Innoveren doe je samen! Verslag van een workshop van het Kennisnetwerk Biociden op 12 februari 2014, Maarssen “We moeten meer slimme allianties vormen, en een Green Deal aanvragen bij de overheid!” “Kunnen we geen studenten gaan inzetten voor kortdurende onderzoeksprojecten?” “Ik heb van heel dichtbij gezien hoe je via crowdfunding niet alleen geld maar ook nieuw netwerk kunt krijgen voor het opzetten van vernieuwende business!” Zomaar een greep uit de ideeën die naar boven kwamen tijdens de workshop ‘Innoveren doe je samen!’ van het Kennisnetwerk Biociden. Ruim 40 ondernemers uit de biocidensector hadden zich samen met een aantal externe deskundigen verzameld om samen na te denken over de vraag hoe innovatie in de sector kan worden bevorderd. Hieronder leest u meer. Kennisnetwerk Biociden De workshop wordt geopend door Anton Rietveld, beleidsadviseur biociden en gewasbeschermingsmiddelen bij het RIVM en nauw betrokken bij het Kennisnetwerk Biociden. Het Kennisnetwerk is opgericht in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur & Milieu (I&M), met als doel om via het uitwisselen van kennis bij te dragen aan een juist gebruik van biociden. Op dit moment is de LinkedIn-groep, met ruim 400 leden, het belangrijkste discussieforum. Daarnaast worden er activiteiten ontplooid rondom specifieke thema’s. Tijdens een symposium in 2012 werd het thema innovatie door de leden nadrukkelijk genoemd als onderwerp dat aandacht behoeft. Sindsdien is er een Stuurgroep Innovatie in het leven geroepen met leden uit het Kennisnetwerk. Deze stuurgroep heeft het initiatief genomen voor deze workshop. Presentatie vooronderzoek Clemens Stolk, senior adviseur bij Schuttelaar & Partners, geeft een toelichting op het vooronderzoek dat de basis vormt voor de workshop. Acht ondernemers zijn in diepte-interviews bevraagd naar hun ervaringen met innovatie in de sector, zowel naar de belemmeringen als de kansen. Alle acht ondernemers vinden innovatie erg belangrijk en zijn zelf aan het innoveren. Hun drijfveren verschillen, maar het zoeken naar betere en duurzamere middelen is veel genoemd. De geïnterviewde ondernemers gaven allemaal aan geen andere ondernemers te kennen die actief bezig zijn met innovatie in de biocidensector. Dat er tijdens de workshop 40 ondernemers met elkaar in gesprek raken, en ideeën uitwisselen is dan ook waardevol. Uit de interviews is een beeld ontstaan van drie typen hindernissen die ondernemers in de weg staan om meer te innoveren. De eerste is onbekendheid met / onduidelijkheid over de wetgeving, en onzekerheid die daaruit voortvloeit. De tweede heeft te maken met het ‘financiële uithoudingsvermogen” dat je als ondernemer nodig hebt als je een nieuw product wilt ontwikkelen en op de markt brengen. De derde belemmering is een ‘falend netwerk’, in zowel de markt, als bij de overheid, als onder kennisinstellingen en technologieproviders. Behalve naar belemmeringen is in de interviews ook gevraagd naar mogelijke oplossingsrichtingen. Daaruit zijn drie ‘innovatieroutes’ naar voren gekomen: (1) één helpende hand: wie of wat helpt ondernemers door de procedure heen? (2) slimmer samenwerken voor succes; en (3) denken in concepten in plaats van in producten. Deze drie routes staan centraal in de innovatietafels later op de middag (zie verderop in het verslag). Het organiseren van innovatie: de combinatie van verkennen en verdienen Aansluitend deelt Prof. Dries Faems, hoogleraar innovatie en organisatie aan de Rijksuniversiteit Groningen, zijn inzichten in hoe innovatie in het bedrijfsleven kan worden bevorderd. Faems maakt onderscheid tussen stapsgewijze innovatie (‘doing what we do, better’) en radicale innovatie (‘doing something that never has been done’). Grote bedrijven zijn in de praktijk vooral bezig met stapsgewijze innovatie. Zij zijn erg goed om hun bestaande producten en diensten steeds een beetje te verbeteren. Kleine bedrijven daarentegen werken veel vaker aan radicale innovatie: projecten met een groot risico, maar bij succes met grote opbrengst. Deze bedrijven hebben echter vaak weer te weinig aandacht voor hun bestaande producten en diensten en ook kampen ze met liquiditeitsproblemen. Deze verschillen zijn te herleiden naar verschillen op drie niveaus: personen, processen en de organisatie als geheel. Persoonlijkheden: Voor radicale innovatie heb je creatieve mensen nodig, voor stapsgewijze innovatie gestructureerde en planmatige mensen. Zij werken doorgaans moeilijk met elkaar samen. Proces: Veel grote bedrijven werken volgens ‘stage gate innovatie’: na elk stadium is er een gatekeeper die checkt of de criteria al dan niet gehaald zijn. Dit is strak gereguleerd proces. Radicale innovatie gedijt echter slecht in dit soort processen. Zo’n innovatie komt meer ‘organisch’ tot stand. Organisatiestructuur: Stapsgewijze innovatie vraagt om hiërarchie, duidelijke milestones, en harde deadlines. Radicale innovatie vraagt veeleer om decentrale sturing, een informele sfeer en autonomie. De meest effectieve manier om succesvol te zijn in zowel stapsgewijze als radicale innovatie is door een scherpe scheiding tussen beide aan te brengen. De creatievelingen moeten los staan van de procedures voor geleidelijke innovatie. Grote bedrijven kunnen bijvoorbeeld een aparte organisatie oprichten voor R&D, die los staat van de rest van het bedrijf. Maar hoe doe je dat als MKB’er? MKB’ers kunnen zich het beste specialiseren in één van beide typen innovatie, en voor het andere type een samenwerkingsverband met anderen opstarten. Dus óf je richt je op het ontwikkelen van de radicale vernieuwing en laat het vermarkten daarvan via licenties over aan anderen. Of je richt je volledig op je bestaande product en het stapsgewijs verbeteren daarvan, en gaat voor radicale vernieuwing samenwerking aan met een aantal andere ondernemers en/of een universiteit. Bij dergelijke samenwerkingen is het wel dat de partners goed bij elkaar passen en dat er ook voldoende aandacht is voor contracten en het intellectuele eigendom. Kleine bedrijven delven vaak het onderspit in samenwerking met grote bedrijven, zeker wanneer er gebrekkige contractuele afspraken zijn gemaakt. Deep in the shit: ervaringen van een innovatieve ondernemer in een hooggereguleerde sector Roger Rammers, directeur AquaPurga Nederland BV, is aan de slag met een radicale innovatie in een sector die evenals de biocidensector wordt gekenmerkt door een hoge regeldruk, namelijk de mestverwerking. Hoewel velen voor hem het probeerden, is het niemand gelukt om mest te verwerken tot schoon water en mineralen. Rammers vertelt hoe hij radicaal anders te werk is gegaan, grote verliezen moest incasseren, maar uiteindelijk toch is geslaagd om te zegevieren. In Nederland is er een overschot aan dierlijke mest. Tegelijkertijd is de beschikbaarheid van een aantal belangrijke mineralen, zoals fosfaat, eindig. Rammers en zijn samenwerkingspartner zagen in deze combinatie van deze twee problemen een kans. Bij het nadenken over deze kans begonnen zij echter waar veel mensen eindigen, namelijk bij de financiering. Uitgangspunt was niet een werkende technologie waar financiering bij werd gezocht voor de uitontwikkeling en vermarkting; in plaats daarvan werd eerst financiering gezocht om op basis daarvan een werkende technologie te realiseren. Er is een constructie ontwikkeld waarbij particulieren konden investeren in de ontwikkeling van deze ‘groene’ technologie in ruil voor belastingaftrek. Via deze constructie was AquaPurga in staat om in korte tijd de benodigde financiering bijeen te brengen. Voorwaarde van de fiscale regeling was wel dat er binnen twee jaar een werkende mestverwerkinginstallatie was ontwikkeld. In eerste instantie leek het hierop echter spaak te lopen. Uiteraard met grote financiële consequenties voor zowel de particuliere investeerders als voor de ondernemers zelf. Na het betrekken van andere ingenieurs is het in 2011 uiteindelijk wel gelukt om een werkend systeem op de markt te brengen. In de komende twee jaar zullen er tientallen machines op boerenerven geplaatst zijn. Ook buiten Nederland is er grote belangstelling voor de ontwikkelde technologie (Frankrijk, VS, Oekraïne, Canada, Argentinië). Rammers heeft drie tips voor ondernemers in de biocidensector die een innovatie willen ontwikkelen en vermarkten: Denk vooraf goed na over de financiering en haal er zo nodig (financieel) experts bij om een goed plan te maken. Als derden (delen van) je technologie maken, blijf dan goed betrokken. Zorg dat je het zelf blijft snappen, en zo niet vraag door tot je het wel snapt. Vraag een onafhankelijke, kritische geest om mee te kijken bij het hele proces. Dit had Rammers kunnen behoeden voor het aanvankelijke falen van de technologie. Innovatietafels Na de plenaire presentaties en twee speeddaterondes discussiëren de deelnemers in drie verschillende groepen over ideeën en oplossingen om innovatie in de sector te bevorderen. Dat dezen zij samen met de twee sprekers, en een aantal externe innovatie-experts van onder andere het Innovatienetwerk, de Kamer van Koophandel, het Koplopersloket, het LEI en NanoNext. Per thema worden hieronder de belangrijkste conclusies en afgesproken acties benoemd. Thema 1: Wie of wat helpt de ondernemers door de procedure heen? Denk actief mee met brancheorganisaties en het Platform Biociden Veel ondernemers zien de overheid als belemmerende factor: anoniem, onbetrouwbaar en wispelturig. Een ondernemer merkte echter op dat je de overheid ook als partner kunt zien, en dat de overheid juist graag input ontvangt van het bedrijfsleven. Het is dan wel zaak dat je jezelf als branche hebt georganiseerd zodat de overheid een duidelijk aanspreekpunt heeft. Het is vervolgens de taak van de brancheorganisatie om goede contacten bij de overheid te onderhouden, veranderingen in de wetgeving tijdig te signaleren en deze mogelijk bij te stellen. Bedrijven kloppen nu vaak te laat aan bij het verkeerde adres, in plaats van tijdig in Den Haag waar het beleid wordt gemaakt. Naast de verschillende brancheverenigingen is er het Platform Biociden waarin alle PT’s vertegenwoordigd zijn. Die bedrijven die merken dat biociden geen prioriteit hebben bij hun branchevereniging, kunnen zelf lid worden van het Platform Biociden. Actie 1: De ondernemers zoeken uit wat hun brancheorganisatie voor hen kan betekenen, en wat zij voor hun brancheorganisatie kunnen betekenen. Actie 2: Platform Biociden maakt actief bekend hoe ondernemingen zich kunnen aansluiten bij het Platform, als er voor hen geen aangewezen brancheorganisatie is, die al bij het Platform is aangesloten. Platform Biociden opent binnenkort ook een website waarop deze informatie te vinden zal zijn. Vraag een Green Deal aan Bart Hellings van het Koplopersloket (Ministerie van Economische Zaken) vertelt dat de overheid moeilijk kan schakelen met individuele ondernemers, maar dat ze met coalities van bedrijven wel stappen kan maken. Een belangrijk instrument daarvoor is de Green Deal. Als een groep ondernemers uit de biocidensector een plan indient om een duurzame innovatie verder te brengen, zijn er bij het ministerie mogelijkheden om hen daarbij te helpen. Met een Green Deal is het bijvoorbeeld voor de Nederlandse overheid makkelijker om bij de Europese Commissie een uitzonderingsregel te bepleiten. Actie 3: De Stuurgroep Innovatie wordt gevraagd om contact op te nemen met het Koplopersloket om de precieze voorwaarden voor een Green Deal en de kansen voor ondernemers in kaart te brengen. Benut het Kennisnetwerk Biociden Er blijkt nog veel onduidelijkheid te zijn over de nieuwe Biocidenverordening. Het Kennisnetwerk heeft een aantal beslisbomen gemaakt die duidelijk maken wanneer iets een biocide is en wanneer niet. Deze worden door de ondernemers zeer gewaardeerd. Bedrijven kunnen ook bij het Kennisnetwerk aangeven als er behoefte bestaat om uitleg over een bepaald aspect van de regelgeving. Omdat de LinkedIn groep het belangrijkste communicatiekanaal is is het wel van belang dat alle geïnteresseerde ondernemers daarvan lid zijn. Actie 4: De coördinator van het Kennisnetwerk Biociden geeft nog meer ruchtbaarheid aan de LinkedIn groep en geeft daarbij aan dat ondernemers de groep ook kunnen gebruiken als platform voor het stellen van vragen. Informatieloket Ondernemers hebben nog meer behoefte aan een helpende hand dan het Ctgb op dit moment kan bieden. Nu is de afhandeling van vragen en dossiers nog te afhankelijk van hoe de ondernemer zelf de instantie benadert en bij welke persoon hij of zij terecht komt. In België zou er één duidelijk contactpuntmoment (informatiedagen) zijn ingericht voor ondernemers met vragen. Kan zoiets ook in Nederland worden gerealiseerd (bijvoorbeeld ‘maandag innovatiedag’ of een innovatiespreekuur)? Actie 5: De Stuurgroep Innovatie wordt gevraagd om de mogelijkheden te verkennen van één informatieloket voor ondernemers die willen innoveren in de biocidensector Betere toegang tot externe adviseurs Er zijn veel adviseurs en experts lid van de LinkedIn groep en deze experts delen geregeld hun kennis op seminars en symposia. Kan daar niet beter gebruik van gemaakt worden? Er bestaan bijvoorbeeld kortingsvouchers voor MKB’ers die de drempel om externe adviseurs in te huren verlagen. Uiteraard wordt er dan geen onderscheid gemaakt tussen adviseurs van binnen of buiten het kennisnetwerk. De overheid geeft bijvoorbeeld nu al innovatievouchers uit die MKB’ers kunnen aanvragen om een universiteit of kennisinstelling in te huren voor het beantwoorden voor een kennisvraag. Actie 6: De Stuurgroep Innovatie wordt gevraagd om de mogelijkheden te verkennen van een systeem met innovatievouchers. Thema 2: Slimmer samenwerken voor succes Uit de gesprekken blijkt dat in de sector iedereen voor zich werkt en dat er weinig wordt samengewerkt. Ondernemers zouden meer kunnen bereiken door samen te werken, op voorwaarde dat de samenwerkingspartijen elkaar iets te bieden hebben, elkaar aanvullen en bij elkaar passen. Denk bijvoorbeeld aan samenwerking met andere partijen in de keten, of samenwerking met bedrijven die elk in een andere niche actief zijn, of in een geografisch gescheiden markt. In de praktijk blijkt samenwerking vooral goed te gaan in niet al te grote consortia van bijvoorbeeld 3 tot 5 bedrijven. Vind de juiste partners in Nederland Iedereen aan tafel geeft aan dat het niet eenvoudig is om de juiste partners te vinden. Je moet er soms tientallen spreken voor ‘de klik’ er is. De Kamers van Koophandel kunnen daar een positieve rol in spelen, net als het Kennisnetwerk Biociden zelf. Eén van de ondernemers merkt op dat het van belang is om van te voren wat extra tijd te nemen om goede afspraken te maken. Die tijd verdien je verderop in het proces gegarandeerd terug. Het is verder van belang om partners te zoeken die dezelfde kant op willen, een gezamenlijke visie is belangrijk. Actie 7: De coördinator van het Kennisnetwerk geeft nog meer ruchtbaarheid aan de mogelijkheid van de LinkedIn-groep om experts en andere ondernemers te vinden. Ook wordt gekeken hoe mensen uit de gebruikersmarkten of aanpalende sectoren kunnen worden gestimuleerd om zich aan te melden voor het netwerk om de cross-over van ideeën te bespoedigen. Zo wordt onderzocht of het Kennisnetwerk meer kan gaan fungeren als makelaar of platform om partijen bij elkaar te brengen. Vind je collega’s in Europa Voor veel MKB’ers is registratie van een biocide onder de Europese verordening is een brug te ver, gelet op de hoge kosten die hiermee gemoeid zijn en het feit dat je gedurende de registratieprocedure nog geen inkomsten uit het nieuwe product hebt. Een oplossing zou kunnen zijn als MKB’ers uit meerdere EU-lidstaten de handen ineen zouden slaan om gezamenlijk een nieuw product te registreren, waarbij ieder deelnemend bedrijf het product vervolgens mag vermarkten binnen zijn eigen landsgrenzen. Maar hoe vind je de juiste MKB-bedrijven om zo’n samenwerking mee op te starten? De Nederlandse ambassade is vaak behulpzaam als bedrijven zoeken naar een samenwerkingspartner. Verder heeft de Europese Commissie een netwerk opgezet dat MKB-bedrijven moet helpen bij het vinden van samenwerkingspartners uit andere EU-lidstaten (Enterprise Europe Network); wellicht kan dat een rol vervullen? Een andere gedachte die wordt geopperd is het oprichten van een Europese brancheorganisatie voor MKBbedrijven in de biocidensector. De Nederlandse Vereniging van Zeepfabrikanten (NVZ) heeft veel leden in de biocidensector (desinfectantia) en is zelf weer aangesloten bij de Europese koepelorganisatie AISE. De AISE heeft al in enige mate een dergelijke functie voor Europese MKB’ers in dit deel van de sector. Kan deze functie worden versterkt of uitgebouwd? Actie 8: Reinout Hoevenaar neemt het initiatief om binnen de NVZ de mogelijkheden te onderzoeken van een Europese netwerk- of brancheorganisatie voor MKB’ers in de biocidensector. Hierbij wordt tevens gekeken naar de mogelijkheden die de Europese Commissie biedt met o.a. Enterprise Europe Network. Vind financiering Vroeger ging je naar de bank en had je een vaste adviseur die als vertrouwenspersoon kritisch met je meedacht. Hoewel één van de ondernemers vertelt dat hij met een goed verhaal, geloof in zijn eigen plan, en een goed onderhouden relatie met de bank nog steeds een heel eind komt bij de bank, hebben de meeste ondernemers inmiddels een andere ervaring. Eén van de ondernemers is onlangs bij een presentatie geweest over crowd funding en vertelt dat hier goede mogelijkheden liggen. Dit wordt beaamd door een andere ondernemer, die aanvult dat je behalve financiering ook een nieuw netwerk erbij krijgt van mensen die geïnteresseerd zijn in je bedrijf, met je mee willen denken en zorgen voor mond-op-mondreclame. Wel is het de vraag of crowd funding ook werkt als het meerdere jaren kost voordat er daadwerkelijk een product verkocht kan gaan worden. Actie 9: Reinout Hoevenaar gaat na of de NVZ een informatieavond over crowd-funding kan initiëren. Zoek een onafhankelijke procesbewaker Roger Rammers merkt op dat veel ondernemers niet op tijd de stekker eruit durven trekken. ‘Beter ten halve gekeerd, dan ten hele gedwaald’ geldt ook voor innovatieve ondernemers! Veel ondernemers denken ‘we hebben nu al zoveel geïnvesteerd, nu moeten we doorzetten’. Dat is soms niet verstandig. Het is beter om een onafhankelijk persoon te vragen om van een afstandje mee te kijken met het proces en objectief advies te geven. Thema 3: Denken in concepten Er zijn volgens Dries Faems veel aanwijzingen dat innoveren vanuit de vraag van de markt (‘probleemgericht innoveren’) meer opbrengt dan innovatie vanuit bestaande technologieën (‘technology push’). Als je vanuit de klant denkt en de hele keten van preventie tot nazorg meeneemt, ontstaan er interessante ideeën. Het voorbeeld van AquaPurga is hiervan een mooie illustratie. Zoek alternatieve oplossingen Eén ondernemer vertelt dat hij in feite geen biociden meer gebruikt omdat hij alternatieve oplossingen heeft gevonden. Zo gebruikt hij ultrasone methoden en magnetische velden tegen ongedierte in gebouwen en een muizenval die met CO2 is uigerust. Maar ook vermarkt hij preventieve maatregelen: voorkomen is immers beter dan genezen. Dergelijke innovaties kunnen relatief snel op de markt worden gebracht. Op de korte termijn zijn chemische oplossingen vaak echter goedkoper. Het is dus de kunst om de markt te overtuigen van een nieuwe oplossing. Het helpt als je kunt laten zien dat preventie op de lange duur goedkoper is. Woningbouwcoöperaties, gemeenten en provincies zijn soms bereid om als launching customer te fungeren. Zo kun je als ondernemer laten zien dat de nieuwe methode werkt. Bij het ontwikkelen van dergelijke alternatieve oplossingen kun je als ondernemer tegen problemen aanlopen die te groot zijn om alleen aan te pakken. Dan is het verstandig om samen te werken met gelijkgezinde bedrijven die met hetzelfde probleem kampen. Een voorbeeld hiervan is een groep van circa 30 bedrijven actief op het gebied van nanocoatings. Zij werken samen in de fase van preconcurrentieel onderzoek. Het gaat hierbij met name om het aantonen van de veiligheid van dergelijke coatings. Hierbij wordt samengewerkt met gespecialiseerde kennisinstellingen. Het zou interessant zijn de leerervaringen van deze ondernemers te delen met de biocidensector in de breedte. Actie 10: De coördinator van het Kennisnetwerk onderzoekt of een representant van de coatingscoalitie in het volgende symposium van het Kennisnetwerk kan presenteren wat hun samenwerking precies inhoudt en hoe zij tot hun coalitie zijn gekomen. Onderscheid je op kwaliteit Eén van de ondernemers vertelt dat je je als bedrijf ook in de toepassingsfase kunt onderscheiden op kwaliteit. In het verlengde hiervan oppert hij dat er voor bepaalde producten een eis zou kunnen worden ingevoerd dat degene die het product toepast gecertificeerd moet zijn. Het behalen van het benodigde keurmerk kan enerzijds een extra last zijn voor een kleine ondernemer, maar kan anderzijds juist ook worden ingezet als onderdeel van je branding op kwaliteit. Stel je doelen in de toekomst Eén van de experts merkt op dat het zaak is om na te denken over de lange termijn. Als we een oplossing vinden voor de problemen vandaag, komt die oplossing zeer waarschijnlijk 5 jaar te laat. Daarom is het de uitdaging om na te denken over de problemen waar de wereld over 10 jaar vanaf nu mee te maken heeft, en waar je dan als bedrijf wilt staan. In dit verband wordt de tijgermug genoemd die langzamerhand op trekt naar Nederland. Er zijn op dit moment geen middelen tegen die mug toegelaten in Nederland. Er bestaat wel een middel, maar voor de producent daarvan is Nederland een te kleine markt om toelating aan te vragen. Kan het Nederlandse MKB hierin een rol spelen? Verbreed je blik Eén van de ondernemers uit de desinfectiewereld merkt op hoe weinig actieve stoffen er eigenlijk zijn. Het lijkt alsof we de afgelopen 40 jaar stil hebben gestaan en nauwelijks nieuwe stoffen hebben ontwikkeld. Het is belangrijk om verder te kijken dan alleen de gebruikelijke chemische stoffen. Kunnen we middelen ontwikkelen op basis van plantenextracten of enzymen? Buiten de biocidensector, in de veehouderij en in de landbouw, zijn al diverse preparaten in de handel die worden gebruikt als diergeneesmiddel of gewasbeschermingsmiddel van natuurlijke oorsprong. Benut het buitenland De Nederlandse ambassades in het buitenland bieden vaak de mogelijkheid om (tegen betaling) een marktscan te maken. Dat zou voor (coalities van) ondernemers interessant kunnen zijn. Verbeter je imago Het vermarkten van een nieuw concept is niet altijd eenvoudig. Er worden twee voorbeelden genoemd: alternatieve plaagdierbestrijding bij gemeenten, en alternatieve desinfectie in een zwembad. Omdat veel ondernemers hun concept via de tussenhandel aan de eindklant verkopen is het overbrengen van de voordelen lastig. Overigens geldt ook voor de biocidensector als geheel dat het imago beter kan. Waarom spreken we niet van “plaagbeheersing” in plaats van “ongediertebestrijding”? Een goed georganiseerde brancheorganisatie kan helpen bij het verbeteren van het imagp (zie hierboven). Idee: Stichting Innovatie Alliantie Veel hogescholen en universiteiten bieden de mogelijkheid om studenten in te huren voor een kortdurend onderzoeks- of adviesproject. Stichting Innovatie Alliantie is zelfs specifiek voor dit doel opgericht, en wil de kloof tussen het hoger onderwijs en het MKB-bedrijfsleven te dichten door studenten in te zetten bij concrete vraagstukken in het bedrijfsleven. Meerdere ondernemers hebben hier positieve ervaringen mee. Ondernemers met een concrete vraag kunnen met hun vraag aankloppen bij SIA. Actie 11: Rens Vandeberg (Technologiestichting STW/NanoNextNL) stuurt de deelnemers van de workshop meer informatie over de mogelijkheid studenten in te zetten voor een concrete hulpvraag. Ondernemers nemen, als ze interesse hebben, zelf contact op met SIA. Tot slot Heeft u nog onderwerpen of acties in het verslag gemist, of voelt u zich geroepen om één van de hierboven genoemde acties te helpen trekken? Neem dan contact op met Anton Rietveld (e-mail [email protected]). Wij gaan ervanuit dat deze workshop het startschot is geweest voor een aantal concrete acties die zullen bijdragen aan een positief innovatieklimaat in de sector! Actie 12: De Stuurgroep Innovatie komt op korte termijn bij elkaar om de workshop te evalueren en te kijken aan welke vervolgactiviteiten zij een bijdrage kan leveren.
© Copyright 2024 ExpyDoc