stagebegeleiding

Op zoek naar een perspectief.
Stages in de banaba GGZ.
Toen mij gevraagd werd deel te nemen aan deze “verjaardag” had ik meteen veel zin om dat
te doen. Ik wilde graag vertellen over begeleiding van studenten op mijn werkplek. Ik vond
het een eer dit te mogen doen in deze context.
Ik had toen nog geen idee hoe ik mijn gedachten over stagebegeleiding zou ordenen, welke
vorm ik mijn lezing zou geven.
De titel kwam vrij snel. Daar zou het overgaan: perspectief. En dat bracht me uiteindelijk ook
het idee van de vorm.
Indoor cube illusion (film www.maniaworld.com zie presentatie dia 2)
Een kubus dus. Het kon ook wat anders geweest zijn.
Beeld van een kubus (presentatie dia 3)
Het idee dat ik hier wil meegeven, is dat er, zoals altijd, ook in deze materie verschillende
standpunten mogelijk zijn… en dat het landschap, de grenzen (de muren in het filmpje) en
het point of view bepalend zijn voor wat je ziet.
(Presentatie dia 4)
Ik moet dus spreken over de grenzen: concreet dus: over de opleiding en over de kliniek
waar de stages plaatsvinden. En ik moet mijn standpunt over stagebegeleiding toelichten.
Ik begin met de grenzen. Eerst de opleiding.
Woordveld rond opleiding (presentatie dia 5)
1
Hoe bepaalt deze school de begeleiding van studenten bachelor na bachelor in de GGZ op
stage?
Dit stuk zal het kortste deel van mijn lezing zal zijn. Hier, op deze plaats, waar de opleiding
uitgewerkt werd en al vijf jaar vorm krijgt, lijkt het mij nogal pretentieus en risicovol te gaan
vertellen waar die opleiding voor staat.
Ik wil wel graag uitleggen wat de contacten die ik nu vijf jaar met de school heb gehad mij
geleerd hebben en hoe de samenwerking verloopt want dat is nogal belangrijk voor mijn
verhaal van die zoektocht naar dat perspectief.
De eerste contacten waren, denk ik, ingegeven door een acute nood aan stageplaatsen en
partners in het opzetten van een ambitieus project dat nog een beetje in zijn
kinderschoenen stond . Als coördinator van stages in het Psycho-Sociaal Centrum werd mij
gevraagd om stages te verlenen voor deze nieuwe opleiding: “bachelor na bachelor in de
geestelijke gezondheidszorg”. Ik vroeg mij toen af of anderen zich ook wel eens afvroegen :
wat ben je eigenlijk, als je die titel hebt, als je banaba in de GGZ bént.
Er zouden dus studenten naar ons komen met een bachelorsdiploma in één of andere
discipline uit de gezondheidszorg of uit het sociaal-agogisch studiegebied die nog een
bachelorsdiploma extra ambieerden. Studenten die al een diploma hadden, het was eens
wat anders dan gediplomeerden die na hun aanwerving nodig moesten beginnen studeren
over psychiatrie. (Ik weet dat volgens de Bologna-verklaring een professionele bachelor
wordt verondersteld meteen inzetbaar te zijn, maar dat is niet altijd het geval…)
Hiermee is meteen gezegd dat de opleiding mij leek tegemoet te komen aan een vraag van
“de werkvloer”.
In die tijd, waren de kinderschoenen soms voelbaar in afspraken die wel eens wilden
veranderen of zo, maar nooit in de zorg voor de begeleiding op het werk of de aandacht die
vanuit de school naar het leerproces van de stagiairs ging.
Na vijf jaar kan ik de vraag: “Een banaba GGZ, wat is dat eigenlijk?” al een beetje beter
beantwoorden. De vooropleiding, de eerste bachelor van de student, blijft bepalend. De
plaatsen waar de initiële en de vervolmakingsstage gelopen werden, doen er ook toe om de
afgestudeerde banaba te beschrijven, maar mijn antwoord vandaag, algemeen, is dat
iemand met dat diploma:
2
Een bewuste keuze heeft gemaakt voor werken in de GGZ
De kliniek heeft leren kennen
Interdisciplinair heeft leren samenwerken in ons vakgebied
Een idee heeft over zijn functioneren in dit werk
En… inzetbaar is in ons werkveld.
Of de samenwerking met de school goed verliep? Zeker wel.
Hier mogen komen spreken is een aangename kant van de samenwerking, maar die is er
gekomen vanuit het gedeelde idee dat theoretisch en klinisch onderwijs elkaar versterken…
en dat helpt om mekaar te vinden in zo’n opleidingsproject. Ik denk dat veel stage
verlenende instellingen deze mening delen.
Er is een goeie communicatie met de school: vanaf de planning en toewijzing van de stages,
tijdens de begeleidingen, bij de evaluaties.
Over dat laatste punt wil ik nog even uitweiden. Elke student die begint aan de opleiding
banaba GGZ heeft het verlangen een goede banaba te worden... een goede hulpverlener
in GGZ te worden. Anders begin je daar toch niet aan. Wel, als de student én het team waar
de stage plaats vond, bij de eindevaluatie de leidraad volgen van de evaluatiefiche die de
opleiding heeft opgesteld, wordt duidelijk dat er aandacht is voor de meeste aspecten van
dit werk, nl:
-
Hoe ben je als hulpverlener?
Hoe ben je als collega?
Hoe ben je als lid van de organisatie?
Hoe ga je om met ethische problemen?
Ik wil het nu hebben over de tweede instantie in het landschap die de begeleiding afbakent:
de kliniek.
woordveld rond PSC (presentatie dia 6)
Het PSC campus Mechelse straat is een kleinschalig psychiatrisch centrum (ziekenhuis) voor
psychotherapeutische deeltijdbehandeling. Deze vorm van behandeling richt zich
voornamelijk naar patiënten voor wie een ambulante opvang onvoldoende blijkt en voor wie
een residentiële opname niet aangewezen is. Wij zitten daar tussenin. Tussen consultatie en
ziekenhuisopname. Er is zowel een dagkliniek, een avond- en nachtkliniek als een
uitgebreide consultatiedienst.
De structuur van het centrum
Beeld van de website projecteren en samen overlopen (hyperlink op dia 6)
3
De avond- en nachtkliniek bestaat uit 1 groep:

ONYX (supportieve sociotherapie voor een heterogene patiëntenpopulatie. Een
gestructureerde dagactiviteit is een voorwaarde. Er is een opnamecapaciteit van 30
mensen, de opnameduur is maximum 9 maanden)
De dagkliniek bestaat uit 4 groepen:

OPAAL (Kortdurende therapiegroep voor een heterogene patiëntenpopulatie
waarvan het psychiatrisch beeld of de nodige hulp soms nog onduidelijk is. Er zijn
mximaal 8 groepsleden. De opnameduur is maximum 3 maanden)

KORAAL (ondersteunende psychotherapiegroep voor angst en depressie, mensen
met decompensatie na verlieservaringen of rouwproblematiek. Maximaal 12
groepsleden, opnameduur tot 1 jaar)

AGAAT (ervaringsgerichte psychotherapiegroep. De doelgroep zijn jonge mensen met
persoonlijkheidsproblematieken. Er wordt inzicht gevend gewerkt. Naast de
groepspsychotherapie is er mogelijkheid tot individuele therapie, psychosociale
begeleiding en familie- of relatietherapie. Er zijn 10 groepsleden. De maximum
opnameduur is 12 maanden)

SAFFIER (ateliergroep voor psychosezorg. Tot maximaal 30 patiënten kunnen
participeren aan een weekprogramma, worden begeleid volgens de principes van de
institutionele psychotherapie , er is begeleiding op sociaal vlak en mogelijks relatieof familietherapie. De opnameduur wordt beperkt tot 1 jaar.)

De consultatiedienst
De banabastudenten maken altijd kennis met het hele centrum. De groepen hebben elk hun
programma maar staan niet los van elkaar. Er zijn groepsoverkoepelende activiteiten,
personeelsleden werken soms in verschillende groepen. Het geheel is écht groter dan de
som der delen. Studenten van de banaba GGZ lopen nu stage in de groepen Agaat of Saffier.
Afhankelijk van de stageperiode zijn de studenten in de groep ingeschakeld als participerend
observator of worden ze gewoon mee ingeschakeld in het programma en evolueren tijdens
de stage naar zelfstandig in team werken.
Elke groep heeft zijn eigen theorie en hanteert zijn eigen “technieken” waarin stagiairs zich
kunnen verdiepen en mee kunnen oefenen.
In elke groep kan de confrontatie met de patiënt moeilijk of uitdagend zijn. Bijvoorbeeld
door de erkenbaarheid van die andere of juist door het vreemde van de andere. Ik kom daar
straks op terug.
4
Om het culturele klimaat aan te geven, citeer ik uit onze opdracht verklaring.
Het feit dat deze opdracht verklaring samen met alle werknemers werd opgesteld, is al een
belangrijk gegeven.
“In ons uitsluitend deeltijds psychotherapeutisch aanbod staat de verbondenheid centraal.
We zien de mens als een uniek en relationeel wezen. Voor ons is de patiënt iemand die
vastgelopen is in die verbondenheid met zichzelf en zijn omgeving. Wij proberen hier samen
terug beweging in te krijgen. In onze organisatie krijgt iedereen, patiënten en medewerkers,
de ruimte om vanuit zijn eigenheid, deskundigheid en creativiteit verantwoordelijkheid op te
nemen.
Wij hebben respect voor het verschil tussen mensen en gaan hier flexibel mee om. Onze
therapeutische aanpak is eclectisch. Uit verschillende therapeutische invalshoeken, zoeken
we in overleg een antwoord op de individuele nood.”
De opdrachtsverklaring is uitgebreider dan dit, maar dit geeft de toon aan. Zulke teksten
lijken dikwijls op brieven vol goede voornemens. Ik wil er toch op wijzen dat er achter de
woorden ook betekenissen zitten. Elke student krijgt in zijn onthaalmap ook deze tekst en
wordt uitgenodigd die te lezen en te bespreken
Het klimaat in de kliniek is dus niet overweldigend gedragstherapeutisch, psychoanalytisch,
medisch, technisch, religieus, of wat dan ook . Je mag de sfeer gewoon huiselijk noemen.
Een huis in de stad waar veel volk over de vloer komt: patiënten, personeel, zorgpartners,
stagiairs… je kan ze op het zicht niet uit elkaar houden. Een huis ook waar zeer veel aandacht
gaat naar het eigene van iedereen. Daarnaast gaat veel zorg naar de plaats waar de zorg
plaats vindt. Ik bedoel hier niet mee dat we overmatig met het interieur bezig zijn of zo, nee:
we schenken veel aandacht aan de vriendelijke sfeer en de respectvolle omgang… en we zijn
toch ook een beetje bezig met dat interieur; we slagen er nogal in een huiselijke sfeer te
creëren.
Ik realiseer mij dat de vorige zinnen ook zouden kunnen opgaan voor een hotel of een B&B
… Ik verzeker u, we zijn in het PSC bezig met professionele psychiatrische hulpverlening.
We hechten veel belang aan het voortdurend onthalen. Gelet op het partiële karakter van
de opnames is dat een dagelijkse klus. De patiënt maakt elke dag de overgang van thuis naar
de kliniek en terug. Het is soms het belangrijkste criterium voor een geslaagde opname: die
beweging van- en naar het Centrum goed kunnen maken.
5
De formule van partiële hospitalisatie biedt het grote voordeel dat de patiënt de band met
zijn thuismilieu, of werk – of studieomgeving (voor de avond- en nachtkliniek) kan
behouden.
Er is door het deeltijd-aspect van ons psychotherapeutisch centrum veel communicatie,
overleg en samenwerking met zorgpartners, met externe diensten en personen.
Het beeld dat stagiairs van de psychiatrische hulpverlening krijgen in het PSC is dus erg
veelzijdig. Om terug te gaan naar ons verhaal over perspectief… De studenten staan met hun
camera (mét breedhoeklens) midden in het gebeuren.
Het gezichtspunt dan, mijn perspectief. Hoe kijk ik naar het begeleiden van deze studenten,
wat is mijn plaats in dat proces?
Woordveld rond eigen gezichtspunt (presentatie dia 7)
Het begint al bij de vraag hoe je een stagebegeleider omschrijft. Het is iemand op de
werkvloer die formeel is aangesteld om een vak –meestal zijn eigen vak- in de praktijk aan te
leren.
Moeten we die taak begrijpen zoals wat de Grieken met “leermeester” bedoelden in
tegenstelling tot wat zij de “pedagoog” noemden? De leermeester had de taak de kinderen
instrumentele kennis bij te brengen zoals lezen, schrijven en rekenen terwijl de pedagoog
(een inwonende bediende) met de kinderen of adolescenten samenleefde en hun de
waarden van de gemeenschap bijbracht .Een beetje de vakleerkracht tegenover de
opvoeder.
Of spreken we over de praktijkdocent tegenover de stagemeester? Of de coach tegenover
de leraar die door zijn verhalen de creatieve en empathische vermogens van de leerlingen
aanscherpt?
Of mentor. Mentor is ook mooi: de raadsman, de gids.
Ik wil hier geen discussie openen over de waarde die aan het één of het andere aspect deze
job moet worden toegekend. De tegenstelling tussen onderwijzen en opvoeden is misschien
ook een valse tegenstelling.
Maar, ik vind het nogal wat: de taak van stagebegeleider. Hij of zij moet, naast het nodige
verschaffen van informatie en het noodzakelijke bijbrengen van vaardigheden en theorieën
6
in de stagebegeleiding ook veel plaats maken voor het stilstaan bij hoe de student zich
verhoudt tot mensen in nood. Stagiairs moeten feitenkennis vergaren over ziektebeelden,
medicatie, regelgeving, enzoverder… Dat staat buiten kijf: studenten moeten een goede
technische kennis verwerven en theoretische referentiekaders grondig bestuderen.
Maar.
Stagiairs komen niet alleen kennis maken met de realiteit in de GGZ. Ze komen ook kennis
maken met de betekenis van die realiteit. Met wat die realiteit voor hén betekent. Met hoe
zij zich verhouden tot (psychisch) lijden.
Uiteindelijk beogen wij in ons werk een helpende omgang met anderen. In deze omgang
ontmoeten wij de andere als een subject. We moeten proberen die andere te begrijpen als
de hoofdpersoon in zijn eigen bestaan.
Niet als een figurant in het onze.
Dat is moeilijk.
Het is de vraag of je dit een vaardigheid kan noemen. Iets wat je aanleert en oefent. Of is het
een vermogen? En omgaan met de beperktheid van dat vermogen…
Dat is ook moeilijk.
Naarmate je oefent met vaardigheden leer je die ook beheersen. Gesprekken voeren, de
sociale kaart kennen, medicatie toedienen, vergaderingen beleggen, overleg plegen, dossiers
bijhouden enzoverder… als je de trucen kent (ik bedoel dit niet neerbuigend) gaat het steeds
vlotter, verfijnder… efficiënter.
Het vermogen om met lijdende mensen om te gaan daarentegen, ontwikkelt zich
geleidelijk. Je krijgt het nooit helemaal onder de knie. Het is in zekere zin een oneindig leren.
Het is zeker ook: het ervaren van verwantschap met de ander, de patiënt… én, evengoed
het ervaren van het vreemde bij die andere.
Misschien is dàt het moeilijkste: de juiste verhouding, de juiste afstand vinden tot de andere.
Het is zoeken. Het brengt twijfel. Het daagt ons uit om keuzes te maken. We kijken naar de
ander vanuit theoretische referentiekaders… maar we zien of herkennen ook het gewone.
Iets dat op ons lijkt. En dan weer zien we het vreemde, maar we proberen het te begrijpen
met onze eigen sjablonen. We denken soms dat vreemde in onszelf te herkennen… maar dat
lijkt dan toch weer een beetje anders te zijn…
Enzoverder. We moeten de tijd nemen om dat te bespreken.
Het voorgaande was niet erg helder, dat weet ik.
7
(Heldere problemen met heldere oplossingen kunnen een verademing zijn. Ook in ons
werkveld komen ze wel eens voor.)
De ideeën of bedenkingen die ik hier besproken heb, zijn algemeen gehouden.
In besprekingen op stage over de positie, de houding tegenover dat psychisch lijden, hoe je
daar mee omgaat, de confrontatie met de eigen verlangens in dit proces, de eigen
beperktheid ook… het gebeurt meestal aan de hand van concrete situaties of
geschiedenissen. Dat is dan iets makkelijker of ten minste duidelijker. Het zijn belangrijke
leermomenten.
Het gegeven dat dit werk niet alleen een goede theoretische kennis en technische
vaardigheid vereist maar ook een zoeken naar hoe je daar als persoon in staat, maakt dat
antwoorden aanbieden niet volstaat. Tijdens de stage moeten we ook uitnodigen de juiste
vragen te stellen (en dan nog wel aan jezelf!)
Stagebegeleiding is soms ook waarschuwen voor te veel antwoorden en te weinig vragen.
Het is soms het in vraag stellen van gewoonten die gaandeweg of ongemerkt de plaats van
antwoorden hebben ingenomen.
Het is zeker het aanscherpen van de kritische zin.
Dit leren leren is dus een proces van lange duur. Is één jaar opleiding met in totaal 17 weken
stage dan wel toereikend? Ik denk het wel. De banabastudenten verkennen tijdens hun
opleiding grondig hun positie in het werkveld, vinden hun sterktes én hun moeilijkheden.
Aan het eind van de stageperiode zou het antwoord op de onvermijdelijke vraag:” Is dit werk
iets voor mij?”, kunnen zijn: “Dit is wat ik er tot hier toe van heb begrepen en ik vind mijn
plaats in dit werk… of niet”.
De begeleiding van het persoonlijke traject door de school en de open sfeer van de
evaluatiemomenten vervolledigen het beeld wel. Een stage en een opleiding waar je zozeer
uitgenodigd wordt om jezelf te tonen, zal dus een vrij juist antwoord bieden op de vraag of
dit werk de student ligt of niet. De houding, “de kern” die we zien aan het eind van dat jaar,
zal niet zo heel erg veel veranderen.
Mensen die al eens een reünie (na jaren) meegemaakt hebben met medestudenten waar ze
intensief mee samengewerkt (of geleefd) hadden, kennen het fenomeen wel: je herkent ze
meteen: de intonaties van X, of die bewegingen… daar heb je Y! Dat zal voor de banabas niet
anders zijn. Iedereen denkt wel eens graag dat hij de enige uitzondering is die eindeloos kan
veranderen… Maar…
8
Het laatste beeld van presentaties is dikwijls , als uitnodiging tot discussie, een scherm met
de vraag: “Zijn er nog vragen?”
Ik zou hier een bordje willen tonen met :”Er zijn veel vragen”. Ik hoop dat ze door alle
betrokkenen bij deze opleiding zullen blijven gesteld worden.
Ik wil mij nog even richten tot de studenten.
Ik heb de sfeer in het PSC daarnet beschreven als huiselijk en niet overweldigend zus of niet
overweldigend zo…
Ik vrees dat onze zoekende benadering in het werk en in de stagebegeleiding soms
overweldigend… relativerend bevonden wordt door jullie. Of soms erger: besluiteloos.
Het blijven uitleggen, verhalen vertellen, aanmoedigen om te kiezen voor twijfel boven te
snelle antwoorden, kleine, realistische behandeldoelen stellen, proberen rekenschap af te
leggen van datgene waar we mee bezig zijn… het blijft mijn keuze.
Daarnaast wil ik jullie
aanmoedigen om te studeren. Ik heb het dan niet over de nakende examens maar over het
blijvend kennis verwerven in ons boeiende vakgebied.
Aan het eind van deze lezing stel ik met u vast dat er een gelijkenis is tussen de basishouding
t.o.v. patiënten en de houding naar stagiairs. De positie verschilt, de formele of technische
benadering is anders maar in beide gevallen is de intentie: de andere erkennen in het proces
dat hij doormaakt en hem met respect onthalen en begeleiden.
Mensen zingen meestal en op de meeste plaatsen hetzelfde liedje.
En als het overweldigende relativeren bij mij toch zou leiden tot immobilisme heb ik nog
altijd de studenten om mij wakker te schudden. (presentatie dia 8)
9