ACTUEEL EVA Tiquet Klein, klein, W at doe je in mijn … klas? De meeste 2,5-jarigen gaan al naar de kleuterschool. Is dat een positieve evolutie? Of is het eerder een nachtmerrie? Alarm Wie het COV via Facebook volgt, las op 9 januari: “Het kan niet genoeg onderstreept worden: kleuteronderwijzers doen meer dan kleuters uit hun jasjes helpen, snotneuzen afvegen en vuile broeken vervangen. Ze leggen de basis voor de verdere schoolervaringen van kinderen.” We reageerden hiermee op een brief waarin kleuteronderwijzeres Carine Mestdagh aan de alarmbel trekt. De zindelijkheidsproblematiek van de jongste kleuters gecombineerd met te weinig kinderverzorgsters maakt het kleuteronderwijzers erg moeilijk om zich te focussen op hun pedagogische taken. Kleuteronderwijzers en kinderverzorgers Om tegemoet te komen aan de zorgvragen in het kleuteronderwijs werken sinds 2001 kinderverzorgers in het kleuteronderwijs. Aan elke autonome kleuterschool of basisschool met kleuterafdeling werden minimaal acht uren kinderverzorger toegekend. In praktijk betekent dit dat de kinderverzorger slechts enkele halve dagen per week in de klas kan zijn. De kleuteronderwijzer staat er dus de rest van de schoolweek - lees: het overgrote deel van de week - alleen voor. Daarom kwam al snel de vraag om het aantal uren kinderverzorger te verhogen. De bijkomende omkadering werd in 2001 aangekondigd als een eerste stap. Maar het blijft wachten op de volgende stappen die een uitbreiding van zorgondersteuning bij jonge kinderen mogelijk maken. Ondertussen is het motto in de kleuterschool ‘roeien met de riemen die je hebt’. Voor veel kleuteronderwijzers krijgen de zorgtaken de bovenhand. Hierdoor verdwijnen de pedagogische taken en de redenen waarvoor ze dit beroep kozen, naar de achtergrond. Die evolutie is zorgwekkend. Zeker omdat een vroege deelname aan kwaliteitsvol kleuteronderwijs cruciaal is voor een vlot(ter) verloop van het basisonderwijs en het latere leven. Zowel dagdagelijkse ervaringen van onderwijsprofessionals als wetenschappelijk onderzoek bevestigen dat. Het COV vraagt daarom dringend uitbreiding van de uren kinderverzorger. 25 % van de kinderen is niet droog op de leeftijd van 2,5 jaar. De reden hiervoor is heel eenvoudig: die kinderen zijn er nog niet rijp voor. 6 BASIS 8 FEBRUARI 2014 kleutertje… Dag klas, dag juf! In Vlaanderen kunnen kleuters vanaf tweeënhalf jaar starten in het kleuteronderwijs. Het is fascinerend om te zien hoe die kleine hummeltjes met hun boekentasjes richting school stappen, op weg naar een dag vol nieuwe indrukken. Voor sommige kleuters is dit de eerste keer dat ze met zoveel kinderen in dezelfde groep zitten. Zij werden de eerste twee en een half jaar van hun leven grotendeels thuis opgevangen. Voor andere kleuters is het aantal kinderen niet nieuw, maar verschilt de aanpak met die in de opvang bij de onthaalouder of in het kinderdagverblijf. Dan zijn er weer kinderen wiens dagritme en het aantal plaatsen dat ze op een dag bezoeken plots toenemen. Vroeger gingen ze van hun huis naar de opvang en ’s avonds opnieuw naar huis. Eenmaal op school ziet hun doordeweekse dag er bijvoorbeeld zo uit: thuis, opvang, school, opvang, grootouders, thuis. Het moment dat kinderen naar de kleuterschool gaan, impliceert dus zeer veel. Kleuters moeten op hun prille leeftijd dat alles een plaatsje kunnen geven. Bij het ene kind gaat dat al wat vlotter dan bij het andere. Net zoals bij ‘grote’ mensen: de ene dag is de andere niet. Pipi op het potje! Tijdens deze levensfase maken de jongste kleuters fysisch heel wat veranderingen mee. Sommige kleuters kunnen al een volledige dag actief blijven. Maar de meeste 2,5-jarigen hebben nog nood aan rust of een middagdutje. Een deel van die kinderen wordt ’s middags opgehaald en kan thuis of bij de opvang slapen. Er zijn scholen die slaapklasjes inrichten voor de jongste kleuters. Maar er zijn ook scholen die deze mogelijkheden niet hebben. Zij krijgen in de namiddag enkele (of meerdere) vermoeide kleuters in de klas. ‘Pamperloos door het leven gaan’, is nog zo’n belangrijke topic in het leven van 2,5-jarigen, of alleszins voor hun ouders en kleuteronderwijzers. In onze huidige leefwereld, waar we heel veel kunnen plannen en regelen, willen we ook meester zijn over de blaas van onze jongste telgen. En dat moet absoluut gerealiseerd zijn op de dag dat de kleuter naar school gaat. Vanaf de tweede verjaardag wordt er hier en daar al gestart met de ‘potjestraining’. Kwestie van de peuters goed bewust te maken van hun stoelgang. De nodige ‘hoera’s’ en ‘dikke duimen’ moeten dit proces versnellen. Een correcte zindelijkheidstraining is belangrijk. Bij sommige kinderen zal die strategie aanslaan. Maar bij anderen lijkt het geen effect te hebben. Volgens Kind en Gezin1 blijkt een blaas niet getraind te kunnen worden: “Zindelijkheids training maakt een kind droog maar dat is niet zindelijk.” Tijdsdruk creëert enkel problemen. “Een kind is zindelijk wanneer het zijn urine en zijn stoelgang kan ophouden en wacht met lozing ervan tot een gepast moment en op een gepaste plaats”. Wat een gepaste plaats en gepast moment is, is tijds- en cultuurgebonden. Voor Kind en Gezin zouden kinderen op de leeftijd van drie à vier jaar overdag continent moeten zijn. Het komt er dus op neer dat elk kind zijn eigen tempo heeft. Dat gaat op voor de fijne en grove motoriek, de taalontwikkeling, de emotionele ontwikkeling, … en ook voor het zindelijk worden. Kinderen zijn geen eenheidsworst. Elke opvoeder, elke (kleuter)onderwijzer en elke school moet vertrekken vanuit de ontwikkeling van het kind. Volgens Kind en Gezin is 25 % van de kinderen niet droog op de leeftijd van 2,5 jaar en 10 % is dat niet op de leeftijd van 3,5 jaar. De reden hiervoor is heel eenvoudig: die kinderen zijn er nog niet rijp voor. Het is interessant om, naast deze vaststelling de cijfers2 van de vroege kleuterparticipatie te leggen. Maar liefst 97,61 % van de tweejarigen is ingeschreven in het kleuteronderwijs! Een groot deel van deze jongste kleuters is nog niet zindelijk en dat brengt logischerwijs heel wat zorgen met zich mee: (te) veel zorgende aandacht gaat naar deze kleuters waardoor er minder tijd en energie overblijft voor de werkelijke taken van de kleuteronderwijzers. Pif Poef Paf en jij bent af! “Het is de ouder!” “Ze zijn niet consequent met hun kinderen.” “Ze geven niet genoeg aandacht aan de potjestraining.” “Als de kinderen niet droog zijn, worden ze toch naar school gestuurd, want dan is het hun zorg niet meer.” “Het is de school!” “We steken toch voldoende broekjes in de boekentas, wat is dan het probleem?” “Er is toch een kinderverzorgster om te helpen?” “Moet mijn kind anders nog een paar maanden langer in de kinderopvang blijven? Daar leert hij toch niets bij? Op school wel!” 8 FEBRUARI 2014 BASIS 7 ACTUEEL EVA Tiquet Noten De opvang- en onderwijsnoden van onze kinderen zijn geëvolueerd. Er is dringend nood aan een betere samenwerking tussen Onderwijs en Welzijn. “Het is de kleuter!” “Rondlopen met een vuile broek? Het maakt haar niets uit.” “Zo’n schooldag brengt te veel emoties en stress mee. Logisch dat er een accidentje gebeurt.” De situatie is zeer geladen. Soms springen de vonken eraf. Maar helpt dat over-en-weer schieten met verwijten? Of wordt iedereen er alleen maar kregeliger van? Er schort iets. Dat staat vast. Kleuteronderwijzers, kinderverzorgers, directeurs, ouders, kleuters, … voelen zich niet begrepen. Ieder probeert het beste te doen, maar botst telkens op beperkingen: te weinig middelen, te weinig kinderverzorgsters, te veel vuile broekjes, te veel vermoeide kleuters, … Onderwijs kan dit niet alleen oplossen. Het onderwijs en de zorg voor onze jongste kleuters gaat verder dan het beleidsdomein Onderwijs. Ook Welzijn moet hierin een rol spelen. De verschillende aanpak van dit thema door de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn is historisch gegroeid. Hierdoor wordt er vandaag tegen muren gelopen en naar elkaar gewezen. Maar de opvang- en onderwijsnoden van onze kinderen zijn, in de huidige samenleving, geëvolueerd. Er is dus dringend nood aan een betere samen- werking tussen de beleidsdomeinen Onderwijs en Welzijn, en dat op alle beleidsniveaus (van lokaal tot Vlaams niveau). Het gaat tenslotte om dezelfde kinderen! Of ze nu op school zitten of naar de opvang gaan, de zorg voor deze jonge schoolkinderen moet samen gedragen worden. We maken een kringetje van … Op 24 april 2014 organiseert Kind en Gezin samen met het departement Onderwijs, het departement Jeugd, Sport, Cultuur en Media en het agentschap Sociaal-Cultureel Werk afdeling jeugd, een Staten-Generaal over de opvang en vrije tijd van schoolkinderen. Het is de bedoeling dat er aanbevelingen en beleidsopties geformuleerd worden over de opvang van schoolkinderen buiten de schooltijden en tijdens de schoolvakanties. Drie werkgroepen bereiden de StatenGeneraal voor. De eerste buigt zich over de afbakening van het thema ‘schoolkinderopvang’, de tweede over de kwaliteit van schoolkinderopvang en een derde over de organisatie van schoolkinderopvang. Het COV volgt de debatten. De eerste werkgroep leverde al een eindrapport af. Ze wijst onder andere n 1 Dr. N. De Ronne, Zindelijkheidstraining, Kind en Gezin, oktober 2010 2 Vroege kleuterparticipatie is bij de meeste ouders zeer goed doorgedrongen. In de periode 2010-2011 was al 97,61 % van de tweejarigen ingeschreven en 95,90 % van de driejarigen ging al 150 halve dagen of meer naar school. In vergelijking met andere landen zijn dit hoge aanwezigheidscijfers. op de huidige belemmeringen die samenwerking moeilijk (of onmogelijk) maken: er zijn andere infrastructuurvereisten, andere personeelsstatuten, verschillende ouderbijdrageregelingen, … De werkgroep stelt dat er nood is aan een coherent referentiekader. Maar onmiddellijk wordt hierbij opgemerkt dat dit absoluut niet mag resulteren in een daling van de kwaliteit en van de middelen! Natuurlijk beperkt de Staten-Gene raal zich niet tot kleuters. Kinderen van verschillende leeftijden hebben immers nood aan een kwaliteitsvolle opvang die afgestemd is op hun noden. Maar vanuit onze bezorgdheid voor de jongste kleuters vinden we deze toenadering tussen de verschillende beleidsdomeinen zeker zinvol. En toen kwam er een varkentje met een lange snuit … Maar dit verhaaltje is bijlange nog niet uit! Ondertussen wordt de StatenGeneraal nog steeds voorbereid in de werkgroepen. Het COV volgt de gesprekken op de voet en houdt je op de hoogte. Dus lees Basis, maar neem zeker ook regelmatig een kijkje op onze website www.cov.be en op onze Facebook-pagina. n Staten-Generaal “Vlaanderen heeft zich in het kader van Europa 2020 geëngageerd om werk te maken van de tewerkstelling van vrouwen (meer vrouwen op de arbeidsmarkt, en ook langer werken) en dat vraagt maatregelen voor het combineren van werk en gezinsleven. Vlaanderen heeft daarom veel geïnvesteerd in kinderopvang van nul tot drie jaar, maar er zijn ook investeringen nodig voor schoolgaande kinderen en daarom zou er een geïntegreerd beleid moeten uitgewerkt worden op het vlak van opvang en vrije tijd van schoolkinderen. Arbeidsparticipatie van vrouwen met kinderen is het grootst bij moeders van jonge kinderen, maar daalt naarmate kinderen ouder worden. Dit maakt investeren in een opvang- en vrijetijdsaanbod naar schoolkinderen noodzakelijk.” (uit het eindrapport Werkgroep 1, Staten-Generaal opvang schoolkinderen) 8 BASIS 8 FEBRUARI 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc