Handleiding peermediation Peggy Van Derhaeghen Ruziebrekers Handleiding RADI zorgproject Antwerpen Van Hemelrijcklei 81 2930 Brasschaat Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE ................................................................................................................ 2 INLEIDING .............................................................................................................................. 4 HOE DE HANDLEIDING GEBRUIKEN? ........................................................................................ 4 AANDACHTPUNTEN VOOR DE BEGELEIDERS ........................................................... 5 REGELS.................................................................................................................................... 6 KENNISMAKING - STOELENDANS .................................................................................. 7 VERBONDEN – SPINNENWEB ........................................................................................... 8 PROFIEL VAN DE SPEELPLAATSMONITOR ................................................................ 9 LUISTEREN........................................................................................................................... 10 FUNCTIES VAN LUISTEREN..................................................................................................... 10 LUISTERGEDRAG ................................................................................................................... 10 GEVOELENS ......................................................................................................................... 12 VOORBEREIDENDE DENKOEFENING : ..................................................................................... 12 EMOTIES EN NON-VERBAAL GEDRAG ..................................................................................... 13 AANGENAME EN ONAANGENAME GEVOELENS ....................................................................... 14 BOOS ..................................................................................................................................... 15 RUZIE ..................................................................................................................................... 17 RUZIE : TIPS ........................................................................................................................... 17 WAT IS EEN RUZIE? ............................................................................................................... 17 BEDOELING EN EFFECT : EERSTE OEFENING ........................................................................... 18 BEDOELING EN EFFECT : TWEEDE OEFENING .......................................................................... 19 FEEDBACK – IK VOEL ME…. UITSPRAKEN ............................................................... 20 PESTEN VERSUS PLAGEN VERSUS RUZIEMAKEN .................................................. 22 BIJKOMENDE OEFENING : VERHAALTJE.................................................................................. 23 VOOROORDELEN ............................................................................................................... 24 WAT IS EEN VOOROORDEEL? ................................................................................................. 24 KNIKKERSPEL ........................................................................................................................ 25 ROLLENSPEL – VALS SPELEN........................................................................................ 26 BEMIDDELEN....................................................................................................................... 28 BEMIDDELEN – REGELS BIJ HET GESPREK .............................................................................. 28 OEFENING ............................................................................................................................. 29 BEMIDDELEN – INTRODUCTIE................................................................................................ 30 BEMIDDELEN – WAT IS BEMIDDELEN .................................................................................... 30 BEMIDDELEN – ROLLENSPEL ................................................................................................. 31 2 INLEIDING ............................................................................................................................ 35 OPDRACHTEN ..................................................................................................................... 36 KANSKAARTEN................................................................................................................... 43 GROEPSOPDRACHTEN ..................................................................................................... 46 INLEIDING ............................................................................................................................ 51 OEFENINGEN ....................................................................................................................... 52 MET TWEE VASTGEBONDEN .................................................................................................. 52 VUILZAKKENSPEL ................................................................................................................. 52 HINDERNISSENPARCOURS...................................................................................................... 53 PLANKJE SPELEN ................................................................................................................... 54 KLIMPIRAMIDE ...................................................................................................................... 55 HERKEN GEBLINDDOEKT JE MEDELEDEN ............................................................................... 55 ELEKTRISCHE MUUR .............................................................................................................. 56 1-2-3 ZINGEN ........................................................................................................................ 56 AFSLUITER ............................................................................................................................ 57 3 Inleiding De opleiding, zoals die hier is beschreven, loopt over 10 uren en een namiddag voor de extra muros activiteit. De inhoud van de opleiding kan volledig zelf ingevuld worden, rekening houdende met de interesses, behoeften en vragen van de peermediators. De opleiding zal er ook anders gaan uitzien wanneer de leerlingen van de school al rond sociale vaardigheden werkt. Toch is het belangrijk om bepaalde thema’s aan bod te laten komen. Ook is belangrijk om denk- en doe- oefeningen elkaar te laten afwisselen, dit om de aandacht van de peermediators vast te houden In dit handboek worden volgende thema’s belicht : kennismaking, profiel van de peermediator, luisteren, gevoelens herkennen en benoemen, ruzie maken, pesten, plagen, feedback geven en vragen, vooroordelen en last but not least het verloop van een bemiddelingsproces. Denk- en doe- oefeningen worden hierin afgewisseld. Ook wil ik nadruk leggen dat het niet allemaal TE serieus mag worden. Maak plaats voor plezier, geef de kans aan de leerlingen om te lachen en zich te ontspannen. Wanneer de opleiding op een, voor de leerlingen, aangename manier gebracht wordt, zullen de leerlingen meer gemotiveerd zijn om hun vrije tijd te besteden aan het project, om hun medeleerlingen te helpen waar ze kunnen. Een ver doorgevoerde opleiding is mijn inziens niet aan te raden, het is niet de bedoeling dat de leerlingen tot professionele bemiddelaars worden opgeleid. Hoe de handleiding gebruiken? Deze handleiding bestaat uit drie delen : de sessies, het gezelschapsspel en de extra muros activiteit. In het eerte deel worden een aantal aandachtspunten voor de begeleiders opgesomd. Het is als begeleider immers belangrijk om je als coach op te stellen en vooral veel te luisteren naar de ruziebrekers. In volgende hoofdstukken wordt er per thema een aantal oefeningen omschreven voorafgegaan door een kort stukje theoretische achtergrond. Deze oefeningen verwijzen naar invulbladen in het werkboek. De handleiding en het werkboek kunnen als inspiratiebron gebruikt worden om de opleiding vorm te geven. Ze kunnen steeds met andere oefeningen en thema’s worden aangevuld. Het werkboek laat je vrijblijvend invullen, het gaat immers om een opleiding buiten de lesuren. Per oefening wordt een tijdsduur en een doelstelling vooropgesteld. De tijd per oefening is heel krap gesteld en is afhankelijk van de samenstelling en de grootte van de groep. De tijdsduur in deze handleiding geldt voor een groep van 8 leerlingen. Wanneer er extra materiaal voor de sessie nodig is, is dit vermeld in de handleiding. 4 Aandachtpunten voor de begeleiders Tijdens de training moet er voortdurende aandacht zijn voor het versterken van het zelfvertrouwen van de leerlingen. Dit vergt een aantal vaardigheden van de begeleider : De houding van de begeleider heeft grote invloed op de leerlingen, of ze zich al dan niet veilig of geaccepteerd voelen; Benoemen wat de leerling goed doet en stimulerende houding hierover hebben; Rekening houden met de belevingswereld en het ontwikkelingsniveau van de leerlingen; Inspelen op onverwachtse situaties en creatief daarmee omgaan; Zorgen voor een vaste structuur zodat veiligheid en zekerheid bij de leerlingen kan geschept worden; Positieve aandacht geven aan de persoonlijke beleving van leerlingen, vragen hoe zij situaties ervaren, was ze van de oefening vonden.. Aandacht hebben voor de lichaamshouding van de leerlingen; Actief luisteren stelt de leerling in staat om zijn eigen oplossingen te vinden. Door actief te luisteren ontwikkel je het verantwoordelijkheidsgevoel en het zelfvertrouwen van de kinderen, omdat ze dan ervaren dat ze zelf al heel veel kunnen en heel veel weten en zelf in staat zijn om oplossingen te bedenken; De kinderen actief houden want een kind dat zich zit te vervelen leert niet; De training geef je niet als leerkracht maar als coach. Verscheidene literatuurbronnen stimuleren deze coachaanpak om sociale vaardigheden te geven omdat deze aanpak het meest effect heeft, de beste resultaten geeft. Centrale doelstelling van coaching : Het verhogen van kennis van belangrijke sociale vaardigheden en concepten Het vertalen van deze concepten in concrete handelingen Het bevorderen van generalisatie en behoud van deze handelingen. Het is belangrijk om de kinderen te leren hoe ze zelf problemen kunnen oplossen. De begeleider gaat niet inhoudsgericht werken, maar procesgericht. Een coach leert niet wat het kind moet doen in een bepaalde situatie, maar begeleidt het zelf om een oplossing te vinden. Dit vergt speciale aandacht omdat men als volwassene vlug gaat vertellen vanuit zijn ervaring wat het kind moet doen. Een begeleider zal dus niet reageren met : “ Ik denk niet dat…”, “Dat is geen goede oplossing…”, maar wel met “ Heel goed, je hebt nog een oplossing gevonden…”. Dat betekent dat indien een kind een bepaalde oplossing naar voor brengt die de volwassene afkeurt, deze zal aanvaarden als mogelijk alternatief tussen de anderen. 5 Regels Omwille van de duidelijkheid is het belangrijk om in het begin enkele regels af te spreken ( max. 4) die het moeten mogelijk maken dat iedereen aan de beurt komt. Doel : ervoor zorgen dat men zich veilig voelt in de groep Welke regels zijn volgens jullie belangrijk voor het goede verloop van de opleiding? Deze regels kunnen in het opleidingslokaal opgehangen worden zodat men er telkens weer naar kan verwijzen. Materiaal : groot blad papier Tijdsduur : 10 minuten 6 Kennismaking - stoelendans Het is van groot belang dat de peermediators mekaar goed kennen. Dit zorgt voor een veilig gevoel in de groep. Belangrijk hierbij is dat de begeleiders deelnemen aan de kennismakingsoefeningen. Elkaar leren kennen is een proces waaraan nooit een einde komt. – kennismaking wordt tijdens elk opleidingsmoment verder uitgebreid. Doel : ervoor zorgen dat men zich veilig voelt in de groep Omschrijving van de oefening : Plaats stoelen een kring – aantal stoelen = aantal deelnemers minus 1 Men legt het verloop van de oefening uit : degene die in het midden staat zegt iets over wat hij of zij graag heeft, graag doet, graag eet… wanneer de andere deelnemers dit ook graag hebben, eten of doen dan staan ze op en zoeken ze een vrije stoel zo staat er telkens weer iemand anders in het midden de begeleider begint. Materiaal : stoelen Tijdsduur : 10 min 7 Verbonden – spinnenweb Doel : belang van verbondenheid aantonen Omschrijving van de oefening Vraag aan de groep om in een cirkel te zitten. Een leerling begint de activiteit door zijn naam te zeggen en waarom ze vrijwilliger zijn om speelplaatsmonitor te zijn. Terwijl ze het einde van de bol wol vasthouden, gooien ze de bol wol naar een andere persoon in de cirkel. Deze persoon zegt dan op zijn beurt zijn naam en waarom hij zich opgegeven heeft als speelplaatsmonitor. Dit gaat zo verder tot wanneer iedereen de bol wol heeft ontvangen en een spinnenweb is gecreëerd. Toon aan dat iedereen verbonden is, om een goed team speelplaatsmonitoren te zijn is het belangrijk dat zij zowel elkaar moeten helpen en ondersteunen als de kinderen op de speelplaats. De leerlingen kunnen elk een stukje touw afknippen en bijhouden als herinnering hoe belangrijk teamwerk is. Materiaal : een bol wol Tijdsduur : 10 min 8 Profiel van de speelplaatsmonitor Doel : opmaken profiel – programma-inhoud bepalen Omschrijving van de oefening : Splits de groep in kleinere groepen. Ze worden gevraagd om vragen te beantwoorden en neer te schrijven op grote bladen papier. De groepen geven nadien feedback over de antwoorden van de andere groepen. Vraag 1 : wat voor vaardigheden hebben speelplaatsmonitoren nodig? (men kan de kaartjes van het kwaliteitenspel inkijken en de betekenissen opzoeken in een woordenboek en bespreken) Vraag 2 : wat zijn de voordelen van speelplaatsmonitoren op school? Vraag 3 : welke dingen maken kinderen ongelukkig op speelmomenten? Bijkomende vraag : welke vaardigheden bezit je reeds? Daarna kan eventueel de zelfconceptencirkel worden ingevuld : in…, ik ben vrij goed in…, ik ben niet zo goed in… ik ben heel goed Materiaal : flap en kaartjes met kwaliteiten ( zie bijlage) Tijdsduur : 30 minuten Opmerking : Deze oefening kan door alle leerlingen van de school ingevuld worden, zo verhoog je het participatieniveau en krijg je een beter beeld van de noden van de leerlingen. 9 Luisteren Het is essentieel dat de kinderen leren om actief te luisteren naar elkaar. Luisteren is meer dan enkel je oren openen voor wat de ander zegt, luisteren is actief vragen durven stellen, een luisterende houding aannemen… Zowel uit de verbale als de non-verbale reacties moet op te maken zijn dat er aandacht is voor de ander. Functies van luisteren Door actief te luisteren laat je iemand weten dat je hem begrijpt of in elk geval probeert te begrijpen. Dit verstevigt de onderlinge band, omdat iemand zich geaccepteerd en gewaardeerd voelt. Door actief te luisteren stimuleer je de andere om het verhaal te vertellen zoals hij dat beleeft. Luisteren kan iemand stimuleren om de emotionele betekenis van een situatie naar voren te brengen. Door actief te luisteren kan je duidelijkheid scheppen voor de verteller, als de luisteraar(s). Door actief te luisteren voorkom je dat je adviezen en raadgevingen geeft waar niemand iets aan heeft. Luistergedrag Luisteren moet zichtbaar zijn in het gedrag. Je kan daarbij aandacht besteden aan volgende aspecten : • Maak oogcontact Iemand regelmatig aankijken maakt duidelijk dat je op hem bent gericht, dat je aandacht voor hem hebt. Het is heel vervelend te praten tegen iemand die de hele tijd uit het raam zit te kijken, die meer het plafond of zijn eigen schoenen lijkt te bestuderen dan jouw gezicht. • zit er geïnteresseerd bij Je moet je realiseren dat niet alleen je woorden, maar je hele houding invloed heeft op de ander. Het is veel minder uitnodigend als je onderuitgezakt hangt, dan wanneer je geïnteresseerd naar voren buigt. • moedig de verteller aan om door te gaan Af en toe knikken, een gebaar maken, verbaasd kijken, wenkbrauwen fronsen, jaja zeggen, zijn aanmoedigingen. 10 • vraag verduidelijking als je iets niet begrijpt. Doel : aantonen wat een goede luisterhouding is, belang van luisteren aantonen Omschrijving van de oefening : Er worden 2 vrijwilligers gevraagd – deze gaan even buiten en krijgen de opdracht om gedurende een minuut hun perfecte dag te schetsen (ze mogen ook een ander verhaal vertellen). De andere deelnemers krijgen de opdracht om bij het eerste verhaal helemaal niet te luisteren – bij het tweede verhaal te luisteren. Men overloopt vlug wat belangrijk is bij luisteren (oogcontact – aandacht houden bij die persoon – knikken – lachen – vragen stellen…) Nadien wordt aan de vrijwilligers gevraagd hoe ze zich bij het gebeuren hebben gevoeld. Hoe merkten ze dat de leerlingen aan het luisteren waren of niet aan het luisteren waren? Tijdsduur : 10 minuten 11 Gevoelens Empathiseren, relateren is een belangrijke vaardigheid bij bemiddeling. Het is een proces dat begint bij het herkennen en benoemen van gevoelens, bij zichzelf en bij de ander. Empathie is het vermogen om je te kunnen verplaatsen in de gevoels- en belevingswereld van de ander. Je probeert als het ware in de huid van de ander te kruipen en wereld vanuit zijn beleving waar te nemen. Voorbereidende denkoefening : Doel : inventarisatie van de gevoelens die de leerlingen kunnen benoemen. Omschrijving van de oefening : Vraag aan de leerlingen welke gevoelens ze allemaal kennen. Wanneer dit moeilijk verloopt kan je situaties omschrijven die sowieso bepaalde gevoelens oproepen. Bijv. wat voel je net voor een moeilijke test… Duidt ook dat gevoelens gradaties kennen (bijv. kwaad - woedend) Men kan de benoemde gevoelens inventariseren op een blad en dit in hun lokaal uithangen. Er kan eventueel ook een collage gemaakt worden. Tijdsduur : 10 minuten ( zonder collage) 12 Emoties en non-verbaal gedrag Doel : aantonen dat niet iedereen op dezelfde manier zijn emoties uit (non-verbaal) Omschrijving van de oefening : Splits de groep in paren. Geef eerst de instructie. Vertel dat de leerlingen straks kaartjes krijgen waar allerlei gevoelens op staan. De andere leerlingen mogen niet zien wat er op het kaartje staat. Het is de bedoeling dat je het gevoel dat op het kaartje benoemd staat gaat uitbeelden, en dat de andere leerling raadt welk gevoel je uitbeeldt. Geef aan alle leerlingen een 5-tal kaartjes waar gevoelens op staan (angst, verliefd, gespannen, woedend, kwaad, verdriet, afkeer,minachting, lijden, geluk,verbazing, vrolijk…). Nabespreking : Was het moeilijk de gevoelens bij je makker te raden? Waarom? Was het moeilijk de gevoelens uit te beelden? Waarom? Denk je dat iedereen op eenzelfde manier zijn emoties uitdrukt? Als je denkt dat iemand bijv angstig is, hoe kan je dat dan zeker weten? Materiaal : kaartjes met gevoelens Tijdsduur : 15 minuten 13 Aangename en onaangename gevoelens Doel : Aangename en onaangename gevoelens van elkaar kunnen onderscheiden. Omschrijving van de oefening : De leerlingen krijgen de opdracht de gevoelsprenten ( uit groeipijnen in sociaal contact) te benoemen. Welk gevoel zou deze prent willen uitdrukken? Men laat de leerlingen eerst individueel nadenken, nadien worden de gevoelsprenten in de hele groep benoemd. Daarna wordt de groep verdeeld in vijftallen. Geef de gevoelsprenten aan de groepen samen met een groot blad papier. Vraag aan de groep de gevoelens onder te brengen in drie rubrieken, laat hen een tabel tekenen op het papier met drie hoofddingen, goed gevoel, slecht gevoel, neutraal gevoel. Ze beslissen in groep welke gevoelsprent bij welk hoofdding hoort. Daarna geven ze feedback aan elkaar, bespreek waarom ze die gevoelsprent bij dat hoofdding hebben geplaatst. De gevoelens die worden weergegeven door de gevoelsprenten zijn : boos, blij, zenuwachtig, bang, verdrietig, pijn, ongerust, eenzaam, verliefd, gespannen, verlegen, schuldig, bezorgd, ontgoocheld, jaloers. Tijdsduur : 20 minuten Materiaal : grote bladen papier/ gevoelsprenten Congruentie Doel : aantonen dat non-verbaal gedrag meer zegt dan verbaal gedrag Omschrijving van de oefening : Toon de prent rond congruentie ( mannetje dat zegt : Ik ben boos). Vraag welke gevoelens deze man uit? Welk gevoel zou correct zijn? Materiaal : prent 14 Boos Wanneer iemand boos is het belangrijk dat je de ander serieus neemt en dat je dat ook laat merken. Toon betrokkenheid, of zelfs ontzag als het moet. Toon dit duidelijk door vragen te stellen, zend zelf signalen uit dat je de boosheid van de ander opmerkt. Bv. “Ik zie dat je boos bent. Klopt dat? Ik wil er wel met je over praten”. Let op je mimiek, kijk niet afkeurend of vijandig maar aandachtig. Laat degene die boos is geen gezichtsverlies leiden. Wie boos is voelt zich immers al vaak minderwaardig en onmachtig. Wie zich boos voelt kan zich vlug ingesloten of in het nauw gedreven voelen en dan kan hij overgaan tot geweld… Doe geen bruuske, onverwachte dingen die hem in het nauw drijven ( bijv met 4 binnenstormen en hem omsingelen). Let daarbij goed p je lichaamstaal : houd afstand ( minimum 2 armlengtes). Ga niet direct voor degene die boos is staan, maar naast hem/haar. Maak geen plotse bewegingen. Sta stil, loop niet heen en weer. Maak zeker geen bedreigende gebaren zoals met de vinger wijzen. Hoe benader je iemand die boos is? Ruimte en afstand : niet te dicht – naast iemand zitten en in zelfde richting kijken Aanraking : niet aanraken Oogcontact : geen direct oogcontact Degene die boos is heeft vluchtweg nodig. Toon dat je de boosheid van de ander opmerkt, geef feedback. Doel : aanzet tot conflicthantering – hoe benader je iemand die boos is. Omschrijving van de oefening Laat het verhaaltje voorlezen. ( Boos, naar “Zeg nou zelf”, uitgegeven door Edudesk, Doetinchem). Laat de peermediators eerst de vragen individueel oplossen, bepreek nadien in groep. Belangrijk hierbij is ook om te bepreken hoe je op Siemen kan afstappen, hoe zal je hem benaderen? ( Denk hierbij aan oogcontact, hoe dicht je bij hem zal komen, hoe je het gesprek zal openen…) Siemen en Frauke knikkeren al jaren samen.Ze zijn de enige uit hun klas die tijdens de speeltijd vaak zin hebben om te knikkeren. Ze staan bij de deur, samen met nog twee andere vriendinnen, die vragen of Frauke dit keer mee doet met “tikkertje”. Maar Siemen roept snel “ kom op Frauke, als we bij de eersten buiten zijn, dan hebben we een mooie plaats om te knikkeren”. Siemen rent al naar buiten. Maar Frauke heeft niet zo een haast, tikkertje lijkt haar ook wel leuk en ze heeft eigenlijk geen zin in knikkeren vandaag. Ze slentert achter Siemen aan. “ Kom nu trage juf, ik sta op je te wachten. Ik begin al”. Frauke pakt haar knikkers en stap naar Siemen toe. Siemen kijkt haar aan : “ Nee je moet met je mooi knikkers meespelen, niet met zo’n oude versleten. Ik heb er vandaag een 15 heleboel nieuwe”. Als Frauke niet onmiddellijk reageert, zegt Siemen boos : “komt er nog wat van?” De twee vriendinnen uit de klas staan te lachen want Siemen is nu echt boos. Frauke zegt dat ze niet meedoet indien ze niet zelf mag kiezen met welke knikker ze speelt. “ Ik heb eigenlijk toch niet zo’n zin om te kinkkeren”, zegt Frauke, “ ik speel liever met Lies en Els”. Siemen stamt op de grond, zijn lippen tegen elkaar : “je kunt helemaal niet knikkeren, je kunt niet tegen je verlies, je....” Maar Frauke hoort Siemen niet meer, want ze is al weggelopen met de twee andere kinderen. Siemen zet zich kwaad in een hoekje op de speelplaats. Hij denkt na : “Waarom ben ik nu ineens zo boos, is het omdat ik nu niet kan knikkeren of is het omdat ik het niet leuk vind dat Frauke met Lies en Els speelt? Met Frauke kon ik juist altijd zo goed opschieten”. Frauke loopt voorbij Siemen en roept : “ Kom Siemen, doen nu mee met tikkertje”. “ Nee”, roept Siemen heel hard en boos. Hij staat op en stapt naar de andere kant van de speelplaats. Hoe voelt Siemen zich? Waarom heeft Siemen dat gevoel? Hoe kan Siemen het weer goed maken? Hoe kan Frauke het goed maken? Hoe kan ze weer vrienden worden met een boze Siemen? Hoe kan je helpen dat ze weer vrienden worden? Materiaal : werkblad Tijdsduur : 10 minuten 16 Ruzie Ruzie : tips Doel : aanreiken en bespreken van tips om een ruzie op te lossen, om er sociaal vaardig mee om te gaan. Omschrijving van de oefening : Vraag aan de leerlingen wat ze tijdens een ruzie kunnen doen om die te laten escaleren. Vraag nadien wat ze kunnen doen om die niet te laten escaleren. ( Do’s en Don’ts) Tijdsduur : 10 minuten Wat is een ruzie? Het is iets wat jij wil, maar de andere niet. Daardoor komt er spanning, wrijving tussen die twee mensen of tussen meerdere mensen samen. Soms is het moeilijk om een ruzie op te lossen, enkele tips zijn: als je ruzie hebt met iemand anders, probeer het op te lossen met die persoon en niet de hele klas erbij betrekken luisteren naar de andere zeg duidelijk wat je denkt en wil geen ruzie maken over dingen van vroeger probeer zoveel mogelijk ‘Ik voel mij’ uitspraken te gebruiken Ruzie : reacties Doel : reacties op een conflict duiden Omschrijving van de oefening : Bespreek de termen aanpakken, wegkruipen, knokken (kort). Vraag 6 vrijwilligers (3 groepjes van 2 leerlingen). Geef aan hen dezelfde case op een kaartje. Op het kaartje staat hoe ze moeten reageren ( kenmerken wegkruipen, knokken, aanpakken). Laat hen het rollenspel voor de hele groep brengen. Case : iemand geeft je een computerspelletje veel te laat terug Materiaal : 3 casekaartjes met kenmerken Tijdsduur : 15 minuten 17 Bij een ruzie kun je wegkruipen – knokken – aanpakken Je kruipt weg als je : niets zegt ( jouw mening niet uit) wegloopt van het conflict je zegt wat de ander wil horen jouw gevoelens niet uit Je knokt als je : scheldwoorden gebruikt fysisch geweld gebruikt beschuldigingen uit anderen bij de ruziek gaat betrekken Je pakt aan als je : jouw mening uit ik voel me... uitspraken gebruikt zoekt naar een compromis jouw bedoelingen duidelijk weergeeft : toen ik dit deed... was het mijn bedoeling om .... Bedoeling en effect : eerste oefening Doel : de verschillende reacties op een conflict en hun effect aantonen, kennismaking Omschrijving van de oefening Vraag aan de leerlingen een ruzie te beschrijven waar ze zelf deel vanuit maakten. Vraag hen wie er deze week heeft ruzie gemaakt Laat hen volgende vragen beantwoorden : Hoe is de ruzie ontstaan? Hoe heb je erop gereageerd? Wat deed je toen? ( gedrag) Wat hoopte je daarmee te bereiken? ( doelen) Wat voelde je? (emoties) Wat was het effect van jouw reacties? ( effect) Belangrijk is om de verschillende reacties ( knokken, aanpakken, wegrkuipen) op een conflict te plaatsen ( wat betekent het voor de ander). Ook het verschil tussen bedoeling en effect speelt een rol bij conflicten, misverstanden. Tijdsduur : 10 minuten 18 Bedoeling en effect : tweede oefening Doel : Inzicht in het verschil tussen bedoeling en effect Omschrijving van de oefening : Geef een aantal voorbeelden waarbij een handeling van jou niet het beoogde doel had. Vb: je vriendinnen organiseren voor je verjaardag een feestje. Eigenlijk doe je niet graag zo’n feestjes. Effect is dat je wel meedoet maar eigenlijk beetje tegen je zin. Laat de leerlingen zelf voorbeeldjes laten zoeken. Tijdsduur : 10 minuten 19 Feedback – Ik voel me…. uitspraken Door de grote rol van gevoelens in sociaal contact moeten kinderen regelmatig stilstaan bij hun eigen gevoel. Door dit op een gepast manier te uiten, te herkennen en te benoemen is het veel gemakkelijker om het gevoelsperspectief in te nemen van een ander. Doel Het inoefenen van ik voel me …. uitspraken Omschrijving van de oefening Je vertelt de stappen van feedback d.m.v voorbeelden. Laat de leerlingen ook stilstaan bij het verschil in effect wanneer je gaat beschuldigen of wanneer je een ik voel me – uitspraak gebruikt. Laat hun eerst het werkblaadje over feedback individueel invullen. Bespreek nadien in groep. Je kan er eventueel ook een rollenspel aan linken. Zo kunnen ze het effect van een ik- voel me uitspraak voelen. Materiaal : werkblad Tijdsduur : 15 minuten Feedback verloop in twee stappen : Stap 1 : Stap 2 : Je beschrijft het gedrag van de ander ( objectief beschrijvend, dus zonder interpretaties) De ander wordt zich bewust van zijn gedrag en kan er zich duidelijk in herkennen. Vb. Wanneer ik praat kijk jij voortdurend uit het raam Je toont welk effect dat gedrag op jou heeft. Hoe je jou voelt, welke reactie dat het teweeg brengt. Vb. als je steeds uit het raam kijkt heb ik het gevoel dat er niet naar me geluisterd wordt en heb ik geen zin om verder te doen Ik voel me Vb Je vriend vertelt een geheim van jou door aan iemand anders Beschuldiging : jij klikspaan Ik voel me uitspraak : als je mijn geheimen doorvertelt heb ik het gevoel dat ik je niet kan vertrouwen Een vriend leent je computerspelletje en houdt hem twee weken voor hij hem terugbrengt. Beschuldiging : 20 Ik voel me… uitspraak : Een vriend onderbreekt je voortdurend als je aan het spreken bent. Beschuldiging : Ik voel me ….. uitspraak : Een vriend liegt tegen je. Beschuldiging : Ik voel me …. uitspraak : Een vriend maakt je belachelijk in het bijzijn van anderen. Beschuldiging : Ik voel me …. uitspraak : Een vriend negeert je. Beschuldiging : Ik voel me …. uitspraak 21 Pesten versus plagen versus ruziemaken Doel Leerlingen het verschil laten inzien wat het verschil is tussen pesten, plagen en ruziemaken. Omschrijving van de oefening Maak afzonderlijke kaartjes met de kenmerken en de gevolgen van pesten, plagen en ruzie maken. Deel deze kaartjes uit . Laat hun luidop hun kaartje lezen en plaatsen bij pesten of plagen. Laat hen ook uitleggen waarom. Bijkomende vragen : vond je het moeilijk om hun kaartje bij pesten, plagen of ruziemaken te plaatsen? Waarom wel, waarom niet? Tijdsduur : 15 minuten Materiaal : kaartjes met de kenmerken Kenmerken pesten : er is geen meningsverschil berekend : men wil bewust iemand kwetsen systematisch : elke dag ongelijke strijd : van de sterkere naar de zwakkere herstel verloopt moeizaam de groep lijdt eronder, angst en wantrouwen iemand isoleert zich en behoort niet meer tot de groep geen vriendschap Kenmerken plagen : er is geen meningsverschil vrienden of kandidaat vrienden twee-richtingsverkeer : de ander kan er mee lachen onschuldig : het onbezonnen, gaat soms gepaard met humor speelt zich af tussen gelijken is van korte duur men blijft opgenomen in de groep de groep lijdt er niet onder Kenmerken ruzie maken : er is een meningsverschil er is vriendschap het speelt zich af tussen gelijken twee-richtingsverkeer : de ander kan ook zijn mening geven kan van korte duur zijn maar ook steeds erger worden men blijft opgenomen in de groep de groep lijdt er niet onder 22 Bijkomende oefening : verhaaltje Doel Betrokken personen duiden bij een pestsituatie/ oplossingstrategieën bespreken Omschrijving van de oefening Vertel het verhaaltje en stel de bijkomende vragen in de groep. Nuttig is om extra stil te staan bij de betrokken personen inzake pesten (pesters, middengroep, slachtoffer, leerkrachten). Stel hiervoor bijkomende vragen : weten de leerkrachten altijd of iemand gepest wordt? Hoe zou deze pestsituatie kunnen opgelost worden? Bespreek de oplossingen die de leerlingen aanbrengen, vraag hen of ze hiermee ervaring hebben, en of dat iets aan de situatie veranderd heeft. Vraag wat zij, als individu of als groep peermediators kunnen doen om Liesbeth beter te doen voelen in de klas of op school… Laat de leerlingen hun ervaringen aan bod komen. Materiaal : verhaaltje uit werkboek en werkblad Tijdsduur : 7 minuten Verhaaltje Koen en zijn vrienden noemen Liesbeth nooit bij haar voornaam, maar zeggen steeds “konijn” omdat haar tanden niet mooi recht staan. Wanneer iemand van de klas rauwkost bij zich heeft, vraagt Koen daar een stukje van en geeft het aan Liesbeth. Hierop begint Liesbeth te huilen en durft niets terug te zeggen. Kristien, Ellen en Stijn en de rest van de klas geven hun rauwkost aan Koen en geven hem zo de kans om het konijn te voederen. Soms brengen ze zelfs extra rauwkost mee. Wanneer leerkrachten vragen stellen over de hoeveelheid rauwkost die ze steeds meebrengen , verdedigen ze zich met de smoes : wij willen gezonder leven. Vragen Gaat het hier om pesten, plagen of ruziemaken? Wie is bij deze situatie betrokken? Hoe zou Liesbeth haar voelen? Wat kan de peermediator doen zodat Liesbeth zich beter zou voelen op school/in de klas? 23 Vooroordelen Eigenlijk is het spannend om met andere om te gaan, ook al hebben die een andere mening, vinden die andere spelletjes leuk dan jezelf, … Door met andere mensen om te gaan, leer je ze ook beter kennen. Soms kijken mensen er helemaal niet naar of ze iemand aardig vinden of niet. Ze vinden die persoon direct stom zonder dat ze die persoon kennen. Dat is een vooroordeel. Het is een mening dat mensen in hun hoofd hebben, zonder te weten of het eigenlijk wel klopt. Soms komt het voor dat iemand negatieve opmerkingen geeft over buitenstaanders om bij de groep te horen. Een vooroordeel kan er dus voor zorgen dat je ook iemand anders gaat behandelen en daar gaat discriminatie over. Discriminatie is iemand ongelijk behandelen, om iets wat er eigenlijk helemaal niets mee te maken heeft. Wat is een vooroordeel? Voorbereidende denkoefening Doel Introduceren van vooroordelen dmv een verhaaltje Omschrijving van de oefening ‘In het Tolerantiemuseum in New York is een zaal met twee ingangen. Boven de ene ingang staat het bord voor ‘Bezoekers zonder vooroordelen’ en boven de andere ingang hangt een bord met ‘Bezoekers met vooroordelen’. Welke ingang zouden jullie kiezen? Al pratend tot een definitie van vooroordelen komen. Na het gesprek besluiten dat eigenlijk de deur voor ‘Bezoekers zonder vooroordelen’ is afgesloten, aangezien alle mensen vooroordelen hebben. Je wordt niet met vooroordelen geboren, je pikt ze op in de loop van je leven. Je kunt het er wel bij stilstaan en proberen ze aan de kant te zetten. Tijdsduur : 7 minuten 24 Knikkerspel Doel Stilstaan bij vooroordelen Omschrijving van de oefening In het midden liggen grote en kleine verfrommelde papieren, waarop uitspraken van vooroordelen staan. Met een knikker rolt men vanaf een bepaalde lijn naar de proppen. Wordt een prop geraakt, dan wordt die open gevouwen en wordt het vooroordeel gelezen. Bedoeling is dat leerlingen proberen te zoeken wat het verschil tussen mening en feit is. Proppen: meisjes kunnen niet voetballen jongens stellen zich altijd aan mensen met een kilootje meer zijn niet sportief kinderen van rijke ouders zijn verwend leerlingen die een beugel moeten dragen komt omdat ze hun tanden niet goed hebben gepoetst iemand die de laatste mode van kledij niet volgt is een seut iemand die blijft zitten is dom de juf / meester weet alles iemand die een bril draagt is slim iemand die heel goede punten heeft is een blokbeest Vragen: Is dit een mening of een feit? Bv: meisjes kunnen niet voetballen is een mening. Er zijn meisjes die wel kunnen voetballen, maar door hen de kans niet te geven om eens mee te voetballen ga je ook niet zien dat er zijn die heel goed kunnen voetballen. Je kunt dus je mening veranderen over iemand, over iets, … als je ze de kans geeft, anders neem je het aan voor een feit. Vraag welke vooroordelen ze zelf al gehad hebben? Kunnen ze zelf voorbeeldje geven? Hoe zijn ze daar dan mee omgegaan? Hebben ze die persoon beter leren kennen? Is dit vooroordeel dan verandert of hetzelfde gebleven? Materiaal : proppen en knikkers Tijdsduur : 10 minuten 25 Rollenspel – Vals spelen Doel Oplossingsgericht denken aanscherpen Cases : Tijdens de speeltijd spelen de leerlingen voetbal. Er ontstaat een conflict tussen twee leerlingen (Tom en Katrien). Tom beschuldigt Katrien dat ze valsspeelt. De andere kinderen vinden ook dat Katrien vals speelt. Katrien probeert zich te verdedigen en zegt dat Tom zelf valsspeelt. Waarop Tom antwoord met 'als het 1 is die valsspeelt dan ben jij het wel' en haar een duw geeft. De andere kinderen moedigen Tom aan. Siemen em Frauke knikkeren al jaren samen. Ze zijn de enigen in de klas die dit ook heel graag doen. Wanneer het speeltijd is lopen ze naar buiten. Twee vriendinnen van de klas vragen aan Frauke of ze deze keer niet mee tikkertje speelt met hen. Eigenlijk wil Frauke ook graagn eens tikkertje spelen in plaats van te knikkeren. Frauke kiest uiteindelijk toch om te knikkeren met Siemen, maar dik tegen haar zin. Ze laat dit dan ook merken. Siemen wordt boos omdat ze niet goed speelt waarop Frauke wegloopt naar haar twee vriendinnen. Omschrijving van de oefening De groep wordt in twee groepen gesplitst, waar ze elk een rollenspel voorbereiden en dan naar voor brengen. De andere kinderen kunnen dan na het rollenspel via Hot Seating (vragen stellen aan de leerlingen waarop ze moeten antwoorden vanuit hun personage – inleven) vragen stellen aan de andere, zoals: Hoe voelen de personages zich? (‘Ik voel me – uitspraken’) Waarom hebben zij dat gevoel? Hoe kan dit conflict worden opgelost? Hoe kunnen de personages dit conflict zelf oplossen? Vind jij dat je schuld hebt aan de ruzie? Wat kan een peacemaker doen om dit conflict mee te helpen oplossen? Leerlingen moeten beseffen dat ze het altijd kunnen goedmaken. Ze moeten alleen rekening houden met als iemand boos is, dat ze die op een andere manier benaderen (vb: boze Siemen). Hoe kunnen we een compromis sluiten bij elk van de rollenspelen? Rekening houden dat er verschillende standpunten zijn. Vraag waarom die leerling een andere mening heeft? Bij voetbal kan een compromis bijvoorbeeld zijn: 26 Scheidsrechter die tijdens het spel kijkt of alles volgens de regels gebeurd. Wanneer andere klassen voetballen terwijl het aan jullie klas de beurt is, maar jullie hebben de bal vergeten. Compromis kan zijn dat je dan samen voetbalt met de bal van de andere klas of nog een andere waar iedereen tevreden mee is. Materiaal: knikkers, flap-over, keukenwekker, proppen, kaartjes (voor personages) Opmerking : de methodiek van hot-seating ( de vragen worden aan de leerlingen gesteld terwijl die in hun rol blijven) bleek een moeilijke methodiek te zijn bij de leerlingen van de pilootschool. De reden daarvoor kan zijn dat men in ons onderwijssysteem deze methodiek weinig gebruikt. Tijdsduur : 40 minuten 27 Bemiddelen Belangrijk hierbij is dat de peacemaker (de bemiddelaar) de zoektocht begeleidt van de partijen die eigenaar zijn van het conflict. Deze zoektocht kan om een compromis gaan, het kan gaan om een manier waarop eventueel schade wordt hersteld, het kan om een structurele verandering gaan (bijv. scheidsrechter). Benadruk dat de gevoelens van de partijen die ruzie hebben zeer belangrijk zijn. Ook de bedoeling en het effect duiden zijn belangrijke gegevens bij het oplossen van een conflict. Conflicten ontstaan dikwijls uit misverstanden. Opmerkingen: De peacemaker (bemiddelaar) moet heel duidelijk weten welke rol hij/ zij dient op te nemen. Wat is bemiddeling en wat niet? De bemiddelaar dient ook te weten wanneer hij een leerkracht zal betrekken. Het bemiddelingsproces staat los van eventuele bestraffing. De partijen zijn het er over eens dat er tussen hen een geschil bestaat dat een oplossing vraagt. De peacemaker is onpartijdig en onbevooroordeeld. Als de bemiddeling afspraken en overeenkomsten oplevert, dan moeten beide partijen daar volledig mee instemmen. Iedereen moet zich goed voelen bij het voorgestelde besluit. Bemiddelen – regels bij het gesprek Voorbereidende denkoefening Doel Het belang van het akkoord duiden Omschrijving van de oefening Bespreek nog eens met de leerlingen hoe een conflict tot stand kan komen. Laat hen zelf voorbeelden geven. Stel hun nadien volgende vragen : Denk je dat mensen wanneer ze het conflict niet willen oplossen, toch tot een oplossing kunnen komen? Waarom wel? Waarom niet? Is het mogelijk dat iemand eerst niet akkoord is om de ruzie op te lossen en nadien wel? Hoe zou dit komen? ( bespreek adrenalinecurve – zie bijlage) Hoe kan je weten of iemand akkoord is om de ruzie op te lossen? Tijdsduur : 10 minuten 28 Oefening Doel Belang van regels benadrukken Omschrijving van de oefening Rond het akkoord om een ruzie op te lossen is het belangrijk dat de leerlingen weten hoe iemand dat in zijn gedrag kan tonen, maar ook hoe vlug je weer in de cirkel van verwijten, schelden en onderbreken kan terecht komen. Laat hen hier voorbeelden bij geven. Bespreek aan de hand van voorbeelden dat ze telkens terug kunnen grijpen naar de regels om die vicieuze cirkel te doorbreken. Belangrijk hierbij is dat zij ook het gevoel onderkennen die in dat gedrag verweven zit. Voorbeelden : Roos en merel zijn dikke vriendinnen, zitten samen in de klas en doen alles samen. Het is de eerste dag van het schooljaar. Merel popelt om Roos weer te zien. Als ze op de speelplaats aankomt, vindt ze haar niet direct. Na een tijdje merkt ze dat Roos met een ander meisje staat te praten : het is een nieuwe leerling. Ze heet Lisa. Roos ontfermt zich over haar : ze maakt haar wegwijs in de school. Merel voelt zich daardoor ongelukkig en gaat wat verder staan. Merel is zo druk bezig met Lisa dat ze niet opmerkt dat Roos verdrietig is. Wanneer Merel de volgende dag Roos op de speelplaats opzoekt ( samen met Lisa), negeert Roos haar volledig. Merel wordt nu ook boos, en besluit geen aandacht meer te schenken aan Roos. Ze loopt nu altijd met Lisa op de speelplaats. Op een dag grist Merel de pennenzak van Lisa uit haar boekentas en gooit alles op de gang. Er ontstaat een heftige ruzie. Een peacemaker nodigt de drie partijen uit voor een bemiddelingsgesprek, de partijen zijn akkoord om hun ruzie op te lossen. Merel zegt dat ze de ruzie wil oplossen. Tijdens het gesprek zegt ze tegen Lisa dat ze een afpakster is. Wat kan je doen? Wanneer je vraagt aan Merel hoe ze zich bij deze situatie voelt, onderbreekt Roos haar voortdurend en zegt dat ze niets misdaan heeft. Wat kan je doen? Wanneer je vraagt aan Merel hoe ze zich bij deze situatie voelt, zegt ze dat het haar niets kan schelen. Wat kan je doen? Tijdsduur : 15 minuten 29 Bemiddelen – Introductie Doel Belang van introductie duiden Omschrijving van de oefening Geef een voorbeeld van een ruzie op de speelplaats waar de ruziekbrekers niet bij betrokken waren. Stel hun volgende vragen : Wat zou je zeggen als je op die leerlingen zou afstappen (stel jezelf voor als peacemaker, vraag of ze het conflict willen oplossen) Zou je het bemiddelingsgesprek op de speelplaats laten doorgaan, of zou je het gesprek in een lokaal voeren. Vraag hen wat het nadeel zou kunnen zijn om het op de speelplaats te laten doorgaan (nl. andere kinderen kunnen zich ermee bemoeien en het conflict kan escaleren). Onderstreep nogmaals het belang om de regels van bij het begin duidelijk te maken (ze kunnen die regels ook uithangen in het bemiddelingslokaal) Tijdsduur : 7 minuten Bemiddelen – Wat is bemiddelen De ruziebreker is onpartijdig en onbevooroordeeld. Wanneer mensen ruzie maken is het een natuurlijke reactie om partij te kiezen. Het is echter heel belangrijk dat een peacemaker dat niet doet. Doel Het belang van geen oplossingen voor te stellen waarbij slechts 1 partij baat bij heeft onderstrepen Omschrijving van de oefening Je kan werken met de casus rond Roos, Merel en Lisa, maar het wordt echter wanneer je voorbeelden aanhaalt van ruzies waarbij de peacemakers betrokken partij waren. Roos en merel zijn dikke vriendinnen, zitten samen in de klas en doen alles samen. Het is de eerste dag van het schooljaar. Merel popelt om Roos weer te zien. Als ze op de speelplaats aankomt, vindt ze haar niet direct. Na een tijdje merkt ze dat Roos met een ander meisje staat te praten : het is een nieuwe leerling. Ze heet Lisa. Roos ontfermt zich over haar : ze maakt haar wegwijs in de school. Merel voelt zich daardoor ongelukkig en gaat wat verder staan. Merel is zo druk bezig met Lisa dat ze niet opmerkt dat Roos verdrietig is. Wanneer Merel de volgende dag Roos op de speelplaats opzoekt ( samen met Lisa), negeert Roos haar volledig. Merel wordt nu 30 ook boos, en besluit geen aandacht meer te schenken aan Roos. Ze loopt nu altijd met Lisa op de speelplaats. Op een dag grist Merel de pennenzak van Lisa uit haar boekentas en gooit alles op de gang. Er ontstaat een heftige ruzie. Een peacemaker nodigt de drie partijen uit voor een bemiddelingsgesprek, de partijen zijn akkoord om hun ruzie op te lossen. Nadat je weet wat er gebeurd is en hoe iedereen zich hierbij voelt stelt je volgende oplossingen voor : Welke oplossing is het best, en waarom? Oplossing a ) Je zegt tegen Roos dat ze fout is en dat ze terug vriend moet worden met Merel. Oplossing b) Je zegt tegen Merel dat ze niet boos moet zijn op Roos, dat ze andere vrienden moet zoeken. Oplossing c) Je zegt tegen Lisa dat ze een afpakker is, en dat ze Roos moet gerust laten. Oplossing d) Je vraagt aan de drie leerlingen wat ze kunnen doen om dit conflict op te lossen. Oplossing e) Je straft Merel omdat ze de pennenzak van Lisa op de grond heeft gegooid. Hoe had dit conflict vermeden kunnen worden? Denk je dat ook dit belangrijk is om te bespreken? Waarom wel/ Waarom niet Tijdsduur : 20 minuten Bemiddelen – Rollenspel Doel Het bemiddelingsschema leren gebruiken Omschrijving van de oefening Bespreek het bemiddelingsschema ( zie werkboek). Geef aan alle leerlingen een schema. Stel groepjes samen om een rollenspel te spelen. Geef elk groepje een casus ( je kan de casussen gebruiken vanuit het werkboek, maar je kan ook gebruik maken van een video die op de speelplaats is opgenomen. Geef de leerlingen 10 minuutjes tijd om het rollenspel voor te bereiden. Laat hen nadien het rollenspel brengen voor de hele groep. Geef aan de rest van de groep het observatieschema en laat het hen invullen. Stel volgende vragen aan de ruziemakende leerlingen : Is het conflict opgelost? 31 Had je het gevoel dat de peacemaker partij koos? Had je het gevoel dat de peacemaker genoeg rekening hield met je gevoelens? Stel volgende vragen aan de peacemaker? Wat Wat Wat Wat Wat vond vond vond vond vond je je je je je zelf van de gespeelde situatie? moeilijk? gemakkelijk? goed van jezelf? minder goed? Laat nadien de observeerders aan het woord. Het is de bedoeling dat ze de puntjes op het observatieschema overlopen. Tijdsduur per case : 40 minuten! Materiaal Werkbladen bemiddelingschema, observatieschema, cases rollenspel 2 Aangezien het moeilijk is om het hele bemiddelingschema in 1 sessie aan te leren, kan je het schema en de inoefening met rollenspelen opsplitsen per stap ( introductie, luisteren, oplossingen). Je laat dan in een eerste sessie vooral de introductie oefenen, in een tweede sessie vooral de luisterfase inoefenen en ten slotte in een derde sessie de oplossingsfase inoefening. Daartoe kan je het observatieschema ook per fase opsplitsen. 32 33 GEZELSCHAPSSPEL HERHALING VAN DE VAARDIGHEDEN 34 Inleiding Het gezelschapspel kan gebruikt worden als instrument om de vaardigheden op een leuke manier te herhalen. Het spelbord kan je op behangpapier schilderen, dan wordt het nog echter. Om het spel iets vlugger te laten verlopen kan je de groepsopdrachten uit het spel laten. De vakjes voor de groepsopdrachten op het spelbord worden dan gewone opdrachtsvakjes. Het spel kan maximum met 6 deelnemers (groepjes) gespeeld worden. Je kan de groep onderverdelen in groepjes. Je kan de spelregels door hen laten lezen voor het spel begint. Laat een leerling de spelregels uitleggen aan de anderen. Benodigd materiaal : o Spelbord (4 vakjes voor kanskaarten en 2 vakjes voor groepsopdrachten en 24 vakjes voor gewone opdrachten) o Dobbelsteen o Pionen o Kaartjes met opdrachten o Kanskaarten o Kaarten voor groepsopdrachten o Blinddoeken o Ballonnen Spelregels : o Men gooit eerst de dobbelsteen om te beslissen wie mag beginnen. Het groepje met het hoogst aantal ogen, mag het spel beginnen. o Wanneer men op een vakje komt, neemt men een opdracht, leest ze voor en voert de opdracht uit. o Wanneer de opdracht goed ik uitgevoerd, krijgt men 10 punten o Wanneer men op een vakje komt waarop de kanskaart staat, neemt men een kanskaart. o Wanneer men op een vakje komt waarop groepsopdracht staat, neemt men een groepsopdracht. o Wordt de groepsopdracht goed uitgevoerd ( door alle deelnemers) krijgt elke deelnemer 10 punten, wordt de groepsopdracht niet goed uitgevoerd wordt bij elke 10 punten afgetrokken. 35 Opdrachten Je hebt al tweemaal tegen een kind gezegd dat hij moet ophouden met plagen. Wat doe je? Gebruik een ik voel me – uitspraak. Je ziet een mooi stuk speelgoed liggen. Je wil het graag eens goed bekijken. Opeens is er een ander kind dat het speelgoed dat jij net gepakt had, uit je handen neemt. Reageer. Noem 2 goede gevoelens, gevoelens en 1 neutraal gevoel. 2 slechte Welk gevoel is juist? (kijk naar de tekening) Noem 2 verschillen tussen pesten en plagen. Je vriend zit constant tegen jou te praten. Jij wil de les volgen, en zegt weinig terug. Wanneer je zegt tegen je vriend dat hij ermee moet ophouden, merkt de leerkracht jouw gebabbel op en je krijgt een straf. Wat ga je doen? Een vriendin van jou is heel kortaf tegen jou. Dit is niet haar gewoonte. Wat doe je? Een kind zegt dat je niet van de hoogste springplank durft springen. Jij durft dit wel, maar je hebt nu geen zin om dat te doen. Wat doe je? 36 Je hebt al vaak tegen je broer gezegd dat hij zijn radio niet zo hard moet aanzetten als jij studeert. Je hebt er echt last van. Doe er iets aan. Gebruik ik-zinnen. Een meisje uit de klas vraagt of ze je pen mag lenen. De pen is pas nieuw. Je wilt wel de pen uitlenen, maar je wil toch dat ze er heel voorzichtig mee is. Het meisje zegt dan:”doe niet zo stom, jij overdrijft altijd”. Wat doe je? Een vriend heeft een computerspelletje van je geleend. Hij brengt het terug maar het computerspelletje werkt niet meer. Wat doe je? Een jongen is pas nieuw op de school. Hij staat alleen op de speelplaats. Hoe kan je hem op zijn gemak stellen? Noem 8 gevoelens Op de speelplaats hoor je dat iedereen luizenbol tegen Tom roept. Wat doe je? Gebeurtenis : Je buurman geeft je een duw telkens je probeert te schrijven. Gevoel : boos, het is vervelend Gedrag: Je zegt, zonder hem aan te kijken : “Hou daarmee op”. Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. 37 Gebeurtenis : Je mag niet met de andere kinderen spelen Gevoel : verdriet Gedrag : Je stapt weg van het speelplein zonder iets te zeggen. Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Gebeurtenis : Een jongen zegt dat Anderlecht goed heeft gevoetbald maar jij vindt dat niet. Gevoel : gespannen, twijfel of je het wel goed hebt Gedrag : Je zegt dat ze goed gespeeld hebben. Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Gebeurtenis : Een meisje plaagt je. Ze zegt dat je een lafaard bent, dat je niets durft. Gevoel : kwaad Gedrag : Je loopt boos weg Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met 38 de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Gebeurtenis : een klasgenoot heeft je goed geholpen met een moeilijke som Gevoel : Blij, want dat is aardig Gedrag : Je zegt dat je het eigenlijk wel alleen kon oplossen. Dit is wegkruipen. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Gebeurtenis : Je mag niet meespelen Gevoel : teleurstelling Gedrag : je maakt de andere kinderen uit voor idioten. Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Gebeurtenis : Iemand geeft je fiets, die je had uitgeleend, terug. Er zit een erge kras op. Gevoel : Boos Gedrag : je geeft dit kind een slag in het gezicht. 39 Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Gebeurtenis : Een jongen dringt voor in de refter. Gevoel : teleurgesteld, boos. Gedrag : Je roept luid : “Ga weg onnozelaar” Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Gebeurtenis : een klasgenoot is heel goed in rekenen en heeft 10 op zijn proef. Gevoel : Jaloers op die 10 Gedrag : Je roept in de klas : “ Blokbeest!” Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Gebeurtenis : een meisje heeft een mooie nieuwe jurk aan Gevoel : jaloers, ze wil vast laten zien hoe mooi ze is Gedrag : Je zegt “ Zeg Assepoester, het is hier geen modeshow hoor!” Dit is knokken. Ga naar de peacemakers. Bij je volgende beurt mag je zeggen wat een betere reactie zou zijn. Is je antwoord goed, dan mag je meteen verder spelen door met de dobbelstenen te gooien. Is het antwoord 40 fout, wacht dan nog eens op je beurt, en geef een beter antwoord. Welk gedrag toont dat je aan het luisteren bent? Noem 3 dingen. Je bent met 4 een spel aan het spelen. Iemand van de klas zou graag meedoen, maar het spel kan maar gespeeld worden met maximum 4 deelnemers. Wat doe je? Een jongen scheldt je altijd uit voor bangerik. Je wordt daar boos om en lapt hem een pootje in de rij. Wat is dit : wegkruipen, knokken of aanpakken? Je praat met een meisje maar ze luistert niet goed naar je. Noem 3 dingen op waaraan je merkt dat ze niet naar je luistert. Een kind pakt je drankje af. Je bent boos. Je denkt: “ laat ze het maar hebben”. Wat is dit? Wegkruipen, knokken of aanpakken? Noem de regels die tijdens deze opleiding gelden. Beeld een gevoel uit. Wie is betrokken bij pesten? Is dit een mening of een feit? Mensen met een kilootje meer zijn niet sportief 41 Is dit mening of feit? Iemand die blijft zitten is dom Is dit mening of feit? Iemand die goede punten heeft is een blokbeest Noem 2 vooroordelen Beeld gespannenheid uit – je mag zowel je lichaam als je gelaatsuitdrukking gebruiken Beeld verliefdheid uit – je mag enkel je gelaatsuitdrukking gebruiken School is gedaan. Er is vanavond nog oudercontact en de meester vraagt of je nog een half uur wil nablijven om te helpen. Eigenlijk heb je wel tijd, maar niet zo veel zin. Je zou liever gaan voetballen met je vrienden. Hoe pak je het aan? Je bent peacemaker en het is speeltijd. Plots merk je dat twee groepen ruzie hebben bij het voelbal ( conflict de ene groep wil voetballen en de andere ook). Wat ga je doen? Probeer het stap voor stap uit te leggen. Een jongen in het groepje waar je mee speelt is heel bazig. Hij zegt steeds wat jullie moeten doen en iedereen luistert naar hem. Maar je merkt dat zij dat niet echt leuk vinden. Wat kun je doen? 42 Kanskaarten Het is je niet meteen gelukt om een plaaggeest de mond te snoeren. Je denkt : “ Zie je wel, dat lukt me toch niet”. Je moet als straf voor deze nepgedachte 10 punten afgeven Je wil Jeroen vragen om te komen spelen. Je doet het toch maar niet, want je denkt: “ Hij wil het toch niet”. 15 punten afgeven omdat je wegkruipt Te snel gefietst. Eén beurt uitrusten. Je hebt er niets van gezegd toen een jongen al voor de tweede keer zijn afspraak niet nakwam om bij je te komen spelen. Je boete voor dit wegkruipen is 20 punten afgeven. Je hebt aanpakt toen iemand je pudding wou opeten. Je verdient hiermee 10 punten. Omdat je ouders vinden dat je de laatste tijd problemen beter aanpakt, geven ze je een beloning van 30 punten. Je hebt geen tijd om boodschappen te doen. Je moet naar de voetbaltraining. Je zegt duidelijk dat je geen tijd hebt. Je moeder dringt aan. Jij houdt vol dat je geen tijd hebt. Als ze je dan begrijpt zeg jij : “ tof ma”. Je beloning voor dit aanpakken is 20 punten 43 Je kijkt de andere kinderen altijd aan als je tegen hen praat. Beloning : 15 punten Een jongen scheldt je uit. Je wordt razend kwaad en slaat hem een bloedneus. Dit is knokken. Je boete is 40 punten. Je hebt tegen een meisje duidelijk gezegd dat je het erg vindt dat je nooit mag meespelen. Je verdient hiervoor 20 punten want dit is aanpakken. Je vindt het leuk dat iemand jou wil helpen. Je zegt dit ook tegen die persoon. Je geeft een mooi compliment. Je krijgt hiervoor 15 punten. Je betrekt een leerling die zwaar gepest wordt in je spel. Je krijgt hiervoor 30 punten. Bij een ruzie tussen twee leerlingen stel je een compromis voor en vraag je of ze akkoord kunnen gaan met dit compromis. Je krijgt hiervoor 30 punten. Je doet niet mee aan het geroddel over Lies. Meer nog, je zegt tegen de roddelaars dat ze ermee moeten stoppen. Je krijgt hiervoor 30 punten Wanneer een leerling gepest wordt, pest je lekker mee. Boete : 30 punten 44 Wanneer een leerling gepest wordt, doe je niets. Boete : 20 punten 45 Groepsopdrachten Ga op een rij naast elkaar staan. Het rechterbeen van de eerste zal vastgebonden worden aan het linkerbeen van de tweede, het rechterbeen van de tweede aan het linkerbeen van de derde, enz… Eenmaal allemaal aan elkaar vast, moeten de jullie een door mij opgedragen afstand afleggen. Rupsketting: Gaan in een rij achter elkaar zitten. De eerste van de rij steunt met de handen op de voeten van de tweede, de tweede steunt met de handen op de voeten van de derde, enz… Eenmaal allemaal in de juiste positie, leggen jullie een door mij bepaalde afstand af. Ga zitten op een rij naast elkaar. De eerste krijgt de bal tussen zijn voeten geklemd. Deze bal brengt hij met de voeten over naar de tweede die hem hierbij helpt door een stuk tegemoet te komen met de voeten en de bal over te nemen. Zo moet de bal de hele rij rond raken. Valt de bal onderweg, dan moet er opnieuw worden begonnen. 46 Ga met gespreide benen achter elkaar staan. De eerste neemt met de rechterhand door zijn benen de linkerhand van de tweede. De tweede neemt met zijn rechterhand de linkerhand van de derde, enz… Eenmaal de slang is gevormd leggen zij zo een bepaalde afstand af. Ga op een rij naast elkaar staan, geblinddoekt. De begeleider zet jullie terug op een rij, maar in een andere volgorde. Nu moeten jullie op de tast volgens hun grootte gaan staan. De kleinste vooraan en de grootste achteraan. De groep gaat gehurkt op een rij naast elkaar zitten. De eerste doet de armen over elkaar, de rest plaatst de handen op de heupen van degene die voor hen zit. Nu moeten jullie samen “Hop” roepen. Bij elke hop springen ze een stap vooruit. Zo leggen ze een bepaalde afstand uit. De eerste speler van de groep loopt tot aan een muur, tikt deze en loopt achteruit terug naar de rest van de groep. De tweede speler neemt hem bij de heupen vast en samen doen ze hetzelfde en gaan achteruit om de derde speler te halen. Dit totdat de hele groep loopt. In groepjes van twee klemmen jullie al staande met de ruggen naar elkaar een bal tussen hun beide zitvlakken. Zo leggen jullie een door mij te bepalen afstand af. Hierna volgen de volgende twee, totdat iedereen aan de beurt is geweest. Bij oneven aantallen zal er iemand twee keer moeten lopen. 47 Twee kinderen gaan tegenover elkaar staan en klemmen een bal tussen hun twee buiken. Leg een afstand af die door mij wordt bepaald. Iedereen van de groep moet aan de beurt komen. Bij oneven aantallen zal iemand twee keer moeten lopen. Doe deze oefening eerst per twee om eens kennis te maken met de werking van deze opdracht. Ga per twee met de ruggen tegen elkaar zitten en haak de armen met de ellebogen ineen. Nu proberen jullie recht te komen zonder los te laten. Hierna wordt een kring gevormd, al zittend met de ruggen naar binnen gekeerd. De ellebogen worden in elkaar gehaakt. Nu moet heel de groep rechtgeraken zonder los te laten. Ga achter elkaar zitten, op handen en knieën. Leg vervolgens je benen op de schouders van de speler achter jou. Alleen de laatste speler kan zo op handen en voeten blijven staan. Nu gaat de rups langzaam vooruit lopen zonder dat de benen op de grond vallen. Wanneer het niet lukt, eerst oefenen in groepjes van 4 spelers. Speel haasje over. Stel alle spelers voor. ( Naam, hobby, huisdieren…). Wanneer je het niet weet kan je het aan de spelers vragen. 48 Speel telefoontje 49 2x EXTRA MUROS SAMENWERKEN EN VERTROUWEN 50 Inleiding De extra muros activiteit heb ik laten doorgaan op een groot speelterrein in een recreatiecentrum in de buurt van de school. Een groot speelterrein biedt immers tal van mogelijkheden om uitdagende oefeningen te laten doorgaan, maar je kan de oefeningen ook voorbereiden in de sportzaal van de school. De voornaamste doelstelling van deze activiteit is groepsbinding. Het is belangrijk dat de ruziebrekers met elkaar kunnen samenwerken en elkaar vertrouwen om elkaar te kunnen ondersteunen. Een activiteit buiten de school, de spanning en opwinding die dat met zich meebrengt, zorgt voor iets extra wat betreft de groepsbinding. Daarom ook te titel. Het is nog effectiever om voor een zelfde uitdaging te zorgen in een residentiële setting, dan kan je sessies afwisselen met uitdagende oefeningen. De oefeningen vergen wel ietwat voorbereiding. Het is noodzakelijk om het speelterrein vooraf af te speuren en te zoeken naar bruikbare trajecten. Loop de trajecten eens af en probeer (on)veiligheid in te schatten. Maar maak het de leerlingen ook niet al te gemakkelijk. Elkaar helpen, elkaar leren vertrouwen staat centraal in deze oefeningen. Bij het begin van iedere oefening geef je de instructie en laat je die eventueel herhalen door een leerling). Tijdens de oefening worden de leerlingen niet geholpen, er wordt alleen ingegrepen als de veiligheid in het gedrang komt. Om de veiligheid te vrijwaren zijn er 2 begeleiders nodig voor een groep van 8 leerlingen. De problemen bij het vervullen van een bepaalde taak in teamverband en het probleemoplossend denken van de groep (hoe ze ermee omgaan) vormen belangrijke aanknopingspunten voor de nabespreking. Een nabespreking na elke oefening is dus heel erg belangrijk. Aangezien het hier gaat om een buitenschoolse activiteit (buiten de schooluren) is het heel belangrijk om de ouders toestemming te vragen om aan deze activiteit deel te nemen. Vraag hen ook om aangepast kledij te voorzien (kledij die ook vuil mag worden). Bespreek met de leerlingen wanneer de activiteit best gepland wordt (om onverenigbaarheden met andere buitenschoolse activiteiten te voorkomen). Laat echter niets los over het soort oefeningen. 51 Oefeningen Met twee vastgebonden Beschrijving : De groep wordt verdeeld in duo ‘s. Ze worden per twee vastgebonden met een doek aan de voeten. Ze leggen zo een traject af. Het traject mag redelijk moeilijk zijn. Focus : samenwerken Nabespreking : - was het moeilijk om het traject af te leggen? Waarom? - wat was de grootste moeilijkheid? - Heeft 1 van de twee de leiding op zich genomen? Hoe is dat gebeurd? - Hadden jullie vooraf afspraken gemaakt? Welke? - Welke afspraken zouden jullie kunnen gemaakt hebben? - Was er op een bepaald ogenblik onenigheid over hoe jullie die hindernis gingen nemen? Hoe hebben jullie dat opgelost? • Als je nog eens een zelfde soort oefening zou moeten doen zou je dezelfde partner kiezen? Waarom wel? Waarom niet? Materiaal : doeken Tijd : 20 minuten Traject dat werd afgelegd in recreatiecentrum De Ster Sint-Niklaas : lange buis onder grond, door doolhof, op speeltuig in doolhof. Vuilzakkenspel Beschrijving : Je legt een opengesneden vuilzak ( of een plastiek van eenzelfde grootte) op de grond. Je geeft de instructie er allemaal op te gaan staan. Wanneer iedereen op de vuilzak staat, geef je de opdracht om de vuilzak om te draaien, maar iedereen moet er blijven opstaan. Focus : samenwerken, probleemoplossend denken 52 Nabespreking : - was dit een moeilijke oefening? - hebben jullie alsnog een plan afgesproken om deze oefening tot een goed einde te brengen? Hoe is dat plan tot stand gekomen? - Nam iemand de leiding? Werd dat leiderschap aanvaard? Waarom wel? Waarom niet? Misschien namen meer personen de leiding? Was dit goed voor het vervullen van de taak? - Heb jij instructies proberen geven? - Had je het gevoel dat er met jouw instructies werd rekening gehouden? Hoe zou dat komen? Materiaal : vuilzak Tijd : 10 minuten Hindernissenparcours Beschrijving : de groep wordt verdeeld in duo ‘s, men mag kiezen wie geblinddoekt wil zijn en wie begeleider zal zijn. De rollen worden nadien omgedraaid. Men moet een ingewikkeld hindernissenparcours doen. De begeleider begeleidt natuurlijk de blinde. Er wordt duidelijk gesteld dat de begeleider moet zorgen voor de blinde, dat hij verantwoordelijk is. Focus : vertrouwen geven, vertrouwen krijgen Gesprekstechnieken, non-verbale communicatie, angst Nabespreking : Voor de blinden - Hoe voelt het om geblinddoekt te zijn? ( en dus enkel op je gehoor, tastzin en reuk af te gaan) - Waar ben je vooral op afgegaan, op je gehoor, tastzin of reuk? - Was je angstig? Hoe heb je dat overwonnen? Heeft de begeleider iets gedaan om je mee te helpen die angst te overwinnen? - Had je vertrouwen in de begeleider? Wat heeft hij gedaan om je dat vertrouwen al dan niet te geven? - Nam je begeleider voldoende verantwoordelijkheid? Vindt hij dat ook? Voor de begeleiders - Hoe voelde het om iemand te leiden? - Denk je dat je de persoon die je leidde voldoende vertrouwen hebt gegeven? 53 - Nam je voldoende verantwoordelijkheid? Waarom wel, waarom niet? Bespreek ook met partner. Hoe heb je getracht die persoon vertrouwen te geven? Materiaal : blinddoeken Tijd : 30 minuten Plankje spelen Beschrijving : 2 personen gaan op zekere afstand ( ongeveer 1 meter) van elkaar staan, met de gezichten naar elkaar toe. De andere persoon gaat ertussen staan, met zijn gezicht naar 1 persoon gericht. Deze persoon maakt zich tot plank en moet zich laten vallen. De 2 andere personen vangen hem telkens op wanneer de plank naar hun zijde valt, en duwen hem dan voorzichtig naar de andere persoon. De personen die opvangen moeten zorgen dat ze stevig staan en wat mee veren. De afstand tussen de 2 personen die opvangen kan telkens een beetje worden vergroot, zelfs tot de persoon vrijwel plat op de grond ligt. De plank moet proberen zo lang mogelijk het vallen, zonder zich te ontspannen vol te houden. De rollen worden nadien omgedraaid. Focus : vertrouwen Nabespreking : - hebben de andere je gerust gesteld? Hoe hebben ze dit gedaan? Hoe zouden ze dit kunnen doen? - Was je onzeker, bang het moment dat je je liet vallen? - Is dit gevoel verdwenen na enkele keren? - Vertrouwde je iedereen? Waarom wel / niet denk je? - Hoe voelde het om iemand wel of niet te vertrouwen? - Is je vertrouwen verdwenen gedurende de oefening? Zo ja, hoe komt dit? Tijd : 15 minuten 54 Klimpiramide Beschrijving : bind alle leerlingen aan de voeten vast. Laat hun een traject op een klimpiramide afleggen ( rondgaan) Focus : samenwerken Nabespreking : - Tijd : Heeft iemand de leiding op zich genomen? Ging je daarmee akkoord? Hoe ben je daar mee omgegaan? Werden er afspraken gemaakt in de groep? Is er een reden waarom je gekozen hebt voor je buur? Had je liever op een andere plaats gestaan? Waarom? Toen je zag dat het fout liep, heb je ingegrepen? Hoe voelt het om vastgebonden te zijn en op een ander aangewezen te zijn voor een stuk? Voelde je frustratie? Heb je dit geuit? 10 minuten Herken geblinddoekt je medeleden Beschrijving : Focus : Nabespreking : Iedereen wordt geblinddoekt. Men mag gedurende deze oefening niets zeggen. De opdracht is om zich volgens grootte, schoolmaat, aantal letters van de voornaam, … op te stellen elkaar aanvoelen, territorium - Tijd : Was het een moeilijke oefening? hebben jullie elkaar aangeraakt? Vond je het moeilijk om de ander aan te raken? Vond je het moeilijk als jij werd aangeraakt? Hoe hebben jullie met elkaar gecommuniceerd? Is dit gelukt? 10 minuten 55 Elektrische muur Beschrijving : klim over een voorwerp zonder het aan te raken ( alleen deze opdracht wordt gegeven) Focus : samenwerken Nabespreking : - dacht je dat deze opdracht onmogelijk was? - heb je spontaan iemand geholpen? Op welke manier heb je dat aangeboden? - Waren er groepsleden die alleen maar hebben afgewacht? - Waren er groepsleden die de opdracht niet wilden uitvoeren - Hebben jullie die groepsleden aangemoedigd? Hoe? - Zou het anders hebben verlopen als je die oefening zou gedaan hebben met mensen die je minder goed kent? - Heb je rekening gehouden met de angst van de ander? Op welke manier? - Had je vertrouwen in de personen die je hebben geholpen? Waarom? Tijd : 15 minuten In het recreatiecentrum de ster kan over de balken van het vliegtuig “gekropen” worden. 1-2-3 Zingen Beschrijving : Iedereen staat aan de ene kant van het terrein, behalve 1 persoon. Deze staat met zijn gezicht naar de overigen( aan een muurtje of boom). Op een bepaald ogenblik draait die zich om en zegt 1-2-3 . Aansluitend roep hij de naam van een zanger of groep. Tijdens die periode mogen de overige leden zich verplaatsen in zijn richting, maar ze moeten een liedje zingen van die zanger of groep. Als hij zich echter weer omkeert, mag hij niemand zien bewegen. Als hij wel iemand ziet bewegen, moet die terug naar de startlijn. Het spel gaat verder tot iemand de “pianist” kan tikken zonder dat hij hem zien bewegen heeft. Ook wanneer hij merkt dat iemand niet aan het zingen is, of van een verkeerde groep, moet die terug naar de startlijn. Focus : observeren 56 Nabespreking : Tijd : 10 minuten Afsluiter Beschrijving : Laat alle leden in een klein speeltuig samen kruipen Focus : territorium, afsluiter Tijd : 5 minuten In het recreatiecentrum De Ster zal dit gebeuren in een schommelend bootje 57 58
© Copyright 2024 ExpyDoc