Bijlage bij: Presentatie Werkatelier Wmo 2015

BIJLAGE PRESENTATIE WERKATELIER REGELGEVING WMO 2015
Van
:
Ondersteuningsteam Decentralisatie (OTD)
Charlotte Fruytier (Expertpool VNG-OTD)
Betreft
:
Bijlage bij presentatie Werkatelier regelgeving Wmo 2015 toelichting per sheet
Data
:
24 & 25 november 2014
--------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------Sheet 2 – Onderwerpen
Deze presentatie spitst zich toe op de regelgeving die gemeenten uit hoofde van de
Verordening Wmo 2015 kunnen opstellen: de nadere regels en de beleidsregels. Er wordt
kort ingegaan op het wet- en regelgevend kader, waarna enkele belangrijke onderwerpen uit
de Wmo worden behandeld, die aanleiding kunnen zijn tot het opstellen van nadere regels
en beleidsregels.
Sheet 3 – Het kader
Sheet 3 geeft het wet- en regelgevend kader stapsgewijs weer, waarbij iedere bullet een
uitwerking is van de bullet daarboven. Bovenaan staat de Wmo, welke wet de regering de
mogelijkheid geeft nadere regels te stellen bij algemene maatregel van bestuur: het
Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.
Op basis van de Wmo dient de gemeenteraad een Beleidsplan en een Verordening Wmo
(verder: Verordening) op te stellen; uiterste termijn hiervoor was 1 november 2014. In
principe is het mogelijk de regels die de wet stelt in zijn geheel in de Verordening neer te
leggen. Veel gemeenteraden kiezen er echter in de Verordening voor hun bevoegdheden
gedeeltelijk of voor een groot deel te delegeren aan het college. Het is vervolgens aan het
college om de gedelegeerde bevoegdheden uit te werken in een besluit, de ‘nadere regels’.
Bij die nadere regels kunnen vervolgens beleidsregels worden opgesteld (eveneens in een
besluit): deze laatste regels geven kort gezegd weer hoe het college met de gedelegeerde
bevoegdheden om zal gaan.
Delegeren wil zeggen dat een bevoegdheid in zijn geheel aan een ander wordt
overgedragen. De verantwoordelijkheid komt dan ook bij die ander te leggen.
Mandateren wil zeggen dat een bevoegdheid aan een ander wordt opgedragen. De
verantwoordelijkheid blijft bij mandaatverstrekking rusten bij degene die de bevoegdheid
heeft opgedragen aan de ander.
Sheet 4 - Verschil nadere regels – beleidsregels
Nadere regels:
Nadere regels worden schriftelijk vastgesteld en gepubliceerd door het college in een besluit.
Het besluit is een algemeen verbindend voorschrift. Dit wil zeggen dat het berust op een
wettelijke grondslag en zowel het bestuursorgaan als de burgers bindt. Nadere regels
scheppen rechten en plichten voor zowel het bestuursorgaan als de burgers.
Beleidsregels:
Beleidsregels worden door het college schriftelijk vastgesteld bij een besluit, dat wordt
gepubliceerd. De algemene wet bestuursrecht (Awb) kwalificeert beleidsregels als een
‘algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift’. Beleidsregels binden het
college, maar niet de burgers. De regels kunnen dus geen rechten en plichten op burgers
leggen. Anderzijds kunnen burgers wel aanspraken aan beleidsregels ontlenen.
Beleidsregels gaan over:
de afweging van belangen;
de vaststelling van feiten; of
de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van de bevoegdheden van het
college.
Van beleidsregels kan worden afgeweken als sprake is van een bijzonder geval. Bedoeld
wordt omstandigheden die niet zijn verdisconteerd bij het opstellen van de regels, en die
leiden tot een resultaat dat niet bij het bepalen van de beleidsregels is beoogd.
Vorm en aanduiding zijn niet van belang bij de vraag of een bepaalde set regels al dan niet
als beleidsregels wordt aangemerkt. Een door het college gepubliceerde ‘werkinstructie’ over
de toepassing van de Verordening/nadere regels kan dus worden aangemerkt als een set
beleidsregels.
Omdat de juridische grondslag en consequenties van nadere regels ten opzichte van
beleidsregels verschillen, is het belangrijk om in de te publiceren regelgeving bij de
Verordening een duidelijk onderscheid te maken tussen beide soorten regels, bij voorkeur in
twee aparte besluiten. Het opnemen in één document kan uiteraard; maar dan is het van
belang een duidelijk onderscheid te maken tussen de beide soorten regels in hetzelfde
document.
Sheet 5 – Nadere regels – beleidsregels
Het opstellen van nadere regels is niet strikt noodzakelijk, tenzij is gekozen voor delegatie in
de Verordening. Artikel 156 Gemeentewet bepaalt dat de mogelijkheid tot delegatie ruim is,
maar niet onbeperkt. Het mag, tenzij dit in strijd is met de aard van de bevoegdheid. In de
memorie van toelichting bij de Wmo is een oproep gedaan om terughoudend te zijn met
delegatie, in verband met de democratische legitimiteit.
De Wmo bepaalt dat (verdere) delegatie van bevoegdheden door het college aan derden
mogelijk is, met uitzondering van de vaststelling van de rechten en de plichten van de cliënt.
Deze bevoegdheid kan niet gedelegeerd worden, maar wel gemandateerd. Bij mandaat aan
een derde, niet-ondergeschikte, dient degene die het mandaat krijgt opgedragen daarmee in
te stemmen.
Een voordeel van nadere regels is dat deze eenvoudiger te wijzigen zijn dan een
verordening. Gelet op het overgangsjaar 2015 is dit ook een praktische werkwijze; niet alles
is nog duidelijk en 100% uitgekristalliseerd. De gemeente creëert met het opstellen van
nadere regels meer flexibiliteit om de regels aan te passen.
Of en op welke punten beleidsregels worden opgesteld varieert sterk per gemeente. Per
gemeente zal – afhankelijk van wat Verordening en eventuele nadere regels, en vaak ook
het Beleidsplan bepalen – bekeken moeten worden of en waar beleidsregels iets toevoegen
aan de set van regels die er ligt. Daarnaast zal het per gemeente verschillen op welke
gebieden/regels een nadere uitleg noodzakelijk/wenselijk is. Het is daarom moeilijk een
‘standaard’ model te produceren, dat voor iedere gemeente werkbaar is. Uit feedback van de
gemeenten op onder andere deze werkateliers is gebleken dat vaak wel aan een
richtinggevend kader behoefte bestaat. Het OTD ontwikkelt daarom op dit moment een
Handreiking beleidsregels voor de Wmo (en voor de Jeugdwet) waarin een dergelijk kader is
weergegeven. Deze Handreiking zal op korte termijn beschikbaar worden gesteld door het
OTD via de website van VNG (www.vng.nl).
Sheet 6 – Procedureregels
Als een cliënt zich meldt met een hulpvraag, die kan leiden tot een maatwerkvoorziening,
wordt een vastgestelde procedure doorlopen, die in deze sheet wordt toegelicht.
-2-
De melding wordt gedaan door of namens de cliënt. Hoe en waar de melding wordt gedaan
is aan gemeenten. De bevoegdheid de melding aan te nemen kan gedelegeerd/
gemandateerd worden. Dit gebeurt ook in veel gevallen, waar een Sociaal Wijkteam, een
Ondersteuningsteam, of bijvoorbeeld een zorgaanbieder door de gemeente is aangewezen
de meldingen aan te nemen en verder te verwerken.
De melding moet schriftelijk worden bevestigd.
In spoedeisende gevallen kan direct een maatwerkvoorziening worden getroffen.
Voorbeeld van beleidsregels bij de melding:
wie kan namens de cliënt een melding doen?
hoe moet worden omgegaan met de melding door een ander dan de cliënt?
Aannemen als melding? Moeten andere stappen worden genomen? Wie pakt dit
dan op?
Praktische stappen naar aanleiding van melding. Wat wordt precies gedaan met
de melding/welke aspecten zijn van belang (bijvoorbeeld borgen privacy)/wie is
als volgende aan zet.
Het vooronderzoek. Een vooronderzoek is niet nodig als de cliënt genoegzaam bekend is bij
gemeente. Afzien van het vooronderzoek kan alleen in overleg met de cliënt.
In het vooronderzoek worden de relevante gegevens van de cliënt verzameld en wordt het
gesprek ingepland. Voor zover niet alles beschikbaar is moeten gegevens bij de cliënt
worden opgevraagd. Verder wordt de cliënt ervan op de hoogte gesteld dat het mogelijk is
een persoonlijk plan te maken. Dit persoonlijk plan dient binnen zeven dagen te worden
ingediend.
Voorbeelden van beleidsregels:
welke gegevens dienen in ieder geval binnen welke termijn beschikbaar te zijn;
hoe ziet een persoonlijk plan eruit? Krijgt de cliënt hier hulp bij?
wat als ondanks een verzoek daartoe geen persoonlijk plan wordt opgesteld? Het
persoonlijk plan is niet verplicht. Is het dan zinvol om in samenwerking met de
cliënt tijdens de procedure een persoonlijk plan op te stellen, zodat dit
bijvoorbeeld kan dienen als ondersteuningsplan?
Is het wenselijk bepaalde partijen bij het gesprek/onderzoek te betrekken en hoe
en wanneer worden deze uitgenodigd?
Gesprek en onderzoek vinden plaats door een deskundige.
Deze analyseert (nader):
de behoeften van de cliënt en het gewenste resultaat;
kan de cliënt zelf maatregelen treffen of had hij deze al kunnen treffen;
welke mogelijkheden biedt zijn sociaal netwerk;
is ook een ‘algemene’ of een ‘overige’ voorziening mogelijk in plaats van een
maatwerkvoorziening.
Verder moet tijdens deze fase de dienstverlening met zorgverleners, zorgaanbieders, en
aanbieders van maatschappelijke ondersteuning, onderwijs, publieke gezondheid etc.
worden afgestemd, kortom welke andere zorg is mogelijk en krijgt cliënt niet dezelfde zorg uit
twee bronnen.
Voorbeelden van beleidsregels:
kan de cliënt kiezen uit bepaalde zorgaanbieders; in dat geval kan de beoogde
zorgaanbieder alvast worden benaderd, zodat de zorg na toekenning van een
maatwerkvoorziening snel van start kan gaan;
hoe om te gaan met een niet meewerkende cliënt, op welk moment kan worden
besloten de procedure te stoppen;
-3-
-
-
wat te doen met de niet meewerkende cliënt die zich na enige tijd weer meldt;
procedure opnieuw, bepaalde stappen overslaan, etc;
mogelijkheid rekken termijn tot verslag (in beginsel zes weken van melding tot
verslag) als blijkt dat – bijvoorbeeld – nadere en tijdrovende onderzoeken nodig
zijn (bijvoorbeeld door een medisch specialist) en hoe dit gemeld wordt aan de
cliënt;
wie wordt in ieder geval betrokken bij het gesprek. Als dit mogelijk is en
opportuun: betrek sociaal netwerk, vertegenwoordigers en mantelzorgers bij het
gesprek;
uitwerken wie als vertegenwoordiger kan optreden en wat wordt bedoeld met een
mantelzorger.
In deze fase komen ook de volgende punten aan de orde.
Als wordt gekozen voor een maatwerkvoorziening, moet worden besproken dat een eigen
bijdrage kan worden gevraagd (tot maximaal de kostprijs). Bij het verstrekken van een
algemene voorziening kan overigens ook een eigen bijdrage worden gevraagd (tot maximaal
kostendekkend). Wanneer de bijdrage wordt gevraagd en hoe hoog deze zal zijn is binnen
deze kaders aan gemeenten. Het CAK draagt zorg voor het innen van de bijdrage.
Voorbeeld beleidsregel: het maken van een afwegingskader eigen bijdrage.
Besproken wordt of zorg in natura of een pgb gewenst/gepast is, waarbij direct ook de
voorwaarden waaronder dit kan besproken worden en worden onderzocht.
Het persoonlijk plan wordt bij het onderzoek betrokken.
Ook wordt de vervolgprocedure besproken en wat de rechten en plichten van de cliënt zijn.
Voorbeeld van een beleidsregel: uitwerken hoe en wat er precies met de cliënt wordt
besproken en hoe dit wordt vastgelegd.
Toestemming vragen om persoonsgegevens te verwerken. (In beleidsregels kan worden
vastgelegd op welke wijze dit gebeurt of kan worden verwezen naar het Privacyreglement
dat de gemeente hanteert.)
Van een gesprek kan worden afgezien als de hulpvraag genoegzaam bekend is, wederom
alleen in overleg met de cliënt.
Het verslag bevat de uitkomsten van het gesprek en het onderzoek. In het verslag worden de
opmerkingen en latere aanvullingen daarop van de cliënt verwerkt. Het is aan te raden het
verslag voor akkoord te laten tekenen door de cliënt (en zijn vertegenwoordiger). De
aanvraag voor een individuele voorziening kan in het verslag worden verwerkt, of geschiedt
door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.
Voorbeelden van beleidsregels:
-
uitgewerkt kan worden hoe het verslag eruit moet zien en wat daar in ieder geval in
wordt opgenomen. Een optie is bijvoorbeeld het maken van een format, met een
toelichting op de ‘vaste’ onderdelen en op de ‘keuze naar gelang situatie’ onderdelen.
Dit zorgt voor een stroomlijning, waarmee een gelijke behandeling van gelijke
gevallen zoveel mogelijk wordt gewaarborgd.
Sheet 7 – Voorzieningen
De Wmo maakt onderscheid tussen ‘algemene’ voorzieningen (voorzieningen die voor
eenieder toegankelijk zijn) en ‘maatwerk’voorzieningen (voorzieningen toegesneden op een
individuele cliënt). Daarnaast komen nog de ‘andere’ voorzieningen voor; dit zijn
-4-
voorzieningen op het gebied van onder andere zorg, onderwijs, maatschappelijke
ondersteuning of werk en inkomen, anders dan op grond van de Wmo.
De gemeente kan zelf bepalen welke voorzieningen algemeen zijn, of welke als
maatwerkvoorziening worden aangeboden. Alleen het beschermd wonen moet altijd als
maatwerkvoorziening worden aangeboden.
Voorbeelden van beleidsregels:
uitleg geven ten aanzien van de verschillende soorten voorzieningen en op welke
voorziening in het algemeen aanspraak bestaat in een bepaald geval.
waar mogelijk alvast een afwegingskader maken wanneer welke voorziening in
bepaalde gevallen het meest is aangewezen uit het oogpunt van gelijkheid, maar
ook met het oog op efficiency.
Sheet 8 – Criteria voor maatwerkvoorziening
Voor het bepalen van een maatwerkvoorziening voor de cliënt vormt het verslag het
uitgangspunt. In veel gevallen zal daarin ook al zijn opgenomen of en voor welke voorziening
de cliënt in aanmerking komt.
In de Verordening/de nadere regels worden criteria uitgewerkt om te bepalen wanneer
iemand in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening. De Wmo geeft aan in welke
twee situaties een cliënt in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening:
1) als compensatie voor beperkingen in zelfredzaamheid of participatie. De cliënt kan dit
niet anders oplossen (bijvoorbeeld via zijn netwerk/mantelzorg/andere
voorzieningen). De voorziening moet een passende bijdrage leveren, gericht op het
hervinden van de eigen kracht en gericht op het zoveel mogelijk blijven in de eigen
omgeving;
2) als compensatie in het geval dat de cliënt zich niet kan handhaven in de samenleving
wegens psychische/psychosociale problemen en/of de thuissituatie heeft verlaten.
De goedkoopst passende voorziening moet worden aangeboden.
Ook moet worden nagedacht over de vorm van de voorziening: in natura of middels een pgb.
Een pgb zal in beginsel aangeboden moeten worden als de cliënt hierom vraagt (en hij aan
de voorwaarden voor een pgb voldoet). De memorie van toelichting lijkt het ertoe te leiden
dat voorzieningen in natura voorliggend zijn, maar dit is niet ‘hard’ gemaakt. In veel gevallen
zal dit onderwerp in de onderzoeks-/gespreksfase aan de orde zijn gekomen, waarbij het
uiteraard mogelijk is de cliënt te sturen door hem over de voordelen van een bepaalde
voorziening in natura, dan wel een pgb voor te lichten. Wat zorg in natura betreft: het kan
uiteraard helpen als cliënt hier een keuze heeft en zich niet ‘voor het blok gezet’ voelt.
Bij het verstrekken van de voorziening kan de gemeente externe partijen om advies vragen.
Zo nodig moet de cliënt hieraan meewerken. Het is raadzaam dit laatste ook uitdrukkelijk te
bepalen in de Verordening/nadere regels. Hetzelfde geldt met betrekking tot het vragen van
andersoortig advies (bijvoorbeeld medisch advies) in de onderzoeksfase.
Voorbeeld beleidsregels: opnemen hoe wordt omgegaan met een cliënt die op onredelijke
grond weigert mee te werken aan noodzakelijke onderzoeken. Welke consequenties heeft dit
voor het vervolg van de procedure.
Verdere voorwaarden die gesteld kunnen worden:
de cliënt moet actief meewerken aan het persoonlijk plan
de cliënt heeft zelf al eerder actief geprobeerd de situatie te verbeteren
de cliënt schakelt waar mogelijk zijn eigen netwerk in
-5-
En meer specifiek:
geen aanpassing van de woning of een lagere voorziening als sprake is van
achterstallig onderhoud;
tijdelijk bijdragen in dubbele woonlasten;
alleen een woonvoorziening als een verhuizing niet mogelijk is;
geen aanpassing als de cliënt in een vakantiewoning of tweede woning woont;
bij sociaal recreatief vervoer: een maximaal reisbereik/al dan geen noodzaak tot
aanwezigheid persoonlijk begeleider (etc.).
Voorbeeld beleidsregels: als de gemeente kiest om de procedure (of een deel daarvan) uit te
besteden aan een derde (bijvoorbeeld een Sociaal Wijkteam): gang van zaken zo volledig
mogelijk uitwerken in de beleidsregels. Deze bieden een kader en een houvast voor de
derde bij het doorlopen van de procedure en het maken van een eventuele beschikking.
Daarnaast bevorderen beleidsregels een vaste gedragslijn.
Sheet 9 – Inhoud beschikking
Een maatwerkvoorziening wordt toegekend in natura of in de vorm van een pgb.
In de beschikking wordt altijd de bezwaarmogelijkheid opgenomen (waar en binnen welke
termijn kan bezwaar worden gemaakt, en welke gegevens moet het bezwaarschrift
bevatten).
Ook wordt de eigen bijdrage genoemd, als dit van toepassing is, en hoe en op welke wijze
deze bijdrage zal worden geïnd.
In veel gevallen zal het verslag veel van de informatie bevatten die in de beschikking kan
worden opgenomen, of waarnaar de beschikking kan verwijzen. (In dat laatste geval: verslag
aan beschikking hechten.)
Als de voorziening in natura wordt verstrekt, moet in ieder geval het volgende in de
beschikking worden opgenomen:
welke is de te verstrekken voorziening en wat is het beoogde resultaat ervan;
wat is de ingangsdatum en duur van de verstrekking;
hoe wordt de voorziening verstrekt; en indien van toepassing,
welke andere voorzieningen (kunnen) relevant zijn.
Als de voorziening in de vorm van een pgb wordt verstrekt, moet in ieder geval het volgende
in de beschikking worden opgenomen:
voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
wat de hoogte is van het pgb, en hoe hiertoe gekomen is;
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
Voorbeeld van beleidsregels:
een format voor de beschikking opstellen;
welke eisen worden gesteld aan de eigen motivering;
hoe om te gaan met het verslag (aanhechten/hoofdpunten in beschikking, etc.).
Sheet 10 – Persoonsgebonden budget
Uitgewerkt moet zijn hoe de hoogte van het pgb wordt bepaald. Hiertoe zijn verschillende
mogelijkheden. Ook moet bij de bepaling van de hoogte van het pgb het persoonlijk plan
worden betrokken.
Het pgb moet voldoende zijn om adequate diensten/middelen in te kopen, maar mag niet
hoger zijn dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst passende
voorziening. De cliënt moet ten aanzien van het gebruik van het pgb verantwoording
afleggen. Het is raadzaam de cliënt een budgetplan te laten opstellen (dit kan bijvoorbeeld in
-6-
samenwerking met de deskundige plaatsvinden in de onderzoeksfase, als duidelijk is dat een
pgb wordt toegekend).
Voor het toekennen van een pgb gelden in ieder geval drie wettelijke criteria:
1)
2)
3)
de cliënt moet naar het oordeel van het college zijn belangen op eigen kracht kunnen
waarderen en de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze kunnen
uitvoeren;
de cliënt moet zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat de individuele
voorziening die wordt geleverd door een aanbieder, door hem niet passend wordt
geacht;
dat naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten die cliënt van het
budget wil betrekken van goede kwaliteit zijn (veilig, doeltreffend en klantgericht).
Ook kan worden gedacht aan een differentiatie van het pgb naar soort voorziening
(bijvoorbeeld voor dienstverlening, mantelzorg, mantelzorgondersteuning met verblijf,
huisvesting en overige maatwerkvoorzieningen).
Het verzoek om een pgb mag niet worden geweigerd als de cliënt voldoet aan voorwaarden
1 en 3, maar niet (voldoende) aan voorwaarde 2. Als niet voldaan wordt aan voorwaarden 1
en/of 3 kan het pgb wel worden geweigerd.
Voorbeelden beleidsregels:
hoe om te gaan met deze criteria;
verdergaande uitwerking van de criteria 1 en 3;
als een persoon uit het sociaal netwerk wordt aangewezen, dan kunnen ook op
dat punt nog nadere voorwaarden worden gesteld. Aan de kwaliteit, en wat de
hoogte van het tarief betreft. Volgens de regering moet inschakeling van het
persoonlijk netwerk in elk geval beperkt zijn tot die gevallen waarin het de
gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere
ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Eveneens nader uitwerken.
Wat betekent dat concreet?
welke voorwaarden nog meer stellen als iemand uit het sociaal netwerk wordt
betrokken; bijvoorbeeld stellen bepaalde eisen aan deskundigheid; hoeveel zorg
kan iemand verlenen; wat wordt geregeld gedurende vakantie/ziekte van deze
persoon; wat zijn de omstandigheden van deze persoon (jong, oud, gezin, in staat
tot verlenen van deze specifieke zorg), aanvragen verklaring omtrent gedrag;
welke controlemiddelen hanteert de gemeente bij toetsing of het pgb juist gebruikt
wordt;
welke waarde wordt gehecht aan een budgetplan en wat moet het plan in ieder
geval bevatten.
Sheet 11 – Eigen bijdrage
Het vragen van een eigen bijdrage is niet verplicht. Zowel voor maatwerkvoorzieningen als
algemene voorzieningen kan een eigen bijdrage worden gevraagd. De hoogte van de
bijdrage wordt berekend door het CAK; het CAK int ook de eigen bijdrage. Wat
opvangvoorzieningen betreft kan de gemeente een andere instelling aanwijzen om de eigen
bijdrage te innen.
Verschillende differentiatie- en kortingsmogelijkheden zijn denkbaar. Bijvoorbeeld naar
voorziening, doelgroep, inkomen en vermogen. De maximale eigen bijdrage is de kostprijs
van de voorziening.
Voor beschermd wonen geldt een andere eigen bijdrage: de cliënt moet in ieder geval
minimaal de zak- en kleedgeldnorm overhouden (artikel 3.10 Uitvoeringsbesluit Wmo).
-7-
Sheet 12 – Kwaliteitseisen voorzieningen
De wet geeft op dit punt een vrij beperkt kader. De gemeente kan aanvullende
kwaliteitseisen stellen aan de voorzieningen. Veelal is dit gebeurd in de inkoopcontracten.
Wat inkoop van zorg betreft vanuit het pgb zal ook moeten worden bekeken of de door de
cliënt in te kopen zorg kwalitatief voldoende is.
Gedacht kan worden aan:
deskundigheid beroepskrachten
afstemmen zorg op cliënt
bestuursstructuur en organisatiestructuur van de aanbieder
is de aanbieder een financieel gezonde organisatie
aanleveren jaarplannen door de aanbieder
gebruikmaken verschillende meetinstrumenten.
Het college ziet toe op naleving van de kwaliteit door: periodiek overleg met de
aanbieders/een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en eventueel een resultaatmeting/zo nodig
in overleg met de cliënt controleren van de geleverde voorzieningen.
Voorbeeld beleidsregels:
hoe wordt de kwaliteit gecontroleerd en geborgd;
aangeven dat het hier geen ‘statisch’ geheel betreft, aanpassen kwaliteitseisen
aan actualiteit.
Sheet 13 – Meldingsregeling calamiteiten en geweld
Deze regeling is in de Wmo per ongeluk ‘weg’geamendeerd. Geadviseerd wordt de regeling
toch in de Verordening op te nemen. Nadere regels en beleidsregels zijn mogelijk, waarbij
bijvoorbeeld gebruik kan worden gemaakt van regelingen die onder de oude wetgeving tot
stand zijn gekomen. Verder kan ook aandacht worden besteed aan de feitelijke procedure bij
en na een dergelijke melding, en wat de daaropvolgende acties door of namens de
gemeente kunnen zijn.
Sheet 14 – Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking, terugvordering
De cliënt is verplicht relevante wijzigingen die van invloed zijn of kunnen zijn op de hem
toegekende voorziening direct te melden.
Herziening of intrekking van de voorziening is mogelijk:
als de cliënt opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens aanlevert (die bij juiste
aanlevering tot een andere beslissing zouden hebben geleid);
als de cliënt de voorziening niet langer nodig heeft of als deze niet meer
toereikend is;
als de cliënt niet meer aan de voorziening verbonden voorwaarden voldoet, of als
hij deze voor een ander doel gebruikt.
Ook kan het pgb worden ingetrokken als het binnen een bepaalde periode niet is aangewend
voor de bekostiging van de voorziening waarvoor het is verleend. In veel gevallen wordt
hiervoor een termijn van zes maanden na verstrekking gehanteerd.
Bij het opzettelijk aanleveren van verkeerde gegevens is terugvordering mogelijk. In andere
gevallen: (bijvoorbeeld er is te veel pgb betaald als gevolg van administratieve fout): titel 4.4
van de Awb (Bestuursrechtelijke geldschulden). De laatste mogelijkheid levert niet direct een
titel op, in tegensteling tot de terugvorderingsmogelijkheid zoals genoemd in de Wmo.
Voorbeelden beleidsregels:
-8-
-
criteria uitwerken naar de praktijk; wat wordt er bedoeld met bepaalde begrippen
als ‘niet toereikend/niet voldaan aan verbonden voorwaarden’ of: ‘opzettelijk
aanleveren onjuiste gegevens’? Hoe wordt dit aangetoond?
wat daarna/vindt nog contact met de cliënt plaats en op welke wijze?
kan op voorhand of lopende het proces nog een oplossing worden bereikt en in
welke gevallen is dit wenselijk/aangewezen?
Sheet 15 – Jaarlijkse waardering mantelzorgers
Dit is een bepaling die de gemeente moet uitvoeren, en opgenomen moet zijn in de
Verordening. De wijze waarop de jaarlijkse waardering plaatsvindt, is aan de gemeente zelf.
Dit kan een geldbedrag zijn, maar ook toegangskaartjes voor een evenement, een bos
bloemen, een boekenbon, etc.
Voorbeeld beleidsregel: uitwerken wie als mantelzorger wordt aangemerkt en daarmee in
aanmerking komt voor deze waardering (bijvoorbeeld qua jaarlijks aan de mantelzorg
bestede tijd; termijn dat iemand al mantelzorger is etc.).
Sheet 16 – Tegemoetkoming meerkosten
Deze tegemoetkoming kan, maar hoeft niet te worden verstrekt. Het gaat om een
tegemoetkoming voor personen met een beperking of chronische psychische of
psychosociale problemen, die aanzienlijke meerkosten hebben. De tegemoetkoming dient ter
ondersteuning van de zelfredzaamheid en participatie. Bijvoorbeeld door het aanbieden van
een ziektekostenverzekering met een ruime dekking. De gemeente kan kiezen voor een
individuele financiële ondersteuning op maat (dus bij aantoonbare meerkosten), maar ook
voor een algemene ‘forfaitaire’ tegemoetkoming aan iedereen die aan de eisen voldoet. Er
kunnen grenzen worden gesteld aan het inkomen of het vermogen van mensen die gebruik
maken van de regeling.
Waar het artikel (nog meer) voor kan worden gebruikt, is niet duidelijk op dit moment.
De memorie van toelichting stelt helder dat de financiële tegemoetkoming is verdwenen en
daar een bewuste keuze is gemaakt. Een verhuiskostenregeling zou nog als een (eenmalig)
pgb kunnen worden verstrekt, omdat hier een maatwerkvoorziening in natura tegenover kan
staan (de gemeente neemt zelf een verhuisbedrijf in de arm). Wat vervoerskosten betreft is
het al lastiger om dit onder het eenmalig toegekende pbg te scharen, omdat niet duidelijk is
welke maatwerkvoorziening in natura daartegenover zou kunnen staan.
Wellicht kan een vervoerskostenvergoeding worden verstrekt aan een cliënt die aanzienlijke
meerkosten heeft bij vervoer met zijn auto, waarbij het artikel dan wel toepassing zou kunnen
vinden.
Sheet 17 – Verhouding prijs – kwaliteit
Uitgewerkt moet zijn hoe deze verhouding wordt gewaarborgd. In ieder geval moet rekening
worden gehouden met de deskundigheid van de beroepskrachten en de toepasselijke
arbeidsvoorwaarden. Er moet een inschatting/vergelijking worden gemaakt van een reële
kostprijs bij het gebruikmaken van aanbieders. Dit is vaak al gebeurd.
Het blijft echter een continu proces. Nadere aspecten kunnen worden uitgewerkt in
beleidsregels. Bijvoorbeeld:
hoe wordt gelet op continuïteit;
blijft de prijs/kwaliteitverhouding op een goed niveau;
wat te doen als het personeelsbestand sterk wijzigt (bv veel meer flexibele krachten
dan bij aangaan overeenkomst, etc.).
-9-
Sheet 18 – Klachtregeling
Het betreft een regeling voor de behandeling van klachten van cliënten die betrekking
hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen bij de aanbieder. De
gemeente moet erop toezien dat de aanbieder een dergelijke regeling aanbiedt.
Sheet 19 – Medezeggenschap
Ook bij aanbieders moet een medezeggenschapsregeling bestaan. De gemeente moet
hierop toezien. De gemeente mag zelf bepalen ten aanzien van welke voorzieningen er een
medezeggenschapsregeling dient te zijn.
Tenslotte nog enige informatie over privacy: de gemeente moet een privacybeleid hebben en
hanteren, en de betrokken medewerkers voldoende informeren over de wijze waarop het
privacybeleid moet worden toegepast. Dit geldt ook als het proces of een gedeelte daarvan
is uitbesteed aan een derde. Op de website www.gemeentenvandetoekomst.nl vindt u een
uitgebreid rapport over de implementatie van privacybeleid binnen de gemeente, het
‘Rapport Privacy Impact Assessment 3 decentralisaties’.
***
- 10 -