De buurman Simone van der Vlugt

De buurman
Simone van der Vlugt
‘En nu lekker slapen en niet meer uit bed komen,’ zegt Astrid terwijl ze Tim voor de
zoveelste keer instopt.
Twee opengesperde ogen kijken haar in paniek aan, een handje grijpt haar arm.
‘Niet weggaan!’
‘Wat is er aan de hand?’ Astrid kijkt haar zoontje onderzoekend aan. ‘Je bent
nooit bang om te gaan slapen. Heb je een enge film gezien?’
Bij wijze van antwoord houdt Tim haar nog steviger vast. Zijn lippen trillen en hij
staat op het punt om te gaan huilen.
Voorzichtig strijkt ze het blonde haar van zijn voorhoofd.
‘Als er iets is, dan kun je het toch aan mama vertellen, lieverd? Wat is er gebeurd? Zeg
het maar.’
Tim aarzelt nog even, maar het geheim dat hij met zich meedraagt is te groot om
nog langer voor zich te houden.
‘Er was een man,’ fluistert hij. ‘Met buitenspelen.’
‘Een man?’ De angst in de ogen van haar zoontje doet alle alarmbellen rinkelen
bij Astrid. ‘Wat voor een man?’
Bijna onverstaanbaar doet Tim zijn verhaal, en terwijl zijn moeder verbijsterd
luistert, valt haar wereld langzaam in scherven.
‘Heb je even?’ Marjan Smit komt met haastige stappen de afdeling Digitale Technologie
van het Nederlands Forensisch Instituut oplopen.
Lars Wegeman, nog helemaal verdiept in het vergelijken van verschillende
databestanden, werpt haar een vluchtige blik toe.
‘Ja, zeg het maar.’
Als Marjan op die manier binnenkomt, betekent dat werk voor hem. Marjan is
forensisch adviseur, wat inhoudt dat ze twee dagen per week op het Nederlands
Forensisch Instituut zit en de rest van de week bij de politie. Via haar komen verzoeken
om assistentie binnen als een klus te lastig is voor de digitale recherche, of als ze vinden
dat een bepaald onderzoek niet onder hun takenpakket valt, wat nogal eens gebeurt.
Marjan neemt plaats op de lege stoel naast zijn bureau en legt een map bij hem
neer. ‘Een melding van kindermisbruik. Mogelijk een spoor naar de zaak waar je laatst
mee bezig was.’
Geïnteresseerd pakt Lars de map van tafel en bladert hem door. ‘Dat zou mooi
zijn. Waar gaat het over?’
‘Naar het schijnt is de vijfjarige Tim Dijkstra aangerand toen hij aan het spelen
was in de bosjes in de buurt van zijn huis. Het kind heeft de dader niet herkend, maar
de politie houdt er rekening mee dat ze bij elkaar in de buurt wonen. Het
buurtonderzoek heeft tot nu toe niets opgeleverd, maar er blijkt wel een voormalige
pedofiel in de straat van dat jongetje te wonen.’
Lars trekt zijn wenkbrauwen op. ‘Een voormalige pedofiel? Dat kan niet. Je bent
pedofiel of niet.’
‘Ik bedoel dat die man al jaren niet meer actief is op dat gebied. Arjan Bulder
heeft geboet voor zijn daden, is verhuisd en leeft een normaal leven met zijn vrouw en
twee kinderen.’
‘Maar als er sprake is van een zedenmisdrijf, komt hij natuurlijk meteen in beeld.’
‘Precies. De politie heeft hem meegenomen voor verhoor en geoordeeld dat er
genoeg aanleiding is tot nader onderzoek.’
‘Laat me raden; ze hebben zijn pc meegenomen en die is nu hier.’
Marjan knikt. ‘De digitale recherche heeft hem onderzocht maar de boel is
beveiligd. Er zit een versleuteling op die ze niet kunnen kraken.’
‘Laat maar komen,’ zegt Lars. ‘Ik ga er meteen mee aan de slag.’
Hij rolt zijn stoel naar achteren. Even een paar krentenbollen halen in de kantine.
Het is nog geen lunchpauze, maar hij weet nu al dat als hij straks afdaalt in de krochten
van de digitale wereld, hij voorlopig niet meer bovenkomt. Hij loopt door de lange gang,
met aan weerskanten laboratoria die door de glazen wanden baden in het licht. Het
nadeel is dat je nergens kunt zitten zonder dat je het gevoel hebt bekeken te worden,
maar dat went. Door het strenge systeem met pasjes die alleen toegang geven tot de
afdeling waar je iets te zoeken hebt, valt het met de aanloop ook wel mee.
Aan het einde van de gang haalt Lars zijn pasje langs de scanner en duwt de deur
open.
Toen hij jaren geleden voor de studie Informatica koos, had hij nooit gedacht dat
hij bij het Nederlands Forensisch Instituut terecht zou komen, laat staan dat hij zou
helpen zedenmisdrijven op te lossen. Er komt van alles op zijn pad, van hackers die
bedrijven chanteren tot oplichters die websites van banken kopiëren en op die manier
geld van spaarders wegsluizen. Maar zijn voornaamste taak bestaat uit het opsporen van
criminelen die kinderporno maken en verspreiden.
Een zware taak, die veel van hem vraagt. Na een dag waarin je alleen maar
pornografische foto’s van minderjarigen aan je hebt zien voorbijgaan, kijk je heel anders
naar de wereld. Intussen is hij wel wat gewend, maar af en toe kan het hem teveel
worden. Dan is het een opluchting om je even bezig te houden met iemand die digitaal
een testament heeft vervalst of met het opsporen van een drugdealer.
Wat hem motiveert is de beloning: het oprollen van een netwerk dat zijn geld
binnenhaalt op de meest verwerpelijke manier die denkbaar is.
In de straat waar de vijfjarige Tim Dijkstra woont, is een oploopje ontstaan.
Buurtbewoners praten opgewonden met elkaar. Sommigen worden geïnterviewd door de
toegestroomde pers, anderen trekken zich terug en weigeren commentaar. Zodra ze
lucht kregen van wat er gebeurd was, hebben de media zich energiek op deze zedenzaak
gestort.
‘En ik zeg het jullie: als die vent nu de straat in zou lopen, zou hij zijn voordeur
niet bereiken. Hij zou gelyncht worden. Iedereen hier is razend! Je moet er toch niet aan
denken dat er zoiets met je kind gebeurt als je denkt dat het lekker buiten speelt?’
Jacqueline Schuyt, die tegenover de opgepakte pedofiel woont, kan er niet over uit. In
tegenstelling tot veel van haar buren heeft ze er geen enkele moeite mee om haar
mening te spuien tegenover de pers. ‘En wat ik ook niet begrijp is dat ze zo’n kerel in
een wijk met zoveel jonge kinderen laten wonen. Dan spoor je toch niet? Ik vind dat
we als buurt geïnformeerd zouden moeten worden over de verblijfplaats van pedofielen.
Dan kun je tenminste beslissen of je daar wilt blijven wonen, of dat je een veiligere plek
zoekt.’
Haar woorden worden gretig opgetekend, de camera’s draaien, zwenken naar het
huis van de verdachte en weer terug, naar het huis van Tim en zijn ouders. Daar zijn de
gordijnen dicht en de bel is afgezet. Ook in het huis van Arjan Bulder is niemand te
bekennen; zijn vrouw en kinderen zijn naar familie gevlucht.
‘Hebt u de verdachte wel eens met kleine kinderen gezien?’ vraagt een journalist
van een bekend actualiteitenprogramma hoopvol.
Net als Jacqueline Schuyt die vraag wil beantwoorden, komt haar man Ruud
aanlopen. ‘Nee,’ zegt hij en pakt zijn vrouw bij de arm. ‘Dat hebben we nog nooit gezien.
Ik in ieder geval niet. En die man is pas schuldig als zijn schuld is bewezen.’ Met zachte
dwang neemt hij zijn vrouw mee, die licht tegenstribbelt.
De journalisten en cameramannen zijn al op weg naar een volgende bereidwillige
buurtbewoner.
In eerste instantie komen er geen duistere zaken uit Bulders computer. De harde schijf
bevat vakantiefoto’s, mailtjes aan vrienden en familie, en huiswerkopdrachten die zijn
kinderen blijkbaar op zijn pc hebben gemaakt. Geen spoor van
kinderporno.
Wel stuit Lars op een melding dat er contact gezocht wordt met een computer
met de naam Cwch. Met een frons op zijn voorhoofd gaat hij op zoek, maar in het
aangeleverde materiaal komt die computer niet voor.
‘Arjan Bulder kan Tim niet aangerand hebben.’ Zoals altijd valt Marjan met de
deur in huis als ze de afdeling op komt lopen. ‘Hij heeft een alibi. Op dat tijdstip was hij
op zijn werk. Hij zit bij de brandweer en er zijn getuigen genoeg die hebben verklaard
dat hij de kazerne niet hee. verlaten. Heb jij nog iets?’
‘Het is vreemd. Bulder lijkt niets met kinderporno te maken te hebben. In de
beveiligde bestanden staat niets bijzonders, dus ik vraag me af waarvoor die
versleuteling dan nodig is.’
‘Dat klinkt inderdaad verdacht,’ zegt Marjan.
‘Er is meer. Bulder was tijdens de aanranding op zijn werk, maar de
videobestanden op zijn pc zijn rond dat tijdstip bekeken. Het lijkt me sterk dat hij daar
in de kazerne aan heeft gezeten. Kijk, de tijden van de errors uit de registry vallen ook
in die periode. Ik zal een analyse op zijn access point uitdraaien.’
Lars’ vingers vliegen over het toetsenbord. Als hij klaar is, leunt hij naar achteren
en wacht. Met gevouwen armen staat Marjan naast hem en staart naar het beeldscherm.
Er verschijnt een melding en tegelijk buigen ze zich naar de pc toe.
‘Daar staat het,’ zegt Lars.
‘Unaccounted for,’ leest Marjan hardop voor. ‘Wat wil dat zeggen?’
‘Dat er nog een pc in het spel is. Een die zich niet in het huis van Bulder bevindt.’
‘Dus dat betekent...’ zegt Marjan langzaam.
‘Dat iemand via het draadloos netwerk gebruik maakt van Bulders computer,’ vult
Lars aan. ‘Iemand die niet ver bij hem vandaan woont.’
Ze staan in de straat waar Tim Dijkstra woont; Lars en twee rechercheurs. Voor de
buitenwereld is niet zichtbaar wat ze aan het doen zijn. Sowieso zijn ze in burger en de
laptop die de computer met de naam Cwch moet uitpeilen, zit verborgen in Lars’ rugzak.
Alleen voorbijgangers die heel dichtbij komen, zouden het zwakke gepiep kunnen horen
waarmee de antenne de straat afzoekt.
Zodra ze de auto uitstappen, blijkt dat Cwch niet ver uit de buurt is. Het is een
kwestie van langs de huizen lopen en kijken waar het signaal het sterkst is.
Ze blijven staan bij het tuinhek van een huis waar de teller op de laptop heftig
uitslaat.
‘Hier is het,’ zegt Lars.
Voor de zekerheid scannen ze de omliggende huizen eveneens, maar als ze weer
voor het tuinhek, is duidelijk dat dit het adres is dat ze zoeken. Om geen argwaan bij de
bewoners te wekken, stappen ze meteen weer in de auto en vertrekken. Een paar
straten verderop doen ze telefonisch verslag aan de tactisch coördinator van het
rechercheteam.
Nauwelijks een uur later stopt er een TNT-busje naast hen. De schuifdeur gaat
open en Lars stapt in. Onmiddellijk gaat de deur weer dicht en wordt hij met een knikje
begroet door vier mannen met bivakmutsen en kogelwerende vesten. Zonder dat er een
woord wordt gesproken, krijgt Lars een paar veiligheidsschoenen, een prikvest en een
bomberjack aangereikt. Zijn laptop heeft hij al in zijn rugzak zitten, dus hij heeft alles
wat hij nodig heeft. Zodra hij zich heeft omgekleed, rijden ze weg.
‘Het is een gezin met kinderen,’ zegt Roel, de sectiecommandant. ‘Eén van hen zit
op school maar de jongste van drie is thuis. Daarom gaan we niet met grof geweld naar
binnen, maar bellen we netjes aan.’
Er wordt gegrinnikt, maar als ze de hoek omgaan, wordt het stil. Ze wachten tot
hun collega, die gekleed als postbezorger het busje bestuurt, voor het invaladres
stilhoudt en uitstapt. Een kort klopje op de schuifdeur is het teken dat hij zich naar de
voordeur begeeft.
Lars ademt een paar keer diep in en uit om de opkomende spanning onder
controle te krijgen.
Ook op dit soort werkzaamheden had hij niet gerekend toen hij Informatica
studeerde. Het komt geregeld voor dat hij wordt meegenomen als een computer moet
worden veiliggesteld. Eén druk op een toets is genoeg om de beveiliging van de harde
schijf in werking te stellen en dan wordt het een lastige klus om die open te breken.
Hij kent zijn taak en het belang ervan, maar het blijft een stressvolle bezigheid.
Hij zal blij zijn als hij straks weer rustig op het lab zit.
Roel kijkt door een kier van de schuifdeur en doet verslag. ‘Hij belt nu aan. De
vrouw doet open. Ze krijgt instructies dat ze haar man moet roepen omdat hij moet
tekenen voor het pakket. Oké, de deur is vrij, we gaan er op af.’
Met een ruk schuift hij de deur open. In een vloeiende beweging stroomt het
arrestatieteam het busje uit en rent naar de voordeur. Lars sluit de rij. Nu ze in actie zijn
gekomen, schiet de adrenaline door zijn aderen en is zijn nervositeit opeens verdwenen.
In een vloeiende beweging glipt hij met de anderen mee naar binnen.
Jacqueline en haar jongste kind zijn in de woonkamer en horen het team niet
eens binnenkomen. Geruisloos sluipen ze de trap op. Twee agenten doorzoeken de
eerste verdieping, de rest gaat meteen door naar de zolder.
Daar is onder de hanenbalken een hobbykamer gebouwd. Een rossige man in een
spijkerbroek en zwart t-shirt komt net naar buiten. Als hij figuren met bivakmutsen over
het hoofd getrokken de trap op ziet snellen, draait hij zich razendsnel om.
‘Halt! Geen beweging!’ roept een van de agenten, maar de man is al in zijn kamer
en doet de deur op slot.
Een van de agenten trapt hem open en stormt met zijn collega naar binnen. Op
het moment dat Ruud Schuyt zijn muis wil grijpen, springen ze boven op hem en werken
hem tegen de grond.
Lars dringt langs hen en plo. op de bureaustoel.
‘Laat me gaan!’ schreeuwt Schuyt. ‘Wat moet dit voorstellen? Ik heb niets
gedaan! Blijf van die computer af!’
Zonder aandacht aan hem te besteden gaat Lars aan het werk. Achter hem wordt
een schreeuwende Schuyt afgevoerd en beneden begint Jacqueline te roepen, maar hij
heeft alleen oog voor het beeldscherm. Het is hem opgevallen dat Schuyt niet al te snel
reageerde op de mededeling van zijn vrouw dat hij beneden moest komen om voor een
pakketje te tekenen. Rook hij onraad?
Hij weet niet wat Schuyt heeft uitgevoerd op zijn pc in de paar seconden respijt
die hij wist te veroveren, maar hij weet wel dat bestanden razendsnel gewist kunnen
worden. Hij moet snel zijn.
Haastig gaat hij aan de slag. De beveiliging van de computer is ingeschakeld
zodat hij niet direct kan inloggen op zijn laptop. Lars vist een kabel uit zijn rugzak en
sluit zijn laptop aan op Schuyts computer.
‘Eens kijken of hij zijn USB-poort ook heeft beveiligd,’ mompelt hij. Op hetzelfde
moment hee. hij verbinding en een grijns trekt over zijn gezicht.
Nu de computer toegankelijk is, start Lars eerst een preview van Schuyts harde
schijf. Al gauw blijkt dat hij gebruik heeft gemaakt van steganografie, een versleuteling
waarbij boodschappen verborgen worden in andere, grote bestanden. Dat kan in tekst
zijn maar ook in foto’s, muziek en videofilmpjes.
Om daar achter te komen zal hij eerst het wachtwoord van de verborgen inhoud
moeten kraken. Dat hoeft hij niet zelf te doen, één opdracht en het rekencluster van het
NFI gaat aan de slag. Het doorzoekt net zolang alle woorden die de Nederlandse en
Engelse taal kent tot het wachtwoord gevonden is.
Het duurt een tijdje, maar uiteindelijk klinkt het gongetje waar hij op zit te
wachten.
Vol energie gaat Lars verder, zijn vingers razen over het toetsenbord. Even later
verschijnen de verborgen bestanden een voor een op het scherm. Met een bizar gevoel
voor humor heeft Schuyt vakantiefoto’s van zijn gezin gebruikt om harde porno met
kinderen van een jaar of tien achter te verbergen.
Lars leunt naar achteren en kijkt er zwijgend naar. Een enorme woede welt in
hem op, een welkom gevoel dat hem bevrijdt van de walging en onmacht die veel
minder goed te hanteren zijn.
Zijn blik gaat naar de schoolfoto van twee kleine jongetjes op Schuyts bureau.
Zijn zoontjes. Zou Schuyt van plan zijn geweest om zijn eigen kinderen voor dit soort
praktijken in te zetten als ze wat ouder waren? Heeft hij erover gefantaseerd of er zelfs
plannen voor gemaakt?
Lars pakt de foto op en kijkt naar de vrolijk lachende jongetjes.
‘Dat gaat mooi niet door, klootzak,’ zegt hij hardop. ‘Je hangt.’