Preek 33e zondag door het jaar - zondag 16 nov

Preek zondag 16 november 2014
Beste mensen, beste medegelovigen,
1.
Talenten als gave van vertrouwen
Bij het evangelie van vandaag, over de vijf, drie en één talenten, wordt onze aandacht bijna meteen
getrokken door de ongelijkheid. Waarom krijgt de een meer talenten dan de ander? Is dat niet tegen
de belangrijke christelijke waarde van de gelijkheid? Andere mensen zijn geïntrigeerd door de
hardheid van de meester. Niks geen ontferming met de arme man die maar een talent had, en
bovendien angstig aangelegd was. Nee, gewoon ‘wie niets heeft, hem zal zelfs wat hij heeft
ontnomen worden, en daarna komt hij in de duisternis terecht. Ook dat intrigeert ons: de
(vermeende) hardvochtigheid van God.
Dat zijn natuurlijk belangrijke thema’s: ongelijkheid, en Gods vermeende hardheid. Maar in onze haast
om ons met de goddelijke hardheid en de goddelijke ongelijkheid bezig te houden zijn we al voorbij
gerend aan een ander thema, dat al in de eerste zinnen langs kwam: vertrouwen. De meester die naar
het buitenland gaat vertrouwt zijn dienaren, en hij vertrouwt hen daarom talenten toe. Zijn
vertrouwen blijkt ook uit wat er niet gegeven wordt: geen uitgebreide instructies. Geen protocollen.
Er wordt niemand aangesteld om de baas te spelen. Nee, alleen die talenten en het vertrouwen. Ik
stel me voor dat er ook nog een ferme handdruk volgt. En als ik m’n fantasie echt de loop laat – u
vergeeft het me wel – dan volgt er ook een flink klap op de schouder. ‘You’ll do fine, I’m sure’ zou hij
zeggen, als hij Engels sprak.
Beste mensen, ik vind het ontroerend om me dat voor te stellen. Daarom wilde ik vandaag me samen
met u gewoon maar wat verwonderen over dat vertrouwen van de man die naar het buitenland
vertrek.
2. Toen en nu
Voor het Tweede Vaticaans Concilie was vertrouwen echt een probleem. Zelf nadenken werd niet
gestimuleerd. Je eigen verantwoordelijkheid nemen ook niet. De leek moest volgzaam zijn. Een
cynisch grapje drukt goed uit hoe de sfeer was. Volgens dat grapje is de rol van de leek ‘to pay, to
pray, to obey’. De leek mocht financieel bijdragen, bidden, en gehoorzamen. Daarmee hield het op.
Het denken kon je overlaten aan de hiërarchie. En ook het nemen van initiatief: dat kon je beter aan
de hiërarchie overlaten.
Maar dat verandert met het Tweede Vaticaans Concilie. In plaats van de leek te declasseren tot ‘pay,
pray, obey’ spreekt men over charisma’s. Daarmee bedoelt men talenten die God aan iedereen
gegeven heeft, en die goed van pas komen bij de opbouw van de kerk en van het Koninkrijk van God.
Het concilie stelt het zo: God heiligt de kerk niet alleen via sacramenten en kerkelijke ambtsdragers,
maar ook via de bijzondere gaven en talenten die God aan iedereen geeft (zie LG 12). God schenkt zijn
vertrouwen niet alleen aan de bisschop en de priester, maar aan iedereen. God vertrouwt de leken,
niet alleen om te betalen en te bidden, maar ook om hun verantwoordelijkheid op zich te nemen, in
de kerk en in de wereld.
Voor de duidelijkheid: die talenten, die God u toevertrouwt, dat hoeven niet alleen maar kerkelijke of
vrome talenten te zijn. Er zijn mensen die goed het woord voeren – en daar kan ik deze predikant dan
misschien nog wat van leren! En er zijn mensen met de gave van het luisterend oor. Halleluja! Er zijn
mensen met de gave van wijze adviezen. Halleluja! Er zijn mensen met de gave om anderen tot hun
recht te laten komen. Er zijn mensen die op school zo les geven dat de leerlingen voelen dat ze er toe
doen, dat ze iemand zijn en iemand kunnen worden. Halleluja! Er zijn mensen met de gave van
organiseren. Halleluja! Er zijn mensen met de gave van mildheid en mensen met de gave van
vergeving. Halleluja! Er zijn mensen die muziek maken en de wereld zo mooi maken. Halleluja! En zo
voorts.
3. Zelfvertrouwen
Beste mensen, met het concilie is er kerkelijk ruimte ontstaan voor al deze talenten. Daarmee zijn
echter niet nog alle moeilijkheden met talenten en charisma’s overwonnen1. Een tweede moeilijkheid
wordt uitgebeeld door de derde figuur uit het evangelie. Hij krijgt een talent toevertrouwd. Het is er
maar één, hoor ik u denken. Maar ik zou dus zeggen: het is er wel een. Eén heel talent! Maar liefst één
talent! Het probleem is echter dat de man of vrouw in kwestie z’n ogen echter niet durft te geloven.
Het talent brandt in z’n handen. Weg ermee! Hij of zij kan het niet aanzien. En dus wordt het
weggestopt, onder de grond. Begraven. Dood. Weg talent.
Hier is het probleem dus niet een kerkelijke sfeer, zoals die voor het concilie, maar een persoonlijke
sfeer, een persoonlijke houding. Hoe is dat bij ons? Hoe zit het met ons vertrouwen in Gods
vertrouwen? Hoe zit het met ons gelovige zelfvertrouwen? Zo moet je dat denk ik noemen, gelovig
zelfvertrouwen. Hoe zit het daarmee? Als het Concilie spreekt over uw talenten, en die plechtig
charisma’s doopt, en nader beschrijft als gaven van de heilige Geest, gelooft u dat zelf dan? En als het
verhaal spreekt over talenten – of dat er nu vijf, drie, of één zijn – gelooft u dat dan? Als de meester
van het verhaal u talenten toevertrouwt, samen met de Geest van God, heeft u dan het
zelfvertrouwen om die talenten waar te maken?
Laten we een moment stil zijn en zien welke talenten en charisma’s God ons heeft toe vertrouwd.
Laten we een moment Gods vertrouwende blik op ons rusten. Laten we horen hoe God tegen ons
zegt, ‘you’ll do fine, I’m sure’.
1
Minstens in theorie. In de praktijk valt er nog veel te winnen. De kerkelijke ambtsdragers zouden uw
charisma’s veel serieuzer kunnen nemen. Ze zouden u veel meer kunnen vertrouwen. Dat geldt zowel voor ons,
als paters, als voor de curie in Rome.