Samenvattend verslag regionale bijeenkomsten april 2014

Samenvattend verslag van de drie regionale bijeenkomsten LECSO april 2014
Wezep: d.d. 08.04.2014: voorzitter: Peter van ’t Westeinde
Tilburg: d.d. 10.04.2014: voorzitter Maartje Janssen
Amersfoort: d.d. 15.04.2014: voorzitter Maartje Janssen
In totaal hebben 90 leden de bijeenkomsten bezocht.
Expertisemakelaars: (zie presentatie)
De expertisemakelaars geven een korte introductie op hun inzet voor LECSO: wat zijn ze, wat doen
ze, wat kunnen ze betekenen. Bijeenbrengen van vraag en aanbod van expertise vindt weerslag. Een
vragenlijstje wordt neergelegd en een enquête volgt. Aanwezigen kunnen zich vinden in de aanpak.
Genoemde voorbeelden: arbeidstoeleiding, sociale opbrengsten, leerlingvolgsystemen, omvorming
naar nieuw stelsel (jeugdwet).
Onderwijsinspectie: (zie presentatie)
Piet van der Pol en Cindy Ligt presenteren het nieuwe toezichtkader voor (v)so-scholen.
Achtereenvolgens passeren het risicomodel, het ontwikkelingsperspectief, de opbrengsten en de
ontwikkelingen in het toezicht tot aan 2020. Bij het risicomodel komen aan de orde: de indicatoren
(4), de overige uitgangspunten (3) en de wegingsfactoren. Het ontwikkelingsperspectief wordt
aangeduid via ‘wat moet het zijn’, ‘wat moet er in’ en vooral: maak het praktisch en functioneel. Het
is een middel en geen doel an sich; liefst niet meer dan twee a-viertjes.
Wat moet het zijn:
 ambitieus
 in de tijd geformuleerd
 meetbaar/toetsbaar
 vergelijkbaar intern/extern
 gericht op opbrengsten en breder dan lezen en schrijven
 beïnvloedbaar. Schrijf alleen op als je er wat aan hebt
Wat moet erin
 belemmerend en bevorderend in relatie tot op
 onderwijsinhoudelijke beginsituatie
 diagnostisch beeld als onderbouwing
 uitstroombestemming en het niveau
 leerroute om dit uitstroomnivo te bereiken
 aanvullende ondersteuning om nivo te bereiken
 periode
 bespreking/verantwoording met de ouders
Op de lecso-site staat een voorbeeld van twee a-4tjes dat voldoet aan de inhoudelijke eisen. De
verschillende opp’s geven gezamenlijk vorm aan het groepsplan.
1
De opbrengsten zullen niet leiden tot een enkelvoudig oordeel bij het (v)so. In de ontwikkelingen zal
er meer onderscheid gemaakt worden in de categorie: ‘basisarrangement’. Een uitgebreidere lijst van
een vijftal indicatoren gaat het kwaliteitsprofiel nader bepalen: financiële/materiële voorzieningen –
onderwijsresultaten – kwaliteitsborging en ambitie – schoolklimaat en veiligheid en het
onderwijsproces. Het zal gaan om ‘wat is een goede school’ ? De ontwikkeling moet leiden tot ‘van
apk naar goeie auto’….Piet wijst op speciale aandacht voor de groei-indicatoren
ontwikkelingsperspectief en kwaliteitszorg die qua invulling veranderen en zwaarder worden.
Discussiepunten met de deelnemers: waarde van IQ, hoe IQ’s te bepalen, relatie met de nieuwe
TLV’s, relatie met samenwerkingsverbanden, kwaliteit van vervolgonderwijs, meenemen ‘kort
verblijf’, relatie handelingsplan en opp (niet hetzelfde laten worden !), geen leerlijnen, methoden in
het OPP meenemen: dat hoort in het groepsplan, rol ouders bij OPP, richting van vernieuwing van
het kader; geen afrekening op afstroom van het VO bij ambitieuze inzet OPP in speciaal onderwijs.
Bart van Kessel en Robin Haaijer: (zie presentatie-indeling categorieën)
Essentie van de workshop bestaat uit het besef van de ‘nieuwe werkelijkheid’ en de noodzaak om
niet alleen positie te kiezen, maar ook iets ‘te doen’ !
Scholen en besturen zitten in nieuwe samenwerkingsverbanden – landelijk gemiddelde is leidend
(verevening) – kosten/opbrengsten zijn mede afhankelijk van aantal verwijzingen naar (v)so –
opnamecapaciteit is mede bepalend voor verwijzingen naar (v)so – er zijn verschillende
mogelijkheden voor de wensen naar flexibele inzet van expertise vanuit het (v)so.
De ontwikkelingen gaan in de richting van: toenemende aandacht voor opbrengsten – toezicht legt
focus op didactiek – participatiesamenleving/ eigen kracht – van curatief naar preventief.
Daarbij doen er toe: verevening – krimp – visie in de ondersteuningsplannen – kenmerken van de
leerlingpopulatie – etc.
Er is vervolgens een positionering mogelijk op basis van een tweetal verdeel-argumenten (x3
mogelijkheden), waardoor een matrix van negen vakken ontstaat:
a. Minder leerlingen door o.m. krimp, negatieve verevening, hoog basisondersteuningsnivo
b. Evenveel leerlingen door opheffing van factoren of niet aan de orde zijn ervan
c. Meer leerlingen door laag basisondersteuningsnivo, positieve verevening, groei
basisgeneratie
V.w.b. het gebruiken/aanwenden van expertise vanuit het (v)so:
a. Swv maakt gebruik van expertise van het (v)so: goede afspraken, langdurig van aard
b. Enkele besturen maken gebruik van expertise (v)so: deelafspraken
c. SWV maakt geen gebruik van de expertise van (v)so: gewoon goed onderwijs leveren voor de
leerlingen met een t.l.v. en verder ‘niks’
Deelnemers delen zichzelf in op de matrix (positie in de zaal).
Proces:
Het voortgaande proces levert nu op:
-
2
Qua positionering in de samenwerkingsverbanden: samenwerking/structuur ontwikkelt zich
– basisondersteuningsniveau ook ?
Verevening gaat uitwerken: er ontstaan nieuwe verhoudingen
-
Kwaliteitsbeoordeling gaat verder: na 2016 andere verhoudingen met collega-scholen ?
Vraag is: wat is er door je zelf te doen in deze ontwikkeling – waar liggen de uitdagingen ?
Discussieopbrengsten na ‘matrix-gesprekken’:
1. Werken aan kwaliteitsbepaling – toekomstige invulling van ons onderwijs – actief zijn, zelf
partners zoeken in en buiten het samenwerkingsverband. Doelen stellen b.v. 20 % hoog
niveau kinderen naar regulier brengen, dus krimpen en dat aangaan ! Minder leerlingen –
meer expertise ! Dat wil zeggen: nieuwe positie.
2. Ook bij gelijkblijvend aantal leerlingen is kwaliteit essentieel – jezelf openbaar maken,
onderscheiden, aan de weg timmeren en zonodig de concurrentie met de collega-school
gewoon aangaan ! Contacten met ketenpartners zoeken, stevig ondersteuningsprofiel
neerzetten. Zelf onderzoek doen naar de ‘vraag’ – expertise uitbouwen a.d.h.v. resultaten
van dit onderzoek. Veel doen aan zelfevaluatie. Er zal beweging ontstaan tussen (v)so
scholen onderling.
3. Veel last van verschillen tussen cluster 3 en cluster 4 en verschillen in kwaliteiten van AB. Dat
verschil bepaalt voor ons de beginsituatie voor onderhandelingen. Kansen liggen er voor ons
op het terrein van ‘nazorg’ (daarom wellicht leerlingen soms langer behouden, omdat
uitstroom dagbesteding voor gemeenten te duur is): dus: deelplaatsingen voor leerlingen.
Daarnaast groepen speciaal naar het regulier brengen (regulier VO/PO en/of ROC) plus
begeleiding. Ook kijken naar VSO-PrO plus begeleiding (certificeringen, vooral bij cluster 4,
maar ook voor cluster 3 mogelijk). Doelgroep PrO gaat veranderen: daar moeten we bij zijn.
4. Samenwerkingsverband écht samen laten werken in situatie van krimp: leren om te gaan met
minder budget en hogere kwaliteit, volume behouden ondanks krimp door: samenwerking
PrO, VO-VSO-afstemming, MBO-arrangementen etc. Kwaliteit verhogen: arrangementen
VSO-VO, arrangementen met zorg en regulier. Expertise in ‘ultimo forma’: makelen,
onderwijszorg, revalidatie, wonen en begeleiding, zorgondersteuning: ‘wij kunnen het – zij
willen het”. Dus: uitbuiten.
Vervolgvraag: hoe kunnen we elkaar ondersteunen in dat proces in de regio ?
Adviezen (Wezep) aan elkaar:
a. Bij elkaar kijken, beelden delen, positie in swv bepalen en elkaar vasthouden als SO, samen
naar buiten treden (eenheid), samen naar binnen kijken (voor elkaars kwaliteit iets
betekenen)
b. Belang eigen organisatie loslaten, erkennen dat er samen meer is, voor écht iets willen ben je
toch te klein, winst is: met één leerling iets moois bereiken, waar ze ook zitten en dat laten
zien, mét sbo samenwerken: niet ‘goedkoop wonen’, maar werkelijk de kwaliteiten samen
benutten, concurrentie eruit halen, ‘weren’ tegen inspectienormen en b.v. wel reken- en
taal-specialisten integraal inzetten en groepen combineren. Vertrouwen is essentieel.
c. Rond sop’s als SO de boel samen goed invullen en ook afgrenzen. Dat, wat regulier kan, ook
regulier laten doen (niet: vasthouden); zorgen, dat wij de dekkendheid kunnen garanderen
en ook kunnen regelen. (cluster 3 en cluster 4 samen)
d. Elkaar weten te vinden, gezamenlijke agenda afspreken. Eerst kleine successen boeken (b.v.
met één leerling), daarop verder bouwen. Projecten b.v. ‘Samen Kansrijk’ in ZO Fryslan (3-4sbo): voorzieningen, gebouw, expertise. Bestuurlijk als clusters ook gezamenlijk optrekken.
Belang van leerling als leidend principe – concurrentie leidt tot ‘kramp’. In negatief
vereveningsgebied, met krimp en met groei in het SO: samenwerkingsgedachte lukt hier niet
zo goed meer – tóch uitzien naar ‘ombuiging’ via samenwerking; desnoods op basis van één
3
leerling: werk aan oplossing voor een kind – maak succes helder en vier het – bouw voort in
de samenwerking voor meer kinderen….! De ‘kramp’ blijft je anders vasthouden.
Adviezen (Tilburg) aan elkaar:
 Zicht op de feiten/kwantiteiten hebben
 Onderlinge afstemming (V)SO besturen
 Bewustwordingsproces verder vormgeven
 Ontwikkel in samenspraak met het regulier onderwijs kort-intensieve arrangementen
 Profileren en etaleren. Ga op bezoek en nodig uit op je school
 Samenwerken met zorgaanbieders
 Personeelsuitwisseling met regulieren besturen
 Geef zicht op waar je mee bezig bent
 Kijk over de heg: hoe positioneert men zich in het bedrijfsleven of andere sectoren?
 Kom met nieuwe voorstellen voor het inzetten van je expertise, bijvoorbeeld focus op expertise
aan de voorkant (kleuters)
 Focus op je sterke kanten, vroeg inzetten van je expertise voorkomt dat je straks het afvoerputje
wordt
 Ondersteun bij het verhogen van de basisondersteuning
 (V)SO strategisch overleg instellen. Ontmoeten en samenwerken i.p.v. beconcurreren
 Cluster 3 en 4 samen optrekken in de regio, samen sterk
 Ouders als partner
 Gemeente als partner
Amersfoort:
-
-
4
Onderwijs moet (ook) gewaardeerd worden op vertrouwen, het is vooral pedagogisch, niet
alleen maar opbrengsten. We moeten niet doorslaan op de cijfertjes! Leren van elkaar.
Wat vinden we dan de definitie van opbrengsten en waarom zijn er zoveel scholen “bang”
voor het meten daarvan ?
o Speciaal onderwijs aanbieden in speciale klassen is niet meer van nu, we zijn nu een
stuk verder. Individuele en groepsopbrengsten worden gemeten, daar ben ik groot
voorstander van .
o Het woord opbrengst heeft zo’n economische kant.
o Kwaliteit is voor zml scholen een zoektocht om inzichtelijk te maken dat er iets
geleerd is.
o Andere definitie van kwaliteit: opbrengsten.
Samenwerking in Passend Onderwijs:
o Pessimistische en optimistische geluiden wisselen elkaar af:
 Als t financieel lukt, kun je alles zo laten.
 Kansen voor (V)SO school om regulier te ondersteunen, zodat leerlingen in
regulier kunnen blijven. Welke ondersteuningsvraag heb je, zodat we
leerlingen zo regulier mogelijk kunnen laten deelnemen aan regulier
onderwijs.
 We moeten erkennen dat AB gelden niet altijd goed zijn besteed. Gevolg: De
reguliere scholen werken nog maar minimaal samen. Vertrouwen in SO
zullen we moeten (terug) verdienen.

o
o
5
Geen last van verevening, SWV stelt: geen zorgen voor deze gespecialiseerde
school: SWV heeft deze specialisatie hard nodig !
 SWV VO heeft gezegd: leerlingen die nu naar het VSO gaan, gaan straks ook
gewoon naar het VSO.
Specifieke problematiek in Limburg: negatieve verevening – hoog
verwijzingspercentage – krimp! Limburg heeft veel meer last van krimp dan van
verevening: Probleem voor kleinere (V)SO scholen: hoe kunnen we toch kwaliteit
blijven leveren met minder exploitatie? Samenwerking tussen SO scholen. !! Binnen
het ene SWV is meer bereidheid tot samenwerken en afspraken maken dan in
andere. Variatie: we gaan door zoals we nu werken, tot we hebben (V)SO eigenlijk
niet nodig .
Hoe lever je kwaliteit en hoe ga je elkaar daarbij helpen ? Bij teruggang van
leerlingen, bewust jouw expertise inzetten in regulier vanuit bestaand budget (t-1)
Hoe ga je dan verder na één jaar ? Basis is en blijft: heb je voldoende vertrouwen
over en weer ? Wil je verder komen met elkaar, dan kom je verder !