................................... 17
WAT IS EEN RUZIE? ............................................................................................................... 17
BEDOELING EN EFFECT : EERSTE OEFENING ........................................................................... 18
BEDOELING EN EFFECT : TWEEDE OEFENING .......................................................................... 19
FEEDBACK – IK VOEL ME…. UITSPRAKEN ............................................................... 20
PESTEN VERSUS PLAGEN VERSUS RUZIEMAKEN .................................................. 22
BIJKOMENDE OEFENING : VERHAALTJE.................................................................................. 23
VOOROORDELEN ............................................................................................................... 24
WAT IS EEN VOOROORDEEL? ................................................................................................. 24
KNIKKERSPEL ........................................................................................................................ 25
ROLLENSPEL – VALS SPELEN........................................................................................ 26
BEMIDDELEN....................................................................................................................... 28
BEMIDDELEN – REGELS BIJ HET GESPREK .............................................................................. 28
OEFENING ............................................................................................................................. 29
BEMIDDELEN – INTRODUCTIE................................................................................................ 30
BEMIDDELEN – WAT IS BEMIDDELEN .................................................................................... 30
BEMIDDELEN – ROLLENSPEL ................................................................................................. 31
2
INLEIDING ............................................................................................................................ 35
OPDRACHTEN ..................................................................................................................... 36
KANSKAARTEN................................................................................................................... 43
GROEPSOPDRACHTEN ..................................................................................................... 46
INLEIDING ............................................................................................................................ 51
OEFENINGEN ....................................................................................................................... 52
MET TWEE VASTGEBONDEN .................................................................................................. 52
VUILZAKKENSPEL ................................................................................................................. 52
HINDERNISSENPARCOURS...................................................................................................... 53
PLANKJE SPELEN ................................................................................................................... 54
KLIMPIRAMIDE ...................................................................................................................... 55
HERKEN GEBLINDDOEKT JE MEDELEDEN ............................................................................... 55
ELEKTRISCHE MUUR .............................................................................................................. 56
1-2-3 ZINGEN ........................................................................................................................ 56
AFSLUITER ............................................................................................................................ 57
3
Inleiding
De opleiding, zoals die hier is beschreven, loopt over 10 uren en een namiddag voor
de extra muros activiteit.
De inhoud van de opleiding kan volledig zelf ingevuld worden, rekening houdende
met de interesses, behoeften en vragen van de peermediators. De opleiding zal er
ook anders gaan uitzien wanneer de leerlingen van de school al rond sociale
vaardigheden werkt. Toch is het belangrijk om bepaalde thema’s aan bod te laten
komen. Ook is belangrijk om denk- en doe- oefeningen elkaar te laten afwisselen, dit
om de aandacht van de peermediators vast te houden
In dit handboek worden volgende thema’s belicht : kennismaking, profiel van de
peermediator, luisteren, gevoelens herkennen en benoemen, ruzie maken, pesten,
plagen, feedback geven en vragen, vooroordelen en last but not least het verloop
van een bemiddelingsproces. Denk- en doe- oefeningen worden hierin afgewisseld.
Ook wil ik nadruk leggen dat het niet allemaal TE serieus mag worden. Maak plaats
voor plezier, geef de kans aan de leerlingen om te lachen en zich te ontspannen.
Wanneer de opleiding op een, voor de leerlingen, aangename manier gebracht
wordt, zullen de leerlingen meer gemotiveerd zijn om hun vrije tijd te besteden aan
het project, om hun medeleerlingen te helpen waar ze kunnen.
Een ver doorgevoerde opleiding is mijn inziens niet aan te raden, het is niet de
bedoeling dat de leerlingen tot professionele bemiddelaars worden opgeleid.
Hoe de handleiding gebruiken?
Deze handleiding bestaat uit drie delen : de sessies, het gezelschapsspel en de extra
muros activiteit.
In het eerte deel worden een aantal aandachtspunten voor de begeleiders
opgesomd. Het is als begeleider immers belangrijk om je als coach op te stellen en
vooral veel te luisteren naar de ruziebrekers.
In volgende hoofdstukken wordt er per thema een aantal oefeningen omschreven
voorafgegaan door een kort stukje theoretische achtergrond. Deze oefeningen
verwijzen naar invulbladen in het werkboek. De handleiding en het werkboek kunnen
als inspiratiebron gebruikt worden om de opleiding vorm te geven. Ze kunnen steeds
met andere oefeningen en thema’s worden aangevuld. Het werkboek laat je
vrijblijvend invullen, het gaat immers om een opleiding buiten de lesuren.
Per oefening wordt een tijdsduur en een doelstelling vooropgesteld. De tijd per
oefening is heel krap gesteld en is afhankelijk van de samenstelling en de grootte
van de groep. De tijdsduur in deze handleiding geldt voor een groep van 8
leerlingen. Wanneer er extra materiaal voor de sessie nodig is, is dit vermeld in de
handleiding.
4
Aandachtpunten voor de begeleiders
Tijdens de training moet er voortdurende aandacht zijn voor het versterken van het
zelfvertrouwen van de leerlingen. Dit vergt een aantal vaardigheden van de
begeleider :
De houding van de begeleider heeft grote invloed op de leerlingen, of ze zich al dan
niet veilig of geaccepteerd voelen;
Benoemen wat de leerling goed doet en stimulerende houding hierover hebben;
Rekening houden met de belevingswereld en het ontwikkelingsniveau van de
leerlingen;
Inspelen op onverwachtse situaties en creatief daarmee omgaan;
Zorgen voor een vaste structuur zodat veiligheid en zekerheid bij de leerlingen kan
geschept worden;
Positieve aandacht geven aan de persoonlijke beleving van leerlingen, vragen hoe zij
situaties ervaren, was ze van de oefening vonden..
Aandacht hebben voor de lichaamshouding van de leerlingen;
Actief luisteren stelt de leerling in staat om zijn eigen oplossingen te vinden. Door
actief te luisteren ontwikkel je het verantwoordelijkheidsgevoel en het zelfvertrouwen
van de kinderen, omdat ze dan ervaren dat ze zelf al heel veel kunnen en heel veel
weten en zelf in staat zijn om oplossingen te bedenken;
De kinderen actief houden want een kind dat zich zit te vervelen leert niet;
De training geef je niet als leerkracht maar als coach. Verscheidene literatuurbronnen
stimuleren deze coachaanpak om sociale vaardigheden te geven omdat deze aanpak
het meest effect heeft, de beste resultaten geeft.
Centrale doelstelling van coaching :
Het verhogen van kennis van belangrijke sociale vaardigheden en concepten
Het vertalen van deze concepten in concrete handelingen
Het bevorderen van generalisatie en behoud van deze handelingen.
Het is belangrijk om de kinderen te leren hoe ze zelf problemen kunnen oplossen. De
begeleider gaat niet inhoudsgericht werken, maar procesgericht. Een coach leert niet
wat het kind moet doen in een bepaalde situatie, maar begeleidt het zelf om een
oplossing te vinden. Dit vergt speciale aandacht omdat men als volwassene vlug gaat
vertellen vanuit zijn ervaring wat het kind moet doen. Een begeleider zal dus niet
reageren met : “ Ik denk niet dat…”, “Dat is geen goede oplossing…”, maar wel met
“ Heel goed, je hebt nog een oplossing gevonden…”. Dat betekent dat indien een
kind een bepaalde oplossing naar voor brengt die de volwassene afkeurt, deze zal
aanvaarden als mogelijk alternatief tussen de anderen.
5
Regels
Omwille van de duidelijkheid is het belangrijk om in het begin enkele regels af te
spreken ( max. 4) die het moeten mogelijk maken dat iedereen aan de beurt komt.
Doel : ervoor zorgen dat men zich veilig voelt in de groep
Welke regels zijn volgens jullie belangrijk voor het goede verloop van de opleiding?
Deze regels kunnen in het opleidingslokaal opgehangen worden zodat men er telkens
weer naar kan verwijzen.
Materiaal : groot blad papier
Tijdsduur : 10 minuten
6
Kennismaking - stoelendans
Het is van groot belang dat de peermediators mekaar goed kennen. Dit zorgt voor
een veilig gevoel in de groep.
Belangrijk hierbij is dat de begeleiders deelnemen aan de kennismakingsoefeningen.
Elkaar leren kennen is een proces waaraan nooit een einde komt. – kennismaking
wordt tijdens elk opleidingsmoment verder uitgebreid.
Doel : ervoor zorgen dat men zich veilig voelt in de groep
Omschrijving van de oefening :
Plaats stoelen een kring – aantal stoelen = aantal deelnemers minus 1
Men legt het verloop van de oefening uit :
degene die in het midden staat zegt iets over wat hij of zij graag heeft, graag
doet, graag eet…
wanneer de andere deelnemers dit ook graag hebben, eten of doen dan staan
ze op en zoeken ze een vrije stoel
zo staat er telkens weer iemand anders in het midden
de begeleider begint.
Materiaal : stoelen
Tijdsduur : 10 min
7
Verbonden – spinnenweb
Doel : belang van verbondenheid aantonen
Omschrijving van de oefening
Vraag aan de groep om in een cirkel te zitten. Een leerling begint de activiteit door
zijn naam te zeggen en waarom ze vrijwilliger zijn om speelplaatsmonitor te zijn.
Terwijl ze het einde van de bol wol vasthouden, gooien ze de bol wol naar een
andere persoon in de cirkel. Deze persoon zegt dan op zijn beurt zijn naam en
waarom hij zich opgegeven heeft als speelplaatsmonitor. Dit gaat zo verder tot
wanneer iedereen de bol wol heeft ontvangen en een spinnenweb is gecreëerd.
Toon aan dat iedereen verbonden is, om een goed team speelplaatsmonitoren te zijn
is het belangrijk dat zij zowel elkaar moeten helpen en ondersteunen als de kinderen
op de speelplaats. De leerlingen kunnen elk een stukje touw afknippen en bijhouden
als herinnering hoe belangrijk teamwerk is.
Materiaal : een bol wol
Tijdsduur : 10 min
8
Profiel van de speelplaatsmonitor
Doel : opmaken profiel – programma-inhoud bepalen
Omschrijving van de oefening :
Splits de groep in kleinere groepen. Ze worden gevraagd om vragen te
beantwoorden en neer te schrijven op grote bladen papier. De groepen geven nadien
feedback over de antwoorden van de andere groepen.
Vraag 1 : wat voor vaardigheden hebben speelplaatsmonitoren nodig? (men kan de
kaartjes van het kwaliteitenspel inkijken en de betekenissen opzoeken in
een woordenboek en bespreken)
Vraag 2 : wat zijn de voordelen van speelplaatsmonitoren op school?
Vraag 3 : welke dingen maken kinderen ongelukkig op speelmomenten?
Bijkomende vraag : welke vaardigheden bezit je reeds?
Daarna kan eventueel de zelfconceptencirkel worden ingevuld :
in…, ik ben vrij goed in…, ik ben niet zo goed in…
ik ben heel goed
Materiaal : flap en kaartjes met kwaliteiten ( zie bijlage)
Tijdsduur : 30 minuten
Opmerking :
Deze oefening kan door alle leerlingen van de school ingevuld worden, zo verhoog je
het participatieniveau en krijg je een beter beeld van de noden van de leerlingen.
9
Luisteren
Het is essentieel dat de kinderen leren om actief te luisteren naar elkaar. Luisteren is
meer dan enkel je oren openen voor wat de ander zegt, luisteren is actief vragen
durven stellen, een luisterende houding aannemen…
Zowel uit de verbale als de non-verbale reacties moet op te maken zijn dat er
aandacht is voor de ander.
Functies van luisteren
Door actief te luisteren laat je iemand weten dat je hem begrijpt of in elk geval
probeert te begrijpen.
Dit verstevigt de onderlinge band, omdat iemand zich geaccepteerd en gewaardeerd
voelt.
Door actief te luisteren stimuleer je de andere om het verhaal te vertellen zoals hij
dat beleeft. Luisteren kan iemand stimuleren om de emotionele betekenis van een
situatie naar voren te brengen.
Door actief te luisteren kan je duidelijkheid scheppen voor de verteller, als de
luisteraar(s).
Door actief te luisteren voorkom je dat je adviezen en raadgevingen geeft waar
niemand iets aan heeft.
Luistergedrag
Luisteren moet zichtbaar zijn in het gedrag. Je kan daarbij aandacht besteden aan
volgende aspecten :
• Maak oogcontact
Iemand regelmatig aankijken maakt duidelijk dat je op hem bent gericht, dat je
aandacht voor hem hebt.
Het is heel vervelend te praten tegen iemand die de hele tijd uit het raam zit te
kijken, die meer het plafond of zijn eigen schoenen lijkt te bestuderen dan jouw
gezicht.
• zit er geïnteresseerd bij
Je moet je realiseren dat niet alleen je woorden, maar je hele houding invloed heeft
op de ander.
Het is veel minder uitnodigend als je onderuitgezakt hangt, dan wanneer je
geïnteresseerd naar voren buigt.
• moedig de verteller aan om door te gaan
Af en toe knikken, een gebaar maken, verbaasd kijken, wenkbrauwen fronsen, jaja
zeggen, zijn aanmoedigingen.
10
• vraag verduidelijking als je iets niet begrijpt.
Doel : aantonen wat een goede luisterhouding is, belang van luisteren aantonen
Omschrijving van de oefening :
Er worden 2 vrijwilligers gevraagd – deze gaan even buiten en krijgen de opdracht
om gedurende een minuut hun perfecte dag te schetsen (ze mogen ook een ander
verhaal vertellen).
De andere deelnemers krijgen de opdracht om bij het eerste verhaal helemaal niet te
luisteren – bij het tweede verhaal te luisteren. Men overloopt vlug wat belangrijk is
bij luisteren (oogcontact – aandacht houden bij die persoon – knikken – lachen –
vragen stellen…)
Nadien wordt aan de vrijwilligers gevraagd hoe ze zich bij het gebeuren hebben
gevoeld. Hoe merkten ze dat de leerlingen aan het luisteren waren of niet aan het
luisteren waren?
Tijdsduur : 10 minuten
11
Gevoelens
Empathiseren, relateren is een belangrijke vaardigheid bij bemiddeling. Het is een
proces dat begint bij het herkennen en benoemen van gevoelens, bij zichzelf en bij
de ander.
Empathie is het vermogen om je te kunnen verplaatsen in de gevoels- en
belevingswereld van de ander. Je probeert als het ware in de huid van de ander te
kruipen en wereld vanuit zijn beleving waar te nemen.
Voorbereidende denkoefening :
Doel : inventarisatie van de gevoelens die de leerlingen kunnen benoemen.
Omschrijving van de oefening :
Vraag aan de leerlingen welke gevoelens ze allemaal kennen. Wanneer dit moeilijk
verloopt kan je situaties omschrijven die sowieso bepaalde gevoelens oproepen. Bijv.
wat voel je net voor een moeilijke test… Duidt ook dat gevoelens gradaties kennen
(bijv. kwaad - woedend)
Men kan de benoemde gevoelens inventariseren op een blad en dit in hun lokaal
uithangen. Er kan eventueel ook een collage gemaakt worden.
Tijdsduur : 10 minuten ( zonder collage)
12
Emoties en non-verbaal gedrag
Doel : aantonen dat niet iedereen op dezelfde manier zijn emoties uit (non-verbaal)
Omschrijving van de oefening :
Splits de groep in paren.
Geef eerst de instructie. Vertel dat de leerlingen straks kaartjes krijgen waar allerlei
gevoelens op staan. De andere leerlingen mogen niet zien wat er op het kaartje
staat. Het is de bedoeling dat je het gevoel dat op het kaartje benoemd staat gaat
uitbeelden, en dat de andere leerling raadt welk gevoel je uitbeeldt.
Geef aan alle leerlingen een 5-tal kaartjes waar gevoelens op staan (angst, verliefd,
gespannen, woedend, kwaad, verdriet, afkeer,minachting, lijden, geluk,verbazing,
vrolijk…).
Nabespreking :
Was het moeilijk de gevoelens bij je makker te raden? Waarom?
Was het moeilijk de gevoelens uit te beelden? Waarom?
Denk je dat iedereen op eenzelfde manier zijn emoties uitdrukt?
Als je denkt dat iemand bijv angstig is, hoe kan je dat dan zeker weten?
Materiaal : kaartjes met gevoelens
Tijdsduur : 15 minuten
13
Aangename en onaangename gevoelens
Doel : Aangename en onaangename gevoelens van elkaar kunnen onderscheiden.
Omschrijving van de oefening :
De leerlingen krijgen de opdracht de gevoelsprenten ( uit groeipijnen in sociaal
contact) te benoemen. Welk gevoel zou deze prent willen uitdrukken?
Men laat de leerlingen eerst individueel nadenken, nadien worden de gevoelsprenten
in de hele groep benoemd.
Daarna wordt de groep verdeeld in vijftallen. Geef de gevoelsprenten aan de
groepen samen met een groot blad papier. Vraag aan de groep de gevoelens onder
te brengen in drie rubrieken, laat hen een tabel tekenen op het papier met drie
hoofddingen, goed gevoel, slecht gevoel, neutraal gevoel.
Ze beslissen in groep welke gevoelsprent bij welk hoofdding hoort. Daarna geven ze
feedback aan elkaar, bespreek waarom ze die gevoelsprent bij dat hoofdding hebben
geplaatst.
De gevoelens die worden weergegeven door de gevoelsprenten zijn : boos, blij,
zenuwachtig, bang, verdrietig, pijn, ongerust, eenzaam, verliefd, gespannen,
verlegen, schuldig, bezorgd, ontgoocheld, jaloers.
Tijdsduur : 20 minuten
Materiaal : grote bladen papier/ gevoelsprenten
Congruentie
Doel : aantonen dat non-verbaal gedrag meer zegt dan verbaal gedrag
Omschrijving van de oefening :
Toon de prent rond congruentie ( mannetje dat zegt : Ik ben boos).
Vraag welke gevoelens deze man uit? Welk gevoel zou correct zijn?
Materiaal : prent
14
Boos
Wanneer iemand boos is het belangrijk dat je de ander serieus neemt en dat je dat
ook laat merken. Toon betrokkenheid, of zelfs ontzag als het moet. Toon dit duidelijk
door vragen te stellen, zend zelf signalen uit dat je de boosheid van de ander
opmerkt. Bv. “Ik zie dat je boos bent. Klopt dat? Ik wil er wel met je over praten”.
Let op je mimiek, kijk niet afkeurend of vijandig maar aandachtig. Laat degene die
boos is geen gezichtsverlies leiden. Wie boos is voelt zich immers al vaak
minderwaardig en onmachtig. Wie zich boos voelt kan zich vlug ingesloten of in het
nauw gedreven voelen en dan kan hij overgaan tot geweld…
Doe geen bruuske, onverwachte dingen die hem in het nauw drijven ( bijv met 4
binnenstormen en hem omsingelen).
Let daarbij goed p je lichaamstaal : houd afstand ( minimum 2 armlengtes). Ga niet
direct voor degene die boos is staan, maar naast hem/haar. Maak geen plotse
bewegingen. Sta stil, loop niet heen en weer. Maak zeker geen bedreigende gebaren
zoals met de vinger wijzen.
Hoe benader je iemand die boos is?
Ruimte en afstand : niet te dicht – naast iemand zitten en in zelfde richting kijken
Aanraking : niet aanraken
Oogcontact : geen direct oogcontact
Degene die boos is heeft vluchtweg nodig.
Toon dat je de boosheid van de ander opmerkt, geef feedback.
Doel : aanzet tot conflicthantering – hoe benader je iemand die boos is.
Omschrijving van de oefening
Laat het verhaaltje voorlezen. ( Boos, naar “Zeg nou zelf”, uitgegeven door Edudesk,
Doetinchem).
Laat de peermediators eerst de vragen individueel oplossen, bepreek nadien in
groep. Belangrijk hierbij is ook om te bepreken hoe je op Siemen kan afstappen, hoe
zal je hem benaderen? ( Denk hierbij aan oogcontact, hoe dicht je bij hem zal
komen, hoe je het gesprek zal openen…)
Siemen en Frauke knikkeren al jaren samen.Ze zijn de enige uit hun klas die tijdens
de speeltijd vaak zin hebben om te knikkeren. Ze staan bij de deur, samen met nog
twee andere vriendinnen, die vragen of Frauke dit keer mee doet met “tikkertje”.
Maar Siemen roept snel “ kom op Frauke, als we bij de eersten buiten zijn, dan
hebben we een mooie plaats om te knikkeren”.
Siemen rent al naar buiten. Maar Frauke heeft niet zo een haast, tikkertje lijkt haar
ook wel leuk en ze heeft eigenlijk geen zin in knikkeren vandaag. Ze slentert achter
Siemen aan. “ Kom nu trage juf, ik sta op je te wachten. Ik begin al”. Frauke pakt
haar knikkers en stap naar Siemen toe. Siemen kijkt haar aan : “ Nee je moet met je
mooi knikkers meespelen, niet met zo’n oude versleten. Ik heb er vandaag een
15
heleboel nieuwe”. Als Frauke niet onmiddellijk reageert, zegt Siemen boos : “komt er
nog wat van?”
De twee vriendinnen uit de klas staan te lachen want Siemen is nu echt boos. Frauke
zegt dat ze niet meedoet indien ze niet zelf mag kiezen met welke knikker ze speelt.
“ Ik heb eigenlijk toch niet zo’n zin om te kinkkeren”, zegt Frauke, “ ik speel liever
met Lies en Els”. Siemen stamt op de grond, zijn lippen tegen elkaar : “je kunt
helemaal niet knikkeren, je kunt niet tegen je verlies, je....” Maar Frauke hoort
Siemen niet meer, want ze is al weggelopen met de twee andere kinderen. Siemen
zet zich kwaad in een hoekje op de speelplaats. Hij denkt na : “Waarom ben ik nu
ineens zo boos, is het omdat ik nu niet kan knikkeren of is het omdat ik het niet leuk
vind dat Frauke met Lies en Els speelt? Met Frauke kon ik juist altijd zo goed
opschieten”.
Frauke loopt voorbij Siemen en roept : “ Kom Siemen, doen nu mee met tikkertje”. “
Nee”, roept Siemen heel hard en boos. Hij staat op en stapt naar de andere kant van
de speelplaats.
Hoe voelt Siemen zich?
Waarom heeft Siemen dat gevoel?
Hoe kan Siemen het weer goed maken?
Hoe kan Frauke het goed maken? Hoe kan ze weer vrienden worden met een boze
Siemen?
Hoe kan je helpen dat ze weer vrienden worden?
Materiaal : werkblad
Tijdsduur : 10 minuten
16
Ruzie
Ruzie : tips
Doel : aanreiken en bespreken van tips om een ruzie op te lossen, om er sociaal
vaardig mee om te gaan.
Omschrijving van de oefening : Vraag aan de leerlingen wat ze tijdens een ruzie
kunnen doen om die te laten escaleren. Vraag nadien wat ze kunnen doen om die
niet te laten escaleren. ( Do’s en Don’ts)
Tijdsduur : 10 minuten
Wat is een ruzie?
Het is iets wat jij wil, maar de andere niet. Daardoor komt er spanning, wrijving
tussen die twee mensen of tussen meerdere mensen samen. Soms is het moeilijk
om een ruzie op te lossen, enkele tips zijn:
als je ruzie hebt met iemand anders, probeer het op te lossen met die persoon en
niet de hele klas erbij betrekken
luisteren naar de andere
zeg duidelijk wat je denkt en wil
geen ruzie maken over dingen van vroeger
probeer zoveel mogelijk ‘Ik voel mij’ uitspraken te gebruiken
Ruzie : reacties
Doel : reacties op een conflict duiden
Omschrijving van de oefening :
Bespreek de termen aanpakken, wegkruipen, knokken (kort).
Vraag 6 vrijwilligers (3 groepjes van 2 leerlingen). Geef aan hen dezelfde case op
een kaartje. Op het kaartje staat hoe ze moeten reageren ( kenmerken wegkruipen,
knokken, aanpakken). Laat hen het rollenspel voor de hele groep brengen.
Case : iemand geeft je een computerspelletje veel te laat terug
Materiaal : 3 casekaartjes met kenmerken
Tijdsduur : 15 minuten
17
Bij een ruzie kun je wegkruipen – knokken – aanpakken
Je kruipt weg als je :
niets zegt ( jouw mening niet uit)
wegloopt van het conflict
je zegt wat de ander wil horen
jouw gevoelens niet uit
Je knokt als je :
scheldwoorden gebruikt
fysisch geweld gebruikt
beschuldigingen uit
anderen bij de ruziek gaat betrekken
Je pakt aan als je :
jouw mening uit
ik voel me... uitspraken gebruikt
zoekt naar een compromis
jouw bedoelingen duidelijk weergeeft : toen ik dit deed... was het mijn bedoeling om
....
Bedoeling en effect : eerste oefening
Doel : de verschillende reacties op een conflict en hun effect aantonen, kennismaking
Omschrijving van de oefening
Vraag aan de leerlingen een ruzie te beschrijven waar ze zelf deel vanuit maakten.
Vraag hen wie er deze week heeft ruzie gemaakt
Laat hen volgende vragen beantwoorden :
Hoe is de ruzie ontstaan?
Hoe heb je erop gereageerd? Wat deed je toen? ( gedrag)
Wat hoopte je daarmee te bereiken? ( doelen)
Wat voelde je? (emoties)
Wat was het effect van jouw reacties? ( effect)
Belangrijk is om de verschillende reacties ( knokken, aanpakken, wegrkuipen) op een
conflict te plaatsen ( wat betekent het voor de ander). Ook het verschil tussen
bedoeling en effect speelt een rol bij conflicten, misverstanden.
Tijdsduur : 10 minuten
18
Bedoeling en effect : tweede oefening
Doel : Inzicht in het verschil tussen bedoeling en effect
Omschrijving van de oefening :
Geef een aantal voorbeelden waarbij een handeling van jou niet het beoogde doel
had.
Vb: je vriendinnen organiseren voor je verjaardag een feestje. Eigenlijk doe je niet
graag zo’n feestjes. Effect is dat je wel meedoet maar eigenlijk beetje tegen je zin.
Laat de leerlingen zelf voorbeeldjes laten zoeken.
Tijdsduur : 10 minuten
19
Feedback – Ik voel me…. uitspraken
Door de grote rol van gevoelens in sociaal contact moeten kinderen regelmatig
stilstaan bij hun eigen gevoel. Door dit op een gepast manier te uiten, te herkennen
en te benoemen is het veel gemakkelijker om het gevoelsperspectief in te nemen van
een ander.
Doel
Het inoefenen van ik voel me …. uitspraken
Omschrijving van de oefening
Je vertelt de stappen van feedback d.m.v voorbeelden.
Laat de leerlingen ook stilstaan bij het verschil in effect wanneer je gaat
beschuldigen of wanneer je een ik voel me – uitspraak gebruikt.
Laat hun eerst het werkblaadje over feedback individueel invullen. Bespreek nadien
in groep. Je kan er eventueel ook een rollenspel aan linken. Zo kunnen ze het effect
van een ik- voel me uitspraak voelen.
Materiaal : werkblad
Tijdsduur : 15 minuten
Feedback verloop in twee stappen :
Stap 1 :
Stap 2 :
Je beschrijft het gedrag van de ander ( objectief beschrijvend, dus
zonder interpretaties)
De ander wordt zich bewust van zijn gedrag en kan er zich duidelijk in
herkennen.
Vb. Wanneer ik praat kijk jij voortdurend uit het raam
Je toont welk effect dat gedrag op jou heeft.
Hoe je jou voelt, welke reactie dat het teweeg brengt.
Vb. als je steeds uit het raam kijkt heb ik het gevoel dat er niet naar me
geluisterd wordt en heb ik geen zin om verder te doen
Ik voel me
Vb
Je vriend vertelt een geheim van jou door aan iemand anders
Beschuldiging : jij klikspaan
Ik voel me uitspraak : als je mijn geheimen doorvertelt heb ik het gevoel dat
ik je niet kan vertrouwen
Een vriend leent je computerspelletje en houdt hem twee weken voor hij hem
terugbrengt.
Beschuldiging :
20
Ik voel me… uitspraak :
Een vriend onderbreekt je voortdurend als je aan het spreken bent.
Beschuldiging :
Ik voel me ….. uitspraak :
Een vriend liegt tegen je.
Beschuldiging :
Ik voel me …. uitspraak :
Een vriend maakt je belachelijk in het bijzijn van anderen.
Beschuldiging :
Ik voel me …. uitspraak :
Een vriend negeert je.
Beschuldiging :
Ik voel me …. uitspraak
21
Pesten versus plagen versus ruziemaken
Doel
Leerlingen het verschil laten inzien wat het verschil is tussen pesten, plagen en
ruziemaken.
Omschrijving van de oefening
Maak afzonderlijke kaartjes met de kenmerken en de gevolgen van pesten, plagen
en ruzie maken. Deel deze kaartjes uit . Laat hun luidop hun kaartje lezen en
plaatsen bij pesten of plagen. Laat hen ook uitleggen waarom.
Bijkomende vragen :
vond je het moeilijk om hun kaartje bij pesten, plagen of ruziemaken te plaatsen?
Waarom wel, waarom niet?
Tijdsduur : 15 minuten
Materiaal : kaartjes met de kenmerken
Kenmerken pesten :
er is geen meningsverschil
berekend : men wil bewust iemand kwetsen
systematisch : elke dag
ongelijke strijd : van de sterkere naar de zwakkere
herstel verloopt moeizaam
de groep lijdt eronder, angst en wantrouwen
iemand isoleert zich en behoort niet meer tot de groep
geen vriendschap
Kenmerken plagen :
er is geen meningsverschil
vrienden of kandidaat vrienden
twee-richtingsverkeer : de ander kan er mee lachen
onschuldig : het onbezonnen, gaat soms gepaard met humor
speelt zich af tussen gelijken
is van korte duur
men blijft opgenomen in de groep
de groep lijdt er niet onder
Kenmerken ruzie maken :
er is een meningsverschil
er is vriendschap
het speelt zich af tussen gelijken
twee-richtingsverkeer : de ander kan ook zijn mening geven
kan van korte duur zijn maar ook steeds erger worden
men blijft opgenomen in de groep
de groep lijdt er niet onder
22
Bijkomende oefening : verhaaltje
Doel
Betrokken personen duiden bij een pestsituatie/ oplossingstrategieën bespreken
Omschrijving van de oefening
Vertel het verhaaltje en stel de bijkomende vragen in de groep. Nuttig is om extra stil
te staan bij de betrokken personen inzake pesten (pesters, middengroep, slachtoffer,
leerkrachten). Stel hiervoor bijkomende vragen :
weten de leerkrachten altijd of iemand gepest wordt?
Hoe zou deze pestsituatie kunnen opgelost worden? Bespreek de oplossingen die de
leerlingen aanbrengen, vraag hen of ze hiermee ervaring hebben, en of dat iets aan
de situatie veranderd heeft.
Vraag wat zij, als individu of als groep peermediators kunnen doen om Liesbeth beter
te doen voelen in de klas of op school…
Laat de leerlingen hun ervaringen aan bod komen.
Materiaal : verhaaltje uit werkboek en werkblad
Tijdsduur : 7 minuten
Verhaaltje
Koen en zijn vrienden noemen Liesbeth nooit bij haar voornaam, maar zeggen steeds
“konijn” omdat haar tanden niet mooi recht staan.
Wanneer iemand van de klas rauwkost bij zich heeft, vraagt Koen daar een stukje
van en geeft het aan Liesbeth. Hierop begint Liesbeth te huilen en durft niets terug
te zeggen.
Kristien, Ellen en Stijn en de rest van de klas geven hun rauwkost aan Koen en
geven hem zo de kans om het konijn te voederen. Soms brengen ze zelfs extra
rauwkost mee.
Wanneer leerkrachten vragen stellen over de hoeveelheid rauwkost die ze steeds
meebrengen , verdedigen ze zich met de smoes : wij willen gezonder leven.
Vragen
Gaat het hier om pesten, plagen of ruziemaken?
Wie is bij deze situatie betrokken?
Hoe zou Liesbeth haar voelen?
Wat kan de peermediator doen zodat Liesbeth zich beter zou voelen op school/in de
klas?
23
Vooroordelen
Eigenlijk is het spannend om met andere om te gaan, ook al hebben die een andere
mening, vinden die andere spelletjes leuk dan jezelf, … Door met andere mensen
om te gaan, leer je ze ook beter kennen. Soms kijken mensen er helemaal niet naar
of ze iemand aardig vinden of niet. Ze vinden die persoon direct stom zonder dat ze
die persoon kennen. Dat is een vooroordeel. Het is een mening dat mensen in hun
hoofd hebben, zonder te weten of het eigenlijk wel klopt. Soms komt het voor dat
iemand negatieve opmerkingen geeft over buitenstaanders om bij de groep te horen.
Een vooroordeel kan er dus voor zorgen dat je ook iemand anders gaat behandelen
en daar gaat discriminatie over. Discriminatie is iemand ongelijk behandelen, om iets
wat er eigenlijk helemaal niets mee te maken heeft.
Wat is een vooroordeel?
Voorbereidende denkoefening
Doel
Introduceren van vooroordelen dmv een verhaaltje
Omschrijving van de oefening
‘In het Tolerantiemuseum in New York is een zaal met twee ingangen. Boven de ene
ingang staat het bord voor ‘Bezoekers zonder vooroordelen’ en boven de andere
ingang hangt een bord met ‘Bezoekers met vooroordelen’. Welke ingang zouden
jullie kiezen? Al pratend tot een definitie van vooroordelen komen. Na het gesprek
besluiten dat eigenlijk de deur voor ‘Bezoekers zonder vooroordelen’ is afgesloten,
aangezien alle mensen vooroordelen hebben. Je wordt niet met vooroordelen
geboren, je pikt ze op in de loop van je leven. Je kunt het er wel bij stilstaan en
proberen ze aan de kant te zetten.
Tijdsduur : 7 minuten
24
Knikkerspel
Doel
Stilstaan bij vooroordelen
Omschrijving van de oefening
In het midden liggen grote en kleine verfrommelde papieren, waarop uitspraken van
vooroordelen staan. Met een knikker rolt men vanaf een bepaalde lijn naar de
proppen. Wordt een prop geraakt, dan wordt die open gevouwen en wordt het
vooroordeel gelezen. Bedoeling is dat leerlingen proberen te zoeken wat het verschil
tussen mening en feit is.
Proppen:
meisjes kunnen niet voetballen
jongens stellen zich altijd aan
mensen met een kilootje meer zijn niet sportief
kinderen van rijke ouders zijn verwend
leerlingen die een beugel moeten dragen komt omdat ze hun tanden niet goed
hebben gepoetst
iemand die de laatste mode van kledij niet volgt is een seut
iemand die blijft zitten is dom
de juf / meester weet alles
iemand die een bril draagt is slim
iemand die heel goede punten heeft is een blokbeest
Vragen:
Is dit een mening of een feit?
Bv: meisjes kunnen niet voetballen is een mening. Er zijn meisjes die wel kunnen
voetballen, maar door hen de kans niet te geven om eens mee te voetballen ga je
ook niet zien dat er zijn die heel goed kunnen voetballen. Je kunt dus je mening
veranderen over iemand, over iets, … als je ze de kans geeft, anders neem je het
aan voor een feit.
Vraag welke vooroordelen ze zelf al gehad hebben? Kunnen ze zelf voorbeeldje
geven? Hoe zijn ze daar dan mee omgegaan? Hebben ze die persoon beter leren
kennen? Is dit vooroordeel dan verandert of hetzelfde gebleven?
Materiaal : proppen en knikkers
Tijdsduur : 10 minuten
25
Rollenspel – Vals spelen
Doel
Oplossingsgericht denken aanscherpen
Cases :
Tijdens de speeltijd spelen de leerlingen voetbal. Er ontstaat een conflict tussen
twee leerlingen (Tom en Katrien). Tom beschuldigt Katrien dat ze valsspeelt. De
andere kinderen vinden ook dat Katrien vals speelt. Katrien probeert zich te
verdedigen en zegt dat Tom zelf valsspeelt. Waarop Tom antwoord met 'als het 1 is
die valsspeelt dan ben jij het wel' en haar een duw geeft. De andere kinderen
moedigen Tom aan.
Siemen em Frauke knikkeren al jaren samen. Ze zijn de enigen in de klas die dit ook
heel graag doen. Wanneer het speeltijd is lopen ze naar buiten. Twee vriendinnen
van de klas vragen aan Frauke of ze deze keer niet mee tikkertje speelt met hen.
Eigenlijk wil Frauke ook graagn eens tikkertje spelen in plaats van te knikkeren.
Frauke kiest uiteindelijk toch om te knikkeren met Siemen, maar dik tegen haar zin.
Ze laat dit dan ook merken. Siemen wordt boos omdat ze niet goed speelt waarop
Frauke wegloopt naar haar twee vriendinnen.
Omschrijving van de oefening
De groep wordt in twee groepen gesplitst, waar ze elk een rollenspel voorbereiden
en dan naar voor brengen. De andere kinderen kunnen dan na het rollenspel via Hot
Seating (vragen stellen aan de leerlingen waarop ze moeten antwoorden vanuit hun
personage – inleven) vragen stellen aan de andere, zoals:
Hoe voelen de personages zich? (‘Ik voel me – uitspraken’)
Waarom hebben zij dat gevoel?
Hoe kan dit conflict worden opgelost?
Hoe kunnen de personages dit conflict zelf oplossen?
Vind jij dat je schuld hebt aan de ruzie?
Wat kan een peacemaker doen om dit conflict mee te helpen oplossen?
Leerlingen moeten beseffen dat ze het altijd kunnen goedmaken. Ze moeten alleen
rekening houden met als iemand boos is, dat ze die op een andere manier
benaderen (vb: boze Siemen).
Hoe kunnen we een compromis sluiten bij elk van de rollenspelen? Rekening houden
dat er verschillende standpunten zijn. Vraag waarom die leerling een andere mening
heeft?
Bij voetbal kan een compromis bijvoorbeeld zijn:
26
Scheidsrechter die tijdens het spel kijkt of alles volgens de regels gebeurd.
Wanneer andere klassen voetballen terwijl het aan jullie klas de beurt is, maar jullie
hebben de bal vergeten. Compromis kan zijn dat je dan samen voetbalt met de bal
van de andere klas of nog een andere waar iedereen tevreden mee is.
Materiaal: knikkers, flap-over, keukenwekker, proppen, kaartjes (voor personages)
Opmerking : de methodiek van hot-seating ( de vragen worden aan de leerlingen
gesteld terwijl die in hun rol blijven) bleek een moeilijke methodiek te zijn bij de
leerlingen van de pilootschool. De reden daarvoor kan zijn dat men in ons
onderwijssysteem deze methodiek weinig gebruikt.
Tijdsduur : 40 minuten
27
Bemiddelen
Belangrijk hierbij is dat de peacemaker (de bemiddelaar) de zoektocht begeleidt van
de partijen die eigenaar zijn van het conflict. Deze zoektocht kan om een compromis
gaan, het kan gaan om een manier waarop eventueel schade wordt hersteld, het kan
om een structurele verandering gaan (bijv. scheidsrechter). Benadruk dat de
gevoelens van de partijen die ruzie hebben zeer belangrijk zijn. Ook de bedoeling en
het effect duiden zijn belangrijke gegevens bij het oplossen van een conflict.
Conflicten ontstaan dikwijls uit misverstanden.
Opmerkingen:
De peacemaker (bemiddelaar) moet heel duidelijk weten welke rol hij/ zij dient op te
nemen. Wat is bemiddeling en wat niet?
De bemiddelaar dient ook te weten wanneer hij een leerkracht zal betrekken.
Het bemiddelingsproces staat los van eventuele bestraffing.
De partijen zijn het er over eens dat er tussen hen een geschil bestaat dat een
oplossing vraagt.
De peacemaker is onpartijdig en onbevooroordeeld.
Als de bemiddeling afspraken en overeenkomsten oplevert, dan moeten beide
partijen daar volledig mee instemmen. Iedereen moet zich goed voelen bij het
voorgestelde besluit.
Bemiddelen – regels bij het gesprek
Voorbereidende denkoefening
Doel
Het belang van het akkoord duiden
Omschrijving van de oefening
Bespreek nog eens met de leerlingen hoe een conflict tot stand kan komen. Laat hen
zelf voorbeelden geven.
Stel hun nadien volgende vragen :
Denk je dat mensen wanneer ze het conflict niet willen oplossen, toch tot een
oplossing kunnen komen? Waarom wel? Waarom niet?
Is het mogelijk dat iemand eerst niet akkoord is om de ruzie op te lossen en nadien
wel? Hoe zou dit komen? ( bespreek adrenalinecurve – zie bijlage)
Hoe kan je weten of iemand akkoord is om de ruzie op te lossen?
Tijdsduur : 10 minuten
28
Oefening
Doel
Belang van regels benadrukken
Omschrijving van de oefening
Rond het akkoord om een ruzie op te lossen is het belangrijk dat de leerlingen weten
hoe iemand dat in zijn gedrag kan tonen, maar ook hoe vlug je weer in de cirkel van
verwijten, schelden en onderbreken kan terecht komen. Laat hen hier voorbeelden
bij geven.
Bespreek aan de hand van voorbeelden dat ze telkens terug kunnen grijpen naar de
regels om die vicieuze cirkel te doorbreken. Belangrijk hierbij is dat zij ook het gevoel
onderkennen die in dat gedrag verweven zit.
Voorbeelden :
Roos en merel zijn dikke vriendinnen, zitten samen in de klas en doen alles samen.
Het is de eerste dag van het schooljaar. Merel popelt om Roos weer te zien. Als ze
op de speelplaats aankomt, vindt ze haar niet direct. Na een tijdje merkt ze dat Roos
met een ander meisje staat te praten : het is een nieuwe leerling. Ze heet Lisa. Roos
ontfermt zich over haar : ze maakt haar wegwijs in de school. Merel voelt zich
daardoor ongelukkig en gaat wat verder staan. Merel is zo druk bezig met Lisa dat ze
niet opmerkt dat Roos verdrietig is. Wanneer Merel de volgende dag Roos op de
speelplaats opzoekt ( samen met Lisa), negeert Roos haar volledig. Merel wordt nu
ook boos, en besluit geen aandacht meer te schenken aan Roos. Ze loopt nu altijd
met Lisa op de speelplaats. Op een dag grist Merel de pennenzak van Lisa uit haar
boekentas en gooit alles op de gang. Er ontstaat een heftige ruzie. Een peacemaker
nodigt de drie partijen uit voor een bemiddelingsgesprek, de partijen zijn akkoord om
hun ruzie op te lossen.
Merel zegt dat ze de ruzie wil oplossen. Tijdens het gesprek zegt ze tegen Lisa dat ze
een afpakster is. Wat kan je doen?
Wanneer je vraagt aan Merel hoe ze zich bij deze situatie voelt, onderbreekt Roos
haar voortdurend en zegt dat ze niets misdaan heeft. Wat kan je doen?
Wanneer je vraagt aan Merel hoe ze zich bij deze situatie voelt, zegt ze dat het haar
niets kan schelen. Wat kan je doen?
Tijdsduur : 15 minuten
29
Bemiddelen – Introductie
Doel
Belang van introductie duiden
Omschrijving van de oefening
Geef een voorbeeld van een ruzie op de speelplaats waar de ruziekbrekers niet bij
betrokken waren.
Stel hun volgende vragen :
Wat zou je zeggen als je op die leerlingen zou afstappen (stel jezelf voor als
peacemaker, vraag of ze het conflict willen oplossen)
Zou je het bemiddelingsgesprek op de speelplaats laten doorgaan, of zou je het
gesprek in een lokaal voeren. Vraag hen wat het nadeel zou kunnen zijn om het op
de speelplaats te laten doorgaan (nl. andere kinderen kunnen zich ermee bemoeien
en het conflict kan escaleren).
Onderstreep nogmaals het belang om de regels van bij het begin duidelijk te maken
(ze kunnen die regels ook uithangen in het bemiddelingslokaal)
Tijdsduur : 7 minuten
Bemiddelen – Wat is bemiddelen
De ruziebreker is onpartijdig en onbevooroordeeld. Wanneer mensen ruzie maken is
het een natuurlijke reactie om partij te kiezen. Het is echter heel belangrijk dat een
peacemaker dat niet doet.
Doel
Het belang van geen oplossingen voor te stellen waarbij slechts 1 partij baat bij heeft
onderstrepen
Omschrijving van de oefening
Je kan werken met de casus rond Roos, Merel en Lisa, maar het wordt echter
wanneer je voorbeelden aanhaalt van ruzies waarbij de peacemakers betrokken
partij waren.
Roos en merel zijn dikke vriendinnen, zitten samen in de klas en doen alles samen.
Het is de eerste dag van het schooljaar. Merel popelt om Roos weer te zien. Als ze
op de speelplaats aankomt, vindt ze haar niet direct. Na een tijdje merkt ze dat Roos
met een ander meisje staat te praten : het is een nieuwe leerling. Ze heet Lisa. Roos
ontfermt zich over haar : ze maakt haar wegwijs in de school. Merel voelt zich
daardoor ongelukkig en gaat wat verder staan. Merel is zo druk bezig met Lisa dat ze
niet opmerkt dat Roos verdrietig is. Wanneer Merel de volgende dag Roos op de
speelplaats opzoekt ( samen met Lisa), negeert Roos haar volledig. Merel wordt nu
30
ook boos, en besluit geen aandacht meer te schenken aan Roos. Ze loopt nu altijd
met Lisa op de speelplaats. Op een dag grist Merel de pennenzak van Lisa uit haar
boekentas en gooit alles op de gang. Er ontstaat een heftige ruzie. Een peacemaker
nodigt de drie partijen uit voor een bemiddelingsgesprek, de partijen zijn akkoord om
hun ruzie op te lossen.
Nadat je weet wat er gebeurd is en hoe iedereen zich hierbij voelt stelt je volgende
oplossingen voor :
Welke oplossing is het best, en waarom?
Oplossing a ) Je zegt tegen Roos dat ze fout is en dat ze terug vriend moet worden
met Merel.
Oplossing b) Je zegt tegen Merel dat ze niet boos moet zijn op Roos, dat ze andere
vrienden moet zoeken.
Oplossing c) Je zegt tegen Lisa dat ze een afpakker is, en dat ze Roos moet gerust
laten.
Oplossing d) Je vraagt aan de drie leerlingen wat ze kunnen doen om dit conflict op
te lossen.
Oplossing e) Je straft Merel omdat ze de pennenzak van Lisa op de grond heeft
gegooid.
Hoe had dit conflict vermeden kunnen worden?
Denk je dat ook dit belangrijk is om te bespreken? Waarom wel/ Waarom niet
Tijdsduur : 20 minuten
Bemiddelen – Rollenspel
Doel
Het bemiddelingsschema leren gebruiken
Omschrijving van de oefening
Bespreek het bemiddelingsschema ( zie werkboek). Geef aan alle leerlingen een
schema.
Stel groepjes samen om een rollenspel te spelen. Geef elk groepje een casus ( je kan
de casussen gebruiken vanuit het werkboek, maar je kan ook gebruik maken van een
video die op de speelplaats is opgenomen.
Geef de leerlingen 10 minuutjes tijd om het rollenspel voor te bereiden. Laat hen
nadien het rollenspel brengen voor de hele groep. Geef aan de rest van de groep het
observatieschema en laat het hen invullen.
Stel volgende vragen aan de ruziemakende leerlingen :
Is het conflict opgelost?
31
Had je het gevoel dat de peacemaker partij koos?
Had je het gevoel dat de peacemaker genoeg rekening hield met je gevoelens?
Stel volgende vragen aan de peacemaker?
Wat
Wat
Wat
Wat
Wat
vond
vond
vond
vond
vond
je
je
je
je
je
zelf van de gespeelde situatie?
moeilijk?
gemakkelijk?
goed van jezelf?
minder goed?
Laat nadien de observeerders aan het woord. Het is de bedoeling dat ze de puntjes
op het observatieschema overlopen.
Tijdsduur per case : 40 minuten!
Materiaal
Werkbladen bemiddelingschema, observatieschema, cases rollenspel 2
Aangezien het moeilijk is om het hele bemiddelingschema in 1 sessie aan te leren,
kan je het schema en de inoefening met rollenspelen opsplitsen per stap (
introductie, luisteren, oplossingen). Je laat dan in een eerste sessie vooral de
introductie oefenen, in een tweede sessie vooral de luisterfase inoefenen en ten
slotte in een derde sessie de oplossingsfase inoefening. Daartoe kan je het
observatieschema ook per fase opsplitsen.
32
33
GEZELSCHAPSSPEL
HERHALING VAN DE
VAARDIGHEDEN
34
Inleiding
Het gezelschapspel kan gebruikt worden als instrument om de vaardigheden op een
leuke manier te herhalen. Het spelbord kan je op behangpapier schilderen, dan
wordt het nog echter. Om het spel iets vlugger te laten verlopen kan je de
groepsopdrachten uit het spel laten. De vakjes voor de groepsopdrachten op het
spelbord worden dan gewone opdrachtsvakjes.
Het spel kan maximum met 6 deelnemers (groepjes) gespeeld worden. Je kan de
groep onderverdelen in groepjes.
Je kan de spelregels door hen laten lezen voor het spel begint. Laat een leerling de
spelregels uitleggen aan de anderen.
Benodigd materiaal :
o Spelbord (4 vakjes voor kanskaarten en 2 vakjes voor groepsopdrachten en 24
vakjes voor gewone opdrachten)
o Dobbelsteen
o Pionen
o Kaartjes met opdrachten
o Kanskaarten
o Kaarten voor groepsopdrachten
o Blinddoeken
o Ballonnen
Spelregels :
o Men gooit eerst de dobbelsteen om te beslissen wie mag beginnen. Het
groepje met het hoogst aantal ogen, mag het spel beginnen.
o Wanneer men op een vakje komt, neemt men een opdracht, leest ze voor en
voert de opdracht uit.
o Wanneer de opdracht goed ik uitgevoerd, krijgt men 10 punten
o Wanneer men op een vakje komt waarop de kanskaart staat, neemt men een
kanskaart.
o Wanneer men op een vakje komt waarop groepsopdracht staat, neemt men
een groepsopdracht.
o Wordt de groepsopdracht goed uitgevoerd ( door alle deelnemers) krijgt elke
deelnemer 10 punten, wordt de groepsopdracht niet goed uitgevoerd wordt
bij elke 10 punten afgetrokken.
35
Opdrachten
Je hebt al tweemaal tegen een kind gezegd
dat hij moet ophouden met plagen.
Wat doe je? Gebruik een ik voel me –
uitspraak.
Je ziet een mooi stuk speelgoed liggen. Je
wil het graag eens goed bekijken. Opeens is
er een ander kind dat het speelgoed dat jij
net gepakt had, uit je handen neemt.
Reageer.
Noem 2 goede gevoelens,
gevoelens en 1 neutraal gevoel.
2
slechte
Welk gevoel is juist? (kijk naar de tekening)
Noem 2 verschillen tussen pesten en plagen.
Je vriend zit constant tegen jou te praten. Jij
wil de les volgen, en zegt weinig terug.
Wanneer je zegt tegen je vriend dat hij
ermee moet ophouden, merkt de leerkracht
jouw gebabbel op en je krijgt een straf. Wat
ga je doen?
Een vriendin van jou is heel kortaf tegen jou.
Dit is niet haar gewoonte. Wat doe je?
Een kind zegt dat je niet van de hoogste
springplank durft springen. Jij durft dit wel,
maar je hebt nu geen zin om dat te doen.
Wat doe je?
36
Je hebt al vaak tegen je broer gezegd dat hij
zijn radio niet zo hard moet aanzetten als jij
studeert. Je hebt er echt last van. Doe er iets
aan. Gebruik ik-zinnen.
Een meisje uit de klas vraagt of ze je pen
mag lenen. De pen is pas nieuw. Je wilt wel
de pen uitlenen, maar je wil toch dat ze er
heel voorzichtig mee is. Het meisje zegt
dan:”doe niet zo stom, jij overdrijft altijd”.
Wat doe je?
Een vriend heeft een computerspelletje van
je geleend. Hij brengt het terug maar het
computerspelletje werkt niet meer. Wat doe
je?
Een jongen is pas nieuw op de school. Hij
staat alleen op de speelplaats. Hoe kan je
hem op zijn gemak stellen?
Noem 8 gevoelens
Op de speelplaats hoor je dat iedereen
luizenbol tegen Tom roept. Wat doe je?
Gebeurtenis : Je buurman geeft je een duw
telkens je probeert te schrijven.
Gevoel : boos, het is vervelend
Gedrag: Je zegt, zonder hem aan te kijken :
“Hou daarmee op”.
Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers.
Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
37
Gebeurtenis : Je mag niet met de andere
kinderen spelen
Gevoel : verdriet
Gedrag : Je stapt weg van het speelplein
zonder iets te zeggen.
Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers.
Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Gebeurtenis : Een jongen zegt dat
Anderlecht goed heeft gevoetbald maar jij
vindt dat niet.
Gevoel : gespannen, twijfel of je het wel
goed hebt
Gedrag : Je zegt dat ze goed gespeeld
hebben.
Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers.
Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Gebeurtenis : Een meisje plaagt je. Ze zegt
dat je een lafaard bent, dat je niets durft.
Gevoel : kwaad
Gedrag : Je loopt boos weg
Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers.
Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
38
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Gebeurtenis : een klasgenoot heeft je goed
geholpen met een moeilijke som
Gevoel : Blij, want dat is aardig
Gedrag : Je zegt dat je het eigenlijk wel
alleen kon oplossen.
Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers.
Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Gebeurtenis : Je mag niet meespelen
Gevoel : teleurstelling
Gedrag : je maakt de andere kinderen uit
voor idioten.
Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij
je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Gebeurtenis : Iemand geeft je fiets, die je
had uitgeleend, terug. Er zit een erge kras
op.
Gevoel : Boos
Gedrag : je geeft dit kind een slag in het
gezicht.
39
Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij
je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Gebeurtenis : Een jongen dringt voor in de
refter.
Gevoel : teleurgesteld, boos.
Gedrag : Je roept luid : “Ga weg onnozelaar”
Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij
je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Gebeurtenis : een klasgenoot is heel goed in
rekenen en heeft 10 op zijn proef.
Gevoel : Jaloers op die 10
Gedrag : Je roept in de klas : “ Blokbeest!”
Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij
je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Gebeurtenis : een meisje heeft een mooie
nieuwe jurk aan
Gevoel : jaloers, ze wil vast laten zien hoe
mooi ze is
Gedrag : Je zegt “ Zeg Assepoester, het is
hier geen modeshow hoor!”
Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij
je volgende beurt mag je zeggen wat een
betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed,
dan mag je meteen verder spelen door met
de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord
40
fout, wacht dan nog eens op je beurt, en
geef een beter antwoord.
Welk gedrag toont dat je aan het luisteren
bent? Noem 3 dingen.
Je bent met 4 een spel aan het spelen.
Iemand van de klas zou graag meedoen,
maar het spel kan maar gespeeld worden
met maximum 4 deelnemers. Wat doe je?
Een jongen scheldt je altijd uit voor
bangerik. Je wordt daar boos om en lapt
hem een pootje in de rij.
Wat is dit : wegkruipen, knokken of
aanpakken?
Je praat met een meisje maar ze luistert niet
goed naar je. Noem 3 dingen op waaraan je
merkt dat ze niet naar je luistert.
Een kind pakt je drankje af. Je bent boos. Je
denkt: “ laat ze het maar hebben”.
Wat is dit? Wegkruipen, knokken of
aanpakken?
Noem de regels die tijdens deze opleiding
gelden.
Beeld een gevoel uit.
Wie is betrokken bij pesten?
Is dit een mening of een feit?
Mensen met een kilootje meer zijn niet
sportief
41
Is dit mening of feit?
Iemand die blijft zitten is dom
Is dit mening of feit?
Iemand die goede punten heeft is een
blokbeest
Noem 2 vooroordelen
Beeld gespannenheid uit – je mag zowel je
lichaam als je gelaatsuitdrukking gebruiken
Beeld verliefdheid uit – je mag enkel je
gelaatsuitdrukking gebruiken
School is gedaan. Er is vanavond nog
oudercontact en de meester vraagt of je nog
een half uur wil nablijven om te helpen.
Eigenlijk heb je wel tijd, maar niet zo veel
zin. Je zou liever gaan voetballen met je
vrienden. Hoe pak je het aan?
Je bent peacemaker en het is speeltijd. Plots
merk je dat twee groepen ruzie hebben bij
het voelbal ( conflict de ene groep wil
voetballen en de andere ook).
Wat ga je doen? Probeer het stap voor stap
uit te leggen.
Een jongen in het groepje waar je mee
speelt is heel bazig. Hij zegt steeds wat jullie
moeten doen en iedereen luistert naar hem.
Maar je merkt dat zij dat niet echt leuk
vinden. Wat kun je doen?
42
Kanskaarten
Het is je niet meteen gelukt om een
plaaggeest de mond te snoeren. Je denkt : “
Zie je wel, dat lukt me toch niet”.
Je moet als straf voor deze nepgedachte 10
punten afgeven
Je wil Jeroen vragen om te komen spelen. Je
doet het toch maar niet, want je denkt: “ Hij
wil het toch niet”.
15 punten afgeven omdat je wegkruipt
Te snel gefietst. Eén beurt uitrusten.
Je hebt er niets van gezegd toen een jongen
al voor de tweede keer zijn afspraak niet
nakwam om bij je te komen spelen. Je boete
voor dit wegkruipen is 20 punten afgeven.
Je hebt aanpakt toen iemand je pudding wou
opeten.
Je verdient hiermee 10 punten.
Omdat je ouders vinden dat je de laatste tijd
problemen beter aanpakt, geven ze je een
beloning van 30 punten.
Je hebt geen tijd om boodschappen te doen.
Je moet naar de voetbaltraining. Je zegt
duidelijk dat je geen tijd hebt. Je moeder
dringt aan. Jij houdt vol dat je geen tijd
hebt. Als ze je dan begrijpt zeg jij : “ tof
ma”.
Je beloning voor dit aanpakken is 20 punten
43
Je kijkt de andere kinderen altijd aan als je
tegen hen praat.
Beloning : 15 punten
Een jongen scheldt je uit. Je wordt razend
kwaad en slaat hem een bloedneus. Dit is
knokken. Je boete is 40 punten.
Je hebt tegen een meisje duidelijk gezegd
dat je het erg vindt dat je nooit mag
meespelen. Je verdient hiervoor 20 punten
want dit is aanpakken.
Je vindt het leuk dat iemand jou wil helpen.
Je zegt dit ook tegen die persoon. Je geeft
een mooi compliment. Je krijgt hiervoor 15
punten.
Je betrekt een leerling die zwaar gepest
wordt in je spel. Je krijgt hiervoor 30 punten.
Bij een ruzie tussen twee leerlingen stel je
een compromis voor en vraag je of ze
akkoord kunnen gaan met dit compromis. Je
krijgt hiervoor 30 punten.
Je doet niet mee aan het geroddel over Lies.
Meer nog, je zegt tegen de roddelaars dat ze
ermee moeten stoppen. Je krijgt hiervoor 30
punten
Wanneer een leerling gepest wordt, pest je
lekker mee. Boete : 30 punten
44
Wanneer een leerling gepest wordt, doe je
niets. Boete : 20 punten
45
Groepsopdrachten
Ga op een rij naast elkaar staan. Het
rechterbeen
van de eerste zal vastgebonden worden aan
het linkerbeen van de tweede, het
rechterbeen van de tweede aan het
linkerbeen van de derde, enz…
Eenmaal allemaal aan elkaar vast, moeten de
jullie een door mij opgedragen afstand
afleggen.
Rupsketting: Gaan in een rij achter elkaar
zitten. De eerste van de rij steunt met de
handen op de voeten van de tweede, de
tweede steunt met de handen op de voeten
van de derde, enz…
Eenmaal allemaal in de juiste positie, leggen
jullie een door mij bepaalde afstand af.
Ga zitten op een rij naast elkaar. De eerste
krijgt de bal tussen zijn voeten geklemd.
Deze bal brengt hij met de voeten over naar
de tweede die hem hierbij helpt door een
stuk tegemoet te komen met de voeten en
de bal over te nemen.
Zo moet de bal de hele rij rond raken. Valt
de bal onderweg, dan moet er opnieuw
worden begonnen.
46
Ga met gespreide benen achter elkaar
staan. De eerste neemt met de rechterhand
door zijn benen de linkerhand van de
tweede. De tweede neemt met zijn
rechterhand de linkerhand van de derde,
enz…
Eenmaal de slang is gevormd leggen zij zo
een bepaalde afstand af.
Ga op een rij naast elkaar staan,
geblinddoekt. De begeleider zet jullie terug
op een rij, maar in een andere volgorde. Nu
moeten jullie op de tast volgens hun grootte
gaan staan. De kleinste vooraan en de
grootste achteraan.
De groep gaat gehurkt op een rij naast
elkaar zitten. De eerste doet de armen over
elkaar, de rest plaatst de handen op de
heupen van degene die voor hen zit.
Nu moeten jullie samen “Hop” roepen. Bij
elke hop springen ze een stap vooruit. Zo
leggen ze een bepaalde afstand uit.
De eerste speler van de groep loopt tot aan
een muur, tikt deze en loopt achteruit terug
naar de rest van de groep. De tweede speler
neemt hem bij de heupen vast en samen
doen ze hetzelfde en gaan achteruit om de
derde speler te halen. Dit totdat de hele
groep loopt.
In groepjes van twee klemmen jullie al
staande met de ruggen naar elkaar een bal
tussen hun beide zitvlakken. Zo leggen jullie
een door mij te bepalen afstand af. Hierna
volgen de volgende twee, totdat iedereen
aan de beurt is geweest. Bij oneven
aantallen zal er iemand twee keer moeten
lopen.
47
Twee kinderen gaan tegenover elkaar staan
en klemmen een bal tussen hun twee
buiken. Leg een afstand af die door mij
wordt bepaald. Iedereen van de groep moet
aan de beurt komen. Bij oneven aantallen zal
iemand twee keer moeten lopen.
Doe deze oefening eerst per twee om eens
kennis te maken met de werking van deze
opdracht.
Ga per twee met de ruggen tegen elkaar
zitten en haak de armen met de ellebogen
ineen. Nu proberen jullie recht te komen
zonder los te laten.
Hierna wordt een kring gevormd, al zittend
met de ruggen naar binnen gekeerd. De
ellebogen worden in elkaar gehaakt. Nu
moet heel de groep rechtgeraken zonder los
te laten.
Ga achter elkaar zitten, op handen en
knieën. Leg vervolgens je benen op de
schouders van de speler achter jou. Alleen
de laatste speler kan zo op handen en
voeten blijven staan. Nu gaat de rups
langzaam vooruit lopen zonder dat de benen
op de grond vallen. Wanneer het niet lukt,
eerst oefenen in groepjes van 4 spelers.
Speel haasje over.
Stel alle spelers voor. ( Naam, hobby,
huisdieren…). Wanneer je het niet weet kan
je het aan de spelers vragen.
48
Speel telefoontje
49
2x EXTRA MUROS
SAMENWERKEN EN
VERTROUWEN
50
Inleiding
De extra muros activiteit heb ik laten doorgaan op een groot speelterrein in een
recreatiecentrum in de buurt van de school. Een groot speelterrein biedt immers tal
van mogelijkheden om uitdagende oefeningen te laten doorgaan, maar je kan de
oefeningen ook voorbereiden in de sportzaal van de school.
De voornaamste doelstelling van deze activiteit is groepsbinding. Het is belangrijk dat
de ruziebrekers met elkaar kunnen samenwerken en elkaar vertrouwen om elkaar te
kunnen ondersteunen. Een activiteit buiten de school, de spanning en opwinding die
dat met zich meebrengt, zorgt voor iets extra wat betreft de groepsbinding. Daarom
ook te titel.
Het is nog effectiever om voor een zelfde uitdaging te zorgen in een residentiële
setting, dan kan je sessies afwisselen met uitdagende oefeningen.
De oefeningen vergen wel ietwat voorbereiding. Het is noodzakelijk om het
speelterrein vooraf af te speuren en te zoeken naar bruikbare trajecten. Loop de
trajecten eens af en probeer (on)veiligheid in te schatten. Maar maak het de
leerlingen ook niet al te gemakkelijk. Elkaar helpen, elkaar leren vertrouwen staat
centraal in deze oefeningen.
Bij het begin van iedere oefening geef je de instructie en laat je die eventueel
herhalen door een leerling). Tijdens de oefening worden de leerlingen niet geholpen,
er wordt alleen ingegrepen als de veiligheid in het gedrang komt. Om de veiligheid te
vrijwaren zijn er 2 begeleiders nodig voor een groep van 8 leerlingen. De problemen
bij het vervullen van een bepaalde taak in teamverband en het probleemoplossend
denken van de groep (hoe ze ermee omgaan) vormen belangrijke
aanknopingspunten voor de nabespreking. Een nabespreking na elke oefening is dus
heel erg belangrijk.
Aangezien het hier gaat om een buitenschoolse activiteit (buiten de schooluren) is
het heel belangrijk om de ouders toestemming te vragen om aan deze activiteit deel
te nemen. Vraag hen ook om aangepast kledij te voorzien (kledij die ook vuil mag
worden).
Bespreek met de leerlingen wanneer de activiteit best gepland wordt (om
onverenigbaarheden met andere buitenschoolse activiteiten te voorkomen). Laat
echter niets los over het soort oefeningen.
51
Oefeningen
Met twee vastgebonden
Beschrijving :
De groep wordt verdeeld in duo ‘s. Ze worden per twee
vastgebonden met een doek aan de voeten.
Ze leggen zo een traject af. Het traject mag redelijk
moeilijk zijn.
Focus :
samenwerken
Nabespreking :
- was het moeilijk om het traject af te leggen? Waarom?
- wat was de grootste moeilijkheid?
- Heeft 1 van de twee de leiding op zich genomen? Hoe is
dat gebeurd?
- Hadden jullie vooraf afspraken gemaakt? Welke?
- Welke afspraken zouden jullie kunnen gemaakt hebben?
- Was er op een bepaald ogenblik onenigheid over hoe jullie die hindernis gingen nemen? Hoe hebben jullie dat
opgelost?
• Als je nog eens een zelfde soort oefening zou moeten
doen zou je dezelfde partner kiezen? Waarom wel?
Waarom niet?
Materiaal :
doeken
Tijd :
20 minuten
Traject dat werd afgelegd in recreatiecentrum De Ster Sint-Niklaas : lange buis onder grond, door
doolhof, op speeltuig in doolhof.
Vuilzakkenspel
Beschrijving :
Je legt een opengesneden vuilzak ( of een plastiek van
eenzelfde grootte) op de grond. Je geeft de instructie er
allemaal op te gaan staan.
Wanneer iedereen op de vuilzak staat, geef je de opdracht
om de vuilzak om te draaien, maar iedereen moet er
blijven opstaan.
Focus :
samenwerken, probleemoplossend denken
52
Nabespreking :
- was dit een moeilijke oefening?
- hebben jullie alsnog een plan afgesproken om deze
oefening tot een goed einde te brengen? Hoe is dat
plan tot stand gekomen?
- Nam iemand de leiding? Werd dat leiderschap
aanvaard? Waarom wel? Waarom niet? Misschien
namen meer personen de leiding? Was dit goed voor
het vervullen van de taak?
- Heb jij instructies proberen geven?
- Had je het gevoel dat er met jouw instructies werd
rekening gehouden? Hoe zou dat komen?
Materiaal :
vuilzak
Tijd :
10 minuten
Hindernissenparcours
Beschrijving :
de groep wordt verdeeld in duo ‘s, men mag kiezen wie
geblinddoekt wil zijn en wie begeleider zal zijn. De rollen
worden nadien omgedraaid.
Men moet een ingewikkeld hindernissenparcours doen. De
begeleider begeleidt natuurlijk de blinde. Er wordt
duidelijk gesteld dat de begeleider moet zorgen voor de
blinde, dat hij verantwoordelijk is.
Focus :
vertrouwen geven, vertrouwen krijgen
Gesprekstechnieken, non-verbale communicatie, angst
Nabespreking :
Voor de blinden
- Hoe voelt het om geblinddoekt te zijn? ( en dus enkel
op je gehoor, tastzin en reuk af te gaan)
- Waar ben je vooral op afgegaan, op je gehoor, tastzin
of reuk?
- Was je angstig? Hoe heb je dat overwonnen? Heeft de
begeleider iets gedaan om je mee te helpen die angst
te overwinnen?
- Had je vertrouwen in de begeleider? Wat heeft hij
gedaan om je dat vertrouwen al dan niet te geven?
- Nam je begeleider voldoende verantwoordelijkheid?
Vindt hij dat ook?
Voor de begeleiders
- Hoe voelde het om iemand te leiden?
- Denk je dat je de persoon die je leidde voldoende
vertrouwen hebt gegeven?
53
-
Nam je voldoende verantwoordelijkheid? Waarom wel,
waarom niet? Bespreek ook met partner.
Hoe heb je getracht die persoon vertrouwen te geven?
Materiaal :
blinddoeken
Tijd :
30 minuten
Plankje spelen
Beschrijving :
2 personen gaan op zekere afstand ( ongeveer 1 meter)
van elkaar staan, met de gezichten naar elkaar toe. De
andere persoon gaat ertussen staan, met zijn gezicht naar
1 persoon gericht. Deze persoon maakt zich tot plank en
moet zich laten vallen. De 2 andere personen vangen hem
telkens op wanneer de plank naar hun zijde valt, en
duwen hem dan voorzichtig naar de andere persoon. De
personen die opvangen moeten zorgen dat ze stevig staan
en wat mee veren.
De afstand tussen de 2 personen die opvangen kan
telkens een beetje worden vergroot, zelfs tot de persoon
vrijwel plat op de grond ligt. De plank moet proberen zo
lang mogelijk het vallen, zonder zich te ontspannen vol te
houden.
De rollen worden nadien omgedraaid.
Focus :
vertrouwen
Nabespreking :
- hebben de andere je gerust gesteld? Hoe hebben ze
dit gedaan? Hoe zouden ze dit kunnen doen?
- Was je onzeker, bang het moment dat je je liet vallen?
- Is dit gevoel verdwenen na enkele keren?
- Vertrouwde je iedereen? Waarom wel / niet denk je?
- Hoe voelde het om iemand wel of niet te vertrouwen?
- Is je vertrouwen verdwenen gedurende de oefening?
Zo ja, hoe komt dit?
Tijd :
15 minuten
54
Klimpiramide
Beschrijving :
bind alle leerlingen aan de voeten vast. Laat hun een
traject op een klimpiramide afleggen ( rondgaan)
Focus :
samenwerken
Nabespreking :
-
Tijd :
Heeft iemand de leiding op zich genomen? Ging je
daarmee akkoord? Hoe ben je daar mee omgegaan?
Werden er afspraken gemaakt in de groep?
Is er een reden waarom je gekozen hebt voor je buur?
Had je liever op een andere plaats gestaan? Waarom?
Toen je zag dat het fout liep, heb je ingegrepen?
Hoe voelt het om vastgebonden te zijn en op een ander
aangewezen te zijn voor een stuk? Voelde je frustratie?
Heb je dit geuit?
10 minuten
Herken geblinddoekt je medeleden
Beschrijving :
Focus :
Nabespreking :
Iedereen wordt geblinddoekt. Men mag gedurende deze
oefening niets zeggen. De opdracht is om zich volgens
grootte, schoolmaat, aantal letters van de voornaam, …
op te stellen
elkaar aanvoelen, territorium
-
Tijd :
Was het een moeilijke oefening?
hebben jullie elkaar aangeraakt? Vond je het moeilijk
om de ander aan te raken? Vond je het moeilijk als jij
werd aangeraakt?
Hoe hebben jullie met elkaar gecommuniceerd? Is dit
gelukt?
10 minuten
55
Elektrische muur
Beschrijving :
klim over een voorwerp zonder het aan te raken ( alleen
deze opdracht wordt gegeven)
Focus :
samenwerken
Nabespreking :
- dacht je dat deze opdracht onmogelijk was?
- heb je spontaan iemand geholpen? Op welke manier
heb je dat aangeboden?
- Waren er groepsleden die alleen maar hebben
afgewacht?
- Waren er groepsleden die de opdracht niet wilden
uitvoeren
- Hebben jullie die groepsleden aangemoedigd? Hoe?
- Zou het anders hebben verlopen als je die oefening
zou gedaan hebben met mensen die je minder goed
kent?
- Heb je rekening gehouden met de angst van de ander?
Op welke manier?
- Had je vertrouwen in de personen die je hebben
geholpen? Waarom?
Tijd :
15 minuten
In het recreatiecentrum de ster kan over de balken van het vliegtuig “gekropen” worden.
1-2-3 Zingen
Beschrijving :
Iedereen staat aan de ene kant van het terrein, behalve 1
persoon. Deze staat met zijn gezicht naar de overigen(
aan een muurtje of boom). Op een bepaald ogenblik
draait die zich om en zegt 1-2-3 . Aansluitend roep hij de
naam van een zanger of groep. Tijdens die periode mogen
de overige leden zich verplaatsen in zijn richting, maar ze
moeten een liedje zingen van die zanger of groep. Als hij
zich echter weer omkeert, mag hij niemand zien bewegen.
Als hij wel iemand ziet bewegen, moet die terug naar de
startlijn. Het spel gaat verder tot iemand de “pianist” kan
tikken zonder dat hij hem zien bewegen heeft. Ook
wanneer hij merkt dat iemand niet aan het zingen is, of
van een verkeerde groep, moet die terug naar de startlijn.
Focus :
observeren
56
Nabespreking :
Tijd :
10 minuten
Afsluiter
Beschrijving :
Laat alle leden in een klein speeltuig samen kruipen
Focus :
territorium, afsluiter
Tijd :
5 minuten
In het recreatiecentrum De Ster zal dit gebeuren in een schommelend bootje
57
58