Titel: ET&O leidt u verder (op) Ondertitel: Right or wrong, de customer is always right Auteur: Studentnummer: Email: Opleiding: Esra Türkyılmaz 2028741 [email protected] Bedrijfskunde/ Management, Economie en Recht Auteur: Studentnummer: Email: Opleiding: Michiel Mudde 2033053 [email protected] Bedrijfskunde/ Management, Economie en Recht Hogeschool: Academie: Afstudeerorganisatie: Avans Hogeschool ’s-Hertogenbosch Academie voor HRM en Bedrijfskunde Enexis, Enexis Training & Opleiding Bedrijfsbegeleider: Afstudeerbegeleider: Afstudeerbeoordelaar: Extern deskundige: Mevr. A. Flinkenflögel, Teammanager opleiding & ontwikkeling Mevr. G. Vereijken, Docent Avans Hogeschool Dhr. R. van Dalen, Docent Avans Hogeschool Dhr. H. van Hoek, directielid P&O Group Datum: Locatie: 13 maart 2014 Eindhoven 1 Voorwoord Voor u ligt het afstudeerrapport ter afsluiting van onze studie bedrijfskunde MER (Management, Economie en Recht) aan de Avans Hogeschool te ’s-Hertogenbosch. Dit rapport hebben wij, Michiel Mudde en Esra Türkyılmaz, geschreven voor de afdeling Enexis Training & Opleiding. In het onderzoek zijn de data/elektra opleidingen van ET&O vergeleken met de data/elektra opleidingen van het BAM opleidingscentrum en het opleidingscentrum Gelderpoort. Daarnaast is onderzocht hoe ET&O haar opleidingen optimaal kan afstemmen op de behoefte van de klant Infra Services. Wij willen alle medewerkers van de afdeling ET&O bedanken voor hun bijdrage aan ons onderzoek. Wij hebben geen moeite ervaren bij het verzamelen van informatie binnen ET&O, omdat alle medewerkers van deze afdeling altijd open stonden voor vragen en interviews. Zonder hierbij iemand te vergeten, willen wij in het bijzonder de seniordocenten van ET&O bedanken. Daarnaast hebben wij veel informatie gekregen van de opleidingscoördinator de heer Keizer van het BAM opleidingscentrum en de opleidingscoördinator de heer Slijkhuis van het opleidingscentrum Gelderpoort. Wij willen hen bedanken voor de tijd die ze voor ons hebben vrijgemaakt en de openheid waarmee ze ons informatie hebben verschaft. Wij zijn zo zorgvuldig mogelijk omgegaan met alle interviews en gegevens die wij hebben verzameld. Verder willen wij onze stagebegeleider Agnes Flinkenflögel nadrukkelijk bedanken. Niet alleen omdat ze ons de kans heeft gegeven om af te studeren bij ET&O, maar vooral voor de begeleiding en ondersteuning die zij ons heeft gegeven tijdens het gehele onderzoek. Deze hebben wij als zeer prettig ervaren. Tot slot willen wij onze afstudeercoach mevrouw Vereijken en onze afstudeerbeoordelaar de heer van Dalen bedanken voor de begeleiding en feedback tijdens het onderzoek. Ondanks dat onze afstudeerbeoordelaar later in het onderzoekproces is betrokken, heeft hij ons in deze korte tijd van veel bruikbare feedback voorzien. Wij hopen dat onze adviezen ET&O helpen om hun data/elektra opleidingen af te stemmen op de wens van de klant Infra Services. Michiel Mudde Esra Türkyılmaz Eindhoven, 12 maart 2014 2 Managementsamenvatting Als beheerder van het energienetwerk heeft Enexis, specifiek de afdeling Infra Services, behoefte aan eerste monteurs data/elektra. Het opleiden van deze monteurs is de verantwoordelijkheid van de afdeling Enexis Training & Opleiding (ET&O). In de afgelopen jaren zijn er meer aanbieders op de markt gekomen die vergelijkbare opleidingen verzorgen. De interne klant Infra Services heeft opgemerkt dat dit aanbod verschilt ten opzichte van het aanbod van ET&O. Hierdoor krijgt ET&O vragen vanuit Infra Services waarom de opleidingen duurder zijn of langer duren dan bij de andere aanbieders. Vervolgens is de vraag bij de afdeling ET&O ontstaan waar zij staat met haar opleidingen tot (eerste) monteur data/elektra. Door de vragen van Infra Services is bij ET&O de behoefte ontstaan om haar eigen aanbod te vergelijken met het aanbod van de aannemers. Daarnaast wil ze graag haar aanbod beter afstemmen op de wens van de klant. Aan de hand van deze behoeftes is de volgende centrale vraag opgesteld: Hoe verhouden de opleidingen tot (eerste) monteur data/elektra van ET&O zich ten opzichte van de (eerste) monteur data/elektra opleidingen van de aannemers en op welke wijze kan ET&O haar aanbod optimaal afstemmen op de wens van de klant? Door middel van deskresearch en interviews is er informatie verzameld om antwoord te geven op de centrale vraag. Hiervoor zijn er interviews uitgevoerd binnen ET&O, Infra Services en de opleidingscentra van de aannemers BAM en Van Gelder. Ten aanzien van de wens van de klant kan geconcludeerd worden dat de resultaatgerichte cultuur van Infra Services niet aansluit bij de manier waarop ET&O de opleidingen aanbiedt. Daarnaast voorziet ET&O niet in de wens van de klant om cursisten met relevante werkervaring en/of vooropleiding sneller de opleiding te laten doorlopen. Uit onderzoek blijkt dat het boeien en binden van cursisten essentieel is voor succes van zowel de organisatie als de individuele cursist. Tijdens het onderzoek is duidelijk geworden dat ET&O weinig sturing heeft over haar cursisten, wat een gevolg is van de gebrekkige begeleiding. Tot slot blijkt uit het onderzoek dat ET&O niet efficiënt omgaat met het geld dat ter beschikking gesteld wordt voor het opleiden van monteurs. Door middel van de nieuwe blokkenstructuur , waarin een strakke sturing, intensieve begeleiding en vaste lesdagen centraal staan, zal ET&O met haar opzet meer aansluiten op de resultaatgerichte cultuur en de wens van Infra Services. Bovendien biedt deze nieuwe blokkenstructuur de mogelijkheid om de beroepspraktijkvorming beter te organiseren. Waar mogelijk kan ET&O maatwerk aanbieden voor cursisten met relevante werkervaring en/of vooropleiding, zodat deze cursisten sneller de opleiding kunnen doorlopen. Door een duidelijke taakverdeling over de begeleiding van een cursist en door meer aandacht te besteden aan voortgangsgesprekken komt de sturing meer in handen van ET&O te liggen. Daarbij is het belangrijk dat er overeenstemming is tussen de klant Infra Services en ET&O over de inhoud en invulling van de rol van de opleidingscoördinator. Tot slot dient ET&O strakker te sturen op een optimale bezetting van de opleiding wat de kosten per cursist zal drukken. 3 Inhoudsopgave VOORWOORD .................................................................................................................................................. 2 MANAGEMENTSAMENVATTING....................................................................................................................... 3 INHOUDSOPGAVE ............................................................................................................................................ 4 1. INLEIDING ..................................................................................................................................................... 6 1.1 DE ORGANISATIE ................................................................................................................................................ 6 1.2 ENEXIS TRAINING & OPLEIDING ............................................................................................................................ 6 1.3 DE AFDELING INFRA SERVICES ............................................................................................................................... 7 1.4 AANLEIDING ...................................................................................................................................................... 7 1.5 PROBLEEMSTELLING ............................................................................................................................................ 7 1.6 DOELSTELLING ................................................................................................................................................... 7 1.7 DEELVRAGEN ..................................................................................................................................................... 8 1.8 AFBAKENING ..................................................................................................................................................... 8 1.8.1 Opleidingen ............................................................................................................................................ 8 1.8.2 Aanbieders ............................................................................................................................................. 8 1.8.3 Klanten ................................................................................................................................................... 8 1.8.4 Elementen .............................................................................................................................................. 9 1.8.5 BEI en VIAG ............................................................................................................................................. 9 2. METHODE VAN ONDERZOEK ...................................................................................................................... 10 2.1 KWALITATIEF ONDERZOEK .................................................................................................................................. 10 2.1.1 Deskresearch ........................................................................................................................................ 10 2.1.2 Fieldresearch ........................................................................................................................................ 10 2.1.3 Populatie .............................................................................................................................................. 11 2.1.4 Selecte steekproef ................................................................................................................................ 11 2.2 KWALITEIT VAN HET ONDERZOEK ......................................................................................................................... 12 2.2.1 Validiteit ............................................................................................................................................... 12 2.2.2 Betrouwbaarheid.................................................................................................................................. 12 2.3 ANALYSEMETHODE ........................................................................................................................................... 14 3. THEORETISCH KADER .................................................................................................................................. 15 3.1 7S-MODEL ...................................................................................................................................................... 15 3.2 ORGANISATIESTRUCTUREN VAN MINTZBERG .......................................................................................................... 15 3.3 CONCURRENTIESTRATEGIEËN VAN PORTER ............................................................................................................ 15 3.4 HERSEY & BLANCHARD ...................................................................................................................................... 16 3.5 CERTIFICERING ................................................................................................................................................. 16 3.5.1 STIPEL ................................................................................................................................................... 16 3.5.2 Samenwerking met ROC’s .................................................................................................................... 17 3.5.3 Een erkend leerbedrijf .......................................................................................................................... 17 3.5.4 Kwalificatiedossier ............................................................................................................................... 17 3.6 LEERSTIJLEN VAN KOLB ...................................................................................................................................... 18 3.7 DE THEORIE VAN ILLERIS .................................................................................................................................... 18 3.8 HET 70-20-10 MODEL VAN LOMBARDO & EICHINGER ............................................................................................ 18 3.9 BOEIEN EN BINDEN ........................................................................................................................................... 19 3.10 INTERNE COMMUNICATIE ................................................................................................................................. 19 3.11 COMPETING VALUES FRAMEWORK .................................................................................................................... 20 4. DE DATA/ELEKTRA OPLEIDINGEN ............................................................................................................... 21 4.1 DE WERKZAAMHEDEN ....................................................................................................................................... 21 4.2 DE TOELATINGSEISEN ........................................................................................................................................ 21 5. DE MARKT .................................................................................................................................................. 22 5.1 DE KLANT........................................................................................................................................................ 22 4 5.2 DE KLANTVRAAG .............................................................................................................................................. 22 5.3 DE AANBIEDERS................................................................................................................................................ 23 5.3.1 Enexis Training & Opleiding (Enexis) ................................................................................................... 24 5.3.2 BAM Infratechniek Opleidingscentrum ................................................................................................ 24 5.3.3 Gelderpoort .......................................................................................................................................... 25 6. HET MARKTONDERZOEK............................................................................................................................. 26 6.1 DE OPZET ........................................................................................................................................................ 26 6.1.1 Enexis Training & Opleiding ................................................................................................................. 26 6.1.2 BAM opleidingscentrum ....................................................................................................................... 27 6.1.3 Opleidingscentrum Gelderpoort ........................................................................................................... 28 6.2 DE INHOUD ..................................................................................................................................................... 29 6.2.1 Enexis Training & Opleiding ................................................................................................................. 29 6.2.2 BAM opleidingscentrum ....................................................................................................................... 30 6.2.3 Opleidingscentrum Gelderpoort ........................................................................................................... 30 6.3 KOSTEN .......................................................................................................................................................... 31 6.3.1 Enexis Training en Opleiding ................................................................................................................ 31 6.3.2 BAM opleidingscentrum ....................................................................................................................... 34 6.3.3 Opleidingscentrum Gelderpoort ........................................................................................................... 34 6.4 TIJDSDUUR ...................................................................................................................................................... 35 6.4.1 Enexis Training & Opleiding ................................................................................................................. 35 6.4.2 BAM opleidingscentrum ....................................................................................................................... 35 6.4.3 Opleidingscentrum Gelderpoort ........................................................................................................... 35 6.5 BEGELEIDING ................................................................................................................................................... 36 6.5.1 Enexis Training & Opleiding ................................................................................................................. 36 6.5.2 BAM opleidingscentrum ....................................................................................................................... 36 6.5.3 Opleidingscentrum Gelderpoort ........................................................................................................... 36 6.6 DOCENT-CURSIST VERHOUDING ........................................................................................................................... 37 6.6.1 Enexis Training & Opleiding ................................................................................................................. 37 6.6.2 BAM opleidingscentrum ....................................................................................................................... 37 6.6.3 Opleidingscentrum Gelderpoort ........................................................................................................... 38 6.7 DE LOCATIE ..................................................................................................................................................... 38 6.7.1 Enexis Training & Opleiding ................................................................................................................. 38 6.7.2 BAM opleidingscentrum ....................................................................................................................... 38 6.7.3 Opleidingscentrum Gelderpoort ........................................................................................................... 38 7. CONCLUSIES ............................................................................................................................................... 39 7.1 CONCLUSIES TEN AANZIEN VAN DE KLANTVRAAG ..................................................................................................... 39 7.2 CONCLUSIES NAAR AANLEIDING VAN HET MARKTONDERZOEK .................................................................................... 40 7.2.1 Opzet .................................................................................................................................................... 40 7.2.2 Inhoud .................................................................................................................................................. 41 7.2.3 Kosten ................................................................................................................................................... 41 7.2.4 Tijdsduur ............................................................................................................................................... 42 7.2.5 Begeleiding ........................................................................................................................................... 42 7.2.6 Docent-cursist verhouding ................................................................................................................... 42 7.2.7 Locatie .................................................................................................................................................. 42 8. AANBEVELINGEN ........................................................................................................................................ 44 LITERATUURLIJST ........................................................................................................................................... 47 LIJST MET AFKORTINGEN ............................................................................................................................... 50 5 1. Inleiding Dit hoofdstuk is een korte inleiding tot het uitgevoerde onderzoek. Om een juist beeld van de omgeving te krijgen waarbinnen dit onderzoek plaatsvindt, begint dit hoofdstuk met een beschrijving van Enexis en de afdeling Enexis Training & Opleiding (ET&O). Hierna volgen de aanleiding, de probleemstelling en de deelvragen. In dit hoofdstuk wordt tevens het onderzoek afgebakend. 1.1 De organisatie Enexis is één van de grote netbeheerders in Nederland. Als netbeheerder beheert ze het energienetwerk in de provincies Groningen, Drenthe, Overijssel, Noord-Brabant en Limburg (zie figuur 1). De rest van Nederland wordt beheerd door andere netbeheerders zoals Liander, Delta Netwerkbedrijf, Stedin en Westland Infra. Voor de volledigheid is in bijlage 1 een overzicht opgenomen met alle netbeheerders met hun bijbehorende verzorgingsgebieden. Enexis is een organisatie met meer dan 4000 werknemers en volgens het jaarverslag had Enexis in 2013 een netto-omzet van 1,4 miljard euro. Enexis is verantwoordelijk voor de Figuur 1 Werkgebied Elektriciteits- en gasnetwerk Enexis (Enexis aansluiting van ongeveer 2,6 miljoen B.V., 2013) huishoudens, bedrijven en overheidsinstellingen. Enexis zorgt als netbeheerder voor de stroom- en gasvoorzieningen bij deze klanten, die vervolgens zelf kunnen kiezen van welke leverancier zij het gas en/of de stroom afnemen. Als netbeheerder heeft Enexis het beheer over kabels en leidingen in de straten van hun netwerken. Enexis zorgt voor het onderhoud van deze kabels en leidingen en waar nodig vernieuwt ze deze. Dit zorgt ervoor dat het aantal storingen beperkt blijft. Zonder onderhoud en vernieuwing zullen de gas- en elektriciteitsnetten verouderen, waardoor het aantal storingsminuten1 toeneemt. De verantwoordelijkheden van Enexis zijn: Meterstanden opnemen Aanleg van het netwerk Beheer van het netwerk Onderhoud van het netwerk Storingen oplossen in het netwerk Ontwikkeling van het netwerk (Enexis B.V., 2013) 1.2 Enexis Training & Opleiding De werknemers van Enexis hebben behoefte aan training en opleiding. Dit wordt verzorgd door de afdeling Enexis Training & Opleiding (ET&O). Voor de beeldvorming over de afdeling ET&O kunt u het organigram bekijken in bijlage 2. Deze afdeling verzorgt en ontwikkelt opleidingen voor de eigen medewerkers en voor de medewerkers van gecontracteerde aannemers. Dit zijn veelal competentie-, technische- en veiligheidstrainingen. Hiermee waarborgt Enexis dat zij werken conform hun veiligheidsvoorschriften, werkmethoden en procedures. 1 Aantal minuten dat een huishouden per jaar geen stroom en/of gas ontvangt 6 ET&O heeft eigen docenten en opleidingslocaties in Hoogeveen en Eindhoven om met name de veiligheids- en technische trainingen te kunnen faciliteren. Deze locaties beschikken over een schakelruimte, een montageruimte en meerdere theorielokalen. ET&O biedt een programma voor praktijktrainingen op het gebied van gas en elektriciteit. Veiligheid staat bij Enexis hoog in het vaandel. Veilig werken is zeer belangrijk, dus veiligheidstrainingen van ET&O leveren een belangrijke bijdrage aan het veilig uitvoeren van werkzaamheden door monteurs. 1.3 De afdeling Infra Services De monteurs die worden opgeleid door ET&O werken voor de afdeling Infra Services. Deze afdeling is de grootste klant van ET&O. Infra Services is verantwoordelijk voor de aanleg en onderhoud van de netten van Enexis. Daarnaast zijn zij verantwoordelijkheid voor het oplossen van storingen. Om deze taken uit te voeren heeft Infra Services behoefte aan storingsmonteurs. Een belangrijk onderdeel van het onderzoek is de wens van Infra Services, als grootste klant van ET&O. De beschrijving van de taken, behoeften en wensen van Infra Services is verderop in het onderzoek uitgewerkt. 1.4 Aanleiding Als beheerder van het energienetwerk heeft Enexis, specifiek de afdeling Infra Services, behoefte aan storingsmonteurs. Deze monteurs zijn nodig om tijdig storingen in het netwerk te kunnen oplossen en daarmee de servicegraad hoog te houden. Om te kunnen voorzien in voldoende technisch personeel heeft ET&O opleidingen ontwikkeld voor Enexis. In de afgelopen jaren zijn er meer aanbieders op ‘de opleidingsmarkt’ gekomen die (onderdelen van) deze opleidingen ook zijn gaan aanbieden. ET&O weet door ervaring dat de manier waarop deze opleidingen zijn ingericht en opgezet, verschilt. Dit kan gebaseerd zijn op verschillende elementen zoals inhoud, kosten en tijdsduur. Dit is bij de interne klant ook niet onopgemerkt gebleven en ET&O krijgt dan ook vragen vanuit Infra Services waarom (onderdelen van) de opleidingen duurder zijn of langer duren dan bij andere aanbieders. Deze vragen betreffen vooral de competentiegerichte opleidingen waarbinnen een cursist zelfstandig de verschillende modules doorloopt. Deze opleidingen betreffen monteur data/elektra (niveau 2) en eerste monteur data/elektra (niveau 3). Vervolgens is de vraag bij de afdeling ET&O ontstaan waar zij staat met haar opleidingen tot (eerste) monteur data/elektra. Daarom wil ET&O graag een objectieve vergelijking met andere aanbieders. Er is onvoldoende zicht op soortgelijke technische trainingen die worden aangeboden door andere aanbieders in de markt. Bovendien heeft ET&O geconstateerd dat ze niet weet of de prijs-kwaliteit verhouding van de trainingen marktconform is. Kortom, wat biedt ET&O de interne klant, Infra Services, aan qua opleiding voor de prijs die hiervoor intern wordt doorberekend. Met deze informatie kan ze de interne klant beter informeren en daarnaast haar bestaansrecht aantonen. 1.5 Probleemstelling Hoe verhouden de opleidingen tot (eerste) monteur data/elektra van ET&O zich ten opzichte van de (eerste) monteur data/elektra opleidingen van de aannemers en op welke wijze kan ET&O haar aanbod optimaal afstemmen op de wens van de klant? 1.6 Doelstelling Binnen een periode van vijf maanden met als einddatum 13-03-2014 zal er een marktonderzoek verricht worden naar de data/elektra opleidingen tot monteur en eerste monteur van ET&O en aannemers en zal in kaart gebracht worden hoe ET&O haar aanbod optimaal kan afstemmen op de wens van de klant. 7 1.7 Deelvragen 1. Op welke manier kan de opleiding tot (eerste) monteur data/elektra in kaart gebracht worden? 2. Wat is de wens van de interne klant Infra Services? 3. Welke aanbieders kunnen vergeleken worden met Enexis? 4. Op welke manier kunnen de verschillende aanbieders vergeleken worden? 5. Hoe kan ET&O inspelen op de klantwens? Het totale overzicht van de deelvragen met de sub-deelvragen kunt u teruglezen in bijlage 3. 1.8 Afbakening In deze paragraaf wordt het onderzoek afgebakend, waarmee duidelijk wordt wat wel en niet tot het onderzoek behoort. 1.8.1 Opleidingen Dit onderzoek heeft betrekking op de opleidingen tot monteur data/elektra (niveau 2) en eerste monteur data/elektra (niveau 3). De opleidingen voor gas worden niet meegenomen in het onderzoek, omdat dit een ander vakgebied is en het qua tijdsduur niet haalbaar is. In de opleidingsmarkt zijn er vijf partijen die de (eerste) monteur data/elektra opleidingen verzorgen, namelijk netbeheerders, aannemers, ROC’s, particuliere opleidingsinstituten en een onafhankelijke stichting. 1.8.2 Aanbieders Collega-netbeheerders, ROC’s, particuliere opleidingsinstituten en de onafhankelijke stichting GOA leidingtechniek worden niet meegenomen in het onderzoek. Aannemers met een bedrijfsschool worden wel meegenomen in het onderzoek. Dit is in overleg met de stagebegeleider besloten. De stagebegeleider heeft aangegeven dat de aannemers met een bedrijfsschool de meest interessante partijen zijn om mee te vergelijken. Logischerwijs worden de particuliere opleiders niet meegenomen, omdat zij vooral gefocust zijn op theorie en zij geen bedrijfsschool hebben. Voorbeelden van particuliere opleiders zijn NCOI en LOI. De ROC’s worden niet meegenomen in het onderzoek. Ten eerste omdat dit geen interessante partij is voor de stage-organisatie. Ten tweede betreft dit een te grote groep in verband met de tijdsduur van het onderzoek. Daarnaast is de stichting GOA leidingtechniek ook afgevallen, want bij hen wordt de theorie en de praktijk extern verzorgd en dus beschikt zij niet over een bedrijfsschool. Na drie maanden bleken de collega-netbeheerders Liander en Joulz wel een interessante partij te zijn voor het onderzoek. Dit heeft als reden dat Enexis in de toekomst samen zal werken op het gebied van opleidingen. De onderzoekers hebben daarop contact opgenomen met deze partijen, maar zij gaven aan op korte termijn geen tijd te hebben. Uiteindelijk is in het onderzoek ET&O vergeleken met de het opleidingscentrum van BAM en het opleidingscentrum van Van Gelder, Gelderpoort. De reden hiervan is dat zij beschikken over een bedrijfsschool en dat voor de afdeling ET&O deze twee partijen interessant zijn. 1.8.3 Klanten In een markt is er altijd een vraagkant en een aanbodkant. Voor het marktonderzoek is de aanbodkant in de vorige paragraaf afgebakend. De vraagkant is in deze paragraaf afgebakend. De relevante klant voor dit marktonderzoek, is de afdeling Infra Services van Enexis. Zij is de grootste klant van ET&O die de corebusiness van Enexis uitvoert. ET&O leidt monteurs op voor deze afdeling. De aanleiding van het onderzoek komt vanuit 8 Infra Services. Daarnaast is het doel van het onderzoek het informeren van de klant Infra Services. Alle overige klanten worden buiten beschouwing gelaten in het onderzoek. 1.8.4 Elementen Om de opleidingen te kunnen vergelijken hebben de onderzoekers de opleiding verdeeld in elementen. In de opstartfase hebben de onderzoekers gesproken met de stagebegeleider en seniordocenten om een beeld te krijgen van de opleidingen. Dit heeft er voor gezorgd dat de onderzoekers een goed beeld hebben gekregen van de opleidingen en welke elementen hierbij betrokken zijn. Vervolgens hebben de onderzoekers een mind-map gemaakt waarbij hoofdelementen met sub elementen zijn genoemd. Uit de mindmap bleken er zeven hoofdelementen van een opleiding te zijn namelijk opzet, inhoud, kosten, tijdsduur, begeleiding, docent-cursistverhouding en locatie. In bijlage 4 is deze mindmap te vinden. Naast de zeven elementen van de opleidingen hebben de onderzoekers een achtste element voorgedragen aan de stagebegeleider, namelijk kwaliteit. Dit is volgens de onderzoekers een belangrijk element om mee te vergelijken. Echter is dit element niet meegenomen in de vergelijking. Dit is besloten in overleg met de stagebegeleider. Zij heeft aangegeven dat de kwaliteit van opleidingen gemeten kan worden met kritische succesfactoren en dat dit element niet interessant is voor het eindproduct. 1.8.5 BEI en VIAG Iedere monteur dient in het bezit te zijn van een BEI en/of VIAG certificaat. Deze veiligheidscertificaten zijn drie jaar geldig en zijn een bewijs dat een monteur bekwaam is en volgens de juiste veiligheidsprocedures kan werken. Binnen de BEI en de VIAG zijn er certificaten te behalen voor verschillende werkzaamheden, hierover kunt u meer lezen in bijlage 19.4. In het onderzoek zullen de kosten van de BEI en VIAG niet meegenomen worden. Uit de interviews en gesprekken met opleidingscoördinatoren en docenten blijkt dat het type aanwijzing dat een monteur moet behalen verschilt per opleiding, maar ook per regio. Hierdoor bleek het niet mogelijk om een zinvolle vergelijking van deze kosten te maken. 9 2. Methode van onderzoek In dit hoofdstuk worden de onderzoeksmethoden toegelicht. Tijdens het onderzoek is er voornamelijk gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek om de deelvragen en daarmee uiteindelijk de centrale vraag te beantwoorden. Daarnaast is er ook gewerkt met cijfermatige informatie zoals het berekenen van tarieven. 2.1 Kwalitatief onderzoek Binnen het onderzoek wordt er gebruik gemaakt van kwalitatief onderzoek. Dit onderzoek vindt plaats in het veld, waarin de onderzoekers geïnteresseerd zijn in de betekenis die verschillende personen aan situaties geven. Daarnaast wordt door middel van kwalitatief onderzoek meer diepgang bereikt, zodat het verhaal achter de cijfers en uitspraken uitgelegd kan worden (Verhoeven, 2008). 2.1.1 Deskresearch Voor het onderzoek is er een literatuurstudie gedaan naar relevante management- en marketingmodellen en theorieën over marktonderzoeken. De informatie uit het deskresearch en fieldresearch zullen samen tot conclusies en aanbevelingen leiden. Deze conclusies en aanbevelingen zullen gebaseerd zijn op verbanden tussen resultaten uit deze onderzoeksmethoden. Als deskresearch zijn de websites van de aanbieders van opleidingen onderzocht om tot meer informatie te komen. Daarnaast is er deskresearch uitgevoerd naar bestaande documenten zoals overzichten van opleidingen en opstellingen van kosten. Dit houdt in dat bestaande informatie binnen Enexis en andere aanbieders is gebruikt om de vraagstelling te beantwoorden (Verhoeven, 2008). 2.1.2 Fieldresearch De belangrijkste dataverzamelingsmethode voor dit onderzoek zijn half-gestructureerde interviews geweest. Door middel van half-gestructureerde interviews (hierna interview(s)) die voorbereid zijn met een topiclijst, is er doorgevraagd naar achterliggende motivaties. Dit zorgt ervoor dat de onderzoekers diepgaande informatie hebben ontvangen. Daarnaast is door middel van dit half-gestructureerde interview voor gezorgd, dat er plaats is voor de eigen inbreng van de respondent. De beleving van de respondenten is één van de belangrijkste uitgangspunten van deze interviews. Ook zorgt deze interviewmethode ervoor dat ze flexibel kunnen verlopen, zodat de respondent de ruimte krijgt om zijn verhaal te vertellen (Verhoeven, 2008). De elementen die meegenomen worden in het onderzoek zijn inhoud, opzet, kosten, tijdsduur, begeleiding, docent-cursist verhouding en de locatie. Door de halfgestructureerde interviews zijn er ook andere onderwerpen aan bod gekomen, waarvan sommige relevant zijn voor het onderzoek. De interviews kunnen verdeeld worden in interne en externe interviews. Interne interviews betreffen de seniordocenten, docenten opleidingscoördinatoren, teammanagers en opleidingsadviseurs van Enexis. Externe interviews betreffen de interviews bij het BAM opleidingscentrum en het opleidingscentrum Gelderpoort (Boeije, 2005). Naast de verschillende interviews is er ook informatie verzameld door middel van face-2face gesprekken, telefonische gesprekken en e-mail uitwisseling. Hiervoor is gekozen vanwege de grote hoeveelheid aan bestaande documenten, die maakten dat de onderzoekers behoefte hadden aan uitleg en verduidelijking. In bijlage 5 is het gespreksoverzicht opgenomen, waarin ook alle interviews vermeld zijn. 10 2.1.3 Populatie Binnen het veldonderzoek zijn er verschillende populaties bij de verschillende aanbieders. Op de afdeling ET&O werken 42 medewerkers. Het volledige overzicht van de afdeling ET&O kunt u terugvinden in bijlage 2. Dit is de totale populatie binnen ET&O. Er is gekozen voor de populatie-eenheden aan de hand van hun functie en de hoeveelheid informatie die ze kunnen verschaffen. Met de stagebegeleider is in kaart gebracht welke persoon, welke informatie kan verschaffen met betrekking tot het onderzoek. ET&O IS Docenten Seniordocenten Docenten Team managers Monteurs Opleidingsadviseurs Opleidingscoördinatoren Figuur 2 Interne populatie De totale populatie bij het BAM opleidingscentrum is drie medewerkers. Dit zijn de opleidingscoördinatoren voor elektra en gas en een administrateur. De totale populatie bij Gelderpoort is elf personen. Dit betreft één opleidingscoördinator, drie docenten, vier freelancers en drie administratieve medewerkers. 2.1.4 Selecte steekproef De populatie voor de analyse van de secundaire gegevens is het totaal aantal monteurs dat de eerste monteur data/elektra opleiding heeft afgerond bij ET&O. Deze exacte populatie is binnen ET&O niet bekend. Er is gebruik gemaakt van een selecte steekproef, omdat een willekeurige steekproef niet mogelijk bleek. Er moest namelijk op de juiste kenmerken geselecteerd worden om fouten in het databestand tegen te gaan. De selecte steekproef is als volgt getrokken. Allereerst is er geselecteerd op alle monteurs die geslaagd zijn voor niveau 3 in 2013. Dit leverde 46 monteurs op. Omdat enkele van deze monteurs door zijn gaan leren voor niveau 4 (opleiding Technicus Data/Elektra) en de kosten hiervoor worden meegerekend in het overzicht zijn deze geschrapt uit de lijst. Dit leverde een overzicht van 44 monteurs op. Bij het verder bestuderen van deze lijst bleken er monteurs dubbel in de lijst voor te komen (10), dit kwam door in het verleden uitgevoerde handmatige administratieve wijzigingen. Daarnaast zijn alle vakschoolleerlingen (3) uit de lijst geschrapt. De vakschoolleerlingen volgen namelijk meer theorie- en praktijklessen dan de reguliere cursisten. Dit leverde een totaal overzicht van 31 monteurs op. (Verhoeven, 2008) 11 2.2 Kwaliteit van het onderzoek Voor het kwalitatieve onderzoek zijn er half-gestructureerde interviews gehouden, omdat voor het onderzoek informatie nodig is met diepgang. Deze informatie kon niet verworven worden door middel van deskresearch, omdat de onderzoekers behoefte hebben aan vertrouwelijke en betrouwbare informatie. De interviews zijn voorbereid met een topiclijst. Deze topiclijsten zijn opgesteld vanuit de elementen van een opleiding. De topiclijsten kunt u terugvinden in bijlage 6. Voor het vastleggen van de interviews is er gebruik gemaakt van geluidsopnames. Dit is de kwaliteit van het onderzoek ten goede gekomen, omdat de onderzoekers zich op het gesprek hebben geconcentreerd en zich minder druk hebben gemaakt over de aantekeningen. Daarnaast wordt de kwaliteit van het onderzoek ook vergroot, doordat het wordt opgenomen, want de uitspraken van de respondenten vervormen niet door wijze van noteren en de opnames kunnen altijd teruggeluisterd worden. Alle geluidsopnames van de interviews zijn uitgewerkt als een transcriptie en zijn vervolgens gecodeerd. De geluidsopnames en transcripties zijn een belangrijke kwaliteitswaarborg voor het onderzoek. Door middel van coderen volgens een code-boom worden verschillen in interpretatie voorkomen door de onderzoekers. Daarnaast zijn er tijdens de interviews aantekeningen gemaakt, dit was bedoeld als teken van belangstelling (Verhoeven, 2008) (Boeije, 2005). 2.2.1 Validiteit Om de validiteit van de interviews te vergroten is er tijdens het plannen van de afspraak met de respondent zo veel mogelijk aan de respondent overgelaten, zodat de respondent het meest gunstige tijdstip voor zichzelf kon aangeven, zodat het interview niet onder druk staat van bijvoorbeeld een belangrijke afspraak. Dit heeft er voor gezorgd dat de geïnterviewde niet werd beïnvloed door de tijd. Dit aspect heet confounding (Pijl, 2008). Daarnaast is er gekeken naar het aspect sociale wenselijkheid. Dit houdt in dat niet alle antwoorden van de respondenten van de interviews voor waar zijn aangenomen. De onderzoekers hebben tijdens de interviews gemerkt dat de meeste respondenten antwoorden geven vanuit hun eigen belang. Daarnaast is het de onderzoekers opgevallen dat respondenten vaak geneigd zijn om een rooskleurig beeld te schetsen van hun eigen bedrijf en/of werkzaamheden (Verhoeven, 2008). Door het Hawthorne-effect wordt de interne validiteit van het onderzoek vergroot. Dit houdt in dat de bijdrage van externe respondenten meer valide wordt, doordat ze het idee en het gevoel krijgen dat hun bijdrage aan het onderzoek zeer belangrijk is. Dit heeft tot gevolg gehad dat de respondenten zich belangrijk en bijzonder voelden tijdens de interviews, waardoor er enthousiasme bij de respondenten is gecreëerd, wat heeft geleid tot meer inbreng en meer diepgang in informatie voor het onderzoek (Verhoeven, 2008) (Pijl, 2008). 2.2.2 Betrouwbaarheid De betrouwbaarheid van de gegevens uit de interviews wordt vergroot doordat dezelfde vragen aan verschillende medewerkers met verschillende functies gesteld worden. Als er overeenkomsten zijn in de antwoorden, kan er van uitgegaan worden dat de informatie juist is (Verhoeven, 2008). Zoals eerder vermeld zijn er voor alle interviews topiclijsten opgesteld vanuit een aantal onderwerpen waarop een antwoord dient te komen. Elk interview had dus ongeveer dezelfde onderwerpen om er voor te zorgen dat de antwoorden van de respondenten vergelijkbaar zijn. Daarnaast zijn alle interviews opgesteld vanuit de elementen van opleidingen, dit heeft er voor gezorgd dat er geen vragen zijn vergeten. De topiclijst heeft er ook voor gezorgd dat er ruimte was voor de eigen inbreng van de respondent, waardoor er onverwachte uitspraken zijn gedaan ten goede van het onderzoek (Boeije, 2005). 12 Voor het onderzoek is er bestaande informatie verzameld (secundaire gegevens) en is er informatie verzameld door middel van interviews (primaire gegevens). Het belangrijkste aspect van kwalitatief onderzoek is dat er waarde wordt gehecht aan de betekenis die de respondenten aan zaken geven. Voor dit onderzoek gaat het om de betekenis die de respondenten geven aan een aantal bestaande gegevens. De onderzoekers analyseren de bestaande materialen en stellen aan de hand hiervan vragen. Tijdens de interviews met bijvoorbeeld de seniordocenten worden deze vragen gesteld en vervolgens worden de bestaande (cijfermatige) gegevens bevestigd of ontkracht tijdens interviews. Dit houdt in dat deze dataverzamelingsmethoden gecombineerd worden in de opzet. Dit verhoogt de geldigheid van de resultaten. Het naast elkaar gebruiken van verschillende onderzoeksmethoden in het onderzoek wordt triangulatie genoemd. Uitspraken die binnen Enexis gedaan worden over andere aanbieders, worden voorgelegd bij de andere aanbieders in de vorm van een onderwerp. Bij een bevestiging van de uitspraken, betekent dit, dat er overeenkomsten zijn tussen de uitspraken van mensen met verschillende achtergronden. Dit zorgt voor meer betrouwbare resultaten en meer geldige uitspraken over die resultaten. (Verhoeven, 2008) In overleg met de stagebegeleider is besloten om twee opleidingscoördinatoren te interviewen om de wens van Infra Services in kaart te brengen. Er is gekozen voor opleidingscoördinatoren, omdat zij regelmatig met vestigingsmanagers van Infra Services een overleg hebben. Tijdens het analyseren van de resultaten uit deze interviews is gebleken dat de ontvangen informatie te abstract en te mager. Om de betrouwbaarheid van het onderzoek te vergroten, hebben de onderzoekers vervolgens besloten om contact op te nemen met een vestigingsmanager van Infra Services. De onderzoekers hebben een interview gehouden met deze vestigingsmanager en concrete uitspraken ontvangen over de wens van Infra Services. De betrouwbaarheid van het onderzoek is vergroot doordat ervoor gekozen is om een vestigingsmanager te interviewen die betrokken is geweest bij het opzetten van een versneld opleidingstraject door ET&O, dit om een tijdelijk tekort van monteurs op te vangen in een regio. Hierdoor heeft hij een goed beeld gekregen over de werk- en omgangswijze binnen de afdeling ET&O. Door met drie verschillende senior-docenten interviews te houden, die nauw betrokken zijn met de elektra-opleidingen, zal de betrouwbaarheid van het onderzoek vergroot worden. Hierdoor is er geprobeerd om minder afhankelijk te zijn van meningen en het onderzoek meer te baseren op feiten. Daarnaast wordt de betrouwbaarheid en validiteit van het onderzoek vergroot doordat er een tweetal keer bezoek is geweest aan het BAM opleidingscentrum. Tijdens het externe gedeelte van het onderzoek is de opleidingscoördinator van de BAM twee keer benaderd. Het tweede gesprek heeft er voor gezorgd dat er meer informatie verkregen is en dat de bestaande informatie duidelijker en completer is geworden voor de onderzoekers. Daarnaast is er sprake geweest van een interview met de administrateur die zorgt voor de administratie van de kosten. De administrateur bleek onvoldoende inzicht te hebben in de opleidingskosten. Dit heeft er voor gezorgd dat de onderzoekers de opbouw van de kosten hebben besproken met de opleidingscoördinator. De betrouwbaarheid van de resultaten van het externe onderzoek bij Gelderpoort zijn vergroot doordat er is gekozen voor een opleidingscoördinator die 20 jaar ervaring heeft binnen het opleidingscentrum. Daarnaast is de opleidingscoördinator de mentor-coach van de praktijkbegeleiders, dit houdt in dat hij de praktijkbegeleiders en de cursisten begeleidt. Dit heeft tot gevolg dat hij ook informatie kan verschaffen over het praktijkgedeelte in het werkveld (Verhoeven, 2008). 13 2.3 Analysemethode Bij het verwerken van de interviews is gebruik gemaakt van verschillende manieren van coderen en structureren. Dit is gebeurd via het stappenplan dat ‘de onderzoeksslang’ wordt genoemd. De eerste stap is het verzamelen van de gegevens door middel van interviews. Deze interviews worden uitgewerkt in de vorm van een transcriptie. Vervolgens zijn deze interviews uiteengerafeld door ze open te coderen. De gecodeerde interviews kunt u vinden in bijlage 7. Dit heeft een lange lijst met codes opgeleverd. Deze codes zijn vervolgens gegroepeerd en waar nodig zijn sommige codes samengevoegd, zodat er een duidelijke en overzichtelijke code-boom ontstond (zie bijlage 8). Dit wordt ook wel axiaal coderen genoemd, zoals weergegeven in figuur 3. De volgende stap is het verzamelen van citaten uit de interviews per code. Op deze manier worden alle citaten uit de interviews geclusterd per (deel)onderwerp. Aan de hand van deze verzamelde citaten hebben de onderzoekers uitspraken gedaan over de (deel)onderwerpen. Het hoofdstuk resultaten volgt dan ook grotendeels de code-boom (Boeije, 2005). Figuur 3 Axiaal coderen 14 3. Theoretisch kader Dit hoofdstuk geeft informatie over de theoretische modellen en methodes die gebruikt zijn voor het onderzoek. Per model en per methode is aangegeven hoe deze is toegepast binnen het onderzoek. 3.1 7S-model Het 7S-model wordt binnen het onderzoek gebruikt als beschrijving van de verschillende partijen in het onderzoek. Dit wordt gedaan om de lezer een beeld te geven van de verschillende organisaties. Het 7S-model is ontworpen door het adviesbureau McKinsey. Het model is ontwikkeld om de rol van visie als managementinstrument te analyseren. De visie van een organisatie staat centraal in dit model en zorgt voor de samenhang en sturing van de instrumenten. Het 7S-model bestaat uit zeven managementinstrumenten die allemaal even belangrijk zijn en sterk met elkaar samenhangen: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. Structuur: beschrijving van de organisatievorm Strategie: plan om doelstellingen te realiseren Systemen: informatie-, communicatie- en technische systemen Stijl: leiderschapsstijl Staf: totale human resources binnen de organisatie Significante waarden: de visie, gezamenlijke waarden die men heeft Sleutelvaardigheden: vaardigheden of activiteiten waarin de onderneming zich onderscheidt van de concurrentie (Marcus & Dam, 2009) 3.2 Organisatiestructuren van Mintzberg De organisatiestructuren van Mintzberg worden tijdens de beschrijving van de organisaties gebruikt om de organisatiestructuren van de verschillende bedrijven te beschrijven. Een organisatiestructuur komt volgens Mintzberg tot stand door het met elkaar in overeenstemming brengen van een aantal eigenschappen van organisaties. Mintzberg heeft het in plaats van organisatiestructuren over configuraties. In onderzoeken bij honderden bedrijven heeft Mintzberg zeven verschillende organisatievormen gevonden namelijk de ondernemersorganisatie, de machineorganisatie, de professionele organisatie, de divisieorganisatie, de innovatieve organisatie, de zendingsorganisatie en de politieke organisatie. (Marcus & Dam, 2009) 3.3 Concurrentiestrategieën van Porter De generieke concurrentiestrategieën van Porter worden gebruikt om bij de beschrijving van de organisaties de strategieën te benoemen die zij hanteren bij hun diensten. Concurrentie is de basis van het succes of het falen van bedrijven. Porter onderscheidt drie soorten concurrentiestrategieën die bedrijven kunnen gebruiken om zich te onderscheiden ten opzichte van haar concurrenten. De strategieën van kostenleiderschap en differentiatie zoeken concurrentievoordeel in een breed gebied van bedrijfstaksegmenten, terwijl de focusstrategie zich richt op kostenvoordeel (kostenfocus) of differentiatie (differentiatiefocus). 15 1. Kostenleiderschap: In deze strategie zet een bedrijf uiteen hoe het in zijn bedrijfstak de goedkope producent kan worden 2. Differentiatiestrategie: In deze strategie probeert een bedrijf uniek te zijn in een aantal elementen die door de kopers als belangrijk beschouwd worden. 3. Focusstrategie: Bij kostenfocus zoekt een bedrijf een kostenvoordeel in zijn doelsegment, terwijl bij differentiatiefocus een bedrijf differentiatie in zijn doelsegment zoekt. (Porter, 2000) 3.4 Hersey & Blanchard Het model van Hersey en Blanchard wordt gebruikt om de leiderschapsstijl van de bedrijven te beschrijven in het 7S-model. De benadering van Paul Hersey en Kenneth Blanchard wordt situationeel leiderschap genoemd, waarbij de leiderschapsstijl afhankelijk gesteld wordt van de mogelijkheden van de medewerker. Taakvolwassenheid van de medewerker bepaalt de leiderschapsstijl volgens Hersey & Blanchard. Taakvolwassenheid betekent de bekwaamheid om een bepaalde taak uit te voeren en de bereidheid om die taak en de daarbij behorende verantwoordelijkheden te aanvaarden. De vier leiderschapsstijlen die het model van Hersey & Blanchard noemt zij leiden, begeleiden, steunen en delegeren. (Marcus & Dam, 2009) (123management.nl) Figuur 4 Situationeel leiderschap 3.5 Certificering Alvorens de opleidingen met elkaar te vergelijken is er gekeken naar hoe deze opleidingen worden gecertificeerd. Zonder diploma’s en certificaten kan een monteur niet beginnen met werken. Ten eerste dient de monteur een STIPEL-certificaat te halen, zodat hij veilig en vakbekwaam kan werken. Daarnaast dient de monteur een diploma te hebben van het ROC, wat een bewijs is dat hij zijn MBO-opleiding heeft afgerond. Het ROC heeft altijd een samenwerking met een erkend leerbedrijf, waar de monteur de praktijk leert die, vereist is voor zijn diploma. 3.5.1 STIPEL De Stichting Persoonscertificatie Elektrotechniek (STIPEL) zorgt voor certificering van personen die werken met elektrische- en/of gasinstallaties. Het STIPEL-certificaat is vereist voor het veilig en vakbekwaam handelen rondom elektrotechnische en gastechnische systemen zoals verwoord in BEI en VIAG. Kortom, monteurs dienen een STIPEL-certificaat te halen naast hun reguliere diploma, om aan de slag te kunnen met elektrische- en/of gasinstallaties. Dit certificaat is drie jaar geldig en na drie jaar wordt een persoon opnieuw getoetst. Meer informatie over de BEI en VIAG is te lezen in bijlage 19.4. (Bijvoets, 2013) 16 3.5.2 Samenwerking met ROC’s De verschillende aanbieders van de data/elektra opleidingen hebben samenwerkingen met diverse ROC’s op het gebied van de theoriegedeeltes van de opleidingen. Het onderwijs dat wordt geleverd door de ROC’s sluit aan bij de praktijkopleidingen van de aanbieders. De theorielessen van de ROC dienen aan te sluiten op de praktijklessen en het ontwikkelen van een beroepshouding op school en op de werkplek. De ROC’s zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit die zij leveren en voor de toetsen en examens. In samenwerking met kenniscentra wordt de kwaliteit van leerbedrijven bewaakt. De kosten van het ROC bestaan uit lesgeld. Deze is wettelijk vastgesteld door het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW). Daarnaast komen er kosten bij voor de leermiddelen zoals boeken en readers. De wettelijke hoogte van het lesgeld van deeltijd MBO opleidingen is € 226 voor niveau 2 en € 549 voor niveau 3. (ROCVA, 2013) (Rijksoverheid, 2013/2014). 3.5.3 Een erkend leerbedrijf Bij een erkend leerbedrijf leren cursisten, die een mbo-opleiding in de bouw of infra volgen, de praktijk. Dit wordt de beroepspraktijkvorming (BPV) genoemd. De BPV is een belangrijk onderdeel van een middelbare beroepsopleiding. De organisatie Fundeon erkent organisaties als leerbedrijf voor de bouw- en infrasector. Deze bedrijven zorgen er dus voor dat er in de komende jaren voldoende vakmensen beschikbaar zijn. De belangrijkste voorwaarden voor het worden van een erkend leerbedrijf zijn: - Voor elk beroep waarvoor opgeleid wordt, dient apart erkend te worden Iedere cursist heeft een begeleider (beroepsbeoefenaar) Het leerbedrijf geeft de cursist tijd, ruimte en begeleiding om het vak te leren, naar school te gaan en praktijktoetsen te maken. (Fundeon, n.b.) (Kenteq, 2013) 3.5.4 Kwalificatiedossier De ROC’s geven een erkend diploma af. Nadat de cursist de theorie (ROC) en de praktijk (erkend leerbedrijf) met goed gevolg heeft afgerond. Ten grondslag van ieder diploma in het MBO ligt een kwalificatiedossier. Hierin wordt een omschrijving gegeven van de beroepsgroep en de competenties die zij nodig heeft. Deze worden uitgewerkt in kwalificaties. Deze vormen in hoofdlijnen het diploma. De kwalificaties zijn uitgewerkt in kerntaken en de bijbehorende werkprocessen. Ieder kwalificatiedossier heeft een eigen crebo-nummer (Centraal Register Beroepsopleidingen), zodat het diploma herkenbaar is. Iedere ROC mag op haar eigen wijze invulling geven aan het kwalificatiedossier zolang er wordt voldaan aan de competenties in het kwalificatiedossier. (Beroepsonderwijs, 2013) 17 3.6 Leerstijlen van Kolb De leerstijlen van Kolb worden gebruikt om de cursisten van opleidingen te typeren. Het uitgangspunt van Kolb is het ervaringsleren. Kolb schetst ervaringsleren als tegenstelling van het theoretisch leren. Door middel van dit model wordt duidelijk wat de leerstijlen zijn van de verschillende soorten cursisten. De vier leerstijlen van Kolb 1. 2. 3. 4. De De De De doener – concreet ervaren denker – waarnemen en overdenken dromer – analyseren en abstract denken beslisser – gestructureerd experimenteren (Kaldeway, 2005) 3.7 De theorie van Illeris De theorie van Illeris zal gebruikt worden om inzicht te krijgen in het leerproces van de cursisten om vervolgens uitspraken te kunnen doen over de manier waarop ET&O aansluit bij de dimensies van leren. De theorie van Illeris wordt in de publicatie ‘Leren door werk’ beschreven als een leerproces met drie dimensies, namelijk de cognitieve dimensie, de emotionele dimensie en de sociale dimensie. Binnen de cognitieve dimensie passen de begrippen voorkennis en competenties. Binnen de emotionele dimensie passen de begrippen motivatie, emotie en bereidheid. Binnen de sociale dimensie passen de begrippen aspecten van de werkomgeving, de begeleiding en de werkdruk. De drie dimensies hebben invloed op elkaar. Wanneer er factoren zijn die een van de dimensies negatief beïnvloeden, dan zal dit negatieve gevolgen hebben voor het leerproces. Volgens de theorie van Illeris kan er in vier vormen kennis verworven worden namelijk door accumulatie, assimilatie, accommodatie en transformatie. - Accumulatie: leren zonder voorkennis Assimilatie: leren van iets nieuws zonder inspanning doordat deze aansluit bij huidige kennis Accommodatie: het verschijnsel dat optreedt als nieuwe kennis niet aansluit op huidige kennis waarvoor meer motivatie en inspanning nodig is Transformatie: de lerende voelt de noodzaak om zich verder te ontwikkelen op een bepaalde competentie (Poortman & Visser, 2009) 3.8 Het 70-20-10 model van Lombardo & Eichinger Het 70-20-10 model van Lombardo & Eichinger wordt in het onderzoek gebruikt om aan te geven welke manieren van leren leiden tot een goede leeromgeving. Het 70-20-10 model kan toegepast worden bij studies en bij innovatiemanagement. Voor het onderzoek is het relevant om te kijken naar het 70-20-10 model bij studies. Het 7020-10 model houdt in dat cursisten ongeveer 70% leren op de werkplek. Dit houdt in het opdoen van ervaring en problemen oplossen. Daarnaast leren cursisten 20% door feedback van anderen en door interactie met anderen. De overige 10% bestaat uit het leren via traditionele scholing, dit houdt trainingen en cursussen in. 70% Op de werkplek 20% Door feedback en interactie 10% Door traditionele scholing Figuur 5 Het 70-20-10 model 18 Bij deze leeromgeving is de transfer van belang. De transfer binnen een leerproces is de mate waarin de kennis en vaardigheden die zijn opgedaan tijdens het leerproces, toegepast worden in andere situaties. De theorie van een opleiding zorgt voor een bepaald denkniveau en de praktijk van een opleiding zorgt voor een bepaald werkniveau. Dit totale denk- en werkniveau wordt verhoogd wanneer deze twee delen van een opleiding goed op elkaar aansluiten, waardoor dus de transfer wordt verhoogd. (Jennings & Wargnier, 2010) 3.9 Boeien en Binden Medewerkers willen zich identificeren met de missie, normen en waarden van een organisatie. Dit houdt in dat medewerkers een verbinding willen met de organisatie. Daarnaast willen zij leuk werk en gezellige collega’s, dit betekent boeien. De medewerkers zullen gebonden worden aan de organisatie als de identiteit van de organisatie wordt gecommuniceerd met deze medewerkers. Om de medewerkers te boeien moet er individueel geluisterd worden naar medewerkers. Er ontstaat als de organisatie op het interessante manier wordt verteld aan de medewerkers. Het gevoel van afstand is een oorzaak van ontbinding. Boeien is het inspelen op en erkennen van de kwaliteiten van medewerkers. De eisen die werknemers aan werk stellen, zijn aan het veranderen. Als het werk of de werkomgeving niet bevalt, kunnen medewerkers de organisatie verlaten. Medewerkers willen zich thuis voelen in het bedrijf waar zij werken. Medewerkers zijn op zoek naar een motiverende werkomgeving waarin zij zich kunnen ontplooien. De mate waarin naar medewerkers wordt geluisterd is bepalend voor de sfeer. Om medewerkers te binden aan de organisatie, moet duidelijk zijn wat de medewerkers willen. Hiervoor dienen er afspraken gemaakt te worden over maatwerk tussen de leidinggevende (manager) en de medewerker. Intensieve begeleiding en motiveren heeft een grote bijdrage aan het succes van medewerkers. Het is belangrijk dat een medewerker wordt aangesproken op zowel goede en slechte punten in het werk. Als een medewerker niet of slecht begeleid wordt, wordt het moeilijk om te ontwikkelen tot een hoger niveau. (Koeleman, 2008)(Colsen & Bruel, 2013) 3.10 Interne communicatie In het onderzoek wordt het onderwerp interne communicatie meegenomen om uitspraken te doen over welke manier van intern communiceren het best past bij verschillende soorten informatiebehoeften. Interne communicatie is van groot belang voor het optimaal uitvoeren van de werkzaamheden van de organisatie. Deze informatie leidt ertoe dat de medewerkers weten wat hun taken zijn, voor wie zij deze taken uitvoeren en wat hiervan de betekenis is voor de organisatie. Om als organisatie externen goed te kunnen informeren dient allereerst de interne communicatie goed te zijn. Binnen interne communicatie wordt er onderscheid gemaakt in de actie-visie methode en de interactie-visie methode. Actie-visie: De actie-visie binnen interne communicatie is communicatie gericht op medewerkers in het bedrijf. Het doel hiervan is vooral informeren. Deze visie leidt tot overtuiging, meer kennis en veranderingen in gedrag. Interactie-visie: De interactie-visie binnen interne communicatie is gericht op communicatie tussen medewerkers. Het doel hiervan is het ondersteunen van een proces. Deze methode van communiceren is essentieel voor een goede samenwerking tussen verschillende medewerkers. Deze interactie zorgt voor 19 betere uitkomsten die bijdragen aan het werk van de medewerkers. Voorbeelden waarin de interactie-visie methode gebruikt kan worden zijn overleggen, gesprekken en trainingen. Informatiebehoeften Binnen organisaties hebben medewerkers behoefte aan verschillende soorten informatie. Naast informatie van hun team, hebben ze ook behoefte aan informatie van de unit, de divisie en de organisatie. Figuur 6 geeft inzicht hoe de verhouding ligt tussen de behoeftes. In dit figuur wordt de informatiebehoefte omschreven als ‘identificatie’. (Reijnders, 2006) (Vanhove, 2006) Figuur 6 Informatiebehoeftes binnen organisaties 3.11 Competing Values Framework In het onderzoek wordt de Competing Values Framework meegenomen om de bedrijfsculturen te beschrijven. Dit model van Quinn en Rohrbaugh wordt gebruikt om bedrijfsculturen te typeren. Het Competing Values Framework heeft vier dimensies namelijk; De mensgericht bedrijfscultuur: Deze cultuur kenmerkt zich door het centraal stellen van medewerkers De resultaatgericht bedrijfscultuur: Bij deze cultuur wordt er gefocust op het behalen van rendement. De beheersgerichte bedrijfscultuur: Bij deze cultuur zijn regels en processen belangrijk. De innovatiegerichte bedrijfscultuur: Bij de innovatiegerichte cultuur is gericht op het voortdurend ontwikkelen van producten en diensten. (Quinn, 2010) 20 4. De data/elektra opleidingen Dit hoofdstuk geeft een beeld van de opleiding tot (eerste) monteur data/elektra. Hierbij wordt duidelijk wat de werkzaamheden zijn tijdens de opleidingen en wat de toelatingseisen zijn. Werkzaamheden Toelatingseisen Niveau 2: Aanleggen en monteren van transport- en distributienetten Onderhouden van en verhelpen van storingen in transport- en distributienetten Niveau 3: Aanleggen en monteren van transport- en distributienetten Onderhouden van en verhelpen van storingen in transport- en distributienetten Verrichten van werkzaamheden in en in bedrijf stellen van stations/datanetwerken Organiseren uit te voeren werk Niveau 2: officieel geen toelatingseisen, wel handig als er sprake is van een vooropleiding in elektrotechniek Niveau 3: Niveau 2 diploma (Fundeon & Kenteq, 2011-2012) 4.1 De werkzaamheden Binnen het vak data/elektra is er onderscheid gemaakt in de MBO-niveaus 2, 3 en 4. Voor het onderzoek wordt er specifiek ingezoomd op niveau 2 en niveau 3. Een cursist die niveau 2 afrondt, is een monteur data/elektra. Een cursist die vervolgens ook niveau 3 afrondt, is eerste monteur data/elektra. Tijdens de opleidingen in niveau 2 krijgen cursisten les in het aanleggen en monteren van transport- en distributienetten. Daarnaast worden ze opgeleid voor het onderhouden en verhelpen van storingen in deze netten. De werkzaamheden in niveau 3 zijn gelijk aan niveau 2, er komt echter nog het verrichten van werkzaamheden in en in het bedrijf stellen van stations/datanetwerken bij. Ook dienen zij het uit te voeren werk te organiseren. Dit betekent dat de niveau 3 monteur meer verantwoordelijkheden krijgt. De niveaus 2 en 3 kunnen ook op een andere manier onderverdeeld worden, namelijk door middel van de leerstijlen van Kolb. Dit houdt in dat aan niveau 2 de leerstijl doener gekoppeld kan worden en aan niveau 3 kan de leerstijl denker gekoppeld worden. Hieruit blijkt dat niveau 2 vooral gebaseerd is op het werken met de handen, dus het opdoen van handvaardigheid en dat niveau 3 analytisch denkvermogen vergt en meer lust tot leren, omdat de hoeveelheid en het niveau van de theorie groter is dan de niveau 2. Gedurende de data/elektra opleidingen is er veel aandacht voor veiligheid, want werken met elektra brengt risico’s met zich mee. Dus naast de niveaus 2 en 3 is het van belang dat de cursisten hun veiligheidscertificaten halen, zodat ze in het werkveld aan de slag kunnen. De gedetailleerde beschrijving van de taken van de (eerste) monteur data/elektra kunt u teruglezen in bijlage 9. (Fundeon & Kenteq, 2011-2012) (Kenteq, 2009-2010) 4.2 De toelatingseisen Volgens de opleidingscoördinatoren van de verschillende aanbieders zijn er officieel geen toelatingseisen voor de opleiding monteur data/elektra. Het is echter wel handig als de cursist een vooropleiding heeft gedaan in de elektrotechniek. Dit is in het voordeel van de cursist, want met een eventuele vooropleiding zal de cursist de opleiding sneller afronden. De toelatingseis voor de opleiding tot eerste monteur data/elektra is dat de cursist een MBO-diploma monteur data/elektra heeft. 21 5. De markt Zoals in iedere markt is er in de opleidingsmarkt ook sprake van een vraag- en een aanbodkant. De klant in de context van dit onderzoek is de afdeling Infra Services, de aanbieders zijn Enexis Training & Opleiding, BAM opleidingscentrum en Opleidingscentrum Gelderpoort. De afbakening is reeds besproken in paragraaf 1.8. In dit hoofdstuk worden de klant en de wens van de klant besproken. Vervolgens wordt er een beschrijving gegeven van de aanbieders; dit is de eerste stap naar de vergelijking van het aanbod van de onderzochte aanbieders. 5.1 De klant Infra Services is het belangrijkste onderdeel van Enexis. Infra Services is de interne klant van ET&O op het gebied van elektra-opleidingen. Infra Services verzorgt de corebusiness van Enexis. Zij is verantwoordelijk voor de daadwerkelijke levering van stroom en gas. De afdelingen Logistiek en Transport maken deel uit van Infra Services. Onder Transport valt ook Onderhoud & Storingen. Zij plegen onderhoud aan het netwerk en verhelpen storingen. De werkzaamheden van de afdeling Logistiek zijn onder andere het leveren van de materialen om de netten te onderhouden en storingen te verhelpen. Tot slot is de afdeling Infra Services ook verantwoordelijk voor nieuwbouw- en vervangingsprojecten. Infra Services wil vakmensen aantrekken en opleiden en een afdeling zijn waar medewerkers zich continu kunnen ontwikkelen. De richtlijnen binnen de BEI/VIAG zijn de basis voor het veilig werken van de medewerkers en is daarmee het uitgangspunt van Infra Services. Het belangrijkste doel van Infra Services is het snel en veilig oplossen van storingen en hiervoor dienen voldoende monteurs en uitvoerders beschikbaar te zijn. Recent is er een reorganisatie geweest binnen Infra Services. Dit had als reden dat ze meer wilden focussen op productie. Dit houdt in dat de uren die de monteurs aanwezig zijn, ook besteed worden aan werkzaamheden in het werkveld. (Enexis, 2013) 5.2 De klantvraag Om de wens van de klant Infra Services in kaart te brengen, zijn er interviews uitgevoerd met opleidingscoördinatoren en de vestigingsmanager van Infra Services regio BrabantWest. Allereerst ontstaat bij Infra Services het idee dat de opzet van ET&O erg vrijblijvend is en dat deze opzet niet aansluit bij de weg die Infra Services is ingeslagen met hun reorganisatie. Tijdens deze reorganisatie is de focus meer op de productie komen te liggen. De cultuur van Infra Services kan beschreven worden als een resultaatgerichte cultuur volgens het model van Quinn & Rohrbaugh. Het vermoeden ontstaat dat zijinstromers gedemotiveerd raken, omdat zij gewend zijn aan een andere werkcultuur. Deze werkcultuur kenmerkt zich met vroeg opstaan en hard werken. Bij deze cursisten ontstaat er verwarring als ze de vrijblijvendheid van de opleiding ervaren, terwijl gemotiveerdheid van cursisten zeer gewenst is voor het succesvol afronden van de opleiding en voor de toekomst van Enexis. Infra Services zou graag willen zien dat ET&O meegaat in deze focus, dit houdt ook in dat iedere euro, uiteindelijk gemeenschapsgeld, verantwoord wordt geïnvesteerd. Deze hele gedachte leidt tot de vraag van Infra Services of de huidige opleidingsplattegrond nog past in deze tijd. (Quinn, 2010) Het is de wens van Infra Services om cursisten met een relevante werkervaring binnen het werkveld data/elektra en vooropleiding sneller door de opleidingsplattegrond te laten lopen, waardoor er bovendien geanticipeerd wordt op de behoefte van deze cursisten. Bijkomend effect is dat deze cursisten eerder praktijkervaring op kunnen doen. Hiermee wil Infra Services aangeven dat ET&O de huidige opleidingsplattegrond in dergelijke 22 gevallen los dient te laten en open dient te staan voor eventuel maatwerk en dit ook dient te faciliteren. Een belangrijke wens van Infra Services is om de opleiding en de beroepspraktijkvorming in elkaar te schuiven. Infra Services is geen voorstander van het verkorten van de opleiding puur om te verkorten en vindt de kwaliteit het belangrijkst. Dat betekent niet dat er niet gekeken hoeft te worden of het korter kan, waardoor er eerder ervaring wordt opgedaan in de praktijk. De vestigingsmanager van Infra Services ziet graag dat ET&O hierin het voortouw neemt en de regio’s opzoekt om dit te organiseren. Dit verkort de tijd die een monteur nodig heeft om na zijn opleiding 100% inzetbaar te zijn door Infra Services. Infra Services ervaart namelijk dat de monteur de eerste jaren nauwelijks productie draait. Een belangrijk aspect van de beroepspraktijkvorming is dat een monteur goede begeleiding krijgt. Dit dient volgens de vestigingsmanager samen met ET&O opgezet te worden. Door de seniordocenten en opleidingscoördinatoren wordt aangegeven dat het niet altijd even gemakkelijk is om werk voor de beroepspraktijkvorming van de cursist te vinden, doordat er in de regio onvoldoende werk is dat aansluit op de opleiding van de cursist. Daarentegen geeft de vestigingsmanager aan dat er altijd werk is. Elk jaar krijgt Infra Services vanuit de opdrachtgever Asset Management opdrachten voor het gehele jaar. Als mogelijke oorzaak gaf de vestigingsmanager aan dat er door de opdrachtgever Asset Management zo strak wordt gestuurd op kosten dat het moeilijk is om monteurs in opleiding te plaatsen bij projecten, omdat dit de kosten van een project doet stijgen. Hetzelfde project kan immers uitsluitend met ervaren monteurs sneller en goedkoper worden afgerond. Volgens de vestigingsmanager mag een opleiding geld kosten, maar iedere euro die geïnvesteerd wordt moet effectief besteed worden. Er worden tenslotte cursisten opgeleid om de infrastructuur op orde te houden en dit wordt gedaan met gemeenschapsgeld. Daarnaast wordt er aangegeven dat de cursisten er bewust van worden wie Enexis is, wat Enexis doet en dat er gewerkt wordt met gemeenschapsgeld. Dat deze monteurs in de toekomst ervoor moeten zorgen dat zij een belangrijke functie uitvoeren ten behoeve van de maatschappij en de economie. Dit zal motiverend werken voor de cursisten. Uit de interviews met seniordocenten, opleidingscoördinatoren en de vestigingsmanager van Infra Services komen de volgende kenmerken naar voren waarvan het wenselijk is dat de monteur deze bezit: gemotiveerd, passie, graag willen, aanpakken, frisse blik, klantvriendelijk en vol energie. Wanneer Infra Services kijkt naar de begeleiding van de cursisten, dan vindt zij dat deze nogal eens te wensen over laat. Het vrijblijvende karakter van de opleidingsplattegrond en het feit dat er niemand eindverantwoordelijk is voor de cursist zorgt ervoor dat de begeleiding onvoldoende is. Daarnaast vinden zij het van belang dat de regio wordt betrokken bij de planning van de opleiding van de cursist. Infra Services ziet graag dat er intern opgeleid wordt door ET&O, met als voorwaarde dat ET&O zich gaat professionaliseren en dus meegaat in de focus van Infra Services. 5.3 De aanbieders In deze paragraaf wordt ingezoomd op de aanbieders Enexis Training & Opleiding, het BAM opleidingscentrum en het opleidingscentrum Gelderpoort door middel van het 7Smodel van McKinsey. Dit wordt gedaan om een beeld te geven van de organisaties alvorens de onderzoeksresultaten worden gepresenteerd. 23 5.3.1 Enexis Training & Opleiding (Enexis) ET&O is de ondersteunende staf van de organisatie Enexis. Zij verzorgt opleidingen voor cursisten om te werken als monteur bij de afdeling Infra Services. Strategy Systems Structure Shared values Style Staff Skills Volgens Porter kan de strategie van ET&O benoemd worden als differentiatiefocusstrategie. Deze strategie is erop gericht om een uniek beeld van de dienst te creëren. Daarnaast focust ET&O zich op het opleiden van monteurs voor haar eigen organisatie. Door innovatief te zijn, goede klantenservice en een goede kwaliteit aan te bieden voor een betaalbare prijs, wil ET&O zich onderscheiden. Het leerplein: online platform voor trainingen en informatie X-net: intranet van Enexis Documentenschijf: uitwisseling van documenten ET&O is de ondersteunende staf van Enexis. Enexis is volgens de theorie van Mintzberg een machineorganisatie. ET&O is een afdeling van de organisatie Enexis en kan niet beschreven worden met de theorie van Mintzberg. ET&O biedt een opleidingspakket aan, waarin zij adviseren, faciliteren, signaleren en doceren. Om dit te kunnen doen hebben zij de volgende zaken nodig: Kennis, Samenwerking, Processen en Positionering. Binnen ET&O kan er onderscheid gemaakt worden in twee leiderschapsstijlen van Hersey & Blanchard namelijk, delegeren en ondersteunen. Delegeren geldt voor de cursisten in opleiding. Ondersteunen geldt voor de medewerkers binnen de afdeling ET&O. Manager, teammanagers, opleidingsadviseurs, seniordocenten, docenten, planners, managementassistenten, medewerkers project & advies, functioneel applicatiebeheerder Uniek trainingsportfolio (Enexis B.V., 2013), (Enexis Training en Opleiding, 2013) 5.3.2 BAM Infratechniek Opleidingscentrum Sinds 2007 verzorgt het BAM opleidingscentrum opleidingen voor de BAM zelf en voor andere energiebedrijven. Het BAM opleidingscentrum bevindt zich in Halfweg. Zij verzorgen diverse competentiegerichte opleidingen en veiligheidstrainingen. Strategy Systems Structure Shared values Style Staff Skills De strategie van BAM opleidingscentrum is volgens de concurrentiestrategieën van Porter, een focusstrategie. Hierbij ligt de focus op de medewerkers en de opleiding. Beoordeling en individueel portfolio voor iedere cursist Het opleidingscentrum van BAM wordt volgens Mintzberg getypeerd als een ondernemende organisatie. Het opleidingscentrum kenmerkt zich door een platte structuur. Als topmanager binnen deze structuur kan de opleidingscoördinator gezien worden. De belangrijkste waarden van het BAM opleidingscentrum voor haar cursisten en haar opleidingen zijn gezondheid, veiligheid, gelijkheid, diversiteit en ontwikkeling. Volgens het model van Hersey & Blanchard is er binnen het opleidingscentrum sprake van de leiderschapsstijl begeleiden. Het BAM opleidingscentrum heeft een informele werksfeer Twee opleidingscoördinatoren (tevens praktijkdocent), twee ROC-docenten, één administrateur Betrokkenheid en begeleiding (www.baminfratechniek.nl) 24 5.3.3 Gelderpoort Gelderpoort leidt monteurs op voor van Gelder en andere energiebedrijven. Bij het opleidingscentrum worden cursisten opgeleid volgens de laatste methoden, technieken en regelgeving, zodat veilig aan het werk kunnen. Strategy Systems Structure Shared values Style Staff Skills Volgens de concurrentiestrategieën van Porter hanteert Gelderpoort de differentiatiestrategie. Het doel van het opleidingscentrum is om zich te onderscheiden op het gebied van service, dienstbaarheid en betrouwbaarheid door middel van haar opleidingen. De informatiestroom tussen begeleiders van cursisten over de voortgang. Het programma skill-manager wordt binnen Gelderpoort gebruikt om alle informatie over cursisten op te nemen Het opleidingscentrum Gelderpoort is volgens de theorie van Mintzberg een bureaucratie. De begrippen veiligheid, duurzaamheid, milieu en re-integratiedienstverlening zijn zeer belangrijk binnen van Gelder. Binnen Gelderpoort wordt er door de opleidingscoördinator aangegeven dat veiligheid het allerbelangrijkste is binnen het opleiden De leiderschapsstijl binnen Gelderpoort is volgens het model van Hersey & Blanchard, een begeleidende leiderschapsstijl. De voortgang van de cursist wordt bijgehouden door verschillende mensen en er vinden diverse gesprekken plaats om de voortgang bij te houden. Opleidingscoördinator, werkbegeleiders, docenten, administrateurs Gerichte opleidingsmogelijkheden, service, dienstbaarheid en betrouwbaarheid. (Gelderpoort, 2014) In bijlage 10 kunt u de volledige invulling van het 7S-model voor alle aanbieders lezen. 25 6. Het marktonderzoek In dit hoofdstuk worden de verschillende aanbieders met elkaar vergeleken. Deze vergelijking is gebaseerd op de elementen opzet, inhoud, kosten, tijdsduur, begeleiding, docent-cursist verhouding en locatie. 6.1 De opzet Deze paragraaf geeft inzicht in de opzet van de opleidingen van de verschillende aanbieders. De opleidingen bestaan uit theorie- en praktijkgedeeltes. In deze paragraaf wordt duidelijk hoe deze theorie en praktijk is geregeld binnen de opleidingen van de aanbieders. ET&O BAM Van Gelder Huidige opleidingsplattegrond Niv. 2: Laagspanning Niv. 3: Middenspanning Niv. 1: Assistent opleiding Niv. 2: Uitstroomdifferentiatie Laagspanning Niv. 2: LS en MS Nieuwe blokkenstructuur Niv. 2: LS en MS Niv. 3: LS en MS Niv. 3: Uitstroomdifferentiatie Middenspanning Competentiegericht Klassikaal Klassikaal Vakschool – Zij-instroom Doener - Denker Vakschool – Zij-instroom ROC naar opleidingslocatie ROC naar opleidingslocatie Cursisten naar ROC Niv. 3: LS en MS 6.1.1 Enexis Training & Opleiding Binnen ET&O is er op dit moment sprake van een oude (de huidige) en een nieuwe opzet. De huidige opzet kenmerkt zich met het competentiegericht opleiden. De opleidingen zijn ingericht op basis van inloopdagen voor praktijklessen. Dit houdt in dat de cursist zelf bepaalt wanneer hij zich inschrijft voor een module en wanneer hij komt oefenen op een praktijkdag. Dit vergt een grote verantwoordelijkheid van de cursisten. De huidige opleidingsplattegrond is afgebeeld in bijlage 11. Volgens seniordocenten zorgt deze manier van opleiden voor een lange doorlooptijd, omdat de sturing volledig bij de cursist ligt. Elke cursist doorloopt de modules individueel. Volgens seniordocenten en opleidingsadviseurs leidt dit tot vertraging in de voortgang, want het is onduidelijk waar de cursist zich bevindt in de opleiding en hierdoor wordt het lastig om te sturen en objectief te beoordelen. Ook brengt dit met zich mee dat het plannen van de beroepspraktijkvorming moeilijker wordt. Voor docenten is de huidige opzet lastig omdat iedere cursist met een ander doel naar een praktijkdag komt. Wanneer er bijvoorbeeld zes monteurs naar een praktijkdag komen die allemaal een andere montagetechniek willen oefenen, dan zorgt dit voor een verhoging van de belasting van de docent. Een van de eerste modules die de cursisten zelfstandig moeten doorlopen is de module ‘Introductie nieuwe medewerkers’. Hierin wordt aandacht besteed aan allerlei administratieve zaken zoals uren registreren en declareren. Als introductie van het bedrijf wordt er een internetlink gegeven naar een kort promotiefilmpje over Enexis. Daarnaast wordt er in deze module veel aandacht besteed aan het contact met klanten. De opleidingsgroep bestaat uit zij-instromers en vakschooljongens. De zij-instromers zijn cursisten die reeds een vooropleiding hebben genoten of die van een aannemer afkomen en al kennis hebben over een aantal werkzaamheden binnen het vak. Deze groep bestaat 26 vaak uit cursisten van wat oudere leeftijd en met meer discipline. Vakschooljongens zijn cursisten die weinig tot geen kennis hebben van het vak. Deze groep kenmerkt zich door een jongere leeftijd en deze groep heeft meer behoefte aan aandacht en begeleiding. Voor de theorie zijn er vaste dagen waarop meerdere ROC-docenten bij Enexis theorielessen verzorgen. De theorie wordt bepaald door de docenten van het ROC. Het is echter wel belangrijk dat het praktijk- en theoriegedeelte op elkaar aan sluiten waardoor de cursisten het sneller en beter begrijpen. Binnen ET&O wordt de toetsing voor de vakschool en de zij-instromers anders ingericht. Bij de zij-instromers wordt er getoetst door middel van één Proeve van Bekwaamheid (PVB). Bij de vakschoolcursisten wordt deze PVB in tweeën verdeeld. Dit geeft ET&O de mogelijkheid om twee toets-momenten in de opleiding te zetten. Deze opzet geldt voor niveau 2 en niveau 3. De PVB wordt afgenomen op de opleidingslocaties van ET&O. In september 2014 zal er gestart worden met een nieuwe opleidingsplattegrond. Deze nieuwe opleidingsplattegrond bestaat uit blokken met daarin de verschillende modules. Intern wordt deze ook wel ‘de blokkenstructuur’ genoemd. In deze nieuwe blokkenstructuur leren cursisten tijdens niveau 2 het monteren in meterkasten, het monteren in laagspanning en middenspanning en werkzaamheden in openbare verlichting. Tijdens niveau 3 leren de cursisten schakelen in laagspanning en middenspanning en het lokaliseren en analyseren van storingen. De (voorlopige) opzet van deze blokkenstructuur is weergeven in bijlage 12. Met de nieuwe blokkenstructuur verdwijnt ook de vrijblijvendheid van de praktijkdagen. Er worden in totaal een 28-tal verplichte praktijkdagen gepland. De verwachting is dat er met de nieuwe structuur efficiënter en kwalitatief beter opgeleid zal worden. Daarnaast wordt een blok in een x aantal weken afgerond. Dit betekent dat de theorie ook achter elkaar behandeld kan worden en dit zorgt dus voor meer efficiëntie voor de docent. De docent kan zich beter voorbereiden, omdat hij kennis heeft over de voortgang van de cursisten. 6.1.2 BAM opleidingscentrum Binnen het opleidingscentrum van BAM worden er opleidingen verzorgd in laagspanning, middenspanning, hoogspanning en gas. Deze vakgebieden kunnen onderverdeeld worden in thema’s. Bij het BAM opleidingscentrum is niveau 2 gericht op laagspanning en niveau 3 is gericht op middenspanning. Na het met succes afronden van niveau 2 opleiding krijgen de cursisten een diploma met de uitstroomdifferentie laagspanning. De niveau 3 cursisten die hun opleiding afronden krijgen een diploma met de uitstroomdifferentie middenspanning. Met toevoeging van een officiële verklaring van het ROC wordt duidelijk welke werkzaamheden de monteur met het betreffende diploma wel en niet mag uitvoeren. Tijdens de thema’s in niveau 2 leren de cursisten werkzaamheden zoals montage in meterkasten, werkzaamheden in openbare verlichting en werkzaamheden met eindsluitingen. Tijdens de thema’s in niveau 3 leren de cursisten montagetechnieken voor de middenspanning. De opzet van het BAM opleidingscentrum is terug te vinden in bijlage 13. Bij de BAM bestaan de opleidingen uit een praktijk- en theoriegedeelte. Alles wat de cursisten doen tijdens de praktijk binnen het opleidingscentrum en buiten in het werkveld wordt bijgehouden in een portfolio. Vervolgens wordt er beoordeeld door de ROC-docent en de opleidingscoördinator(praktijkdocent) of de cursist op examen mag, om zo zijn opleiding af te ronden. De PVB wordt afgenomen door de ROC-docent. Daarnaast zijn er een praktijkdocent en een externe examinator aanwezig. De PVB’s worden afgenomen in 27 het opleidingscentrum. Binnen het opleidingscentrum worden er in totaal drie examens afgenomen. Deze examens hebben betrekking op niveau 1, 2 en 3. De theorielessen voor niveau 2 worden standaard op elke donderdag gegeven door ROCdocenten binnen het opleidingscentrum. Tevens worden op dezelfde donderdagen praktijklessen verzorgd. Deze dagen worden combi-dagen genoemd. In niveau 3 wordt de hoeveelheid theorie groter, dus is er voor gekozen om eens in de 14 dagen theorielessen te verzorgen. Dit houdt in, de ene week theorie en de andere week praktijk. Daarnaast is hiervoor gekozen, omdat de cursisten tijdens niveau 3 een hoger taal- en rekenkundig niveau dienen te bereiken, waarvoor meer tijd nodig is. Bij de BAM wordt er onderscheid gemaakt in de opleidingsgroep door middel van de begrippen doener en denker. De doeners zijn cursisten die graag met hun handen werken en minder kwaliteiten en lust hebben om de theorie te leren. De denkers zijn cursisten die over meer leerkwaliteiten beschikken. 6.1.3 Opleidingscentrum Gelderpoort Binnen Gelderpoort worden er opleidingen verzorgd in laagspanning, middenspanning, hoogspanning, gas en water. Deze vakgebieden kunnen onderverdeeld worden in modules. De opdrachten tijdens de modules worden in het opleidingscentrum en in het werkveld (BPV) uitgevoerd, alle opdrachten die correct uitgevoerd zijn, worden toegevoegd aan het portfolio. Tijdens niveau 2 en niveau 3 leren cursisten werkzaamheden in laag- en middenspanning. In niveau 3 komen er competenties bij op het gebied van leidinggeven, zelfstandig werken en gesprekken voeren met opdrachtgevers. De opzet van de opleidingen van het opleidingscentrum Gelderpoorten kan bekeken worden in bijlage 14. Bij het opleidingscentrum Gelderpoort wordt ook aangegeven dat competentiegericht opleiden lastig is voor iemand die structuur wenst en begeleiding nodig heeft. Binnen Gelderpoort wordt er ook onderscheid gemaakt in cursisten, zij-instromers en jongere cursisten. Zij-instromers willen liever klassikaal opgeleid worden en zij zijn vaak langer bezig met de theorie, terwijl de jongere cursisten de theorie sneller doorlopen. Alle theorielessen worden verzorgd op een ROC en alle praktijklessen worden verzorgd in het opleidingscentrum. Binnen het opleidingscentrum zijn er twee mogelijkheden voor het inrichten van de opleiding van de cursist. De eerste mogelijkheid is het reguliere BBL-traject en de tweede mogelijkheid is om de opleiding gedeeltelijk in de middag en avond te doen. Het BBLtraject houdt in één dag in de week school en vier dagen beroepspraktijkvorming (BPV). De ene dag in de week school omvat zowel theorie- als praktijklessen. Er kan voor gekozen worden om ’s morgens naar het ROC te gaan (in dit geval het Deltion College) en ’s middags praktijklessen te volgen bij Gelderpoort. Een andere optie is om de ene week één dag theorie te volgen en de volgende week een dag praktijk. De mogelijkheid om de opleiding gedeeltelijk in de middag en avond te volgen is met name ingericht om voor aannemers kostenbesparend te zijn. De monteurs volgen deze opleiding dan ook (gedeeltelijk) in hun vrije tijd. Het is bij Gelderpoort mogelijk om één middag/avond dit te volgen of te verdelen over twee avonden.De toetsing binnen Gelderpoort vindt ook plaats door middel van PVB’s. De PVB’s vinden plaats op locatie in Hattem. Middag-avond Theorie Praktijk Avond-avond Theorie (Maandag) Praktijk (Dinsdag) Van 16.00u tot 17.00u Van 18.00u tot 21.00u Totaal Tijd 1 uur 3 uur 4 uur Van 18.00u tot 21.00u Van 16.00u tot 21.00u Totaal Tijd 3 uur 4 uur 7 uur 28 6.2 De inhoud Deze paragraaf geeft een globaal beeld van de inhoud van de opleidingen van de verschillende aanbieders. ET&O BAM Van Gelder Doel: storingsmonteur voor Enexis Infra Services Doel: monteur en eerste monteur voor BAM en andere infrabedrijven Doel: monteur en eerste monteur (storingsmonteur) voor van Gelder en andere infrabedrijven Theorie is onmisbaar Nadruk op praktijk, toepasbare theorie Nadruk op vakbekwaamheid cursist 6.2.1 Enexis Training & Opleiding Het doel van ET&O is het afleveren van storingsmonteurs voor Enexis Infra Services. Hieruit kan geconcludeerd dat ET&O alleen maar opleidt voor Enexis zelf. Het einddoel binnen ET&O is dus het behalen van het MBO niveau 3 data/elektra diploma. Elke cursist start bij niveau 2 en krijgt al meteen een grote hoeveelheid theorie mee. De achterliggende gedachte hierbij is dat deze diepgaande theorie vereist is voor het doorstromen naar niveau 3. De reden dat er een brede en diepgaande theorie gegeven wordt bij Enexis is dat het ervoor zorgt dat de cursist hierdoor analytisch vermogen ontwikkelt. Dit analytische vermogen, dus de cursist leert analyseren, plannen en regelen, is een gewenste eigenschap van een storingsmonteur. Volgens de opleidingsadviseurs worden binnen ET&O de basisvaardigheden aangeleerd en door veel te oefenen komt de cursist op een hoger niveau en hij krijgt ervaring. Naast de basisblokken voor niveau 2 en niveau 3 krijgen de cursisten binnen ET&O een aantal algemene- en veiligheidstrainingen die vereist zijn voor het veilig uitvoeren van werkzaamheden. Binnen ET&O is het onduidelijk wie eindverantwoordelijk is voor de voortgang van de cursist. De cursist bepaalt zelf wanneer hij wat doet en hierdoor is er weinig zicht op waar de cursist zich bevindt in de opleiding. Dit leidt tot problemen zoals het beoordelen op een objectieve wijze en het voorbereiden op de beroepspraktijkvorming. Dit soort problemen zorgen ervoor dat de opleiding langer duurt. Door de verschillende docenten van ET&O wordt aangegeven dat de theorie onmisbaar is in beide niveaus, omdat het uiteindelijke doel van ET&O het opleiden van storingsmonteurs is. De basis wordt gelegd in niveau 2 en dit zorgt ervoor dat de stap van niveau 2 naar niveau 3 haalbaar is voor de cursisten. Bij ET&O worden niet alle montagetechnieken getraind. Ook worden niet alle type moffen die landelijk gebruikt worden, getraind. Dit komt omdat Enexis in haar netwerk slechts een bepaald aantal type moffen gebruikt. Voor deze moffen zijn niet alle montagetechnieken vereist. Binnen ET&O wordt er getraind in vier montagetechnieken, namelijk opschuiftechniek, koudkrimptechniek, warmtekrimptechniek en techniek voor het monteren van schaalmoffen. Binnen de opleidingen zijn er ook veiligheidstrainingen vereist. De veiligheidstrainingen die ET&O verzorgd zijn: - Eerste Levensreddende Handelingen (ELH) Veiligheid, gezondheid en milieu Checklist Aannemers (VCA) Veilig werken aan de weg Asbest herkenning Omgaan met verontreinigde grond Veiligheidsbewustzijn 29 6.2.2 BAM opleidingscentrum Binnen het opleidingscentrum worden er monteurs en eerste monteurs opgeleid voor de BAM zelf en voor andere infra-bedrijven en netbeheerders. Bij de BAM kunnen de monteurs ook aan het werk met een diploma voor monteur data/elektra (niveau 2). Als het doel van de BAM afleveren van een storingsmonteur zou zijn, dan zou volgens de opleidingscoördinator de opleiding een andere opzet moeten hebben. Op dit moment bestaan de monteur opleidingen van de BAM uit 30% theorie en 70% praktijk. De stof voor de theorielessen is in elkaar gezet door de opleidingscoördinator, door te knippen en te plakken uit bestaande lesstof. De opleidingscoördinator kiest ervoor om alleen de theorie te verzorgen die werkelijk toepasbaar is bij het uitvoeren van praktijkwerkzaamheden. Binnen de BAM kunnen zowel cursisten met handvaardigheid als cursisten met leerkwaliteiten aan de slag. De veiligheidstrainingen die binnen het BAM opleidingscentrum verzorgd worden: VCA Veilig werken langs de weg DLP: Deskundig Leidinggevende Projecten (wordt gegeven door een extern bedrijf, wel in het opleidingscentrum. Werken in vervuilde gronden. Asbest herkennen, dit is alleen voor cursisten die er mee te maken krijgen/hebben (wordt gegeven door een extern bedrijf. 6.2.3 Opleidingscentrum Gelderpoort Binnen Gelderpoort worden er monteurs en eerste monteurs opgeleid voor van Gelder zelf en voor andere infra-bedrijven en netbeheerders. Opvallend is dat Gelderpoort zich ook richt op ‘storing zoeken’ tijdens niveau 2 en niveau 3. Dit heeft als reden dat zij merken dat hun eigen monteurs steeds meer ingezet worden als storingsmonteur. Binnen Gelderpoort is de vakbekwaamheid van de cursist het belangrijkste. Binnen Gelderpoort heerst ook de gedachte dat je ervaren wordt tijdens het echte werk en niet door het aanleren van veel theoretische kennis. De theorie bij Gelderpoort wordt opgesteld aan de hand van de praktijkwerkzaamheden. Als er gemerkt wordt dat de niveau 2 cursist meer capaciteiten heeft dan alleen handvaardigheid, wordt hij geadviseerd om door te stromen naar niveau 3. Het niveau en de hoeveelheid aan theorie is veel op niveau 3. Hiervoor wordt de voortgang van de cursist nauwkeurig bijgehouden en als de cursist capaciteiten heeft voor niveau 3, wordt hij hierin ondersteund door uitgebreidere theorie te krijgen tijdens de niveau 2 opleiding. Als een cursist moeite heeft met de theorie van een bepaalde module krijgt hij de mogelijkheid om bijlessen te volgen in het opleidingscentrum. Een cursist die niveau 2 heeft afgerond, kent de basisvaardigheden. Daarnaast bestaat de theorie van niveau 3 uit organiseren, leidinggeven en calculatie. Binnen het opleidingscentrum wordt er opgeleid voor zes type moffen, die landelijk gebruikt worden. De veiligheidstrainingen die binnen het opleidingscentrum Gelderpoort verzorgd worden: Werken in of met verontreinigde grond Basisveiligheid VCA Veilig werken langs wegen Veiligheid voor operationeel leidinggevenden (VOL-VCA) 30 6.3 Kosten Een belangrijk element van de opleidingen zijn de kosten. In deze paragraaf zullen de kosten vergeleken worden. De kosten kunnen niet los worden gezien van de andere elementen als tijdsduur en inhoud, maar houden juist nauw verband met elkaar. Om een vergelijking te maken is er gekeken naar de kosten van één praktijkdag in de laag- en middenspanning. Hierbij moet echter wel een kanttekening gemaakt worden. Zo is de prijs van een trainingsdag middenspanning bij het BAM opleidingscentrum exclusief garnituren2. Hierdoor zal de prijs in werkelijkheid hoger uitvallen. Trainingsdag middenspanning Trainingsdag laagspanning €500,00 €400,00 €300,00 €200,00 €100,00 €0,00 €500,00 €400,00 €300,00 €200,00 €100,00 €0,00 ET&O 2014 ET&O sept. 2014 BAM Van Gelder ET&O 2014 ET&O sept. 2014 BAM Van Gelder 6.3.1 Enexis Training en Opleiding Binnen ET&O zijn er kostenberekeningen opgesteld voor alle trainingen die verzorgd worden door ET&O. Op basis van deze tarieven wordt er intern doorberekend aan de klant. In bijlage 15 is een voorbeeld van een kostenberekening opgenomen. Deze kostenberekeningen zijn leidend geweest in het onderzoek naar de kosten van ET&O. Gedurende bleek dat de kosten voor drie periodes verschillend waren en dat deze apart berekend dienden te worden: 1. De kosten tot 2014: Het is voor ET&O relevant om te weten hoeveel een cursist heeft gekost om op te leiden tot (eerste) monteur. Hier is namelijk binnen de organisatie geen zicht op. 2. De huidige kosten in 2014: De kosten in 2014 zijn gecorrigeerd ten opzichte van voorgaande jaren, nieuwe kennis heeft geleid tot nieuwe tarieven. 3. De kosten van de nieuwe blokkenstructuur (vanaf september 2014): Wat betekent de nieuwe blokkenstructuur die in september 2014 wordt ingevoerd voor de kosten? De kosten tot 2014 Om de kosten te berekenen tot 2014 zijn de onderzoekers in gesprek gegaan met de teammanager van de locatie Eindhoven. De enige mogelijkheid tot het berekenen van kosten bleek, het draaien van een rapportage uit het leerplein. Deze rapportage had als doel alle trainingen met bijbehorende prijzen weer te geven van alle monteurs die het afgelopen jaar hun Proeve Van Bekwaamheid (PVB) 2 hadden gehaald. Door op deze rapportage een kwantitatieve analyse los te laten zouden er uitspraken gedaan kunnen worden over de gemiddelde kosten per monteur en het gemiddelde aantal praktijk- en theoriedagen. Tijdens het bestuderen van deze rapportage zijn er echter vrij snel opmerkelijke afwijkingen geconstateerd. Hierover zijn gesprekken gevoerd met een teammanager en een functioneel applicatiebeheerder. Aan het licht kwamen de volgende feiten: 2 Garnituren zijn producten zoals moffen en eindsluitingen 31 In het leerplein zijn (of waren) kosten verbonden aan bepaalde modules die slechts als ‘inschrijfmodule’ dienden. In het leerplein zijn handmatige wijzigingen gemaakt die ervoor hebben gezorgd dat er wel de juiste kosten aan de klant in rekening konden worden, maar voor fouten zorgden in het rapportageoverzicht per monteur. Er ontbreken cursussen in het rapportageoverzicht waarvan met zekerheid is te stellen dat deze wel door alle monteurs zijn gevolgd (voorbeeld hiervan is PVB I). Diverse cursussen worden bij de ene monteur wel berekend en bij de andere niet. Bij beide monteurs staat de cursus wel als voltooid geregistreerd. Hiervoor is geen verklaring gevonden. Op basis van bovenstaande feiten is besloten geen analyse van de gedraaide rapportage uit te voeren. De resultaten hiervan zouden op geen enkele wijze als betrouwbaar kunnen worden aangemerkt. De onderzoekers concluderen dat er geen mogelijkheid bestaat om tot een betrouwbaar kostenoverzicht te komen van de periode tot 2014. De huidige kosten in 2014 Op basis van de tariefberekeningen is door de onderzoekers een overzicht samengesteld van de huidige kosten in 2014. Binnen de monteursopleiding zijn er een vijftal algemene/veiligheidstrainingen die aan het begin van niveau 2 worden gegeven en kennen de standaard inloopdagen LS en MS hun eigen tarief. Tot slot is ook het tarief van de theorielessen opgenomen. Door het feit dat er geen zicht is op het gemiddelde aantal dagen dat een monteur opleiding is, is er slechts een uitspraak te doen over de kosten per dag. Algemene- en veiligheidstrainingen Totaal Alg. en Veilig. Theorielessen LS-montage MS-montage Naam training ELH VCA - basis Veilig werken aan de weg Asbestherkenning Omgaan met verontreinigde grond Veiligheidsbewustzijn Prijs € € € € 151 286 176 104 € 98 €651 € 1466 € 155 € 372 € 476 Theoriedag elektra Praktijkdag E (LS-montages) Praktijkdag E (MS-montages) De kosten van de nieuwe blokkenstructuur (vanaf september 2014) Zoals bij de opzet in paragraaf 6.1.1 reeds vermeld is, gaat ET&O overstappen op een nieuwe structuur voor haar (eerste) monteur data/elektra opleidingen. Bij deze nieuwe structuur komt de regie meer in handen van ET&O te liggen; zo zijn er per blok een vast aantal (verplichte) praktijkdagen. Op basis hiervan zijn er door de onderzoekers in samenspraak met de verantwoordelijke teammanager nieuwe kostenberekeningen gemaakt voor deze blokken. Op basis van deze kostenberekeningen zijn er overzichten samengesteld. Hierbij is er een splitsing gemaakt in de kosten voor de opleiding monteur data/elektra (niveau 2) en de opleiding eerste monteur data/elektra (niveau 3). Totaalkosten ET&O Niveau 2 Niveau 3 Totaal € 13.773,66 € 7.951,14 € 21.724,80 63% 37% 100% 32 In bijlage 16 is een totaaloverzicht opgenomen van alle kosten. Hier zijn de kosten voor alle blokken doorgerekend op basis van de tariefberekeningen. Dit laatste heeft ervoor gezorgd dat de onderzoekers ook inzicht hebben gekregen in de opbouw van de prijs. Voordat deze opbouw zal worden besproken zijn in de bovenstaande tabel de totaalkosten opgenomen van ET&O, zodat de percentages verderop in de juiste context staan. In totaal zal er door ET&O € 21.724,80 worden doorbelast naar de klant voor het opleiden van een eerste monteur data/elektra. Het grootste deel van de prijs (63%) wordt bepaald door niveau 2, de rest (37%) door niveau 3. Opbouw van de prijs In figuur 7 is de opbouw van de prijs in niveau 2 schematisch weergeven. Het feit dat niveau 2 het grootste deel van de prijs bepaalt, is logisch te verklaren. Enerzijds komt dit doordat niveau 2 tien trainingsdagen meer heeft dan niveau 3 en anderzijds doordat in niveau 2 alle montagetechnieken in zowel laagspanning als middenspanning worden getraind. Bij het trainen van deze montagetechnieken worden veel materialen verbruikt die worden doorberekend in de prijs. Tot slot moet nog opgemerkt worden dat in niveau 2 ook een zestal veiligheidstrainingen 3% Nog steeds is duidelijk dat driekwart van de prijs wordt bepaald door de prijs van de eigen docent, de kosten van de praktijkruimte, de onderhoudskosten en in niveau 2 de kosten van de technische materialen. Tech. Mat. Elektra 1% Eigen docent 3% 23% 10% Praktijkruimte Onderhoudskosten Administratiekosten 4% Externe docent Kosten derden 15% 21% Theorielokaal Lunch 15% Externe locatie Cursusmappen Figuur 7 Opbouw kostprijs niveau 2 worden verzorgd. Ook deze vormen een aanzienlijk bedrag die het verschil tussen niveau 2 en 3 vergroten. In figuur 8 is de opbouw van prijs in niveau 3 weergeven. De verhoudingen liggen hier iets anders dan in niveau 2. Het grootste verschil is dat de kosten voor technische materialen bijna geheel wegvallen. Hierdoor stijgen de percentages ‘eigen docent’ en ‘praktijkruimte’ aanzienlijk ten opzichte van niveau 2. 4% 1% 2% 5% Tech. Mat. Elektra 2% Eigen docent 4% Praktijkruimte 6% 3% Onderhoudskosten 36% 6% Administratiekosten Externe docent 10% Kosten derden Theorielokaal 26% Lunch Cursusmappen Figuur 8 Opbouw kostprijs niveau 3 In februari 2014 werd binnen ET&O bekend dat er op basis van nieuwe inzichten een herberekening van de locatietarieven zou plaatsvinden. Deze wijziging zal ingaan per 1 januari 2015. Er is intern een voorlopige berekening gemaakt van deze locatietarieven. In bijlage 16.5 is de totaalprijs van ET&O herrekend op basis van de voorlopige berekening. 33 6.3.2 BAM opleidingscentrum Het opleidingscentrum van de BAM hanteert een aantal vaste prijzen voor haar opleidingen tot (eerste) monteur data/elektra. Zoals eerder besproken kent het opleidingscentrum van de BAM verschillende manieren voor de opzet van hun opleiding en hiervoor rekent zij dan ook andere prijzen. Niveau 2 Niveau 2 Niveau 3 Naam training Combi-dag theorie/praktijk Praktijkdag laagspanning Praktijkdag middenspanning Prijs € 110,00 € 220,00 € 330,003 De prijs voor een praktijkdag laagspanning en een combidag zijn inclusief materialen. De prijs voor een praktijkdag middenspanning is exclusief garnituren. In bijlage 17 is een overzicht opgenomen van de prijzen die het BAM opleidingscentrum rekent voor de verschillende garnituren. Tot slot moet nog worden opgemerkt dat de BAM de verwachting heeft uitgesproken dat de prijs voor een praktijkdag laagspanning op korte termijn omhoog gaat. Opbouw van de prijs Het opleidingscentrum BAM heeft zelf geen inzicht in de opbouw van de prijs, hier hebben zij ook weinig behoefte aan. Belangrijker is dat het opleidingscentrum ieder jaar kostendekkend is. Volgens de opleidingscoördinator probeert het opleidingscentrum de kosten zo laag mogelijk te houden. Zo wordt er veel aandacht besteed aan het hergebruiken van zoveel mogelijk materialen. Daarnaast heeft de BAM een noemenswaardige inkomstenbron doordat ze als enige (of één van de weinige in Nederland) gecertificeerd is om bepaalde midden- en hoogspanningsgarnituren te trainen en te certificeren in opdracht van fabrikanten. Tot slot leveren de BEI- en VIAGtrainingen een extra inkomstenbron voor de BAM waardoor zij de prijzen van de genoemde laag- en middenspanningstrainingen laag kan houden. Door de onderzoekers is er specifiek naar een aantal kostenposten binnen de BAM gevraagd, zoals kosten voor docenten, locatiekosten en materiaalkosten. Vanwege het vertrouwelijke karakter van deze informatie zijn deze opgenomen in bijlage 18 6.3.3 Opleidingscentrum Gelderpoort Het opleidingscentrum Gelderpoort kent vier tarieven. Gelderpoort maakt onderscheid tussen trainingen in de laagspanning en in de middenspanning, ongeacht het niveau. De prijzen van beide trainingen zijn inclusief verbruikte materialen/ garnituren. Net als bij de andere aanbieders wordt het prijsverschil tussen de laag- en middenspanning verklaard door het feit dat de materialen in de middenspanning duurder Niveau Niveau Niveau Niveau 2 2 3 3 Naam training Praktijkdag laagspanning Praktijkdag middenspanning Praktijkdag laagspanning Praktijkdag middenspanning Prijs € 225,00 € 285,00 € 225,00 € 285,00 zijn. Opbouw van de prijs Ook bij Gelderpoort is leidend of het opleidingscentrum kostendekkend is aan het eind van het jaar. Door de economische crisis is dat op dit moment lastiger dan een aantal jaren terug. Door de opleidingscoördinator wordt onderstreept dat het opleidingscentrum een belangrijke rol vervult binnen Van Gelder en daarom worden er sommige kosten (deels) gedragen door de gehele organisatie. 3 Exclusief materialen 34 6.4 Tijdsduur In deze paragraaf wordt er inzicht gegeven in de duur van de opleidingen bij de verschillende aanbieders. Praktijkdagen ET&O Niveau 1 BAM Van Gelder 16 halve dagen Niveau 2 24 dagen 40 halve dagen 12 – 16 dagen Niveau 3 14 dagen 20 dagen 12 – 16 dagen Totale opleidingsduur ET&O Niveau 1 BAM Van Gelder 4 mnd Niveau 2 12 mnd 12 mnd 7 – 18 mnd Niveau 3 12 mnd 12 mnd 12 mnd De tijdsduur verschilt per cursist. De tijdsduur wordt bepaald door de vooropleiding, inzet en motivatie van de cursist. Voor ET&O is de tijdsduur van de nieuwe blokkenstructuur weergegeven, want de rapportages uit het leerplein die geanalyseerd zijn om uitspraken te doen over de tijdsduur bleken onbetrouwbaar te zijn en hierdoor zijn hier geen uitspraken over gedaan. 6.4.1 Enexis Training & Opleiding Een leerjaar bestaat in totaal uit 40 lesweken. In het eerste leerjaar (niveau 2) worden er 24 praktijkdagen verzorgd. In het tweede leerjaar (niveau 3) worden er 14 praktijkdagen verzorgd. De focus binnen ET&O ligt op het opleiden van eerste monteurs data/elektra, waardoor vanaf het eerste jaar er veel aandacht is voor de theorie. Volgens de nieuwe blokkenstructuur duurt de hele opleiding tot eerste monteur twee jaar. 6.4.2 BAM opleidingscentrum Het opleidingscentrum verzorgt naast de niveau 2 en niveau 3 opleidingen, ook de assistent opleiding in niveau 1. Dit houdt in dat de gehele opleiding langer duurt dan bij ET&O. Het betreft een BBL-traject, waarin de schooldag ingevuld wordt met praktijk- en theorielessen. Niveau 1 duurt vier maanden waarin 16 dagen gepland zijn voor theorieen praktijklessen. Niveau 2 duurt een jaar waarin 40 dagen gepland zijn voor theorie- en praktijklessen. Niveau 3 duurt een jaar waarin 20 dagen gepland zijn voor de theorie en 20 dagen gepland zijn voor de praktijk. 6.4.3 Opleidingscentrum Gelderpoort In vergelijking met de andere opleiders is het praktijkgedeelte van de opleidingen bij Gelderpoort aanzienlijk korter. Dit gegeven past vooral bij cursisten met een relevante vooropleiding. De tijdsduur van de opleidingen is bij Gelderpoort ook te beïnvloeden door de lessen gedeeltelijk in de middag en/of avond te verzorgen. De opleidingsduur van niveau 2 verschilt van 7 tot 18 maanden. Daarnaast kan niveau 3 in 12 maanden worden afgerond. 35 6.5 Begeleiding In deze paragraaf wordt de wijze van begeleiding van de verschillende aanbieders besproken. ET&O BAM Van Gelder Onduidelijkheid over eindverantwoordelijkheid van cursist Strakke begeleiding Veel begeleiders Onduidelijkheid rollen van verschillende functies Werkbezoeken Maandelijks invullen voortgangsformulier Moeizame communicatie Persoonlijke betrokkenheid Evaluatiegesprekken BPV 6.5.1 Enexis Training & Opleiding De cursist wordt tijdens het opdoen van praktijkervaring begeleid door zijn mentor. Deze beroepspraktijkvorming wordt door opleidingscoördinatoren en seniordocenten gezien als een bottleneck met betrekking tot de tijdsduur van de opleiding. Doordat het vaak onbekend is waar de cursist in de opleiding staat, is het lastig om de beroepspraktijkvorming tijdig in te plannen. Bovendien blijkt het organiseren van beroepspraktijkvorming die aansluit bij de opleiding van cursist moeilijk is. Uit de interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren blijkt dat de voortgang van de cursist niet goed in beeld is. De opleidingen van ET&O zijn ontwikkeld volgens het competentiegericht opleiden en dit houdt in dat de sturing geheel bij de cursist ligt. Daarnaast hebben de cursisten elke week andere docenten, en dus zien de docenten elke week ook vaak andere cursisten. Dit leidt ertoe dat het beoordelen lastig wordt. Door de seniordocenten en opleidingscoördinatoren wordt aangegeven dat de communicatie tussen docenten, mentoren en opleidingscoördinatoren gering is. Daarnaast geven zij ook aan dat de communicatie tussen de regio en het opleidingscentrum beter dient te zijn. ET&O is op dit moment bezig met het ontwikkelen van een nieuwe blokkenstructuur. Er is bij deze blokkenstructuur gekeken naar de begeleiding van de cursist. Wanneer er gestart wordt met de nieuwe blokkenstructuur komt er een leerlingvolgsysteem bij. Hiermee zal de voortgang van de cursist bijgehouden worden. De nieuwe blokkenstructuur bestaat uit vaste praktijkdagen, waardoor de inloopdagen verdwijnen. 6.5.2 BAM opleidingscentrum De cursisten van het BAM opleidingscentrum hebben elke week tijdens de lessen een contactmoment met de opleidingscoördinator en de twee ROC-docenten. Doordat er sprake is van een kleine groep cursisten hebben zij wekelijks dezelfde docenten voor zich, wat leidt tot een strakke begeleiding. Om de zes weken zijn er voortgangsgesprekken. Het docententeam legt daarnaast werkbezoeken af en de cursist maakt verslagen met foto’s als bewijsmateriaal voor hun portfolio. De begeleiders in de praktijk leggen verklaringen af met betrekking tot de werkzaamheden van de cursist, deze worden afgetekend in het portfolio. 6.5.3 Opleidingscentrum Gelderpoort Binnen het opleidingscentrum Gelderpoort zijn er veel mensen die als begeleider worden aangemerkt. Dit zijn de docenten van het ROC, de praktijkdocenten, de opleidingscoördinator en twee begeleiders tijdens de beroepspraktijkvorming. Deze begeleiders vullen allemaal maandelijks een voortgangsformulier in en deze worden bekeken door de opleidingscoördinator. Na het bekijken van deze formulieren kan de 36 opleidingscoördinator uitspraken doen over de voortgang van de cursist. Daarnaast worden er één keer in de vijf weken evaluatiegesprekken gevoerd. 6.6 Docent-cursist verhouding De docent-cursist verhouding bepaalt hoeveel cursisten een docent les kan geven. Deze verhouding bepaalt de haalbaarheid voor de docent en is van belang voor de kwaliteit van de lessen. ET&O BAM Van Gelder Schakeltrainingen: 1 op 4 Niveau 2 combidagen: 3 op 14 1 op 6-7 cursisten Montagetrainingen: 1 op 8 Niveau 3 praktijk: 1 op 6 Meer dan 7 cursisten, dan twee docenten Wisselende docenten inefficiëntie Niveau 3 theorie: 2 op 6 6.6.1 Enexis Training & Opleiding Bij ET&O wordt door de docenten aangegeven dat een verhouding van 1 op 8 haalbaar is. Hierbij is het kennisniveau en dus het opleidingsniveau van de monteurs wel belangrijk. Zij-instromers hebben meer kennis, zij vragen niet veel om aandacht en nemen meer initiatief. Daarnaast vragen de vakschool-cursisten meer om hulp en aandacht. Dus de belasting van de docent verschilt per soort cursist. De docent-cursist verhouding voor de verschillende soorten trainingen is als volgt verdeeld: Schakeltrainingen: 1 docent op 4 cursisten Montagetrainingen: 1 docent op 8 cursisten Slimme meter trainingen: 1 docent op 6 cursisten Volgens de docenten van ET&O is de docent-cursist verhouding ook afhankelijk van de grootte van het lokaal. De verhouding heeft te maken met de ruimte die een docent heeft en de toezicht die hij kan houden. Hoe minder cursisten, hoe beter de docent met de cursisten in contact kan komen, waardoor de docent kan monitoren en de voortgang bij kan houden. Volgens docenten en opleidingscoördinatoren is het belangrijk dat voortdurend dezelfde docent les geeft aan dezelfde groep cursisten, dit leidt tot efficiëntie. Het feit dat de docent elke week dezelfde cursist ziet, betekent dat de docent zicht heeft op de studievoortgang van de cursist. Dit voorkomt dat bepaalde opdrachten dubbel worden opgedragen aan cursisten, hetgeen de studieduur verkort en kosten bespaart. Als de docent om de week een andere cursist heeft en geen idee heeft over de activiteiten die de cursist al heeft uitgevoerd en vervolgens dezelfde activiteiten opnieuw laat uitvoeren, dit leidt dan tot een langere doorlooptijd. Een ander gevolg hiervan is dat materialen ook gebruikt worden en dit neemt kosten met zich mee. 6.6.2 BAM opleidingscentrum Bij de BAM komen de cursisten één keer in de week naar de bedrijfsschool om theorie-, praktijk- en Nederlandse lessen te volgen. Tijdens deze dagen zitten er 14 cursisten in een klas voor de opleiding in niveau 2. Deze cursisten worden krijgen les van de opleidingscoördinator voor de praktijk, de docent van het ROC voor de theorielessen en een lerares Nederlands. Officieel kunnen er 17 cursisten aanwezig zijn tijdens deze les, maar er zijn altijd cursisten afwezig met een reden. De verdeling van deze 14 cursisten over de drie docenten, gaat door middel van te kijken naar waar de cursist moeite mee 37 heeft. Een aantal cursisten doen praktijkoefeningen, een aantal cursisten doen theorieoefeningen en de overige zijn bezig met Nederlands. De opleidingscoördinator geeft aan dat de ervaring van de docent het belangrijkste is voor de kwaliteit van de lessen. Tijdens de lessen in niveau 3 verandert de docent-cursist verhouding. Voor de praktijklessen wordt deze verhouding 1 op 6. Voor de theorielessen wordt deze verhouding 2 op 6. Er is gekozen voor deze verhoudingen, omdat tijdens niveau 3 een hoger taal- en rekenkundig niveau bereikt dient te worden door de cursisten. 6.6.3 Opleidingscentrum Gelderpoort De docent-cursist verhouding bij Gelderpoort is 1 op 6-7. Als er meer dan 7 cursisten zijn, dan wordt er overgegaan op twee docenten. Dit wordt gedaan om de kwaliteit van de lessen te waarborgen. De docenten geven elke dinsdag en donderdag praktijklessen in het opleidingscentrum voor de cursisten van Gelderpoort en voor cursisten van andere bedrijven. Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen interne en externe cursisten. Daarnaast verzorgen de docenten gedeeltelijk de beroepspraktijkvorming. 6.7 De locatie In deze paragraaf worden de kenmerken van de locaties van de verschillende aanbieders besproken. 6.7.1 Enexis Training & Opleiding Enexis heeft in principe twee gebouwen. Het eerste gebouw is voor de afdeling ET&O, leslokalen voor de theorie, de examenlokalen, de receptie en de kantine. Opvallend is dat ET&O haar gebouwen luxe heeft ingericht. Vanuit het eerste gebouw is er toegang naar het tweede gebouw waar alle praktijkruimtes zich bevinden. De praktijkruimtes van Enexis in Eindhoven zijn voorzien van allerlei apparatuur en materialen die nodig zijn tijdens de lessen. Er wordt geprobeerd om een zo realistisch beeld te schetsen van de werkelijkheid. Er kan onderscheid gemaakt worden in ruimtes met betrekking tot Gasopleidingen en Elektra-opleidingen. Alle benodigde materialen voor de opleidingen zijn ook te vinden in de praktijkruimtes. 6.7.2 BAM opleidingscentrum De lessen worden verzorgd in het opleidingscentrum in Halfweg. Tijdens de theorielessen hebben de cursisten beschikking over computers. Het BAM opleidingscentrum heeft een laagspanningsruimte, een hoogspanningsruimte (middenspanning) en een gasruimte. De lokalen van het opleidingscentrum zijn niet heel groot, omdat het gaat om een kleinere organisatie vergeleken met Enexis. Bij de BAM wordt er ook een zo realistisch mogelijk beeld geschetst van de werkelijkheid. Dit houdt ook in dat de cursisten in deze lokalen de mogelijkheid hebben om te trainen met kabels die onder spanning staan. 6.7.3 Opleidingscentrum Gelderpoort Het opleidingscentrum Gelderpoort is in eerste opgericht voor het opleiden van eigen monteurs. Vervolgens is de school uitgebreid naar opleidingscentrum waar medewerkers van van Gelder en andere energiebedrijven worden opgeleid. Het opleidingscentrum heeft drie praktijkruimtes, twee waar in laag- en middenspanning geoefend wordt en één praktijkruimte waar er geoefend wordt in gas en water. De ruimtes van Gelderpoort geven een realistisch beeld van het echte werkveld. De theorielokalen zijn vaak naast de praktijkruimtes, zodat de theorie meteen in praktijk kan worden gebracht. 38 7. Conclusies Na in voorafgaande hoofdstukken de deelvragen behandeld te hebben, wordt in dit hoofdstuk antwoord gegeven op de centrale vraag. Deze luidt als volgt: Hoe verhouden de opleidingen tot (eerste) monteur data/elektra van ET&O zich ten opzichte van de (eerste) monteur data/elektra opleidingen van de aannemers en op welke wijze kan ET&O haar aanbod optimaal afstemmen op de wens van de klant? Om een duidelijk antwoord te geven op de deze vraag, is de conclusie onderverdeeld in twee hoofdonderwerpen: 1. Conclusies ten aanzien van de klantvraag 2. Conclusies naar aanleiding van het marktonderzoek 7.1 Conclusies ten aanzien van de klantvraag Naar aanleiding van interviews binnen Infra Services en ET&O concluderen wij dat de cultuur van Infra Services, waarbij de focus ligt op productie, volgens de theorie van Quinn en & Rohrbaugh getypeerd kan worden als een resultaatgerichte bedrijfscultuur en dat de huidige opzet van de data/elektra opleidingen van ET&O niet aansluit bij deze cultuur. Het heeft bovendien een negatief effect op de motivatie van de cursisten, terwijl Infra Services graag ziet dat deze motivatie behouden blijft tijdens en na de opleiding. Volgens de theorie van Illeris is motivatie een voorbeeld van een cognitieve dimensie. Als deze wegvalt, wordt het leerproces negatief beïnvloed. Wij concluderen dat ET&O niet of slecht inspeelt op de wens van de klant om cursisten met relevante werkervaring maatwerk aan te bieden, waardoor deze sneller door de opleidingsplattegrond lopen en eerder praktijkervaring kunnen opdoen. Uit interviews met seniordocenten, opleidingscoördinatoren en een vestigingsmanager concluderen wij dat het belangrijk is om cursisten en monteurs te boeien en te binden, zodat zij gemotiveerder aan het werk gaan. Dit is niet alleen de wens van Infra Services, maar sluit ook beter aan op haar focus op productie. Wij concluderen dat dit aansluit op het informatiebehoeftemodel (Reijnders, 2006) waarbij medewerkers niet alleen behoefte hebben aan identificatie met het team, maar ook met de unit, de divisie en het gehele bedrijf. Uit interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat er een slechte afstemming is tussen ET&O en Infra Services met betrekking tot het organiseren van de beroepspraktijkvorming, wat een ongunstig effect heeft op de duur van de opleiding. Wij concluderen dat hieraan meerdere oorzaken ten grondslag liggen. o Uit de interviews met de opleidingscoördinatoren en de seniordocenten kan geconcludeerd worden dat er onvoldoende werk is in de regio dat aansluit op de opleiding van de cursist. o We concluderen dat de regio’s door hun opdrachtgever Asset Management strak gestuurd worden op kosten, waardoor het voor hun onaantrekkelijk is om monteurs in opleiding bij projecten te plaatsen. Infra Services ziet graag dat ET&O het voortouw neemt om de beroepspraktijkvorming en de opleiding meer in elkaar te schuiven, zodat de opleiding verkort wordt en de cursisten eerder relevante werkervaring opdoen. ET&O is van mening dat dit dor de opleidingscoördinatoren moeten worden vorm gegeven. Wij concluderen echter dat ET&O en Infra Services van mening verschillen over inhoud en invulling van de taak van de opleidingscoördinator. Wij concluderen dat het vrijblijvende karakter van de opleidingsplattegrond en het feit dat niemand eindverantwoordelijk lijkt te zijn voor de cursist, niet aansluit bij 39 de wens van de klant, die graag een duidelijke begeleiding en sturing ziet van de cursist. Wij concluderen uit de interviews met seniordocenten en de opleidingsadviseur dat ET&O al stappen aan het zetten is om tegemoet te komen aan de wens van de klant. Dit zien wij terug in het opnieuw inrichten van de opleidingen, waarvan het resultaat de nieuwe blokkenstructuur zal zijn. Wij concluderen dat de nieuwe blokkenstructuur van ET&O gedeeltelijk aansluit bij de wens van de klant om een cursist binnen twee jaar op te leiden tot eerste monteur data/elektra. o De nieuwe blokkenstructuur zorgt voor een duidelijke tijdsplanning, wat gewenst is door de klant o Daarnaast biedt deze nieuwe structuur de mogelijkheid om de beroepspraktijkvorming tijdig te plannen, waardoor de aansluiting tussen de opleiding en de beroepspraktijkvorming beter kan worden. o De nieuwe blokkenstructuur voorziet niet in de wens van de klant om maatwerk aan te bieden voor cursisten met relevante werkervaring. Volgens de theorie van Illeris past voorkennis bij de cognitieve dimensie van het leerproces. Als deze dimensie niet goed wordt ingevuld, zal het een negatief effect hebben op het leerproces en dient niet genegeerd te worden. o Door de nieuwe blokkenstructuur zal het monitoren van de voortgang van cursisten makkelijker worden, wat zal leiden tot de gewenste begeleiding en sturing van de cursist. De begeleiding en sturing passen bij de sociale dimensie van het leerproces en door deze goed in te vullen zal het leerproces positief beïnvloed worden. Qua kosten wil Infra Services dat elke euro die geïnvesteerd wordt in een cursist op een effectieve manier besteed wordt. Bovendien leeft bij de klant het besef dat er met gemeenschapsgeld gewerkt wordt. Wij concluderen dat ET&O efficiënter kan omgaan met het geld dat ter beschikking gesteld wordt voor het opleiden van monteurs. 7.2 Conclusies naar aanleiding van het marktonderzoek 7.2.1 Opzet Wij concluderen dat het kwalificatiedossier veel ruimte overlaat aan de aanbieders van de opleidingen om de opleidingen naar eigen wens op te zetten. Uit de opleidingsoverzichten en interviews met opleidingscoördinatoren en seniordocenten concluderen wij dat er twee manieren zijn om de opleidingen vorm te geven. De eerste mogelijkheid is om zowel laagspanning als middenspanning in zowel niveau 2 als niveau 3 te behandelen. De tweede mogelijkheid is om niveau 2 volledig in te richten voor laagspanning en niveau 3 volledig in te richten voor middenspanning. De eerste mogelijkheid wordt gehanteerd door ET&O en Gelderpoort. De tweede mogelijkheid wordt gehanteerd door het BAM opleidingscentrum. Uit de interviews met seniordocenten, opleidingsadviseurs en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat ET&O haar opleidingen anders in heeft gericht dan het BAM opleidingscentrum en Gelderpoort. Hierbij kiezen het BAM opleidingscentrum en Gelderpoort voor een klassikale opzet, waarbij de sturing ligt bij de docenten en opleidingscoördinatoren. ET&O kiest ervoor om de sturing bij de cursist te leggen, wat als nadeel heeft dat er weinig tot geen inzicht is in de voortgang van de cursist. Uit interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat er twee mogelijkheden zijn om het theoriegedeelte in te richten. Ofwel de ROCdocenten komen naar het opleidingscentrum toe of de cursisten gaan naar een plaatselijk ROC. De verschillende aanbieders maken hier keuzes in die gebaseerd zijn op kosten, mate van betrokkenheid en praktische afwegingen. De constructie 40 waarbij de cursist in de avonduren naar een ROC dient te gaan, zorgt wel voor een hogere belasting van de cursist. De opleidingscentra hebben verschillende redenen om de cursisten te verdelen. Wij concluderen dat dit onderscheid gebaseerd is op motivatie, vooropleiding, werkervaring, werk- en denkniveau en leeftijd. Wij concluderen uit interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren dat de praktijkopzet van alle opleidingscentra op dezelfde manier wordt vormgegeven. 7.2.2 Inhoud Uit gesprekken met seniordocenten en opleidingscoördinatoren kan geconcludeerd dat er verschillend wordt gekeken naar de invulling van het theoriegedeelte van de opleidingen. Bij ET&O wordt de theorie als onmisbaar gezien en tevens als voorwaarde om monteurs kansen te bieden om door te stromen naar een hoger niveau. Daarnaast wordt geconcludeerd dat de theorie van ET&O vereist is voor het ontwikkelen van analytisch denkvermogen, dat vereist is bij een storingsmonteur. Daarentegen kan geconcludeerd worden dat de nadruk bij BAM en Gelderpoort meer ligt op productie en vakbekwaamheid van de cursist. De manier van opleiden door de aannemers sluit volgens het 70-20-10 model meer aan op de manier waarop cursisten leren. Uit interviews met seniordocenten en opleidingsadviseurs kan geconcludeerd worden dat het organiseren van de beroepspraktijkvorming moeizaam gaat binnen ET&O. Dit houdt in dat het 70-2010 model moeilijk aansluit bij de opzet van ET&O. Uit gesprekken met de seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat de verschillende opleidingscentra andere doelen nastreven met het opleiden van (eerste) monteur data/elektra en dat hiermee de verschillende manieren van opleiden te verklaren is. Ook wordt hiermee het verschil in inhoud verklaard. Zo traint iedere aanbieder de relevante garnituren en montagetechnieken die haar monteurs tegen kunnen komen in de praktijk. 7.2.3 Kosten Uit de analyse van de secundaire gegevens, gesprekken met de teammanager Eindhoven en met een functioneel applicatiebeheerder concluderen wij dat ET&O geen inzicht heeft in de kosten van de opleidingen tot (eerste) monteur data/elektra. Het leerplein als rapportage-tool is op dit moment ontoereikend om het management inzicht te verschaffen in kosten en tijdsduur. Uit de analyse van de secundaire gegevens en gesprekken met de opleidingscoördinatoren van de aannemers concluderen wij dat ET&O de duurste aanbieder is op basis van de prijs van één praktijkdag laagspanning. Op basis van de prijs van één praktijk middenspanning is Van Gelder de goedkoopste aanbieder. De prijzen van de middenspanningstrainingen van ET&O en het opleidingscentrum van de BAM zijn met in acht neming van de materiaalkosten min of meer gelijk. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de BAM beduidend meer garnituren traint. Uit de analyse van de secundaire gegevens zien wij de volgende oorzaken voor de relatief hoge prijs die ET&O berekent: o De kosten voor de praktijklokalen en theorielokalen (de locatiekosten) zijn bij ET&O hoog. Zeker in verhouding met de locatiekosten van de opleidingscentra van de aannemers. Op basis van de voorlopige locatietarieven voor 2015 concluderen wij dat dit verschil verder oploopt. De nieuwe locatietarieven van ET&O hebben een zeer ongunstig effect op de prijs van opleidingen. o De tarieven voor de opleidingen van ET&O worden berekend op basis van een minimaal aantal deelnemers. Wanneer er meer dan dit minimaal aantal deelnemers deelneemt aan de training wordt er een totaalprijs in rekening gebracht die hoger uitvalt dan de werkelijke kosten van deze training. 41 o Binnen de tariefberekeningen van de trainingen zitten vaak hoge onderhoudskosten, waarvan wij concluderen dat deze vaak niet herleid kunnen worden tot daadwerkelijk gemaakte kosten. 7.2.4 Tijdsduur Uit interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat de tijdsduur van de opleiding sterk afhankelijk is van de inzet, motivatie en vooropleiding van de cursist. Uit interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat het lastig is om een vaste tijdsduur per opleiding neer te zetten omdat dit zeer afhankelijk is van de soort cursist. Uit de uitspraken van seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat zij-instromers vaak sneller de opleiding afronden en dat vakschoolcursisten meer tijd nodig hebben. 7.2.5 Begeleiding Uit de interviews met de opleidingscoördinatoren van het BAM opleidingscentrum en opleidingscentrum Gelderpoort concluderen wij dat de begeleiding in deze opleidingscentra in vergelijking met ET&O beter aansluit op de behoefte van de cursisten. Deze begeleiding is te danken aan de betrokkenheid van de opleidingscoördinatoren, de gesprekken die gevoerd worden met cursisten en het aantal begeleiders. Uit de gesprekken met seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat het feit dat er geen eindverantwoordelijke is van de cursist bij ET&O en de cursist de sturing heeft over zijn opleiding. Wij concluderen dat hierdoor de begeleiding gering is en het moeilijker is om in te spelen op problemen tijdens de opleiding. Wij concluderen dat de begeleiding binnen BAM en Gelderpoort leidt tot motivatie en inzet, deze twee criteria hebben volgens de theorie van Illeris, positief invloed op het leerproces. Op basis van de interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat de delegerende leiderschapsstijl voor monteurs niet past bij ET&O volgens het model van Hersey en Blanchard. Uit gesprekken met de opleidingscoördinator van het BAM opleidingscentrum concluderen wij dat de hoge mate van betrokkenheid te maken heeft met de kleine groepen die worden opgeleid en de manier waarop de opleiding is ingericht. 7.2.6 Docent-cursist verhouding Uit interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat de docent-cursist verhouding van de verschillende aanbieders zeer overeenkomt. Uit interviews met seniordocenten en opleidingscoördinatoren concluderen wij dat de docent-cursist verhouding bepalend is in hoeverre een docent een individuele cursist tijdens de lessen kan begeleiden. Wij concluderen uit de interviews met de opleidingscoördinator van het BAM opleidingscentrum dat de docent-cursist verhouding bij hen ervoor zorgt dat de begeleiding tijdens de lessen intensiever is dan bij de andere aanbieders. Uit de huidige opleidingsplattegrond van ET&O en de interviews met seniordocenten concluderen wij dat de frequente wisseling van de docenten die de praktijklessen verzorgen tot gevolg heeft dat de docenten weinig zicht hebben op de voortgang van de cursist. Het is daardoor moeilijk voor hen de praktijklessen voor te bereiden en de cursisten optimaal te kunnen begeleiden. 7.2.7 Locatie Op basis van de gesprekken met seniordocenten, opleidingscoördinatoren en op basis van observatie concluderen wij dat alle locaties van de vergeleken aanbieders voldoende faciliteiten bieden om zowel laag- als middenspanningstrainingen te kunnen verzorgen. Daarnaast kan er op alle locaties getraind worden met kabels waar spanning op staat. Wij willen echter 42 opmerken dat zowel Gelderpoort als ET&O over een zogenaamde ‘sleuf’ beschikt waarin realistischer getraind kan worden. Tot slot concluderen wij uit alle interviews binnen ET&O dat de luxe trainingsomgeving van ET&O geen toegevoegde waarde heeft op de opleidingen tot (eerste) monteur data/elektra, want uit het onderzoek blijkt dat in minder luxe trainingsomgevingen ook realistisch getraind kan worden. 43 8. Aanbevelingen De aanbevelingen zijn gebaseerd op de conclusies ten aanzien van de klantvraag. In dit hoofdstuk wordt de afdeling ET&O geadviseerd over hoe ze optimaal kan inspelen op de wens van de klant. Daarnaast wordt duidelijk wat de voor- en nadelen zijn van de aanbevelingen. 1. Het aanbieden van maatwerk Wij adviseren ET&O om tijdens het intake gesprek met cursisten duidelijk in kaart te brengen welke vooropleiding(en) en werkervaring de cursisten hebben. Hierdoor wordt in het begin duidelijk waar vrijstellingen mogelijk zijn in de opleiding. Volgens de theorie van Illeris zijn vooropleiding en werkervaring belangrijke onderdelen om het leerproces positief te beïnvloeden. Door deze cursisten maatwerk aan te bieden, kunnen zij sneller de opleiding doorlopen. Hierbij is het belangrijk dat tussen de betrokken partijen, ET&O, Infra Services en het ROC, duidelijke afspraken worden gemaakt over de toegekende vrijstellingen. Hierdoor is het voor de klant duidelijk wat hij kan verwachten van het opleidingstraject. Bij cursisten waar het niet mogelijk is om de opleidingsduur te verkorten, omdat dit bijvoorbeeld leidt tot hogere kosten of qua planning niet haalbaar is, adviseren wij om dit duidelijk met Infra Services te communiceren. Het managen van de verwachting van de klant wrijving. Voordelen De cursist kan door het aanbieden van maatwerk sneller de opleidingsplattegrond doorlopen, waarmee tegemoet wordt gekomen aan de wens van de klant. Wanneer het voor de klant Infra Services duidelijk is wat er verwacht kan worden van het opleidingstraject zal dit leiden tot wrijving tussen ET&O en Infra Services. Nadelen Wanneer er voor veel individuele cursisten maatwerk geleverd moet worden zal dit leiden tot problemen rondom de planning. Bovendien wordt het dan moeilijk voor ET&O om een optimale bezetting te realiseren. 2. Meer begeleiding en sturing Wij adviseren ET&O om de cursisten strakker te sturen en intensiever te begeleiden. Bij de begeleiding is het belangrijk dat de taakverdeling over de bijbehorende verantwoordelijkheden duidelijk is. Wij adviseren om de voortgang van de cursisten te laten monitoren door de praktijkdocenten, theoriedocenten en werkbegeleiders in het werkveld. Deze voortgang dient niet alleen gemonitord te worden maar ook bijgehouden te worden in een voortgangssysteem, zodat de docenten, opleidingscoördinatoren en mentoren een beeld hebben waar een cursist zich bevindt in de opleiding en hoe het verloopt. Deze informatie kan gebruikt worden tijdens een voortgangsgesprek met een cursist. Met dit voortgang systeem wordt het makkelijker om cursisten te begeleiden en indien nodig bij te sturen. Daarnaast willen wij ET&O adviseren om de rol als eindverantwoordelijke van een cursist toe te kennen aan de opleidingscoördinator. De opleidingscoördinator zou de spilfiguur tussen de afdelingen ET&O en IS moeten zijn. Tot slot adviseren wij ET&O om de begeleidende leiderschapsstijl toe te passen bij de monteurs. Dit houdt in dat de sturing van het leerproces bij de verantwoordelijke begeleiders ligt en niet bij de cursist. Deze leiderschapsstijl van Hersey en Blanchard leidt tot resultaatgericht management, dat beter past bij de bedrijfscultuur en de wens van de klant. 44 Voordelen Door meer en intensiever de cursist te begeleiden heeft ET&O een beter beeld over voortgang cursist en kan zij indien nodig bijsturen. Een betere communicatie met en begeleiding van de cursist leidt tot betrokkenheid en gemotiveerdheid bij zowel cursisten als docenten. Nadelen Een voortgangssysteem zal kosten met zich meenemen, er zal een programma ontwikkeld of gekocht moeten worden. Het invullen van het voortgangssysteem zal tijd kosten voor de docenten en mentoren. 3. Beter organiseren van de beroepspraktijkvorming We adviseren ET&O om de beroepspraktijkvorming beter te organiseren, waardoor de cursisten sneller het werkveld ingaan om ervaring op te doen. Dit sluit beter aan bij het 70-20-10 model, dat aangeeft dat 70% geleerd wordt in de praktijk. Het tijdig plannen van de beroepspraktijkvorming is alleen mogelijk als ET&O een goed beeld heeft van het opleidingstraject van een cursist. Wij adviseren ET&O om het initiatief te nemen om de beroepspraktijkvorming samen met Infra Services te organiseren. Dit draagt bij aan de professionalisering van de afdeling ET&O binnen Enexis. De rol van opleidingsinstituut van ET&O wordt hiermee verduidelijkt. De communicatie tussen ET&O en Infra Services is een belangrijke slagingsfactor voor het tijdig plannen van de beroepspraktijkvorming. Wij zien hier een belangrijke rol weggelegd voor de opleidingscoördinatoren, omdat zij een spilfiguur zijn tussen ET&O en Infra Services. Voordelen Wanneer een cursist sneller start met de beroepspraktijkvorming is hij sneller inzetbaar voor de regio. Wanneer een cursist sneller start met de beroepspraktijkvorming zal hij eerder voortgang boeken in zijn opleiding. Nadelen De kosten van Infra Services stijgen doordat monteurs in opleiding in projecten geplaatst worden. 4. Draagvlak creëren om te kunnen opleiden Het feit dat monteurs in het werkveld opgeleid moeten worden en dat dit logischerwijs geld kost, moet gedragen worden door de hele organisatie. Wij adviseren ET&O om samen met Infra Services dit gedachtegoed uit te dragen naar het managementniveau dat uiteindelijk de middelen verstrekt. Zij moeten Infra Services ruimte bieden om monteurs in opleiding bij projecten te plaatsen waar zij ervaring kunnen opdoen. Wij denken dat dit advies ook past bij de wens van ET&O om zich als afdeling professioneler op te stellen. Als voorwaarde voor dit advies zullen ET&O en Infra Services wel inzicht moeten hebben in de kosten die de monteurs in opleiding met zich meebrengen. Voordelen Wanneer er budget beschikbaar is binnen Infra Services om monteurs in opleiding te plaatsen bij projecten kan de benodigde (relevante) beroepspraktijkvorming makkelijker worden georganiseerd. 45 5. Boeien en binden van cursisten Om de cursisten te binden en te boeien is een belangrijke rol weggelegd voor ET&O. Wij adviseren ET&O als dé opleider van cursisten om hen tijdens de introductie te informeren over wie Enexis is, wat Enexis doet, wat haar rol is in de maatschappij en dat de monteurs de toekomst van Enexis zijn. Deze informatie dient met de actievisie methode gecommuniceerd te worden. Hierbij is het belangrijk dat deze informatie op een klassikale manier overgebracht wordt in bijvoorbeeld een leslokaal om er voor te zorgen dat de boodschap goed overkomt. Voordelen Geboeide en gebonden cursisten worden gemotiveerd voor hun werk en opleiding. Nadelen Een klassikale manier houdt in dat er kosten bijkomen voor de planning, de lokalen en de docenten. 6. Strakker sturen op de kosten Wij adviseren ET&O om strakker te sturen op een optimale bezetting van de opleidingen, wat de kosten per cursist zal drukken. Hierbij moet ET&O een stuk verantwoordelijkheid leggen bij Infra Services, want alleen wanneer het ingeschreven aantal cursisten en het aantal aanwezige cursisten gelijk zijn, zal ET&O de kosten per cursist beter kunnen beheersen. Wij adviseren ET&O actie te ondernemen met betrekking tot de locatiekosten door hierover in gesprek te gaan met facility management. Daar kunnen ze benadrukken dat de locatiekosten een groot deel van de totale kosten van een opleiding inneemt en dat zij hier graag een alternatief voor zou willen zien. Dit kan zijn door aan te geven dat zij een goedkopere locatie willen of door de kosten van locatie organisatie-breed te laten dragen. Wij adviseren ET&O om kritisch te kijken naar de tariefberekeningen. Hierbij dient gekeken te worden of de administratie- en onderhoudskosten die worden doorberekend aan de klant ook daadwerkelijk gemaakt worden. Deze taak kan de verantwoordelijke teammanager in samenspraak met seniordocenten en planners uitvoeren. Wij adviseren ET&O om de nieuwe blokkenstructuur zo in te richten dat cursisten goed voorbereid naar de training komen, dat docenten duidelijk weten hoe ze de praktijktrainingen moeten inrichten en dat er duidelijke opdrachten zijn, zodat cursisten redelijk zelfstandig kunnen werken. Wanneer deze nieuwe structuur goed loopt dan dient er gekeken te worden of het mogelijk is om de docent-cursistverhouding te optimaliseren, zodat de kosten per cursist dalen. Voordelen ET&O kan hierdoor een lagere prijs in rekening brengen bij de klant. Door duidelijke afspraken te maken over de bezetting van de opleiding met Infra Services, zal er geen onenigheid zijn over de prijs Nadelen Het sturen op een optimale bezetting leidt tot moeilijke opdrachten voor de planners. Wanneer ET&O een nieuwe locatie krijgt aangewezen zal er verhuisd moeten worden, dit neemt veel onwenselijk werk met zich mee. 46 Literatuurlijst 123management.nl. (sd). Opgeroepen op 2014, van 123management: http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_11_situationeel_leiderschap.html Kenteq. (2013). Opgeroepen op januari 2014, van www.kenteq.nl: http://www.kenteq.nl/nl/homepage/Praktijkleren/Erkend-leerbedrijf-worden ROCVA. (2013). Opgeroepen op januari 2014, van ROCVA: http://www.rocva.nl/mbo/opleidingen/overzicht/techniek_technologie/techniek_procesind ustrie/pages/monteur_data_elektra.aspx van Gelder. (2013). Opgehaald van www.vangelder.nl: http://www.vangelder.com/content/algemene-informatie Belastingdienst. (2014, januari). Vrijstelling voor beroepsopleidingen. Opgeroepen op Januari 24, 2014, van Website van de belastingdienst: http://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/bldcontentnl/belastingdienst/zakelijk/btw /tarieven_en_vrijstellingen/vrijstellingen/onderwijs/beroepsonderwijs/beroepsopleidingen/v rijstelling_voor_beroepsopleidingen Beroepsonderwijs. (2013, januari). Beroepsonderwijs bedrijfsleven. Opgeroepen op februari 10, 2014, van www.kwalificatiesmbo.nl Bijvoets, R. -B. (2013, September 3). www.stipel.nl. Opgeroepen op oktober 2013, van Stipel: http://www.stipel.nl/wp-content/uploads/Uitvoeringsregeling-STIPEL-PCE-vs.-8.4.2.pdf Bock, H. d. (2013, december 6). Opleidingscoordinator . (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Boeije, H. (2005). Analyseren in kwalitatief onderzoek. Amsterdam: Boomonderwijs. Caris, H. (2013, december 18). Opleidingscoördinator. (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Colsen, C., & Bruel, M. (2013). De Geluksfabriek. Opgeroepen op februari 2014, van Website van de Geluksfabriek: http://www.geluksfabriek.nl/Home/tabid/36/Default.aspx Enexis. (2013). De afdelingen binnen Enexis. Opgeroepen op februari 2014, van www.werkenbijenexis.nl: https://www.werkenbijenexis.nl/over-enexis/afdelingen Enexis B.V. (2013, n.b. n.b.). Enexis’ werkgebied: waar ligt ons netwerk? Opgeroepen op 10 2, 2013, van Enexis. Energie in goede banen.: https://www.enexis.nl/over-enexis/hetbedrijf/werkgebied Enexis B.V. (2013, n.b. n.b.). Training & Opleiding. Opgeroepen op 11 18, 2013, van Enexis. Energie in goede banen.: https://www.enexis.nl/zakelijk/partners/gecontracteerdeaannemers/trainingen-en-opleidingen Enexis B.V. (2013, n.b. n.b.). Wie is Enexis? Opgeroepen op 10 2, 2013, van Enexis. Energie in goede banen.: https://www.enexis.nl/over-enexis/het-bedrijf?pageid=1 Enexis Training en Opleiding. (2013). Intranet van Enexis B.V. Opgeroepen op november 18, 2013, van Intranet van Enexis B.V.: http://intranet.enexis.local/paginas/default.aspx 47 Fundeon. (n.b.). Informatie over erkend leerbedrijf in bouw, infra of gespecialiseerde aannemerij. Opgeroepen op januari 27, 2014, van Website van Fundeon: http://www.fundeon.nl/werkgever/erkend-leerbedrijf-bouw-infra-gespecialiseerdeaannemerij Fundeon, & Kenteq. (2011-2012). www.kenteq.nl. Opgeroepen op januari 2014, van Kenteq: http://www.kenteq.nl/kenteq/Downloads/1-Ondersteuning%20mbo/2Kwalificatiestructuur/2011-2012/Quickstarts%20kwalificaties/Monteur%20data_elektra%20%2092111.pdf Gelderpoort, O. (2014). Algemene informatie Gelderpoort. Opgeroepen op december 2013, van vangelder: http://www.vangelder.com/content/algemene-informatie Heuvel, A. v. (2013, december 17). Seniordocent. (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Hutorowicz, O. (2013, 04 13). Netbeheerders en Energieleveranciers: Liberalisering Energiemarkt Nederland. Opgeroepen op 11 28, 2013, van FreshFacts. Marketing en Economie: http://www.freshfacts.nl/netbeheerders-energieleveranciers-liberalisering-energiemarktnederland/ Jennings, C., & Wargnier, J. (2010). Effective learning with 70:20:10. Cross Knowledge. Kaldeway, J. (2005). David Kolb: manieren van leren in verschillende disciplines. Onderzoek van Onderwijs, 4. Keizer, S. (2013, december 10). Opleidingscoördinator. (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Keizer, S., & Snaauw, L. (2014, januari 16). Opleidingscoördinator & Administrateur. (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Kenteq, F. &. (2009-2010). www.kenteq.nl. Opgeroepen op januari 2014, van Kenteq: http://www.kenteq.nl/kwalificatiestructuur/documenten/OVZ_Eerstemonteurdata_elektra.h tm Kerssens, P. (2014, November 18). Kosten in beeld brengen. (M. Mudde, Interviewer) Kiers, R. (2013, Oktober 23). Opleidingsadviseur. (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Koeleman, H. (2008). Interne communicatie als managementinstrument. Alphen aan den Rijn: Kluwer. Mandour, Y., & Bekkers, M. (2010). Een praktische kijk op marketing- en strategiemodellen. Academic Service. Marcus, J., & Dam, N. (2009). Een praktijkgerichte benadering van Organisatie en Management. Noordhoff Uitgevers. Mintzberg, H. (sd). Organisatiestructuren ( Structures in fives). Academic Service. Nieuwenhuis, M. (2003-2010). The art of management . Pijl, O. J. (2008). 2Reflect. De kunst van organiseren. Opgeroepen op januari 27, 2014, van Website van 2Reflect: http://www.2reflect.nl/validiteit_en_betrouwbaarheid.htm Poortman, C., & Visser, K. (2009). Leren door werk: de match tussen deelnemer en werkplek. 'sHertogenbosch: Expertisecentrum Beroepsonderwijs. 48 Porter, M. (2000). Concurrentievoordel, de beste bedrijfsresultaten behalen en behouden. Amsterdam/Antwerpen: Business Contact. Quinn, R. (2010). The art of management. Opgeroepen op maart 2014, van The art of management: http://123management.nl/0/030_cultuur/a300_cultuur_02_typering.html Reijnders, E. (2006). Basisboek Interne Communicatie. Assen: Koninklijke Van Gorcum BV. Rijksoverheid. (2013/2014). Rijksoverheid. Opgehaald van www.rijksoverheid.nl: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/volwassenenonderwijs/vraag-en-antwoord/watis-de-wettelijke-hoogte-van-het-lesgeld-cursusgeld-en-collegegeld.html Rosa, B. d. (2014, Januari 15). Seniordocent. (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Slijkhuis, J. (2014, januari 13). Opleidingscoördinator. (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Taks, J. (2013, november 13). Senior docent. (M. Mudde, & E. Türkyılmaz, Interviewers) Vanhove, A. (2006). Modellen van interne communicatie. KH Mechelen. Verduin CRM Consultants. (2012). Customer Intimacy. Opgeroepen op decemeber 05, 2013, van Website van Verduin CRM consultants: http://www.verduin.nl/crmkennisbank/wiki/bid/159876/Customer-intimacy Verhoeven, N. (2008). Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Amsterdam: Boom Onderwijs. www.baminfratechniek.nl. (sd). Opgeroepen op 2013, van Bam infratechniek: http://baminfratechniek.nl/opleidingscentrum Gehouden interviews: Roberts Kiers (Opleidingsadviseur) op 23-10-2013 Herman van der Vlies (Senior Consultant Learning & Development op 08-11-2013 Jan Taks (Seniordocent) op 13-11-2013 Huub de Bock (Opleidingscoördinator) op 06-12-2013 Sjoerd Keizer (Opleidingscoördinator) op 10-12-2013 Arie van den Heuvel (Seniordocent) op 17-12-2013 Hans Karis (Opleidingscoördinator) op 18-12-2013 Jan Taks (Seniordocent) op 20-12-2013 Arie van den Heuvel (Seniordocent) op 09-01-2014 Jaap Slijkhuis (Opleidingscoördinator) op 13-01-2014 Bruno de Rosa (Seniordocent) op 15-01-2014 Leo Snauw (BAM opleidingscentrum) op 16-01-2014 Sjoerd Keizer (Opleidingscoördinator) op 16-01-2014 Alexander Moes (ROC Docent) op 16-01-2014 Bruno de Rosa (Seniordocent) op 21-01-2014 Arie Strik (ROC Docent) op 20-02-2014 Ton Schuurmans (Vestigingsmanager) op 06-03-2014 49 Lijst met afkortingen BEI BPV Bedrijfsvoering van Elektrische Installaties (Zie bijlage 19.4) Beroeps Praktijk Vorming. Het opleiden in de praktijk wordt BPV genoemd. Het is een belangrijk onderdeel van het beroepsonderwijs. ELH ET&O Eerste Levensreddende Handelingen Enexis Training en Opleiding. Afdeling valt onder Human Resources. GPLKkabel Gepantserde Papier Lood Kabel. “Oude” teerkabel, opgebouwd uit lagen. (Zie bijlage 19.2) HS HSE Hoog Spanning. Hoge elektrische spanning vanaf 50 kV (kilo Volt). Health, Safety and Environment. Afdeling die zich bezig houdt met VGWM (Veiligheid, Gezondheid, Welzijn en Milieu). LS Laag Spanning. Lage elektrische spanning. Spanning tot 1 kV (kilo Volt) MS Midden Spanning. Elektrische spanning van 1 kV tot 50 kV (kilo Volt) OV Openbare Verlichting PBM PVB Persoonlijk BeschermingsMiddel Proeve Van Bekwaamheid. Een praktijk examen waarin de leerling laat zien de gevraagde vaardigheden volgens de werkinstructies correct kan uitvoeren. VCA VIAG VCA staat voor VGM-Checklist Aannemers (VGM staat voor Veiligheid, Gezondheid en Milieu). Het is een programma waarmee dienstverlenende bedrijven worden getoetst en gecertificeerd op hun VGM-beheersystemen. VeiligheidsInstructies AardGas VILS VP VWI’s Veiligheidsinstructie Laagspanning Vakbekwaam Persoon Veiligheid Werk Instructies 50
© Copyright 2024 ExpyDoc