Mlnirterle van Verkeer en Waterrtaat Directoraat-Ceneraal Rijkswaterstaat Directie Flevoland Werkdocument / Juridische aspecten van flexibel grondgebruik door ir C. van der Houwen I Miniltcrie van Vcrkeer en Waterrtaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat directie flevoland Werkdocument Juridische aspecten van flexibel grondgebruik door ir C. van der Houwen Lelystad, augustus 1993 Werkdocurnenten zijn ais regel eerste versies van te schrijven rapporten (uittypen geschreven tekst) en daardoor uitsluitend besternd voor intern gebruik; de verantwoordelijkheid voor de tekst berust bij de auteur. Postbus 600 8200 AP Lelystad Smedinghuis Zuldennragenpleln 2 Tel. (03200) 99111 Telex 40115 Telefax (03200) 34300 Her verschijnsel "grijzepacht " vindt zijn oorsprong in her verschil tussen gemiddelde opbrengsr en marginale opbrengsr van grond. Inhoud Voonvoord .................................................... 5 Samenvatting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 7 1Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.1 Achtergrond . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.2 Doelstelling . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 1.3 Opbouw van het rapport . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 9 9 9 2 Huidige Pachtwet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 2.1 Inleldlng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.2 Pachtovereenkornst en toetsing door de grondkamer . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.3 De duur van de pachtovereenkomst . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.4 Recht van verlenging . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.5 De toegestane tegenprestatie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.6 Het verbod op ondewerpachting . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 2.7 Het verbod op verandering van de aard van het gepachte. . . . . . . . . . . . . . . . 2.8 Zwarte en grijze pacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 11 11 11 12 13 14 14 16 17 3Erfpacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.1 Inleiding . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.2 Wettelijke bepalingen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 3.3 Algemene voorwaarden van Domeinen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 19 19 19 19 4 Relatie met andere wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.1 Superheffing . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.2 Mestwetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.3 MacSharry . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.4 Waterschapswet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4.5 Fiscale wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 21 21 21 22 23 24 5 Voorgestelde wijziging van de Pachtwet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .. 5.1 Inle~dlng . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2 Bijzondere kortdurende pacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.1 Teeltpacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.2.2 Eenmalige pacht . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5.3 Verhoging 0ppe~lakteartikel58 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 27 27 28 28 28 29 6Discussie . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.1 Flexibel grondgebruik en de Pachtwet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.2 Relatie met andere wetgeving . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6.3 Situatie na wijziging van de Pachtwet . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 31 31 31 32 ' Literatuur -;. ' ' ' ..................................................... 31 - Goed renderende agrarische bedrijven en een goede milieukwaliteit zijn zaken die voor de directie Flevoland van Rijkswaterstaat, als domeinbeheerder van Zuidelijk Flevoland, van belang zijn. Flexibel grondgebmik geefi de mogelijkheid om een mime vmchr#isseling te verenigen met een groot aandeel hoog-salderende gewassen in het bouwplan. Het voor U liggende rapport be005 inzicht te geven in de juridische aspecten van flexibel grondgebruik. Voor een econoom die zich in het juridisch labyrint begeefi zijn wegwijzers en gidsen onontbeerlijk. De wegwijzers waren een grwt aantal publikaties die voortvloeiden uit de discussie rond de Pachtwet. De gidsen waren een aantal mensen (vaak echte juristen) die mij van informatie hebben voorzien. Aan hen ben ik dan ook veel dank verschuldigd. ir. C. van der Houwen In de akkerbouwsector is het aandeel hoog-salderende gewassen in het bouwplan zeer bepalend voor de inkomensvorming. Voor het milieu is daarentegen een mime rotatie van gewassen te prefereren. Zowel het inkomensbelang als het milieubelang zijn gediend bij "flexibel grondgebmik". Hieronder wordt verstaan: het gedurende korte tijd grond van andere bedrijven gebruiken om daarmee het bouwplan op het eigen bedrijf te kunnen vermimen zonder de omvang van hoogsalderende gewassen te moeten verminderen. Dit rapport gaat in op de juridische aspecten van flexibel grondgebmik. Er wordt met name gekeken naar de situatie in de Usselmeerpolders. Er wordt bestudeerd welke mogelijkheden boeren nu en in de toekomst hebben om flexibel grondgebmik toe te passen en wat daarbij de invloed is van Domeinen. De huidige Pachtwet bevat een aantal regelingen die van belang zijn bij flexibel grondgebmik, zoals de duur van de overeenkomst, het recht van verlenging, de toegestane tegenprestatie, het verbod op onderverpachting en het verbod op verandering van de aard van het gepachte. Op basis van de huidige Pachtwet is verpachting voor korte duur in principe mogelijk, zij het slechts na goedkeuring door de grondkamer. Het beleid van de grondkamer is momenteel om verpachting voor korte duur met het oog op de vmchtwisseling goed te keuren. De pachtprijs wordt echter we1 getoetst aan het Pachtnormenbesluit. In de praktijk komt echter toch uitwisseling van grond voor buiten de Pachtwet om. Voor erfpacht geldt dat indien in de voonvaarden geen beperkingen van dien aard zijn opgenomen, de erfpachter de grond geheel of gedeeltelijk aan anderen in gebmik kan geven. In de alg;mene erfpachtsvoonvaarden van Domeinen wordt echter bepaald dat dit slechts toegestaan is na schriftelijke toestemming van de Staat. Het beleid van Domeinen is om grondmil in het kader van de vmchtwisseling we1 toe te staan. Er verschijnen steeds meer regelingen die gebaseerd zijn op geregisaeerd grondgebmik. De regelingen die in dit kader behandeld worden zijn: de Superheffing, de mestwetgeving, de MacSharry maatregelen, de Waterschapswet en de fiscale wetgeving. Voor een juiste naleving van deze regelingen (wat vaak ook financiele consequenties heeft) is het nodig te beschikken over een goedgekeurd pachtcontract. Het wordt voor boeren dus steeds belangrijker om de uitwisseling van grond correct te regelen. Ten gevolge van de tmggang van het pachtareaal is de discussie over wijziging van de Pachtwet op gang gekomen. De volgende wijzigingsvoorstellen zijn voor flexibel grondgebmik van belang: * de inaoductie van een stelsel van bijzondere pacht (teeltpacht en eenmalige pacht). * de verhoging van de oppewlakte in art 58 van 0.25 tot 1 hectare. Er wordt nagegaan wat de gevolgen van deze wijzigingen zouden zijn voor flexibel grondgebmik. De regeling van de teeltpacht geeft de grondkamer de mogelijkheid de pachter te machtigen grond onder te verpachten zonder daarbij gebonden te zijn aan het Pachtnormenbesluit. De verhoging van de oppervlakte in art.58 zal in beperkte mate kunnen bijdragen aan flexibel grondgebmik. 1 Inleiding 1.1 Achtergrond In de akkerbouwsector wordt het inkomen in sterke mate bepaald door de oppervlakte hoogsalderende gewassen die jaarlijks wordt verbouwd. Vanuit milieu-oogpunt is het gewenst een mime rotatie van gewassen te hanteren, omdat hierdoor de ziektedruk en dus het bestrijdingsmiddelengebruik kan worden beperkt. De belangen ten aanzien van inkomensvorming en milieu lijken hier dus niet samen te gaan. Bedrijfsvergroting zou uitkomst k ~ M e nbieden, ware het niet dat de gronddruk erg boog is, waardoor bedrijfsvergroting slecbts in enkele gevallen toegepast kan worden. In Zuidelijk Flevoland zijn hiervoor zelfs helemaal geen mogelijkheden. Een oplossing voor de verruiming van de vruchtwisseling met behoud van inkomen bij een heperkte bedrijfsoppervlakte zou gevonden kunnen worden in "flexibel grondgebruik". Hieronder wordt verstaan: het gedurende korte tijd grond van andere bedrijven gebruiken om daarmee het bouwplan op het eigen bedrijf te kIIMen verruimen zonder de omvang van hoog-salderende gewassen te moeten verminderen (NRLO, 1990: p.3). Het gaat dus om verruiming van vruchtwisseling tussen bedrijfstakken. Hierbij kan het gaan om akkerbouw en veehouderij, maar bijvoorbeeld ook om bollenteelt en akkerbouw. Ook wordt we1 de term grondrui) of landrujl gebruikt. Hieronder wordt verstaan het uitwisselen van grond tussen Wee agrariscbe bedrijven. De term flexibel grondgebmik is dus mimer dan de term grondruil, omdat bij flexibel grondgebruik het aspect mil niet per se aanwezig hoefi te zijn. 1.2 Doelstelling Het instrument flexibel grondgebmik, dat een bijdrage kan leveren aan zowel een verbetering van het inkomen op agrarische bedrijven als aan het bereiken van milieudoelstellingen, kent verschillende aspecten die voor een goede uitvoering gezamenlijk beschouwd moeten worden. Hierbij kan gedacht worden aan teelttechnische, bedrijfseconomiscbe, milieukundige en juridische aspecten. Dit rapport beoogt inzicht te geven in de juridische aspecten van het flexibel grondgebruik. De directie Flevoland van Rijkswaterstaat heeft als uitvoerder van het Domeinbeleid in Zuidelijk Flevoland direct te maken met deze problematiek. 1.3 Opbouw van het rapport In hoofdstuk 2 wordt aangegeven hoe de regelingen in de huidige Pachtwet werken t.a.v. flexibel grondgebruik. Het zal blijken dat onder de huidige Pachtwet de mogelijkheden voor flexibel grondgebruik beperkt zijn en dat daarom in de praktijk veel zwarte pacht voorkomt. Vewolgens wordt in hoofdstuk 3 nagegaan wat de mogelijkheden voor erfpachters zijn ten aanzien van het toepassen van flexibel grondgebmik. In hoofdstuk 4 worden enige wetten en regelingen behandeld die gebaseerd zijn op geregistreerd grondgebruik en daarom goedgekeurde pachtcontracten vereisen. In hoofdstuk 5 wordt uiteengezet hoe de voorstellen tot wijziging van de Pachtwet t.a.v. flexibel grondgebmik emit zien. In hoofdstuk 6 volgt een discussie, waarna tenslotte enige conclusies worden getrokken. 2 Huidige Pachtwet 2.1 Inleiding In de polders kunnen drie situaties worden onderscheiden waarbij de Pachtwet de mogelijkheden van flexibel grondgebmik be'invloedt: 1) Boer A is eigenaar. Hij is vrij de grond bimen de regels van de Pachtwet aan boer B in gebmik te geven. 2) Boer A is erfpachter. Hoe de situatie voor erfpacht is wordt in hoofdstuk 3 behandeld. 3) Boer A is pachter (van Domeinen of van een andere grondeigenaar). Wil hij grond aan boer B in gebmik geven dan is sprake van onderverpachting. In onderstaand schema worden deze situaties weergegeven. Hiemit blijkt dat als boer A en boer B gebmik willen maken van flexibel grondgebmik ze afiankelijk van de situatie de rol van pachter, verpachter of onderpachter k u ~ e hebben. n eigenaar erfpachter pachter boer A ********* boer B Domeinen boer A boer B Domeinen ********* boer A onderpachter boer B De huidige Pachtwet bevat bepalingen die beperkingen stellen aan flexibel grondgebmik. In dit hoofdstuk worden de betreffende elementen uit de Pachtwet nader beschouwd. De problemen die de Pachtwet oproept tegen flexibel grondgebruik hebben te maken met: a) de duur van de overeenkomst b) het recht van verlenging c) de toegestane tegenprestatie d) het verbod op onderverpachting zonder toestemming van de eigenaar. e) het verbod op verandering van de aard van het gepachte. Deze aspecten zullen hieronder achtereenvolgens worden behandeld, waarbij voor de punten d) en e) oak aandacht wordt geschonken aan de specifieke bepalingen die gelden voor Domeingronden en aan het praktische beleid van Domeinen. Alvorens daartoe over te gaan zal kort worden ingegaan op de pachtovereenkomst en de toetsing daarvan. 2.2 Pachtovereenkomst en toetsing door de grondkamer De wet verstaat onder pachtovereenkomst: Elke overeenkomst, in welke vorm en onder welke benaming ook aangegaan, waarbij de ene partij zich verbindt aan de andere partij tegen voldoening van een tegenprestatie een hoeve of 10s land in gebmik te verstrekken ter uitoefening van de landbouw (art.1 lid id). Iedere overeenkomst hoe ook genaamd, die aan de bovenstaande definitie voldoet, valt onder de werking van de Pachtwet. De pachtovereenkomst dient schriftelijk te worden aangegaan en behoeft de goedkeuring van de grondkarner (art.2 lid 1 en 2). Daartoe dient de pachtovereenkomst binnen twee maanden nadat zij is aangegaan ter goedkeuring aan de grondkamer te worden gezonden (art.8 lid 1). De grondka- mer toetst de overeenkomst aan de in a n 5 neergelegde maatstaven, zoals hoogte van de pachtprijs, overige verplichtingen van de pachter en specifieke en algemene landbouwbelangen. Voor de verrichtingen van de grondkamer worden toetsingskosten in rekening gebracht, welke bij algemene maatregel van bestuur worden vastgesteld (art. 113).Voor de behandeling van een verzoek tot goedkeuring van een pachtovereenkomst is een recht verschuldigd van 3 procent van de jaarlijkse door de grondkamer goedgekeurde of gewijzigde tegenprestatie, met een minimum van f 17.50 en een maximum van f350,-. Voor de behandeling van een verzoek tot goedkeuring van een ontwerp-pachtovereenkomst (wat bij veaachtingen voor korte duur in paragraaf 2.3 van belang zal blijken te zijn), geldt hetzelfde tarief. Indien binnen twee maanden, nadat een ontwerp-pachtovereenkomst is goedgekeurd, een overeenkomst wordt ingezonden die gelijk is aan de reeds goedgekeurde ontwerp-overeenkomst, wordt f 17,50 in rekening gebracht (Tariefbesluit Pachtwet 1974, laatstelijk gewijzigd 25 november 1985,Stb. 726) 2.3 De duur van de pachtovereenkomst De duur van de pachtovereenkomst wordt geregeld in art 12.') De pachtovereenkomst geldt voor een bepaalde tijd. Deze tijd bedraagt twaalf jaren voor een hoeve en zes jaren voor 10s land (art. 12 lid 1). Een pachtovereenkomst kan voor langere duur dan 12 resp. 6 jaren worden aangegaan, mits een bepaalde datum van beeindiging is overeengekomen (art. 12 lid 2). Een pachtovereenkomst kan voor kortere duur worden aangegaan, mits een bepaalde datum van beeindiging is vastgesteld. De korte duur behoeft de goedkeuring van de grondkamer, welke hetzij v66r het aangaan van de overeenkomst, hetzij bij de toetsing daarvan kan worden verleend (art. 12 lid 3). De grondkamer verleent haar goedkeuring aan de korte duur alleen op grond van de bijzondere omstandigheden van het geval en indien de algemene belangen van de landbouw daardoor niet worden geschaad (art. 12 lid 4). (zie ook: Harbers, 1989) Of in concrete gevallen een kortdurend pachtcontract zal worden toegestaan hangt dus af van het beleid van de grondkamer. Wet lijkt erop dat de grondkamer zich we1 soepeler op gaat stellen. De NRLO schreef in haar rapport van 1990 nog: "In een aantal gevallen keuren grondkamers kortdurende pachtcontracten met het oog op flexibel grondgebmik goed. In &dere gevallen gebeun dit weer niet. In ieder geval kan (nog) niet gesteld worden dat het afsluiten van kortlopende pachtcontracten met het oog op flexibel grondgebmik door de grondkamer onder alle omstandigheden als een bijzondere omstandigheid wordt beschouwd, die zo'n korte duur rechtvaardigt, laat staan dat de mogelijkheid tot het afsluiten van kortlopende contracten momentee1 als een algemeen landbouwbelang wordt gezien". In recente uitspraken van de grondkamer zijn eenjarige pachtcontracten die afgesloten werden in het kader van de vmchtwisseling goedgekeurd. Essentieel daarbij is dat in de motivatie wordt Vwr openbare ticbarnen die p n d willen verpachten waarop cen andere dan een landbouwbe&mming Ligt, staan hiemnust de mogelijkheden van an. 62 open. 12 2.5 De toegestane tegenprestatie Als tegenprestatie kan slechts worden bedongen een pachtprijs met of zonder bijkomstige verplichtingen (art. 13 lid 1). Als pachtprijs kan slechts worden bedongen een uitsluitend naar tijdmimte bepaald en niet van de prijs van produkten of andere factoren afhankelijk gesteld bedrag in Nederlands geld (art. 13 lid 2). De grondkamer kan echter een afwijkende tegenprestatie goedkeuren (art. 13 lid 3). Overeenkomsten waarbij land ten gebmike wordt afgestaan in mil voor gebmik van ander land, voldoen niet aan de eisen die in art. 13 lid 1 en 2 aan de vorm van de tegenprestatie zijn gesteld. Hoezeer ook in strijd met de wet, de Pachtwet verbindt daaraan niet het gevolg, dat het beding over de tegenprestatie van rechtswege nietig is. In tegendeel is door de wetgever, blijkens art.13 lid 3 gekozen voor een stelsel waarin een dergelijke, in beginsel verboden tegenprestatie, toch door de grondkamer kan worden goedgekeurd, indien partijen goede redenen hadden om de afwijkende tegenprestatie overeen te komen. Daartoe moet een uitdmkkelijk en gemotiveerd verzoek aan de grondkamer worden gedaan (art.90). (Bmnner, 1986: N 14). Bij het bepalen van de hoogte van de te betalen pachtprijs wordt men gebonden door de bepalingen in het Pachtnormenbesluit (Besluit, 1992). Het schijnt dat momenteel bij niet getoetste overeenkomsten veel hogere bedragen worden betaald. Dit zou er op wijzen dat boeren bereid zijn voor korte termijn verpachtingen meer te betalen dan volgens het Pachtnormenbesluit is toegestaan. In de wijziging van 1992 van het Pachtnormenbesluit wordt bepaald (art.2 lid 3) dat voor zover het verpachte bouw- of grasland wordt gebruikt voor de teelt van klein fruit dan we1 siergewassen, de basispachtwaarde wordt verhoogd met 60%. Als een pachter van bouwland of grasland dus kleinfruit of siergewassen op zijn land heeft staan (nog even ongeacht de vraag of hij die zelf teelt of die door een ander geteeld worden), moet hij 60% van de basispacht extra betalen". 2.6 Het verbod op onderverpachting Naast het betalen van de pachtprijs heeft de pachter de verplichting dat hij het gepachte als een goed pachter moet gebruiken en al datgene moet doen en nalaten, wat een goed pachter in gelijke omstandigheden zou doen en nalaten (art.25 lid 1). Deze verplichting houdt in dat de pachter het gepachte persoonlijk moet gebmiken en dat gebmik niet aan derden mag afstaan of overlaten. Attikel 32 bepaalt uitdmkkelijk dat de pachter zonder schriftelijke toestemming van de verpachter niet bevoegd is tot onderverpachting. Onderverpachten of de grond anderzins aan derden in g e b ~ i kgeven kan hem duur komen te staan, want dit is doorgaans wanprestatie, hetgeen kan uitmonden in ontbinding van de pachtovereenkomst. De verpachter moet de pachter het ongestoord genot van het verpachte doen hebben (art.22) ' In h a Pachtnormenbeskit van 1990 gold d m bepaling ook al, m u tom was de basispachnvaarde f620:. &jl die nu f910,- is. Dit betekent dus een sfilnvijgende verhoging van 60%*620=f372naar 60%*910=f546. Dit is em verhoging van f174.-per ha. Het kan zijn dat de onderpachter in zijn gebruiksrecht wordt gestoord door de hoofdverpachter. Indien de onderpacht geoorloofd is, handelt de hoofdverpachter omechtmatig en kan de onderpachter in rechte - bij de gewone rechter, omdat tussen hen geen pachtverhouding bestaat- tegen de hoofdverpachter optreden. Is evenwel sprake van verboden onderpacht en de onderpachter heeft dat verbod niet gekend -hij behoeft immers volgens het hieronder aangehaalde arrest van het Arnhemse Hof in het algemeen niet te onderzoeken of de onderverpachter tot de onderverpachting bevoegd is, het is zelfs mogelijk dat de onderpachter in de mening verkeert dat hij hoofdpachter is - dan is de onderverpachter, die door het optreden van de hoofdverpachter niet meer in staat is de onderpachter in het ongestoorde genot van het verpachte te laten, jegens laatstgenoemde tot schadevergoeding gehouden. Hof Arnhem 24 febr, P 1964, 2470. (Brunner, 1986: m.63) In de praktijk zal het echter zeer moeilijk zijn tegen onderverpachting op te treden. Als boer A die pachter is van Domeinen met boer B een contract opstelt om grond te verpachten en dit naar de grondkamer stuurt, dat toetst de grondkamer alleen aan de in art.5 genoemde bepalingen en aan de pachrnormen. De grondkamer gaat niet na of boer A we1 bevoegd is om te verpachten, dus of hij eigenaar, erfpachter of vruchtgebruiker is. De grondkamer controleert dus niet of wordt gehandeld in strijd met art.32. Het archief van de grondkamer is niet openbaar. Inlichtingen worden alleen gegeven aan partijen of hun gemachtigden. Aangezien Domeinen geen partij is in de overeenkomst tussen A en B, kan ze hierover geen gegevens krijgen. In de Algemene Pachtvoorwaarden Rentambten 1977 wordt in art.7 lid 3 nogmaals het verbod op onderverpachting geformuleerd: "Het is de pachter niet geoorloofd zijn pacht aan een ander over te dragen, het gepachte geheel of gedeeltelijk onder te verpachten of dit op enigerlei andere wijze in volledig of gedeeltelijk gebruik of genot af te staan. Handelingen in strijd met het in dit lid bepaalde zijn nietig ten aanzien van de Staat en worden als niet gedaan beschouwd". Het beleid van Domeinen in deze blijkt uit enige aanschrijvingen van de Staatssecretaris aan de domeinbeheerders. In de brief van 9 oktober 1984 wordt gesteld dat gezien art.7 lid 3 van de Algemene Pachtvoonvaarden slechts bij hoge uitzondering toestemming voor onderverpachting kan worden gegeven; In dat geval dient de onderverpachting uitdrukkelijk te geschieden voor de tijd van ten hoogste 1 jaar. De hier bedoelde gevallen dienen altijd aan de Staatssecretaris te worden voorgelegd. De onderpachtovereenkomst dient in ontwerp ter goedkeuring aan de Grondkamer te worden voorgelegd. Van de zijde van Domeinen dient hierop contr6le te worden uitgeoefend. dat in de landbouw gebruikeliike samenwerkin~svormen. zoals het Verder wordt gesteld gezamenlijk exploiteren door een maatschap van een in pacbt uitgegeven bedrijf, landruil tussen akkerbouwers en veehouders en diverse vormen van teeltovereenkomsten, niet als onderverpachting in de hiervoor bedoelde zin kunnen worden aangemerkt. Ze worden bovendien niet in strijd geacht met het bepaalde in art.7 lid 2, terzake van de verplichting van de pachter het gepachte persoonlijk en voor eigen rekening te exploiteren. Toestemming behoeft in deze gevallen dan ook niet door de pachters te worden gevraagd. Het vorenstaande is van overeenkomstige toepassing op de in erfpacht uitgegeven cultuurgronden. Als gevolg van de MacSharry regels (zie hoofdstuk 4) wordt Domeinen geconfionteerd met boeren die in het kader van landruil behoefte hebben aan een goedgekeurd pachtcontract. In een brief van 2 april 1993 schrijft de Staatssecretaris dat deze gevallen als uitzondering kunnen worden beschouwd op het voornoemde beleid en dat in dergelijke gevallen toestemming kan worden verleend voor ondewerpachting. De onderpacht dient beperkt te blijven tot maximaal I jaar en de onderpachtovereenkomst (bedoeld wordt waarschijnlijk de toestemming voor verpachting voor korte duur C.v.d.H.) dient vooraf door de grondkamer te worden goedgekeurd. Er wordt vanuit gegaan dat de ondewerpachting plaatsvindt tegen dezelfde pachtprijs als de ondewerpachter zelf betaalt. Het verbod op onderverpachting geldt ook voor gevallen waarin het gehele bedrijf of een gedeelte van het bedrijf aan een loonwerker ter beschikking wordt gesteld. Deze constructie wordt soms gebmikt in gevallen waarin de bedrijfsopvolger nog naar school gaat tenvijl de pachter niet meer alle werkzaamheden kan verrichten, of in gevallen waarin een bedrijf in m a r e financiele problemen verkeert. (Aantal, 1993) 2.7 Het verbod op verandering van de aard van het gepachte. De pachter moet het gepachte naar zijn bestemming gebruiken. Hij mag volgens a1t.30 de bestemming, inrichting of gedaante van het gepachte zonder schriftelijke toestemming van de verpachter of zonder machtiging van de grondkamer niet wijzigen. Het onbevoegd scheuren van grasland heeft het Arnhemse Hof steeds als een ernstige wanprestatie van de pachter beschouwd, die herhaaldelijk geleid heeft tot ontbinding van de pachtovereenkomst. Terecht, omdat door het scheuren van het grasland en het gebmik daarna als bouwland de in het grasland aanwezige reserve aan voedingsstoffen door de pachter wordt verbruikt, tenvijl het vele jaren kan duren, voordat weer een goede nieuwe grasmat is verkregen. Maar het scheuren van grasland op hoge ontginningsgrond, die niet geschikt is voor blijvend grasland, is geen wanprestatie. Het scheuren van kunstweide is geen wijziging van bestemming of gedaante van het verpachte, omdat een kunstweide naar zijn aard bij behoorlijke bedrijfsvoering om de drie of vier jaren gescheurd behoort te worden. Kunstweide is daarom niet als normaal grasland te beschouwen, doch als bouwland. Het inzaaien van bouwland met een graszaadmengsel voor kunstweide is geen bestemmingsverandering. Het inzaaien met een mengsel voor blijvend grasland impliceert we1 een zekere bestemmingsverandering, maar levert toch geen wanprestatie, althans geen ernstige wanprestatie op, omdat dat blijvende grasland te allen tijde kan worden gescheurd. (hrunner, 1986: N 93). In de Pachtwet zelf zijn in art.30 bepalingen opgenomen die regelen dat de pachter de bestemming van het gepachte niet zonder toestemming van de verpachter of machtiging van de grondkamer mag veranderen. In de algemene pachtvoonvaarden rentambten 1977 wordt dit nog eens bepaald. Artikel 7 lid 1 luidt "De pachter is gehouden het gepachte naar de eisen van een goede bedrijfsvoering voor de uitoefening van het landbouwbedrijf te gebruiken overeenkomstig de bestemming, welke daaraan bij de akte van verpachting is gegeven, en a1 datgene te doen en na te laten, wat een goed pachter in gelijke omstandigheden zou doen en nalaten". In de pachtcontracten van domeinen staat aangegeven of de percelen bestemd zijn voor een weidebedrijf, of dat ze bestemd zijn om te worden gebmikt als bouwland. 2.8 Zwarte en grijze pacht In de vorige paragrafen bleek dat de huidige Pachtwet de nodige helemmeringen opwerpt tegen flexibel grondgebmik. Dat er behoefte is aan een flexibel grond-uitwisselings-systeemblijkt we1 uit het feit dat het in de praktijk vaak voorkomt dat overeenkomsten worden gesloten buiten de Pachtwet om, dus zonder goedgekeurde pachtovereenkomst, ondanks de risico's die daaraan kleven (Hoogland, 1992). Voor de verpachter bestaat het gevaar dat toch pachtvastlegging wordt gevraagd. Voor de pachter geldt dat niet geregistreerde overeenkomsten niet in aanmerking komen voor, respectievelijk ontduiking inhouden van een aantal wettelijke regelingen (Kapteijn, 1991; p.331). Hoe groot het areaal is dat bij niet getoetste overeenkomsten in gebmik is gegeven, is niet bekend. We spreken in dergelijke gevallen van zwarte of grijze pacht. In het spraakgebruik worden de begrippen zwarte en grijze pacht niet altijd eenduidig gebmikt. Overwater (1992) hanteert de volgende definities: Zwarte pacht is het ter beschikking stellen van land waarvoor geen schriftelijke overeenkomst wordt opgesteld en voor prijzen a1 dan niet aanzienlijk hoger dan voorgeschreven door de pachtnormen. - Bij grijze pacht is wbl een schriftelijke overeenkomst opgesteld en zijn eveneens prijzen overeengekomen hoger dan voorgeschreven door de pachtnormen, maar de overeenkomst wordt niet naar de grondkamer gezonden. Het verschil tussen man en grijs wordt echter ook we1 anders uitgelegd (Heisterkamp, 1988: p.154): Van zwarte pacht is sprake indien de pachtovereenkomst niet wordt ingezonden naar de grondkamer ter toetsing. Op niet inzenden staat een strafsanctie en een privaatrechtelijke sanctie. Men is echter pas strafbaar indien men nalaat de overeenkomst ter toetsing aan te hieden binnen een maand nadat het verzuim door een opsporingsambtenaar is geconstateerd. Dit is de reden dat men zwarte pacht vaak als grijze pacht (een tintje minder ernstig) betitelt. - Er zijn verschillende redenen aan te voeren waarom zwarte en grijze pacht als ongewenst moeten worden beschouwd (Heisterkamp, 1988). Anikel 2 lid 2 van de Pachtwet bepaalt dat de pachtovereenkomst goedkeuring behoeft en artikel 8 legt op ieder der partijen de verplichting de overeenkomst ter toetsing in te zenden. Men zou'dus kunnen zeggen dat de Pachtwet de grijze pacht verbiedt. Mondelinge pacht is ontduiking van de wet. Men kan zich echter afvragen waarom de Pachtwet partijen verplicht tot inzenden ter toetsing. Ten eerste is met toetsen van pachtovereenkomsten een algemeen belang gemoeid. In de praktijk blijkt dit echter geen probleem te vormen, dus kan deze verplichting tot inzenden ter toetsing als een dode letter van de wet worden opgevat. Een tweede reden voor het verbod van grijze pacht is de bescherming van de zwakkere partij in de pachtverhouding. Wanneer op grote schaal niet getoetste pachtovereenkomsten voorkomen en iedereen dit als een onvermijdelijk verschijnsel aanvaardt, ontstaat al snel de indmk dat dit normaal is. Als dan een incidentele pachter doet waartoe de wet hem eigenlijk verplicht, stappen nemen om de overeenkomst te laten toetsen, wordt deze handelswijze onbehoorlijk geacht. Er ontstaat een soort omkering van normen. Grijze pacht leidt dus inderdaad tot een ongewenste situatie. Daar komt hij dat het moeilijk wordt om een belegger te overtuigen van de redelijkheid van een pachtersbescherming, die tussen landbouwers onderling soms niet schijnt te gelden. (Heisterkamp, 1988: p. 154-155) 3 Erfpacht 3.1 Inleiding In de polders bestaat naast eigendom en pacht een derde vorm van grondgebruiksrechten. namelijk de erfpacht. In Zuidelijk Flevoland is ongeveer 113 van de uitgegeven oppervlakte uitgegeven in erfpacht (cijfer 1991). Met ingang van 1 november 1988 is de Staat afgestapt van uitgifte in erfpacht. Institutionele beleggers maken in toenemende mate gebruik van erfpacht". Mogelijkerwijs wordt erfpacht in de komende jaren van groter belang in het kader van grondfinanciering. Via erfpacht kan voor de belegger een hoger rendement gerealiseerd worden tenvijl de financieringslast voor de grondgebmiker toch duidelijk lager uitkomt dan bij hypothecaire financiering. Erfpacht is daarmee een goed alternatief voor eigendom. Het is van belang na te gaan in hoeverre grond in erfpacht ook voor flexibel grondgebmik kan worden ingezet. 3.2 Wettelijke bepalingen Erfpacht is het genot hebben van een aan een ander toebehorend onroerend goed, onder verplichting om jaarlijks aan de eigenaar een vergoeding (canon) te voldoen. Het erfpachtrecht is een zakelijk recht, dat wil zeggen dat het recht overdraagbaar is; kan worden verkocht en kan vererven; het recht kan een waarde hebben en is te benvaren met hypotheek. Erfpacht kent eigen wettelijke regels, in het BW opgenomen in de art.85 tot en met 100 van boek 5, die voor het grootste gedeelte regelend recht zijn. Dat betekent dat de partijen van de wetstekst kunnen afwijken en er dus sprake is van een grote mate van contractvrijheid. De akte van vestiging dient in de openbare registers te worden ingeschreven. Wanneer een erfpachtrecht betrekking heeft op een hoeve of 10s land, dan dient de overeenkomst voor bepaalde tijd en voor minimaal 26 jaar te worden aangegaan. Indien de overeenkomst namelijk (ingevolge art.59 Pachtwet) voor een periode van 25 jaar of korter of voor onbepaalde tijd wordt aangegaan, dan zijn de bepalingen van de Pachtwet van toepassing gedurende de eerste 25 jaar, respectievelijk de duur van de overeenkomst. In paragraaf 2.6 zagen we dat het de pachter is verboden de grond onder te verpachten of anderzins aan derden in gebruik te geven. De erfpachter daarentegen - mag- het recht vervreemden en bemaren en hij mag de grond in ondererfpacht of vmchtgebmik uitgeven. Bovendien mag de erfpachter het erfpachtobject geheel of gedeeltelijk aan derden in gebruik geven (bijvoorbeeld verpachten), zulks afhankelijk van de voonvaarden. 3.3 Algemene voonvaarden van Domeinen De algemene voonvaarden voor de uitgifte in erfpacht voor veertig jaren van cultuurgrond bevatten enige bepalingen die van belang zijn voor het toepassen van flexibel grondgebruik. In art. 13 lid 2 onder c wordt bepaald dat het de erfpachter uitsluitend na vooraf verkregen schriftelijke toestemming van de Staat, is toegestaan het erfpachtsgoed en de daarop gestichte " Zo is bijvoorbeeld Fagoed een imteUing die zich bezighoudt met her in erfpacht uitgeven van landbouwgrond. Landbouwers die de fwciering van grond niet rond h e n krijgen h e n bun p n d verkopen aan Fagoed voor 70% van de waarde. Men krijgt de grond dan temg in erfpacht en moet 6% vergoeding over de onwangen koopsom betalen. opstallen, onder welke titel ook, geheel of gedeeltelijk aan derden in gebmik te geven. Verpachting voor korte duur in het kader van de vruchtwisseling is dus alleen mogelijk met toestemming van de Staat. Zoals we in paragraaf 2.6 reeds zagen worden in het beleid van Domeinen de in de landbouw gebmikelijke samenwerkingsvormen zoals landmil en diverse vormen van teeltovereenkomsten niet als onderpacht beschouwd. 4 Relatie met andere wetgeving Er verschijnen steeds meer regelingen die gebaseerd zijn op geregistreerd grondgebruik. Voor een juiste naleving van deze regelingen is het nodig te beschikken over een goedgekeurd pachtcontract. De regelingen die in dit kader van belang zijn, worden hieronder besproken. 4.1 Superheffing De Beschikking Superhefing 1988 heeft als uitgangspunt dat een melkquotum bedrijfsgebonden is. Een melkquotum kan dan ook alleen overgaan met de overdracht van een bedrijf of een gedeelte van een bedrijf (waaronder overgang van 10s land). Artikel 19 van de Beschikking Superhefing 1988 geeft aan hoe de overgang van melkquotum plaatsvindt in pachtsituaties. Op grond van dat artikel gaat onder nader daarin gestelde voorwaarden bij het aangaan, ontbinden, eindigen of beeindigen van een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in art. I2 Pachtwet, welke is aangegaan voor de duur van meer dan 6611 jaar, een melkquotum over als overeengekomen door betrokken partijen op basis van de voor de melkproduktie gebruikte oppervlakte, waarbij een maximum van 20.000 kg melk per hectare geldt. Worden dus pachtovereenkomsten afgesloten voor de duur van ten hoogste 66n jaar, dan zal er geen melkquotum overgaan. Misschien zou naast de Superheffing naar produktierechten in het algemeen gekeken moeten worden. Onderverpachting heeft er toe geleid dat op veel pachtgrond die nu vrijkomt geen suikerquotum rust; dat staat op naam van de onderpachter (Overwater, 1992: p.318). 4.2 Mestwetgeving De tot een bedrijf behorende oppervlakte landbouwgrond is op drie punten van belang in het kader van de mestregelgeving (Walda, 1992: p.62): a) voor de mogelijkheid tot uitbreiding van de mestproduktie; b) voor de bepaling van de omvang van het mestoverschot; c) voor het bedrag van de te betalen overschothefting. ad a) Voor de mogelijkheden tot uitbreiding van de mestproduktie zoals bedoeld in art. 14 van de Meststoffenwet, is de definitie van de 'tot het bedrijf behorende oppervlakte' uit art. 1 lid 1 van belang. Het gaat daarbij om grond die tot het bedrijf in eigendom behoort dan we1 daartoe behoort ingevolge een zakelijk gebruiksrecht of een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst, welke is aangegaan voor ten minste de duur als bedoeld in art. 12 eerte lid van de Pachtwet (12 jaar voor een hoeve en zes jaar voor 10s land). ad b) In art. 1 eerste lid van de Meststoffenwet blijkt uit de definitie van het begrip 'mestoverschot' dat hiervoor wordt gekeken naar de grond die tot het bedrijf in eigendom behoort dan we1 daartoe behoort ingevolge een zakelijk gebruiksrecht of een door de grondkamer goedgekeurde pachtovereenkomst als bedoeld in art. 12 van de Pachtwet. Dit kunnen dus zowel overeenkomsten voor lange als voor korte duur zijn. ad C) Voor de berekening van de verschuldigde overschotheffing wordt ingevolge art. 1 lid 3 van de Meststoffenwet bepaald dat de oppervlakte waarvoor de grondkamer kortdurende pacht heeft goedgekeurd tevens tot de 'tot het bed~ijfbehorende oppervlakte' wordt gerekend. Voor de mestproduktierechten wordt dus alleen gekeken naar pachtovereenkornsten voor 6 jaar of langer, tenvijl voor het berekenen van de te betalen overschotheffmg de pachtovereenkomsten voor korte duur we1 worden meegenomen. Voor een melkveehouder die een stuk grond voor kin jaar verpacht aan zijn buurman akkerbouwer zullen de mestproduktierechten dus niet veranderen, maar zijn mestproduktie per oppewlakte landbouwgrond zal we1 toenemen, en daarmee eventueel de te betalen overschotheffing. 4.3 MacSharry Bij de heworming van het Europese Landbouwbeleid (MacSharry) is de prijsondersteuning voor een aantal marktordeningsprodukten verlaagd, tenvijl tegelijkertijd inkomenstoeslagen worden gegeven. Er zijn regelingen opgesteld voor enige akkerbouwgewassen, mais, zoogkoeien, vleesstieren en schapen. De relatie van de steunverlening met de grond verschilt per regeling. Voor de akkerbouwgewassen gelden premies per hectare. Bij de veehouderij, waar de premies per dier worden uitbetaald, wordt een koppeling met de grond gelegd door grenzen aan de veebezetting te stellen. Dit zal hieronder per regeling worden toegelicht. Akkerbouwgewassen In de Beschikking steunverlening producenten akkerbouwgewassen 1992 (Staatscourant 27-1 11992) wordt bepaald dat producenten van akkerbouwgewassen onder bepaalde voorwaarden voor bepaalde gewassen een inkomenstoeslag per hectare kumen krijgen (art.4). Slechts die percelen komen in aanmerking voor steun, die de producent zelf beheert en waarop de producent zelf een recht van eigendom, van erfpacht of van pacht kan doen gelden. Als pacht geldt uitsluitend een pachtrecht op grond van een door de grondkamer goedgekeurd pachtcontract. De achtergrond hiewan is met name dat alleen een zodanig geregelde juridische relatie van de producent tot de betreffende percelen een goede en eenvoudige contole mogelijk maakt op dubbele steunaanvragen ten aanzien van een en hetzelfde perceel en op praktijken die erop gericht zijn door een fictieve verkleining van het bedrijf de verplichting tot het uit produktie nemen van akkerland te ontgaan. Tot het begrip akkerland wordt gerekend al het tot het bedrijf behorende land met uitzondering van grond die gedurende de achtereenvolgende kalenderjaren 1987 tlm 1991 permanent als weidegrond (...) in gebmik was (art 1 onder 0). Uit de toelichting wordt duidelijk dat deze uitzondering beoogt uitbreiding van het areaal akkerland in de Gemeenschap tegen te gaan. Zoogkoeien Elk bedrijf dat in 1992 zoogkoeienpremie toegekend heeft gekregen, kan in aanmerking komen voor een zoogkoeienquotum. De premies worden betaald per zoogkoe en zijn voor de jaren 1993, '94 en '95 vastgesteld op resp. f 185.50, f251.75 en f318,-. Het aantal premies dat kan worden aangevraagd, is begrensd door een veebezettingsgetal. Met de nieuwe premieregeling geldt een maximale veebezetting per hectare voedergewassen. Het veebezettingsgetal is het aantal grootveeeenheden (GVE) per ha voederareaal. Melkvee, zoogkoeien en stieren ouder dan twee jaar tellen mee als 1 GVE, runderen, waaronder stieren, van zes maanden tot twee jaar zijn 0,6 GVE en ooien 0,15 GVE. Voederareaal is van toepassing op gronden in eigendom, erfpacht of goedgekeurde pacht die het gehele jaar voor rundvee en schapen beschikbaar zijn. Welke gronden tot het voederareaal worden gerekend, is nog niet vastgesteld. Het maximaal toegestane aantal GVE's per hectare voor 1993 is 3.5. Voor de jaren 1994, 1995 en 1996 is het veebezettingsgetal vastgesteld op respectievelijk 3, 2,s en 2 GVE. Als de veebezetting per bedrijf, gemeten in GVE, niet hoger is dan 15, speelt het veebezettingsgetal geen rol. Bij een veebezetting van minder dan 1,4 GVE per ha wordt de premie verhoogd met 0 9 . 5 0 per zoogkoe. Vleesstieren Er kan per jaar voor maximaal 90 vleesstieren premie worden aangevraagd. Voor stieren geldt een maximale veebezetting per ha voederareaal Als de veebezetting per bedrijf, gemeten in GVE, niet hoger is dan 15, speelt bet veebezettingsgetal geen rol. Bij een veebezetting van minder dan 1.4 GVE per ha wordt de premie verhoogd met f79,50 per vleesstier. Schapen Het aantal ooien per ha doet voor de ooipremie niet ter zake. Er geldt namelijk geen veebezettingsgetal. Mais Telers van snijmais k u ~ e meedoen n met de akkerbouwregeling. Als de snijmaisteler ook zoogkoeien enlof vleesstieren houdt, kan het areaal mais meetellen als voederareaal voor de zoogkoeien enlof vleesstierenpremie. Het maisareaal dat wordt opgegeven voor de vleesveeregeling, telt mee bij de bepaling van de veebezetting op het bedrijf. Het areaal kan dan niet meer worden gebruikt bij de aanvraag voor akkerhouwpremie. Gevolgen voor flexibel grondgebmik Een boer komt alleen in aanmerking voor de MacSharry premies als hij in het bezit is van een geldig pachtcontract of als hij kan aantonen dat hij eigenaar of erfpachter is. Dat geldt zowel voor percelen waarvoor hectare steun wordt aangevraagd, als voor percelen die als basis dienen voor de aanvraag van zoogkoeien en stierenpremie. Om niet het risico te lopen de EG-steun mis te lopen, moeten boeren die gebmik maken van flexibel grondgebmik dus eenjarige pachtconttacten afsluiten. Zoals in paragraaf 2.3 reeds uiteengezet is, kan een akkerhouwer, in zijn hoedanigheid van vetpachter, verzoeken om goedkeuring van de korte duur van het pachtcontract als hij de vmchtwisseling als motivatie opgeeft. De veehouder zal echter in beginsel niet de vruchtwisseling als argument kunnen gebruiken. 4.4 Waterschapswet Door wijziging van de Waterschapswet en het Pachtnormenbesluit zal er een verandering optreden in het betalen van de waterschapslasten. Deze verandering - staat in principe 10s van het flexibel .grondgebmik, maar wordt hieronder toch vermeld, omdat het een interessante materie is. De relatie met het flexibel grondgebmik bestaat slechts daarin dat het gevolgen heeft voor het Waterschap dat moet vaststellen aan welke pachter de pachtersomslag wordt opgelegd. Warerschapslasten Vroeger werden de waterschapslasten voor wat betreft landbouwgronden aan de eigenaren en erfpachters opgelegd. Met ingang van 1 januari 1992 is de Waterschapswet gewijzigd. Water- schappen hebben nu de mogelijkheid een pachtersomslag in te voeren. Momenteel is hieraan in Flevoland nog geen uitvoering gegeven. V66r 1995 moet duidelijk zijn of het Waterschap van deze mogelijkheid gebmik zal maken. Het ligt in de lijn der verwachtingen dat het Heemraadschap Flevenvaard de pachtersomslag zal invoeren. In de wijziging van 1992 van het Pachtnormenbesluit 1977 is de systematiek voor de berekening van de pachtprijzen veranderd. In plaats van een basispacht die wordt gecombineerd met toeslagen of aftrekken voor ontsluiting, waterhuishouding en verkaveling, wordt nu gewerkt met een maximaal toelaatbare pachtprijs gecombineerd met een aftrek voor externe produktie-omstandigheden die aan een maximum is gebonden. De maximale pachtprijs voor bouwland of grasland op zeekleigronden was v66r de wijziging van het pachtnormenbesluit 1992 620+65+ 115+ 110=910 gulden. Nu geldt als pachtnorm een maximum van 910 gulden met een maximale aftrek van 265 gulden. Bij de wijziging van het Pachtnormenbesluit is een nieuw artikel 2a ingevoerd dat hepaalt dat indien geen pachtersomslag is verschuldigd, de pachtprijs met maximaal 50% van de waterschapslasten, zoals die in het betrokken jaar zijn vastgesteld, kan worden vermeerderd. Indien in de situatie dat er geen pachtersomslag geldt en de pachtprijs met maximaal 50% van de waterschapslasten wordt verhoogd, betekent dit in feite een pachtprijsverhoging ten bate van de verpachter. Relarie merflexibel grondgebruik Het Waterschap verkrijgt van de hetrokken grondkamer de gegevens, voor zover bij de grondkamer voorhanden, die nodig zijn voor het bijhouden van het register van belanghebbenden c.q. omslagplicbtigen voor zover zij pachter zijn. In het geval van onderpacht zijn er in feite twee pachters, de hoofdpachter en de onderpachter. Als beide verpachtingen zijn gebaseerd op een goedgekeurd pachtcontract, bestaat dus kans op dubbeltellingen. Voor pacbtovereenkomsten die vallen onder art.58 Pachtwet (nu met een oppe~laktegren~ van 0,25 ha en na wijziging van de Pachtwet van 1 ha) is geen goedkeuring van de grondkamer vereist, zodat deze gegevens niet automatisch in bovengenoemd register worden opgenomen. De waterschappen zullen zich in deze gevallen dus richten op de eigenaar. Aangezien art. 14 van de Pachtwet niet op dergelijke pachtovereenkomsten van toepassing is, kan de verpachter de hem opgelegde waterschapsIasten in de pachtsom betrekken. Overigens hebben de partijen ingevolge de Waterschapswet we1 de mogelijkheid om uit eigen beweging tot aanpassing van het register en de oplegging van de waterschapslasten te verzoeken. Voor het stelsel van de bijzondere pacht (art.700 geldt dat de in de Waterschapswet voorziene regels zullen worden toegepast op de meerjarige pachtovereenkomsten. De grondkamer zal een Waterschap immers de gegevens van een dergelijke pachtovereenkomst kunnen verstrekken. De teeltpacht op grond van art. 70f lid 1 zal echter buiten het omslagstelsel vallen, omdat de pachtovereenkomst in dit geval geen goedkeuring van de grondkamer behoeft. Ook hier geldt dat de verpachter de waterschapslasten in de pachtsom kan betrekken. 4.5 Fiscale wetgeving Door de werking van de Pachtwet is er een dubbele prijzenstructuur voor landbouwgrond ontstaan. De verpachte waarde ligt veel lager dan de onverpachte waarde (pachtdmk). De pachtnormen zijn op een zodanig niveau vastgesteld dat ze in een redelijke verhouding staan tot de bedrijfsuitkomsten bij een behoorlijke bedrijfsvoering (art.3 lid 3). De vrije agrarische verkeerswaarde van onverpachte grond daarentegen, staat in geen verhouding tot het opbrengend vermogen van de grond. Voor verschillende belastingen dient waardering van de grond plaats te vinden. Hierbij kan gedacht worden aan vermogensbelasting, inkomstenbelasting en successierecht. In deze gevallen wordt bij waardering van grond die in gebruik is bij een landbouwbedrijf uitgegaan van de verpachte waarde. Vermindering van de pachtdruk leidt tot een hogere waardering van de grond, hetgeen hogere belastingafdrachten tot gevolg kan hebben. Ook voor verpachters neemt hierdoor de hefingsgrondslag toe (Walda, 1992: p.67). Voor de verpachters geldt verder dat bij vrije (lees hogere) pachtprijzen meer inkomstenbelasting moet worden afgedragen. 5 Voorgestelde wijziging van de Pachtwet 5.1 Inleiding Door de sterke bescheming die de Pachtwet biedt door middel van de pachtprijsbeheersing en het geheel van verlengingsrechten, is de vermogenswaarde van verpachte grond lager dan die van pachtvrije grond. Dit verschil noemt men het pachtsewituut of de pachtdmk (van den Noort, 1982). In Nederland is de pachtdruk momenteel circa 50%. Door de pachtprijsbescherming wordt bet rendement van grond verpachten ook nog eens gedmkt. Het pachtareaal is in Nederland dan ook sterk temggelopenn. De primaire reden voor wijziging van de Pachhvet was dat men de teruggang van het pachtareaal wilde tegengaan. Men wilde de pacht als financieringsinst~mentvoor de landbouw behouden. In de discussie over de wijziging van de Pachtwet blijkt telkens dat er twee soorten pachters kunnen worden onderscheiden die verschillende belangen hebben t.a.v. versoepeling van de Pachtwet. Voor bestaande pachters van grotere objecten in de meer noodlijdende sectoren zal een sterke versoepeling van de wet her voortbestaan van de bedrijven in gevaar kunnen brengen. Voor anderen daarentegen, die graag kleinere objecten in pacht willen krijgen, zal zelfs een aanzienlijke versoepeling niet tot bezwaren leiden (Heisterkamp, 1988). In economische termen komt dit neer op het verschil tussen gemiddelde waarde en differentiele waarde. Een boer die zijn hele bedrijf pacht kan een zodanige pachtprijs betalen als de rendabiliteir van het gehele bedrijf toelaat. Een boer die een kleine 0ppe~laktewil pachten om extra aan zijn bedrijf toe te voegen, kan een pachtprijs betalen die bepaald wordt door de extra opbrengst die het gepachte hem oplevert. De differentiele waarde is veel hoger dan de gemiddelde waarde. Dat er behoefte bestaat aan een flexibel grond-uitwisselings-systeemblijkt we1 uit het voorkomen van grijze pacht; agrarische ondernemers blijken bereid met verpachters contracten af te sluiten buiten de Pachtwet om tegen fors hogere prijzen. Zo schijnen voor eenjarige contracten voor de huur van aardappelland bedragen van 3,s tot 4 duizend gulden per ha te worden betaald. Het dilemma van de versoepeling van de Pachtwet scbuilt hierin, dat indien ten behoeve van het flexibe1 grondgebmik de pachtprijsbeheersing voor bepaalde vormen van pacht wordt losgelaten, moet worden voorkomen dat deze bijzondere vormen van pacht de reguliere pacht gaan verdringen. Het voorstel voor wijziging van de Pachtwet omvat een aantal punten die hier kort worden genoemd: 1) De introductie van een stelsel van bijzondere pacht, waarbij het gaat om verpachtingen van 10s land voor beperkte duur, waarop een groot aantal bepalingen van de Pachtwet niet van toepassing is. 2) Verhoging van de oppervlakte in artikel 58 van 0,25 tot 1 hectare, waarvoor een groot aantal bepalingen uit de Pachtwet niet van toepassing is. 3) Winstafrekening bij verkoop na gebruikmak'lng van het voorkeursrecht. 4) Directe doorwerking van wijziging pachtnormen. 5) Vervallen strafiaarstelling. 6) Uitbreiding van het begrip landbouw met houtteelt d.m.v. snelgroeiend bos. " Als andere w~zaakvan de teiugloop van het pachtveaal wordt genoemd: afname van pacht in familieverband, doordat bij bednjfsovemame vaker geb~uik g& maatschapsvom. wordt van de Voor flexibel grondgebmik zijn de eerste twee punten van belang. Hierop zal in de volgende paragrafen verder worden ingegaan. 5.2 Bijzondere kortdurende pacht In art.70f wordt de mogelijkheid geschapen van bijzondere kortdurende pacht. Daarbij worden twee vormen onderscheiden die (hoewel ze in de wet niet als zodanig worden benoemd) zouden kunnen worden aangeduid met de termen "teeltpacht" en "eenmalige pacht". Op deze vormen van pacht zijn een aantal belangrijke bepalingen van de Pachtwet niet van toepassing. 5.2.1 Teeltpacht De eerste vorm van bijzondere kortdurende pacht wordt geregeld in art.70f lid 1 tlm 4. Het gaat hier om pachtovereenkomsten betreffende 10s land: a) waarvan partijen dat in de overeenkomst hebben bepaald; b) die zijn aangegaan voor de duur van ten hoogste e n jaar; c) die zijn aangegaan voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is; Deze pachtovereenkomst dient door een der partijen binnen twee maanden nadat de pachtovereenkomst is aangegaan ter registratie aan de grondkamer te worden gezonden. Indien de verpachter ten behoeve van een onderverpachting overeenkomstig het bepaalde in het eerste lid de in art.32 bedoelde toestemming niet verleent, kan de pachter de grondkamer machtiging vragen tot de gewenste onderverpachting over te gaan. De grondkamer verleent deze machtiging, wanneer door de onderverpachting het algemeen landbouwbelang gediend wordt en geen redelijk belang van de verpachter zich daartegen verzet. De grondkamer kan aan de machtiging voonvaarden verbinden of daarbij een last opleggen en kan daarbij op verzoek van de verpachter de tegenprestatie in afwijking van de regelen als bedoeld in art.3 lid 1, herzien, indien de bij de onderverpachting overeengekomen tegenprestatie daartoe aanleiding geeft. Deze vorm van pacht is dus bedoeld voor contracten van maximaal CCn jaar met het oog op de vmchtwisseling. Daarom zijn de bepalingen t.a.v. het recht van verlenging en het voorkeursrecht ook niet van toepassing. Ook zijn de pachtnormen niet van toepassing. De overeenkomst moet we1 ter registratie aan de pachtkamer worden aangeboden, maar behoeft niet te worden'goedgekeurd. Deze registratie kan voor de pachter van belang zijn in verband met andere regelgeving die relaties legt met grond of bedrijfsoppervlakte. Voor de verpachter is registratie van belang om het risico op reguliere pachtvastlegging te voorkomen. 5.2.2 Eenmalige pacht De tweede vorm van bijzondere kottdurende pacht wordt geregeld in art.70f lid 5 tlm 9. Het gaat hier om pachtovereenkomsten betreffende 10s land: a) waatvan partijen dat in de pachtovereenkomst hebben bepaald; b) die zijn aangegaan voor een langere duur dan ken jaw, doch voor ten hoogste een duur van twaalf jaren. Dergelijke overeenkomsten betreffende hetzelfde 10s land dienen een aaneengesloten periode te betreffen, waarbij de totale duur van die overeenkomsten ten hoogste twaalf jaren mag bedragen. Ook hier geldt dat het voorkeursrecht en het recht van verlenging niet van toepassing zijn. Ook vervalt de pachtprijsbeheersing. In tegenstelling tot de "teeltpacht" moet bij de "eenmalige pacht de overeenkomst we1 door de grondkamer worden goedgekeurd. 6 Discussie 6.1 Flexibel grondgebmik en de Pachtwet Het flexibel gebmik van grond moet positief worden beoordeeld, omdat het boeren de mogelijkheid geeft hun inkomen te vergroten en tegelijkertijd de milieubelasting te beperken. Indien boeren van dit instument gebmik willen maken, of Domeinen zijn pachters of erfpachters in de gelegenheid wil stellen dit te doen, dan moet daarbij rekening worden gehouden met de Pachtwet. De Pachtwet verstaat namelijk onder een pachtovereenkomst: "Elke overeenkomst, in welke vorm en onder welke benaming ook aangegaan, waarbij de ene partij zich verbindt aan de andere partij tegen voldoening van een tegenprestatie een hoeve of 10s land in gebmik te verstrekken ter uitoefening van de landbouw". Bij flexibel grondgebruik, het gedurende korte tijd grond van andere bedrijven gebruiken, zal men ,omdat in de praktijk ook sprake zal zijn van een tegenprestatie, formeel dus met de Pachtwet te maken hebben. Dit heeft als consequentie dat men verplicht is de overeenkomst ter toetsing aan de grondkamer te zenden en dus gebonden is aan de pachtnormen. Maar ook indien men de overeenkomst niet zou inenden naar de grondkamer, dient men toch met de Pachtwet rekening te houden, omdat deze de 'pachter' de mogelijkheid biedt pachtvastlegging te vragen. Het feit dat Domeinen landmil tussen veehouders en akkerbouwers niet als pacht beschouwt wil nog niet zeggen dat de Pachtwet dit ook zo ziet. 6.2 Relatie met andere wetgeving Uit hoofdstuk 4 blijkt dat er steeds meer regelingen verschijnen die gebaseerd zijn op geregistreerd grondgebmik. Hierover valt allereerst op te merken dat dit een sluitend systeem van registratie vereist. De gondkamer controleert bij de toetsing van een pachtovereenkomst niet of er voor bet betreffende stuk grond al een pachtovereenkomst bestaat. Het is dus mogelijk dat er voor hetzelfde perceel meerdere goedgekeurde pachtovereenkomsten zijn. Zo wordt voor het feit dat de MacSharry regels uitgaan van goedgekeurde pachtcontracten, het argument aangevoerd dat het een goede en eenvoudige controle mogelijk maakt op dubbele steunaanvragen ten aanzien van CCn en hetzelfde perceel. M a x kennelijk is het eisen van een goedgekeurd pachtcontract geen garantie tegen het optreden van dubbele steunaanvragen. Ook moet het Waterschap bij het heffen van de pachtersomslag ervoor zorgdragen dat in geval van onderverpachting niet zowel de pachter als de onderpachter voor de pachtersomslag worden aangeslagen. Voor hetzelfde stuk grond waarvoor twee pachtovereenkomsten hestaan hoeft namelijk maar eenmaal waterschapslasten te worden afgedragen. Verder vergroten deze regelingen het belang van boeren die flexibel grondgebmik willen toepassen, om dit via pachtovereenkomsten vast te leggen. Artikel 7 lid 3 van de algemene Pachtvoonvaarden rentambten zou dus zodanig veranderd kunnen warden, dat onderverpachting met toestemming van de Staat we1 mogelijk is. De algemene voonvaarden voor uitgifte in erfpacht voorzien hier reeds in. Als boeren pachtovereenkomsten afsluiten voor korte duur, dan moeten zij hiervoor toetsingskosten betalen aan de grondkamer. De toetsingskosten warden berekend als percentage van de pachtsom. Relatief gezien zijn de toetsingskosten voor een contract van korte duur hoger dan voor een contract van lange duur. Hierin zou een reden kunnen worden gezien om het Tariefbesluit Pachtwet 1974 aan te passen. Indien de Pachhvet gewijzigd wordt, zal dit zowiezo noodzakelijk zijn, omdat bij vrije pachtprijZen bepaling van bet tarief als percentage van de prijs niet voldoet. Ook zullen voor de registratie van teeltpachtcontracten kosten moeten worden berekend. 6.3 Situatie na wijziging van de Pachtwet Indien de aangekondigde wijziging van de Pachtwet doorgang vindt, ontstaat een nieuwe mogelijkheid voor teeltpacht. Het gaat om contracten voor een duur van ten hoogste &n jaar en voor teelten waarvoor vruchtwisseling noodzakelijk is. Als een akkerbouwer en een veehouder land ruilen moeten ze hiervoor hvee teeltpachtcontracten aangaan. Onduidelijk is of voor het gras dat de veehouder wil inzaaien vruchtwisseling noodzakelijk is. Bij de teeltpacht krijgen de boeren de gelegenheid hogere pachtprijzen overeen te komen. De grondkamer kan een pachter machtigen grond onder te verpachten, indien de verpachter geen toestemming geeft. We zagen dat in het nieuwe art.70f lid 4 wordt geregeld dat de grondkamer aan de machtiging voorwaarden kan verbinden of daarbij een last opleggen en daarbij op verzoek van de verpachter de tegenprestatie kan herzien, als de bij de onderverpachting overeengekomen tegenprestatie daartoe aanleiding geeft. Voor Domeinen heefi dit als consequentie dat indien de pachter en onderpachter een hoge pachtprijs overeenkomen in principe de mogelijkheid open staat een gedeelte van die pachtopbrengst op te eisen. In hoeverre dit in de praktijk mogelijk zal zijn, valt nader te bezien. Indien Domeinen namelijk een verhoging van een bepaald percentage van de basispacht vraagt, zoals dat nu bij de teelt van klein fruit en siergewassen gebeurt, is het de vraag of deze constructie onder de nieuwe regels aanvaard zal worden. In het wetsvoorstel wordt namelijk de fonnulering "indien de bij de ondewerpachting overeengekomen tegenprestatie daartoe aanleiding geeft" gebruikt. Dit geeft aan dat de verhoging van de tegenprestatie die Domeinen kan vragen afiankelijk is van het bedrag dat de onderverpachter ontvangt en dat er geen standaard verhoging door Domeinen kan worden gevraagd. Indien Domeinen daarentegen een vast percentage vraagt van de som die de ondewerpacbter ontvangt, dan kumen de onderpachter en de onderverpachter echter in de overeenkomst een lager bedrag opgeven dan werkelijk wordt betaald, zodat Domeinen geen hogere pacht ontvangt. Voor domeinen is het van belang dat teeltpacht, indien het smktureel zou worden toegepast, b.v. door afbouwende ondernemers, een belemmering kan vormen voor het stmktuurbeleid, dat zich richt op vergroting van te kleine bedrijven. Het Landbouwschap wijst erop dat om deze reden de grondkamertcetsing voor teeltpacht moet blijven bestaan. Anderzijds staat voor Domeinen zelf ook de mogelijkheid open om pond die vrij komt van pacht via eenmalige pacht of via teeltpacht te verpachten, betgeen een hoger rendement oplevert dan reguliere pacht. Melse wijst erop dat naar zijn mening de teeltpacht alleen toegepast zou moeten worden door bedrijfsgenoten, dus tussen boeren in het kader van de normale bedrijfsuitoefening. Eigenarenniet-boeren, zouden geen grond in teeltpacht mogen uitgeven, omdat dit een nieuwe aanslag op de pachtbeschenning en de reguliere pacht zou vormen (Melse, 1991: p.496). De huidige praktijk van Domeinen is dat vrij van pacht komende grond wordt gebmikt voor verkoop in het kader van de financiele taakstelling of voor struktuurbeleid. In paragraaf 4.5 werd aangegeven dat ten gevolge van de pachtprijsbeheersing een Wee-prijzen systeem voor landbouwgrond is ontstaan. De vrije prijsvorming voor eenmalige pacht en teeltpacht betekent dat voor deze vormen van pacht de verpachte waarde hoger ligt dan voor de reguliere pacht. Er ontstaat als het ware een derde variant in het Wee prijzensysteem voor landbouwgrond. Wat dit voor fiscale consequenties zal hebben voor gronden met bijzondere pacht en voor gronden met reguliere pacht is onduidelijk. 7 Conclusies Flexibel grondgebruik kan een bijdrage leveren aan een verbetering van het inkomen en een vermindering van de milieubelasting op agrarische bedrijven. Er werd nagegaan welke mogelijkheden de huidige pachtwet biedt voor flexibel grondgebruik, wat de invloed is van andere wenelijke regelingen en welke mogelijkheden de gewijzigde Pachtwet zou bieden. Op basis van de huidige Pachtwet is verpachting voor korte duur in principe mogelijk, zij'het slechts na goedkeuring door de grondkamer. Net beleid van de grondkarner is momenteel om verpachting voor korte duur met het oog op de vmchtwisseling goed te keuren. De pachtprijs wordt echter we1 getoetst aan het Pachtnormenbesluit. Flexibel grondgebruik is onder de buidige Pachtwet dus a1 we1 mogelijk. Door de invoering van maatregelen die zijn gebaseerd op geregistreerd grondgebmik, kan de behoefte bij boeren toenemen om het flexibel grondgebmik via pachtcontracten vast te leggen. Zo zal het door de invoering van de MacShxry maatregelen in sornmige gevallen, waarin gebruik gemaakt wordt van flexibel grondgebruik, nodig zijn om een goedgekeurd pachtcontract te hebben, om de MacSharry-premie te kunnen ontvangen. Als de voorgestelde wijziging van de Pachtwet wordt doorgevoerd, waardoor teeltpacht mogelijk wordt, kan de grondkarner een pachter machtigen grond onder te verpachten en krijgen de boeren de gelegenheid hogere pachtprijzen overeen te komen. Of Domeinen hierdoor een hogere pacht zal kunnen ontvangen is nog onduidelijk. Literatuur Aantal pachters Flevoland stelt bedrijf in handen loonwerker. Agrarisch Dagblad, 10 april 1993. Besluit van 8 oktober 1992 houdende wijziging Pachtnormenbesluit 1977. Sraatsblad 1992 542. Bmmer, C.J.H., De pachtovereenkomst. uit: Asser, bijzondere overeenkomten I1 (huur en pacht) zesde dmk, Zwolle 1986. Discussienota teeltpacht en eenmalige pachr rer regulering van jlexibel grondgebruik d .d. 23-1 11990 Landbouwschap N. 10\1210b. 10. Flexibel grondgebtuik, mogelijkheden en knelpunten voor vtuchrwisseling tussen bedrijfakten in vollegrondsreelren. Den Haag: Nationale Raad voor Landbouwkundig Onderzoek, 1990, NRLO rapport 10190. Harbers, E.H.M., Goedkeuring van pacbtovereenkomsten voor korte duur. Agrarisch recht 49 (1989) 11, p.530-539. . Heisterkamp, A.H.T., Her dilemma van depacht, Gouda Quint BV Arnhem 1988. Hoog, P.A. de, Ontwikkelingen in het pachtrecht: een laveren tussen Skylla en Charybdis? Agrarisch recht 52 (1992) 5, p.270-311. Hoog, P.A. de, Verpachting voor korte duur en wijziging van de Pachtwet. Agrarisch recht 50 (1990) 10, p.445-453. Hoog, P.A. de, Het wetsvoorstel tot liberalisering van de Pachtwet. Agrarisch rechr 51 (1991) 7 , p:3 14-330. Hoogland, M., Nieuwe pachtwet moet eind maken aan grijs circuit. Oogsr 18-12-92. p. 26-27. I i Kapteijn, J.L.M., De nieuwe Pachtwet: redding van de pacht?, Agrarisch recht, 51 (1991) 7 p. 331-337. Melse, L.S., De nieuwe Pachtwet: de zorg om het pachtareaal of het einde van de reguliere pacht? Agrarisch recht 5 1 (1991) 10, p.491-497. Noort, P.C. van den, Pachtnormen, pachtservituut en de teruggang van de pacht in Nederland, Economisch Stdsrische Berichten 29-9-82. Oever, P. van der, Toch steun door korte pacht. Boerderij 78 (1993) 23, p.22. Oostveen, W.F., Pachtdmk als kernoorzaak van de terugloop van het pachtareaal, De Lundeigenaar 37 (1991) 3 p. 6-9. Overwater, P.S.A., Thema: 'De pacht', Agrarisch recht, 52 (1992) 5 p. 312-327. Schuurman en Jordens, Pachtwet, Nederlandse Staatswetten nr 123, 7' dmk, Zwolle: Tjeenk Willink. 1990. Walda, H.C.A., Naar liheralisering van de Pachtwet? Agrarisch rechr 52 (1992) 1 p.60-68. Wijziging van depachrwer, Tweede Karner, vergaderjaar 1991-1992, 22705.
© Copyright 2024 ExpyDoc