pr; Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rijkswaterstaat Directie Oost-Nederiand Bibliotheek P t f - S A . 9 4 0 1 0 ON isiGOB p i ; /Sq&8 Directoraat-ueneraai k i j Kswaterstaat Bouwdienst Rijkswaterstaat Hoofdafdeling Waterbouw W-SA-94092 BDWSA-94140 BOCHTVERBETERING St. ANDRIES Vaste Laag CONCEPT ONTWERPNOTA Opdrachtgever Projectnummer datum Status Auteur(s) : : : : Rijkswaterstaat Directie Gelderland W B 581 9 november 1 9 9 4 Concept V . Hombergen, J . Roeberding, H. Eerden dienst bevoegd gezag paraaf Opdrachtgever R W S dir. Gelderland ing. H. Eerden nvt Opdrachtnemer R W S Bouwdienst ir. D. Verhage nvt Projectmanager R W S Bouwdienst ir. A . Franken nvt Projectleider R W S Bouwdienst ir. V . Hombergen nvt d.d. Jederfand Bibliofheeknr. Pw. S f \ . ^ Q l Ministerie van Verkeer en Waterstaat Directoraat-Generaal Rij kswaterstaat Bouwdienst Rijkswaterstaat Hoofdafdeling Waterbouw W-SA-94092 BDWSA-94140 BOCHTVERBETERING St. ANDRIES Vaste Laag CONCEPT ONTWERPNOTA R W S Bouwdienst t.a.v. ir. V . J . W . Hombergen Postbus 2 0 . 0 0 0 3 5 0 2 L A Utrecht tel: 0 3 0 - 8 5 7 8 4 6 fax: 0 3 0 - 8 0 0 6 8 6 R W S Directie Gelderland t.a.v. ing. H . A . P . Eerden Postbus 9 0 7 0 6 8 0 0 ED A r n h e m Tel: 0 8 5 - 8 6 6 5 4 0 fax: 0 8 5 - 6 8 8 7 3 4 (PB-Waal) o Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) PROJECT IDENTIFICATIE Projectnaam Projectnummer Opdrachtgever : Bochtverbetering St. Andries. : PBMS: 2371 WB: 581 Rijkswaterstaat directie Gelderland Principaal: Opdrachtnemer : Bouwdienst Rijkswaterstaat Bevoegd gezag: Projectmanager: Projectleider: Concept O n t w e r p n o t a ing. H. Eerden ir. D. Verhage ir. A. Franken ir. V. Hombergen Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) INHOUDSOPGAVE 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 PROBLEEMSTELLING BEOOGD PROJECT RESULTAAT AFBAKENING R E S U L T A A T DEFINITIEFASE DOELSTELLING ONTWERPNOTA N A D E R E UITWERKING H Y D R A U L I S C H E R A N D V O O R W A A R D E N 6.1 Inleiding 6.2 Grenssnelheid, Retourstroom en Spiegeldaling 6.2.1 Algemeen 6.2.2 Uitgangspunten 6.2.3 Grenssnelheid 6.2.4 Retourstroom en spiegeldaling 6.3 Schroefstraalbelasting 6.3.1 Algemeen 6.3.2 Uitgangspunten 6.3.3 De schroefstraalbelasting 6.4 Resume hydraulische belastingen ALTERNATIEVEN VASTE LAAG 7.1 Inleiding 7.2 Stortsteen op granulair filter 7.3 Stortsteen op zinkstuk 7.4 Blokkenmatten 7.5 Gabions (schanskorven) 7.6 Matrassen 7.7 Kwalitatieve vergelijking van de alternatieven 7.7.1 Beoordelingscriteria 7.7.2 Verwerking beoordelingen 7.7.3 Conclusies VOORONTWERP TOPLAAG VASTE LAAG 8.1 Algemeen 8.2 Stortsteen als toplaag 8.2.1 Stortsteen belast door de maatgevende retourstroom 8.2.2 Stortsteen belast door de schroefstraal 8.2.3 Ontgronding van de toplaag bij schroefstraalbelasting 8.2.4 Mogelijke horizontale opbouw vaste laag VERTICALE OPBOUW BODEMBESCHERMING 9.1 Inleiding [ref.:5] 9.2 Uitgangspunten ontwerp filter 9.3 Geometrisch-dicht filter 9.3.1 Geometrisch-dicht filter bij een toplaag 1 0 - 6 0 kg 9.3.2 Geometrisch-dicht filter bij een toplaag 4 0 - 2 0 0 k g 9.3.3 Resume geometrisch-dicht filter 9.4 Stabiel geometrisch-open filter 9.4.1 Bodemverhang 9.4.2 Ontwerp geometrisch-open filter 9.4.3 Resume geometrisch-open filter 9.5 Geotextiel als filter [ref.:5] 9.6 Resume granulair opgebouwde bodembescherming D E F I N I T I V E L A Y - O U T EN UITVOERING 10.1 Keuze + praktische opbouw vaste laag 10.2 Geometrie vaste laag 1 0 . 3 Uitvoering vaste laag 10.4 Aansluitng rond de kribben 10.5 A a n l e g k o s t e n vaste laag Concept O n t w e r p n o t a 1 1 2 2 4 5 5 5 5 5 6 7 10 10 10 11 13 14 14 14 15 16 16 16 17 17 18 20 21 21 21 21 22 25 26 28 28 29 29 30 31 32 32 32 33 34 35 35 36 36 37 39 41 42 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) BIJLAGEN 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Breedte werking T 1 S en T 5 S Grenssnelheid retourstroom en spiegeldaling Schroefstraalbelasting bij varierende aanleghoogte en berekening D van de toplaag Beoordeling alternatieven op criteria Gevoeligheidsanalyse Ontgrondingen toplaag indien een lichtere sortering wordt toegepast dan berekend in bijlage 2 Ontwerpgrafiek geometrisch-open filter Resultaten W L (optimalisatie T5) Bovenaanzicht vaste laag Lengte profielen vaste laag Kenmerkende dwarsprofielen vaste laag Concept Ontwerpnota 5 0 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) SAMENVATTING Op basis van het door het W L uitgevoerd model onderzoek [ W - S A - 9 4 0 5 7 ] en het vastgestelde Programma van Eisen [ W - S A - 9 4 0 5 4 ] is besloten uit te gaan van een lay-out volgens T 5 S V . Deze laag begint op kilometerraai 9 2 5 , 0 0 0 en eindigt op kmr. 9 2 8 , 5 0 0 . De boven- en benedenstroomse begrenzing sluiten aan op het huidige bodemniveau, respectievelijk N A P - 3 , 0 6 m en N A P - 3 , 3 5 m , met als hoogste punt N A P - 2 , 2 9 m ( 0 L R - 3 , 6 5 m ) op mr. 9 2 8 , 0 0 0 . Lay-out T 5 S V heeft bijna dezelfde werking als lay-out T 1 S V , maar in het gedeelte tussen kmr.927 en 9 2 8 is de breedte-werking net iets beter (zie bijlage 1). Daarnaast is de ontgronding benedenstrooms van de vaste laag bij lay-out T 5 S V kleiner dan bij lay-out T 1 S V omdat het bodemtransport door de buitenbocht bij lay-out T 5 S V groter is. In de hoofdstukken 1 tot en met 4 zijn de standaard hoofdstukken van dit document gegeven (inleiding, doelstelling etc.) Hoofdstuk 5 is een samenvatting van het Programma van Eisen. In hoofdstuk 6 zijn de hydraulische belastingen nader uitgewerkt. Samen met de inmiddels bekende stroomsnelheden uit het Programma van eisen heeft geresulteerd in de volgende tabel: Stroomsnelheid Belasting Natuurlijke afvoer 0,90 [m/s] Opmerking 5 0 t o t 9 0 m e t e r v a n a f d e a s v a n d e r i v i e r in d e b i n n e n b o c h t bij O L W m e t v a s t e l a a g . Natuurlijke afvoer 1,40 5 0 t o t 9 0 m e t e r v a n a f d e a s v a n d e r i v i e r in d e b u i t e n b o c h t bij O L W m e t v a s t e l a a g . Natuurlijke afvoer Retourstroom 2,00 g e m i d d e l d bij M H W m e t v a s t e l a a g . 2,75 D u w e e n h e i d tijdens O L W . A a n l e g h o o g t e O L W - 3 , 5 0 m ; Bodembreedte 150m; Retourstroom 3,50 V„=1,40m/s D u w e e n h e i d tijdens M H W . Aanleghoogte O L W - 3 , 5 0 m ; Bodembreedte 150m; Schroefstraal 2,38 D u w e e n h e i d bij O L W m e t e e n V w V w = 2,0m/s. van 0,90m/s ( b i n n e n b o c h t ) bij a a n l e g h o o g t e O L W - 4 , 2 0 m . Schroefstraal 4,15 D u w e e n h e i d bij O L W met een V w van 1 , 4 0 m / s (buitenbocht) bij a a n l e g h o o g t e O L W - 3 , 5 0 m . Tabel S . I : Hydraulische randvoorwaarden voor het ontwerp van de vaste laag. De vetgedrukte waarden zijn de maatgevende belastingen. In hoofdstuk 7 zijn 5 altematieve constructies voorgesteld voor de vaste laag. Te weten: Toplaag van stortsteen met een uit granulair opgebouwd filter. Toplaag van stortsteen op een zinkstuk, waarbij het zinkstuk is opgebouwd uit een geotextiel (filter) met een rietmat en een roosterwerk van wiepen. Een blokkenmat (betonblokken op geotextiel). Gabions (op geotextiel). Matras (onder en boven geotextiel en als tussenlaag bijvoorbeeld grind). Met behulp van een Multi-Criteria-Matrix zijn de alternatieven vergeleken op de criteria (en sub-criteria): Uitvoering (uitvoerbaarheid en veiligheid), Constructief (ruwheid, duurzaamheid en reststerkte), Milieu (ecologie, grondstofreserve en hergebruik materialen), Concept O n t w e r p n o t a S.1 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Flexibiliteit (aanpassingsmogelijkheid en constructieve flexibiliteit, bijvoorbeeld zettingen), Beheer en onderhoud (schadegevoeligheid, uitvoerbaarheid en tracering van schade), (Verwachte) Kosten (aanlegkosten en onderhoudskosten). Deze analyse heeft geresulteerd in twee voorkeurs-alternatieven, namelijk stortsteen op een granulair filter en stortsteen op een zinkstuk. Doordat beide alternatieven voor wat betreft de toplaag identiek zijn, is in hoofdstuk 8 deze toplaag bepaald met als criterium "stabiliteit tegen optredende hydraulische belastingen" (tabel S . 1 ) . Het resultaat (standaard sorteringen volgens NEN-ISO-51 80) van deze berekeningen is als volgt: 6 0 - 3 0 0 k g ( 0 , 3 8 m < D < 0 , 4 3 m ) veilig ontwerp. 10-60kg ( 0 , 2 1 m < D < 0 , 2 6 m ) enig doorgaand transport toegestaan. 4 0 - 2 0 0 k g ( 0 , 3 2 m < D < 0 , 3 7 m ) "gemiddeld". Het advies is geworden om uit te gaan van een voldoende veilig ontwerp, met andere woorden 4 0 - 2 0 0 k g als toplaag. Indien men er voor kiest om enige schade aan de bodembescherming toe te staan dan zou men kunnen kiezen voor 1 0 - 6 0 k g . Een toplaag van 6 0 - 3 0 0 k g mag voor de vaste laag als te veilig worden beschouwd. n n n In hoofdstuk 9 is de verticale opbouw van de vaste laag onderzocht (filterconstructie). In eerste instantie is een granulair geometrisch dicht filter ontworpen en vervolgens een granulair geometrisch open filter. Daarnaast zijn ook de vereisten voor het geotextiel (onderdeel van het zinkstuk) bepaald. Een geometrisch dicht filter kan worden b e s c h o u w d als een te veilig ontwerp voor deze specifieke constructie gezien de grootte en type belastingen. Vervolgens is het ontwerp aan de Directie Gelderland voorgelegd om een keuze te maken voor het ontwerp. Na een uitvoerige bespreking met de projectgroep St. Andries, bijgewoond door een adviseur van de Bouwdienst, een vertegenwoordiger van de dienstkring Bovenrijn en Waal en deskundigen op het gebied van de uitvoering is gekozen voor een geheel uit granulair materiaal opgebouwde bodembescherming. Het ontwerp van de bodembescherming is als volgt: Toplaag: 4 0 - 2 0 0 k g , minimale laagdikte 0 , 5 3 m , inclusief toleranties een gemiddelde laagdikte van 0 , 8 0 m (1275kg/m ). Filterconstructie: 4 0 / 1 0 0 m m , minimale laagdikte 0 , 2 5 m , inclusief toleranties een gemiddelde laagdikte van 0 , 4 0 m (660kg/m ). 2 2 — 40-200kg 40/100mm Basislaag 0,80m 1 2 7 5 k g / m 0,40m 6 6 0 k g / m 2 2 Figuur S . 1 : Kenmerkende opbouw vaste laag Concept Ontwerpnota S.2 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) In de loop van het project is het W L verzocht aanvullende berekeningen uit te voeren naar de geometrie van de vaste laag. Onderzocht is of de vaste laag kon worden verkort en/of versmalt. Het resultaat van deze berekening is dat de vaste laag tot 1 4 0 m kan worden versmalt, voordat ontgrondingen aan de binnenbochtzijde van de vaste laag een rol gaan spelen in de stabiliteit van de vaste laag. Tevens is gebleken dat verkorting van de vaste laag mogelijk is door de helling ( 1 : 5 0 0 die bij T 5 S V begint op kmr. 9 2 8 en eindigt op kmr. 928,5) steiler aan te leggen met een helling van 1:100 (einde op kmr. 928,1 •* inkorting van 400m). Dit is geometrie T 5 S V K E . De voorkeur bij Directie Gelderland gaat uit naar deze geometrie. Deze voorkeur is gebaseerd op de volgende punten [ W - S A - 9 4 0 9 1 ]: De aanzanding (bult) achter de vaste laag in de binnenbocht verplaats zich van de kruising (tussen kmr. 9 2 8 en kmr. 929) meer naar de vaste laag. Dit is scheepvaartechnisch "beter" omdat afvarende schepen dan bij het oversteken van de ene binnenbocht (St. Andries) naar de andere binnenbocht (Opijnen) geen " S bocht" hoeven te maken. De hoeveelheid onderhoudsbaggerwerk bij T 5 S K E is groter dan bij T 5 S V maar niet veel. Ook bij T 5 S V moet onderhoudsbaggerwerk worden gepleegd om het gewenste resultaat (170m) te bereiken. Deze kleine toename van baggerwerk weegt niet op tegen een verkorting van de vaste laag van 4 0 0 m . Schade aan de vaste laag of baggermaterieel hoeft men niet te vrezen, omdat de laag in dit gebied sowieso lager komt te liggen dan O L W - 3 , 5 0 m . A l s er in het benedenstroomse deel van de vaste laag (binnenbocht) gebaggerd moet worden dan ligt er altijd nog een pakket zand tussen O L W - 3 , 5 0 m en de vaste laag voor de "bescherming" . Ook net voor de bocht van Opijnen geeft het model een beter resultaat bij T 5 S K E dan bij T 5 S V . Overige kenmerken van de voorkeursgeometrie zijn: De vaste laag begint op kmr. 9 2 5 met een breedte van 110m tot kmr. 9 2 5 , 2 5 0 . Vanaf kmr. 9 2 5 , 3 5 0 heeft de vaste laag een constante breedte van 1 4 0 m tot kmr. 9 2 8 , 1 0 0 m (zie bijlage 9). In Bijlage 10 zijn lengte profielen weergegeven van de vaste laag op verschillende afstand van de theoretische normaallijn. In bijlage 11 zijn enkele kenmerkende dwarsprofielen weergegeven, die corresponderen met de gestippelde verticale lijnen in bijlage 10. De kosten voor de vaste laag zijn bij het opstellen van deze versie van de concept ontwerpnota nog niet bekend ( 0 9 / 1 1 / 9 4 ) . De kosten zullen binnen afzienbare tijd worden toegevoegd aan dit document. Concept O n t w e r p n o t a S.3 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 1 PROBLEEMSTELLING Ter verbetering van o.a. het scheepvaartverkeer en de veiligheid van de Hoofdtransportas Waal gaat Rijkswaterstaat directie Gelderland in de komende 10 jaar bijna 5 0 0 miljoen gulden investeren. Ook bij laag water wil men de capaciteit van de rivier verhogen. Alternatieven als bochtafsnijding, kanalisatie of het verleggen van bruggen zijn hiervoor ongewenste oplossingen. Gedacht moet worden aan het verlengen of verkorten van kribben of het aanpassen van de rivierbodem. Een van de knelpunten op de rivier is de bocht St. Andries die niet voldoet aan de veiligheid en vereiste vaarbaanbreedte bij O L W (Overeengekomen Lage Waterstand). De vereiste vaarbaanbreedte is 1 70m op een diepte van O L W - 2 , 8 0 m . Deze breedte is 2 4 0 dagen per jaar (67%) niet aanwezig. 1 De bocht bij St. Andries is gekozen als project, dat als eerste uitgewerkt zal worden volgens het beleidsvariant l i b . Het project "Bocht St. Andries" bestaat uit 5 resultaten, te w e t e n : 1 Zomerbedmaatregel bocht St. Andries d.m.v. een vaste laag 2 Bocht Opijnen 3 Kribben & Oevers 4 Knooppunt St. Andries 5 Compenserende maatregelen 2 Als eerste zal resultaat 1 worden gerealiseerd. De vaargeul in de bocht van St. Andries zal analoog aan de bocht te Nijmegen worden verbreed door middel van bochtvastlegging met een vaste laag (bodembescherming) in het zomerbed. De keuze voor het aanleggen van een vaste laag ter verbetering van de vaarbaanbreedte bij OLR is onder anderen gebaseerd op: Naar de werking van bodemkribben en bodemschermen wordt nog steeds onderzoek gedaan. Voorlopig kan nog geen sluitende uitspraak worden gedaan over de werking van de bodemschermen. Tussen St. Andries en Zaltbommel ligt het kantelpunt van autonome bodemdaling en bodemstijging (einde getij invloed). De bodem blijft nu al nagenoeg op dezelfde hoogte. Door de positieve ervaring met de vaste laag in de bocht bij Nijmegen, geeft een vaste laag bij St. Andries meer zekerheid voor het behalen van het gewenste resultaat, dan een ander alternatief. De Hoofdafdeling Waterbouw van de Bouwdienst Rijkswaterstaat is gevraagd een bijdrage te leveren aan dit resultaat, namelijk door het ontwerp van de vaargeul-verbetering bij St. Andries op te stellen. 2 BEOOGD PROJECT RESULTAAT De Definitiefase is inmiddels afgerond. Op basis van het voorgaande Programma van Eisen levert de Hoofdafdeling Waterbouw van de Bouwdienst Rijkswaterstaat als bijdrage: Het ontwerp van de bodembescherming. De technische specificaties die bij het project behoren. Het toets-plan ten behoeve van het bestek (Het bestek wordt opgesteld door R W S GLD). W a t e r s t a n d die 5 % v a n de tijd per jaar w o r d t o n d e r s c h r e d e n ( O L W = O L R ) Uit: T o e k o m s t v i s i e W a a l Concept Ontwerpnota Hoofdtransportas 1 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Een voorstel tot assistentie bij het toezicht op de naleving van het toetsplan tijdens de uitvoering. Een voorstel voor besteks- eisen en gunnings-criteria. 3 AFBAKENING De meerwaarde, geintegreerde aanpak, zoals gesteld in de projectopdracht van R W S - G L D , valt onder de verantwoordelijkheid van Directie Gelderland. De afdeling Waterbouw is verantwoordelijk voor de technische specificaties en het toets-plan voor de vaste laag in de verbrede vaargeul. Er wordt rekening gehouden met bestaande (natuurontwikkelings)plannen en/of andere belangen. R W S - G L D is verantwoordelijk voor een tijdige toelevering van eventuele aanvullende eisen vanuit andere plannen en/of belangen en vanuit interne raakvlakken tijdens de ontwerpfase. Uitgangspunt is dat de zomerbedmaatregelen d.m.v. een vaste laag de overige belangen niet zullen schaden en geen blokkade zullen vormen voor bestaande plannen. 4 RESULTAAT DEFINITIEFASE Tijdens de definitiefase is door middel van een onderzoek met het hydrologisch- en morphologisch numerieke model R I V C O M , uitgevoerd door het Waterloopkundig Laboratorium de V o o r s t , vast komen te staan dat de vereiste breedte op een diepte van O L R - 2 , 8 0 m niet zonder aanvullende maatregelen is te verkrijgen. 1 Het onderzoek leverde twee mogelijke geometrieen, waarmee het beoogde project resultaat bijna mee is te bereiken, te w e t e n : Een geometrie volgens de schematisatie in model T1 Een geometrie volgens de schematisatie in model T5 Een geometrie volgens model T1 verbetert de condities bij St. Andries maar veroorzaakt problemen benedenstrooms, ter plaatse van de kruising , gedurende 110 dagen per jaar (30%). Bij St. Andries is de vaarbaanbreedte op een diepte O L W - 2 , 8 0 m 6 0 dagen per jaar (17%) kleiner dan de vereiste breedte. Met model T 5 worden dezelfde resultaten verkregen als met model T l , alleen op de kruising is de breedte gedurende 75 dagen per jaar (20%) onvoldoende. 2 Nader onderzoek naar een combinatie van de vaste laag met een versmalling van de rivier van 2 6 0 meter naar 2 2 5 meter (bijvoorbeeld door verlenging van de kribben), leverde een beter resultaat op (model T 1 S en T 5 S ) . Beide modellen geven bij St. Andries gedurende 9 5 % per jaar de vereiste vaarbaanbreedte. Ter plaatse van de kruising is de breedte gedurende 2 2 % van het jaar onvoldoende. Na extra controle en verdere scherpstelling van de numerieke randvoorwaarden heeft het onderzoek geleid tot de twee geometrieen T 1 S V en T 5 S V . Deze zijn als volgt te omschrijven: Model V a n kmr. - Tot kmr. Min. Aanleghoogte T1SV 924,5 - 928,5 OLW-4,50m T5SV 925 - 928,5 OLW-4,50m Max. Aanleghoogte OLW-3,85m (const.) O L W - 3 , 6 5 m (var.) Bij nader inzien is gekozen voor een lay-out volgens T 5 S V (vanaf nu in het kort T5), omdat bij deze lay-out de breedte-werking iets beter is dan bij T 1 . Helaas geeft lay-out T 5 RIVer en COastal Morphology [W-SA-94057] P l a a t s w a a r d e s t r o m i n g in d e r i v i e r v a n d e e n e b u i t e n b o c h t o v e r s t e e k t n a a r d e a n d e r e Concept O n t w e r p n o t a buitenbocht. 2 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) een iets slechter resultaat voor de kruising, maar de breedte werking zet iets langer door dan bij T1 (De breedte tussen kmr. 9 2 7 en kmr. 9 2 8 is bij T5 groter dan bij T1). Daarnaast zijn de ontgrondingen benedenstrooms van de vaste laag bij een lay-out volgens T 5 kleiner dan bij T 1 , doordat bij T5 het zandtransport door de buitenbocht groter is. In bijlage 1 is de breedte werking van de onderzochte lay-outs weergegeven. De lay-out van T5 is weergegeven in figuur 5.1 Het hoogste punt van de vaste laag ligt op O L R - 3 , 6 5 m . De buitenbocht van de vaste laag grenst aan de normaallijn van de buitenbocht van de bocht St. Andries. In figuur 5.1 is de onderste lijn de bovenkant van de vaste laag t.o.v. OLR en de middelste lijn de hoogte t.o.v. N A P . Vaste laag St. Andries t.o.v. NAP T5 < z 2 1.75 — . 1.5 1.25 1 0.75 0.5 0.25 0 -0.25 -0.5 -0.75 -1 -1.25 -1.5 -1.75 -2 -2.25 -2.5 -2.75 -3 -3.25 -3.5 -3.75 -4 -4.25 -4.5 -4.75 -5 9 24 , CR t.o.v. NAP T5 t.o.v. OLR T5 t.o.v. NAP ^ - \ V 924.5 925 925.5 926 926.5 927 927.5 928 \ 928.5 929 Kilometerraai (Duizenden) Figuur 4 . 1 : Lay-out T 5 t.o.v. N A P en OLR De vereiste doorvaartbreedte wordt alleen bereikt indien extra maatregelen worden getroffen (bijvoorbeeld versmalling van de rivier via verlenging kribben) en/of periodiek onderhoudsbaggerwerk wordt gepleegd. Het verdient aanbeveling om: bovenstrooms de bodembescherming zodanig aan te leggen, dat geen abrupte drempel wordt gevormd bij de overgang van huidige niveau naar vaste laag. te onderzoeken of de spiraalstroom kan worden verstoord, om ontgrondingen benedenstrooms van de laag te beperken. Het model gaf ook aan dat de ruwheid van de buitenbocht een belangrijke rol speelt. De optimale ruwheid van de buitenbocht is te bereiken door de vaste laag met een breedte tussen 1 5 0 , 0 m en 1 6 5 , 0 m aan te leggen met een C-waarde (Chezy) van om en nabij 35m 7s. y Volgens het model R I V C O M zal de profiel gemiddelde stroomsnelheid bij O L W toenemen van gemiddeld tussen 0,9 en 1,3 m/s naar gemiddeld tussen 0,9 en 1,4m/s. Bij M H W zal de stroomsnelheid toenemen van ongeveer 1,8m/s naar 2,0m/s. Concept Ontwerpnota 3 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) De ruwheid veroorzaakt een opstuwing bovenstrooms van de vaste laag. Met het model W A Q U A zijn indicatieve berekeningen uitgevoerd om een idee te krijgen van de grootte van de o p s t u w i n g bij M H W . In het meest pessimistische geval kan deze oplopen tot 6 , 0 c m . Dit aspect en ook de versmalling, zullen nader worden onderzocht en uitgewerkt in het kort geleden aan het project St. Andries toegevoegde "resultaat 5 " . De vaste laag, levert volgens het RIZA geen onoverkomelijke bezwaren op voor het aquatische en ecologische milieu, temeer omdat de voorgestelde grootte van de laag acceptabel is. V o o r het aquatisch- en ecologisch milieu zal een ruwe, hobbelige vaste laag de voorkeur genieten boven een vlakke gladde laag. Uit bovenstaande tekst kan worden opgemaakt dat tijdens het ontwerp een optimalisatie plaats zal moeten gaan vinden met aan de ene kant een hoge ruwheid bij O L W , waardoor de breedte-werking wordt bevorderd en het onderhoudsbaggerwerk afneemt en aan de andere kant een lage ruwheid bij M H W , om opstuwing bovenstrooms van de vaste laag te beperken. Daarnaast verdient hoge ruwheid de voorkeur voor het ecologische- en aquatische milieu. De schaal waarop de bevordering plaatsvindt is echter klein, waardoor aan dit aspect geen grote afwegingsfactor kan worden gegeven. 5 DOELSTELLIIMG ONTWERPNOTA Voorliggende ontwerpnota heeft als doel het nader in detail uitwerken van geometrie T 5 op basis van het Programma van Eisen [ W - S A - 9 4 0 5 4 ] om zo mogelijk te resulteren in de technische specificaties van een voorkeursvariant met een nauwkeurigheid op besteksniveau. De aanlegkosten die in dit document worden vermeld zijn dan nog op ontwerpniveau. Het tweede doel van de Ontwerpnota is het verkrijgen van goedkeuring van de opdrachtgever voor het uitvoeren van de voorbereidingsfase aan de hand van de in dit document beschreven ontwerp. Tevens dient dit document als achtergrond-document voor het Beslisdocument Ontwerpfase. Concept O n t w e r p n o t a 4 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 6 NADERE UITWERKING HYDRAULISCHE 6.1 Inleiding RANDVOORWAARDEN In het Programma van Eisen is aangegeven welke karakteristieke scheepsparameters moeten worden aangehouden voor het bepalen van de hydraulische belastingen voor het ontwerp van de vaste laag. De waterbeweging die door varende schepen op vaarwater wordt opgewekt is een complex geheel van afzonderlijk te onderscheiden waterbewegingscomponenten. Belangrijk zijn stroming en waterspiegelfluctuaties. In dit hoofdstuk worden de kenmerkende ontwerpparameters zoals de maximale vaarsnelheid van het schip, de retourstroom, de spiegeldaling en de schroefstraalbelasting bepaald, om in hoofdstuk 8 te kunnen worden toegepast voor het voorontwerp. Algemeen uitgangspunt bij het ontwerp is de aanname van verschillende aanleghoogten om zo de gevoeligheden van de gehanteerde formules en de spreiding van de hydraulische randvoorwaarden in beeld te brengen. 6.2 Grenssnelheid, Retourstroom en Spiegeldaling 6.2.1 Algemeen Voor het bepalen van de grenssnelheid is gebruik gemaakt van het model DIPRO. (Dlsign PROtections) versie 1.04. Het model is in principe voor het ontwerpen van oeververdedigings-constructies. Het model kan ook de retourstroom bepalen, maar de resulterende waarde geldt voor de retourstroom langs de oevers, terwijl voor het ontwerp van de bodembescherming, de retourstroom onder een varend schip van belang is. De schroefstraal kan ook met DIPRO worden bepaald, alleen blijkt dat het model deze parameter verkeerd uitrekent. De retourstroom en de spiegeldaling zijn met de hand berekend. 6.2.2 Uitgangspunten De maatgevende grenssnelheid van een schip en de direct daaraan gekoppelde retourstroom en spiegeldaling treden op bij varen bij een minimale waterdiepte. Een bodembreedte in de bocht tussen 150 en 170 meter (variatie volgens R I V C O M ) . Een minimale waterdiepte van 3 , 5 0 m bij O L W (na bodemophoging) en een maximale waterdiepte van 3,85m bij O L W (minimum plus maximale uitvoerings-toleranties). De bocht wordt in deze berekening met een trapezium-vormig dwarsprofiel geschematiseerd (na de bodemophoging). De hellingen van de oevers worden als 1:3 aangenomen (standaard gemiddelde in DIPRO). Het debiet bij O L W is 7 7 7 m / s . De gemiddelde stroomsnelheid van het water in de as van de rivier bij deze afvoer met de vaste laag is ongeveer 1,15m/s. De minimale stroomsnelheid bij O L W is volgens R I V C O M (zie P V E [W-SA-94054]) 0 , 9 0 m / s (50 tot 9 0 m vanaf de as van de rivier in de binnenbocht), de maximale stroomsnelheid 1,40m/s (50 tot 9 0 m vanaf de as van de rivier in de buitenbocht). De tabel in het Programma van Eisen met de gemiddelde scheepskarakteristieken. Tabel 6.1 geeft de voor DIPRO benodigde gegevens. Bij O L W geldt voor Klasse VI de maximale combinatie van een 2x2-baks duweenheid. 3 Concept Ontwerpnota 5 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Klasse V a K l a s s e VI Kruiplijn- Motorschip Duweenheid coaster Lengte 110 m 190 77,85 m Breedte 11,40 11,00 m B e p e r k t e d i e p g a n g bij O L W 2,80 GeVnstalleerd v e r m o g e n 1200 kW 3000 kW 1000 kW GeVnstalleerd v e r m o g e n per s c h r o e f 1200 kW 1000 kW 1000 kW Kenmerk [Verificatie: B D - N I C V e n V a a r s n e l h e i d t . o . v . rivier AW] m m m 22,80 2,80 m 2,80 m m oever Stroomopwaarts 3,5 m/s 3,5 m/s 3,5 m/s Stroomafwaarts 5,0 m/s 5,0 m/s 5,0 m/s P IP ' Manoeuvreer' Gemstalleerd DIPRO rekent standaard met 70% 1 Tabel 6.1 : Scheepsgegevens voor DIPRO. 6.2.3 Grenssnelheid Over het algemeen zal de vaarsnelheid, waarmee bij het bepalen van de scheepsge'fnduceerde waterbeweging gerekend wordt, redelijk goed bekend zijn. De maximale vaarsnelheid die een schip op in breedte en/of diepte beperkt vaarwater kan bereiken, is afhankelijk van de afmetingen van het schip en de vaarweg. De grenssnelheid wordt bepaald door de maximale afvoer (Q ) welke langs het schip kan worden afgevoerd, onder andere door de verhouding dwarsoppervlak schip onder water/dwarsoppervlak water ( A / A ) . De zogenaamde grenssnelheid wordt in het model DIPRO bepaald met de daarvoor door Schijf afgeleide relatie. max s c Uit de berekeningen volgde al vrij snel dat bij de drie type schepen de grenssnelheden worden overschreden, indien de gei'nstalleerde vermogens geheel worden aangewend. Iteratief moet dan per schip worden gezocht naar het maximaal aan te wenden vermogen, zodat de grenssnelheid op de in de diepte beperkte bocht niet wordt overschreden. Dit heeft geleid tot de volgende tabel 6 . 2 . Concept O n t w e r p n o t a 6 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Vaar- Kenmerk schip weg 1 2 3 4 1 2 3 4 Maximaal Waterdiepte Breedte grenssnelheid vermogen [ml bodem [m/sj [kW] t.o.v. O L W [m] K l a s s e VI 2000 3,50 150 3,44 Klasse V a 600 3,50 150 4,15 Kruiplijncoasters 500 3,50 150 4,18 K l a s s e VI 2100 3,50 170 3,57 Klasse V a 650 3,50 170 4,25 Kruiplijncoasters 500 3,50 170 4,27 K l a s s e VI 2400 3,85 150 3,71 Klasse V a 750 3,85 150 4,42 Kruiplijncoasters 600 3,85 150 4,45 K l a s s e VI 2450 3,85 170 3,85 Klasse V a 800 3,85 170 4,52 Kruiplijncoasters 600 3,85 170 4,54 Tabel 6.2 : Grenssnelheden van de schepen in de bocht St. Andries bij O L W . De invloed van stroming in de vaarweg wordt bij de berekeningsmethode meegenomen door de scheepsnelheid te verhogen of te verlagen met de stroomsnelheid bij respectievelijk stroomopwaarts of stroomafwaarts varen, met andere woorden het numerieke resultaat is alsof het schip vaart in een niet-stromende rivier. De stroomsnelheden in tabel 6.2 moeten worden gecorrigeerde met 0,9m/s en 1,4m/s afhankelijk van de afstand tot de as van de rivier en afhankelijk van stroomopwaarts respectievelijk stroomafwaarts varen indien de snelheid t.o.v. de oever is gewenst. De van te voren ingeschatte vaarsnelheden zijn dicht bij de resultaten van DIPRO. Met andere woorden de vaarsnelheden van 3,5m/s en 5,0m/s waren redelijk goede aannames (inclusief de stroomsnelheid met de stroomsnelheid t.g.v. de afvoer). 6.2.4 Retourstroom en spiegeldaling Direct gekoppeld aan de vaarsnelheden in tabel 6.2 zijn de retourstroomsnelheden en de spiegeldalingen. Met de methode van Schijf zijn beide karakteristieken te bepalen volgens [ref.:1 : Binnenscheepvaart en Scheepvaartwegen, Dictaat F 1 2 N , TU Delft 1987]: Retourstroom: 2 U, V fgP gh'j (D gr 1 gh Waterdiepte: 3,50m; Bodembreedte: 150m Waterdiepte: 3,50m; Bodembreedte: 170m Waterdiepte: 3,85m; Bodembreedte: 150m Waterdiepte: 3,85m; Bodembreedte: 170m Concept Ontwerpnota 7 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Spiegeldaling: h> A. A, 2 Vgr (2) 1 gh In deze formules zijn: V Grenssnelheid U De retourstroom bij varen met de grenssnelheid Z Spiegeldaling bij varen met de grenssnelheid A Dwarsoppervlak schip onder water A Ongestoorde natte oppervlak van het vaarwater h' Gemiddelde waterdiepte vaarwater ( A / B ) , waarin B waterspiegelbreedte bij ongestoorde waterstand g r g r gr s c c 0 0 In bijlage 2 zijn bovenstaande formules toegepast. Dit heeft geresulteerd in de volgende tabel 6 . 3 . Vaar- grenssnelheid retourstroom spiegeldaling !m/s] [m/s] Im] K l a s s e VI 3,44 1,35 0,57 Klasse V a 4,15 0,95 0,45 Kruiplijncoasters 4,18 0,93 0,44 K l a s s e VI 3,57 1,30 0,56 Klasse V a 4,25 0,90 0,43 Kruiplijncoasters 4,27 0,89 0,43 K l a s s e VI 3,71 1,36 0,61 Klasse V a 4,42 0,95 0,47 Kruiplijncoasters 4,45 0,93 0,47 K l a s s e VI 3,85 1,29 0,59 Klasse V a 4,52 0,90 0,46 Kruiplijncoasters 4,54 0,89 0,45 Kenmerk schip weg 1 2 3 4 Tabel 6.3 : Retourstroomsnelheden en spiegeldalingen bij de verschillende type schepen en geometrieen van het dwarsprofiel van het vaarwater. Bij O L W is nog sprake van een maximale en een minimale stroomsnelheid als gevolg van de natuurlijke afvoer van de rivier, afhankelijk van de afstand tot de as van de rivier. Bij stroomopwaarts varen moet de retourstroom worden gecorrigeerd door deze stroomsnelheden bij de waarden van tabel 6.3 op te tellen. In geval van stroomafwaarts varen dienen de waarden in tabel 6.3 te worden verminderd met stroomsnelheid als gevolg van de natuurlijke afvoer. Op deze manier wordt de werkelijk optredende belasting op de bodem verkregen. De Klasse VI duweenheden veroorzaken de sterkste retourstroom op de bodem ( ± 1,35m/s). De minimale stroomsnelheid (0,90m/s) hierbij opgeteld voor stroomopwaarts varen geeft een snelheid van 2 , 2 5 m / s . Correctie met de maximale stroomsnelheid (1,40m/s) geeft een waarde van 2 , 7 5 m / s . Bij deze berekeningen moet worden opgemerkt dat DIPRO de waterbeweging berekent in een zogenaamd recht kanaal, dus niet in een bocht, waar het vaargedrag geheel anders is. Concept Ontwerpnota 8 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) De schepen varen de bocht door onder een bepaalde drifthoek, waardoor de retourstroom en de vaarsnelheid niet meer dezelfde richting hebben. De waarden gelden dus op die locaties in de bocht waar het schip wel enigszins rechtdoor kan varen. Met het model DIPRO zijn nog aanvullende berekeningen uitgevoerd met hogere waterstanden (grotere waterdiepten). De berekeningen zijn uitgevoerd voor de duweenheid aangezien dit type schepen de maatgevende retourstroom geven. Hierbij zijn het maximale vermogen ( 3 0 0 0 kW) en de maximale aflaaddiepte aangehouden (3,90m). Water bewegingscomponenten bij toename waterstand; Vl-schip OH 4 1 4.5 1 5 1 5.5 1 6 1 6.5 1 7 1 7.5 1 8 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 8.5 9 9 . 5 1 0 1 0 . 5 1 1 1 1 . 5 1 2 1 2 . 5 1 3 1 3 . 5 1 4 14.5 Waterdiepte [m] Figuur 6 . 1 : Waterbewegingscomponenten bij toename van de waterstand met duweenheid. In figuur 6.1 zijn de waterbewegingscomponentnen (V , U en Z ) voor de duweenheid uitgezet bij toenemende waterstand. De grenssnelheid neemt toe bij toenemende waterstand. Door de toename van de grenssnelheid neemt de spiegeldaling toe. De retourstroom neemt bij toenemende waterdiepte eveneens af. De figuur geeft een iets vertekend beeld. Theoretisch kan de grenssnelheid toe blijven nemen bij een toename van de waterdiepte. De grenssnelheid wordt echter beperkt door de maximale vaarsnelheid op de rivier. Deze is ongeveer 5 m / s . gr g r gr Globaal wordt gesteld dat de vaarsnelheid ongeveer 0,75 maal de grenssnelheid bedraagt [ref.:1 a= 1 , 4 - 0 , 4 - V / V = 1,1 -» V / V = 0,75] . Dit geeft een maximale grenssnelheid van 5 / 0 , 7 5 = 6.67 • 7,0 m/s. In figuur 6.1 hoort hierbij een U van 1,5m/s en een Z van 1,20m. s gr s g r g r gr Figuur 6.1 geeft aan dat bij kleinere waterstanden de retourstroom iets groter kan worden dan 1,50m/s (1,53m/s). Bij kleinere waterdiepten zal de aflaaddiepte afnemen en gelden de waarden van tabel 6 . 3 . Concept Ontwerpnota 9 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) A l s voor de retourstroom bij stilstaand water een bovengrens kan worden aangenomen van 1,50m/s, dan dient voor de werkelijk optreden stroomsnelheid (rekenwaarde voor de belasting op de bodembescherming) de stroomsnelheid van de natuurlijke afvoer hierbij te worden opgeteld. Er geldt op de Waal geen vaarverbod bij extreme afvoeren, dus moet hierbij de stroomsnelheid bij M H W worden opgeteld (2,0m/s). De maximale retourstroomsnelheid bij M H W wordt dan 3 , 5 0 m / s . 6.3 Schroefstraalbelasting 6.3.1 Algemeen De straal afkomstig van het voorstuwingssysteem van een schip wordt gekenmerkt door het optreden van radiale, tangentiele en axiale stroomsnelheids-componenten. Bovendien heeft de waterbeweging in een schroefstraal een sterk turbulent karakter. Voor het bepalen van de schroefstraalbelasting op de bodem, wordt gebruik gemaakt van de methode resulterend uit het WL-onderzoek [ref.:2: Schroefstralen en stabiliteit van bodem en oevers onder invloed van de stroomsnelheden in de schroefstraal, M 1 1 1 5 deel VII en X a , november 1 9 8 5 ] . 6.3.2 Uitgangspunten In deze paragraaf volgt een opsomming van de ontwerpparameters die specifiek noodzakelijk zijn het bepalen van de schroefstraalbelasting: De dimensies voor de maatgevende scheepvaart zoals weergegeven in tabel 6.4: Klasse V a Klasse Motorschip Duweenheid Lengte 110 m 190 Breedte 11,40 Diepgang 3,90 Kenmerk (Verificatie: B D - N I C V e n AW] B e p e r k t e d i e p g a n g bij O L W 2,80 Laadvermogen 3200 (max) m m 1 200 Aantal schroeven 1 GeVnstalleerd v e r m o g e n per s c h r o e f 1 200 1,80 Dschroet Straalbuis ja Hoogte schroefas t.o.v. s c h e e p s b o d e m 0,90 kW m 3,90 m 1,70 m 2,80 m 11 5 0 0 ton GeVnstalleerd v e r m o g e n m 22,80 m 3 3000 ton kW m coaster 77,85 m 11,00 m 4,05 m 2,80 m 2500 ton 1 000 kW 3 1 1000 1,50 m 1 2 3 kW Kruiplijn- VI kW m 1000 2,00 ja nee 0,75m 1,00 kW m m V a a r s n e l h e i d t . o . v . rivier o e v e r Stroomopwaarts 3,5 m/s 3,5 m/s 3,5 m/s Stroomafwaarts 5,0 m/s 5,0 m/s 5,0 m/s p 1 IP Manoeuvfeer' Geinstalleerd 1 Stroomopwaarts 0,80 0,90 0,80 0,70 0,70 0,70 Stroomafwaarts Tabel 6.4 : Karakteristieken maatgevende schepen. Bij O L R m a x i m a a l 4 b a k s d u w e e n h e i d Diepgang duwboot V e r m o g e n [ P K ] : L a a d v e r m o g e n [ton] Concept O n t w e r p n o t a (2x2) = 1:2; 1 P K = 0 , 7 5 kW 10 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) De aflaaddiepte bedraagt 2 , 8 0 m bij O L W . Rekening dient te worden gehouden met een minimale kielspeling van 0 , 7 0 m . Hieruit volgt een maximale aanleghoogte van OLW-3,50m. Uitgegaan wordt van een uitvoeringstolerantie van 0 , 3 5 m . De gemiddelde aanleghoogte wordt dan O L W - 3 , 8 5 m ± 0 , 3 5 m . 6.3.3 De schroefstraalbelasting De uittreesnelheid van het water (straal) V [m/s] direct achter een schroef is te benaderen volgens [ref.:2]: D (3) Hierin P p D d 0 zijn: Het aangewend vermogen (x% van geTnstalleerd) [W] De soortelijke massa van water [-] De effectieve schroefdiameter [m] De stroomsnelheid V , [m/s] op een afstand x vanaf de schroef en op een hoogte z vanaf de bodem is te bepalen volgens: x i v x,z = [ ni 2 ' 8 ' V vmt ' [exp * o ' - ? j (4) 2 2 +exp * +..... Het aantal keren dat de exponentiele term voor komt is gelijk aan het aantal schroeven. Bij benadering mag men bij meerdere schroeven de stroomsnelheden superponeren. Formule (4) is nu op te schrijven als: K, - afa-K-i) z • exp * 2 Hierin stelt " a " het aantal schroeven voor. De maximale stroomsnelheid bij de bodem treedt ongeveer op op een afstand van 5 maal z . z is de hoogte van de schroefas ten opzichte van bodem. Deze maximale snelheid is te benaderen volgens: b b = bodem m a x aC,3V D _ 0 ( ) 0 6 In figuur 6.2 worden de parameters aangegeven voor de schroefstraalberekening. In de werkelijk optredende belasting als gevolg van de schroefstraal (U ) moeten tevens de vaarsnelheid van het schip en de stroomsnelheid van het water worden verdisconteerd. Dit is als volgt gedaan [ref.: 3]: e UE V bodemmax + V -0.5-V w s Hierin zijn: V De stroomsnelheid van het water bij O L W (gemiddeld 1,0m/s) V De vaarsnelheid van het schip. w s Concept Ontwerpnota (7) Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Figuur 6.2 : Definitie parameters schroefstraal berekening Aangezien tijdens "stroomopwaarts varen" de grootste vermogens worden aangewend en bodem w dezelfde richting hebben, is gerekend met de waarden in tabel 6.4 die gelden voor " s t r o o m o p w a a r t s " V e n v Bovenstaande formules zijn toegepast in een spreadsheet zoals weergegeven in bijlage 3. Het resultaat is weergegeven in figuur 6 . 3 . De belasting op de bodem is voornamelijk afhankelijk van de hoogte van de schroefas t.o.v. de bodem (z ). Om deze reden zijn de stroomsnelheden net boven de bodem als gevolg van de schroefstraal weergegeven per aanlegniveau (gemiddeld N A P - 3 , 8 5 + 0 , 3 5 m tolerantie). b In figuur 6.3 is tevens rekening gehouden met de stroomsnelheid als gevolg van de natuurlijke afvoer, afhankelijk van de afstand tot de as van de rivier (binnenbocht: V = 0 , 9 0 m / s en buitenbocht: V = 1 , 4 0 m / s ) Uit figuur 6.3 volgt dat de duweenheid de maatgevende schroefstraalbelasting veroorzaakt boven de b o d e m . De maximale belasting is weergegeven in tabel 6 . 5 . w w 1i ..................... Afvoer i 0 , 9 0 m/s 1 1,40 m/s 2 1j — 1 OLW-3,85m OLW-3,50m Aanleghoogte OLW-4,20m 3,65 m/s 3,10 m/s 2,38 m/s 4,14 m/s 3,59 m/s 2,87 m/s .— Tabel 6.5 : Schroefstraalbelasting op de bodem (U ), Klasse Vl-schip. e Deze waarde verschilt niet veel van de maximale retourstroomsnelheid, maar is een sterk turbulente stroming. Om deze reden is de turbulente stroming als gevolg van de schroefstraal meestal maatgevend t.o.v. de laminaire stromingen (als b.v. retourstroom en de stroming bij natuurlijke afvoer). 5 0 t o t 9 0 m v a n a f d e a s v a n d e r i v i e r in d e binnenbocht 5 0 t o t 9 0 m v a n a f d e a s v a n d e r i v i e r in d e buitenbocht Concept Ontwerpnota 12 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Schroefstraalbelasting Stroomsnelheid bij de bodem m V a _ s c r ) i p / V w =0, 9m/s V L s c h i p / V w : 0, 9 m / s -9KK C _ s c h i p / V w =0, 9 m / s • Va-schip/Vw = 1, 4 m / s V l _ s c h i p / V w = 1, 4 m / s K C _ s c h i p / V * = 1, 4 m / s -4.5 -4.4 -4.3 -4.2 -4.1 -4 Aanleghoogte [m -3.9 -3.8 t.o.v. OLW] -3.7 -3.6 -3.5 Figuur 6 . 3 : Schroefstraalbelasting als gevolg van de drie typen schepen bij verschillende aanleghoogten. 6.4 Resume hydraulische belastingen In tabel 6.6 worden de stroomsnelheden en combinaties van stroomsnelheden weergegeven die worden aangehouden tijdens het ontwerp van de vaste laag. Stroomsnelheid Belasting Natuurlijke afvoer 0,90 [m/s] Opmerking 5 0 t o t 9 0 m e t e r v a n a f d e a s v a n d e r i v i e r in d e b i n n e n b o c h t bij O L W m e t v a s t e l a a g . Natuurlijke afvoer 1,40 5 0 tot 9 0 m e t e r v a n a f de a s v a n d e rivier in d e b u i t e n b o c h t bij O L W m e t v a s t e l a a g . Natuurlijke afvoer Retourstroom 2,00 g e m i d d e l d bij M H W m e t v a s t e l a a g . 2,75 D u w e e n h e i d tijdens O L W . Aanleghoogte O L W - 3 , 5 0 m ; Bodembreedte 150m; V Retourstroom 3,50 < v = 1,40m/s D u w e e n h e i d tijdens M H W . Aanleghoogte O L W - 3 , 5 0 m ; Bodembreedte 1 5 0 m ; Schroefstraal 2,38 D u w e e n h e i d bij O L W m e t e e n V (binnenbocht) Schroefstraal 4,15 w V„ = 2,0m/s. van 0,90m/s bij a a n l e g h o o g t e O L W - 4 , 2 0 m . D u w e e n h e i d bij O L W met een V w van 1,40m/s (buitenbocht) bij a a n l e g h o o g t e O L W - 3 , 5 0 m . Tabel 6 . 6 : Hydraulische randvoorwaarden voor het ontwerp van de vaste laag. De vetgedrukte waarden zijn de maatgevende belastingen. Concept Ontwerpnota 13 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 7 ALTERNATIEVEN VASTE LAAG 7.1 Inleiding Voor de vaste laag zijn enkele alternatieven te bedenken die "in den natte" kunnen worden uitgevoerd. Mogelijke alternatieven voor de vaste laag zijn: Stortsteen op een granulair filter Stortsteen op een zinkstuk (als filter) Blokkenmatten Gabions Matrassen Bovenstaande vijf alternatieven zijn in figuur 7.1 geschetst. Stortsteen op granulair filter Stortsteen op zinkstuk Blokkenmat Toplaag Filterlaag Filterlaag Blokken Matras GABIONS Geotextiel Om Si r.UM tMHM MM -I UU\ Kleinere gabions voor ruwheid. \ XX Grind I G a a s Basismateriaal Figuur 7 . 1 : Mogelijke alternatieven vaste laag Lichtere breuksteensorteringen gepenetreerd met asfaltmastiek of colloTdaal beton komen hier niet ter sprake. Met dergelijke oplossingen wordt verwacht dat: de gewenste ruwheid niet wordt benaderd. tijdens penetratie onverharde mortel of mastiek uitspoelt, waardoor vervuiling van het oppervlakte water zal optreden. de vaste laag in dit geval een negatief effect heeft op de ecologische functie (foerageer-, paai-, rust- en schuilplaats en migratiefunctie) voor macrofauna, vissen en in verband hiermee mogelijk de vogels. bijvoorbeeld beton zettingen van de ondergrond moeilijk volgt. dergelijke constructies hoge eisen aan de uitvoering stelt. Om bovenstaande redenen zullen dergelijke alternatieven niet nader worden b e s c h o u w d . 7.2 Stortsteen op granulair filter Dit is het traditionele ontwerp van een bodembescherming. Vanaf het basismateriaal (de bodem) worden lagen stortsteen aangebracht met toenemende gemiddelde diameter. De lagen tussen de toplaag en het basismateriaal functioneren als filter. De toename van de gemiddelde diameter per laag wordt bepaald aan de hand van filter criteria die aan het Concept O n t w e r p n o t a 14 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) filter worden gesteld. De hoofdfunctie van een filter is het voorkomen van erosie (uitspoeling) van materiaal uit het basismateriaal of de filterlagen. De toplaag moet bestand zijn tegen de maatgevende belastingen en heeft eveneens een filterfuctie voor de daar direct onder liggende laag. In Nederland wordt voornamelijk gerekend met standaard sorteringen volgens NEN-ISO-51 8 0 . Een standaard sortering bestaat uit een pakket stenen met een boven en ondergrens voor wat betreft het gewicht van de stenen. Hierbij is de W gedefinieerd als de gemiddelde gewicht ( 5 0 % over- of onderschrijding) van de sortering. De D is de gemiddelde steendiameter waarbij de steen als kubus-vormig wordt verondersteld. 5 0 n D n W.50 = (8) In deze formule is p het soortelijk gewicht van de steen. Bij eerste benadering wordt uitgegaan van kalk breuksteen met een p van 2 7 0 0 k g / m . De ene formule gaat uit van een D de andere van een D . D is de gemiddelde steen diameter (de steen wordt dan als "bol-vormig" beschouwd). De relatie tussen D en D is: s 3 s n 6 0 5 0 n D„ =0,84-D 5 0 O) 50 In tabel 7.1 worden per sortering volgens N E N - I S O - 5 1 8 0 de D S t a n d a a r d sortering 30/80 mm D W50 5 0 weergegeven. 3 (p, = 2 7 0 0 k g / m ) [kg] [ml ^50 gem Im] 0,15 - 0,45 0,045 - 0,065 0,055 5 0 40/100 mm 0,40 - 1,20 0,063 - 0,090 0,077 50/1 5 0 mm 1,20 - 3,10 0,090 - 0,125 0,108 80/200 mm 3,10 - 9,30 0,125 - 0,180 0,153 5 - 4 0 kg 13-26 0,200 - 0,250 0,225 1 0 - 6 0 kg 26 - 46 0,250 - 0,310 0,280 4 0 - 2 0 0 kg 90-140 0,380 - 0,440 0,410 6 0 - 3 0 0 kg 150 - 220 0,450 - 0,520 0,485 595 - 760 0,720 - 0,780 0,750 300-1000 kg 1 - 3 ton 1800 - 2200 1.040 - 1,110 1,075 3 - 6 ton 4400 - 5050 1,400 - 1,470 1,435 6 - 10 ton 7850 - 8900 1,700 - 1,770 1,735 Tabel 7 . 1 : 7.3 3 Standaard sortering N E N - I S O - 5 1 8 0 (p = 2700kg/m ) s Stortsteen op zinkstuk Dit alternatief heeft veel weg van een geheel uit granulair materiaal opgebouwde bodembescherming, alleen worden nu de kleinere filterlagen (direct boven de basislaag) vervangen door een zinkstuk. Het zinkstuk is meestal opgebouwd uit een geotextiel met daarop een rietmat of een laag rijshout en een roosterwerk van wiepen. De rietmat of de laag rijshout is ter voorkoming van schade aan het kunststofdoek (vallende stenen tijdens aanleg, en scheuren door scherpe stenen). Het roosterwerk van wiepen en de rietmat of de laagrijshout geven het geheel sterkte en "body" tijdens transport en verwerking. Concept Ontwerpnota 15 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Er zijn twee hoofdsoorten geotextielen die als filterdoek kunnen worden gebruikt: W e e f s e l s : geweven geotextiel vervaardigd uit garens of bandjes, waarbij deze halfprodukten een geordende structuur hebben Vliezen (non-woven): mechanisch, chemisch of thermisch aaneengehechte vezels met als kenmerk een willekeurige orientatie van de vezels. Bijna altijd is de grondstof voor geotextielen een kunststof, zoals polypropeen, polyetheen of polyamide. Zelden worden natuurprodukten gebruikt. A l s zeer zware eisen aan de sterkte worden gesteld, worden er wel staaldraden meegeweven. Geotextielen w o r d e n gewoonlijk in rollen geleverd per vrachtwagen of schip. De standaard breedte van het doek bedraagt 5 meter. De lengte van een doek is afhankelijk van de dikte van het doek en kan varieren tussen 50 en 2 0 0 meter. 7.4 Blokkenmatten Blokkenmatten bestaan meestal uit een geotextiel met daarop vastgemaakt betonblokken. De afmetingen van de matten worden beperkt door de afmetingen van de hefevenaar waarmee zij op de bodem worden afgezonken (ongeveer 6 bij 4 meter). De afmetingen van de betonblokken varieert, afhankelijk van het type mat (leveranciers). De afmetingen varieren tussen 0 , 2 5 x 0 , 2 5 x 0 , 0 9 tot 0 , 4 x 0 , 4 x 0 , 3 (Ixbxh, in meters). Door de vorm van de blokken kan een bepaald percentage van het oppervlak van de matten met blokken bedekt zijn (bijv. VOB-oeververdedigings-mat). Daarnaast bestaat ook een betonmat, waarbij de betonblokken zonder geotextiel aan elkaar zijn verbonden door doorlopende staaldraden (bijv. Espromat = Armorflex, standaard afmeting 6 x 2 , 4 0 m , mogelijk 9 , 5 x 3 m ) . Blokkenmatten verkrijgen extra stabiliteit indien de ruimte tussen de blokken wordt opgevuld met grind. 2 7.5 2 G a b i o n s (schanskorven) Hierbij moet gedacht worden aan een van gaas gemaakte korf met de basis afmetingen van 6 bij 2 meter en een dikte van 0 , 2 3 , 0 , 3 0 m of 0 , 5 0 m . De korf is opgedeeld in compartimenten voor de stabiliteit van het verpakte materiaal (bijv. grind) en voor het behoud van de vorm van de korf. Door een aantal korven aan elkaar te verbinden zijn "matten" te maken van verschillende afmetingen, bepaald door de maximale afmetingen van de te gebruiken hefevenaar en het maximaal in te zetten materieel. Onder de korven wordt meestal een geotextiel aangebracht als filterconstructie. Op de Waal, in verband met het in te zetten materieel, moet het mogelijk zijn mogelijk om drie gabions aan elkaar te koppelen (6x1 8 m ± 55 ton). Voor het benaderen van de gewenste ruwheid is het mogelijk om op de korven, kleinere gabions te bevestigen. Het geotextiel wordt met een extra overlap aan twee zijden aangebracht ( ± 1 , 0 m ) , zodat tussen de afzonderlijk te plaatsen korven geen open ruimte ontstaat waartussen basismateriaal kan uitspoelen. 2 7.6 Matrassen Bij matrassen moet gedacht worden aan een lange gecompartimenteerde mat, opgevuld met licht materiaal (lange "gabions"). De bovenlaag en de onderlaag bestaat meestal uit geotextiel. De compartimentering uit gaas, voor de versteviging van de mat en voor het behoud van de v o r m . Deze constructie is toegepast bij de bodembescherming van de Stormvloedkering in de Oosterschelde ( S V K O ) . Concept O n t w e r p n o t a 16 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Helaas is het toen gebruikte grote materieel niet meer aanwezig. Daarnaast is het de vraag of dergelijk materieel wel kan worden ingezet op de Waal, in verband met de vaardiepte en stremmingen van het scheepvaartverkeer, door het ruimtebeslag, tijdens de uitvoering. Het is echter wel mogelijk de matten en het benodigde materieel op kleinere schaal toe te passen. 7.7 Kwalitatieve vergelijking van de alternatieven In deze paragraaf worden de alternatieven met elkaar vergeleken met behulp van een Multi-Criteria-Matrix ( M C M ) . Om een goede afweging van alternatieven te verkrijgen zijn er diverse criteria onderscheiden, welke weer verder onderverdeeld zijn in sub-criteria. De vergelijking van de constructievormen vindt plaats door de alternatieven ten aanzien van de sub-criteria te beoordelen. Door aan het sub-criteria een zwaarte ten aanzien van het criterium toe te kennen komt een beoordeling van het criterium tot stand. Hierna worden de criteria onderling vergeleken waar dan het meest gunstige alternatief uit volgt. Ter verduidelijking van het bovenstaande is dit in onderstaande figuur weergegeven: D o e l subCriteria fd (1) > CD -rH -P (Tj fd H CD 4-> — i I < Figuur 7.2: 7.7.1 Criteria Criteria Criteria Criteria subCriteria fd CD > CD -H 4-> (Tj d H CD •P i—l < subCriteria fd CD > CD •H 4J (Tj fd H CD IS subCriteria fd 0 > CD -H 4J rd fd H CD 4-> rH <; Structuurschema Beoordelingscriteria De diverse criteria en sub-criteria waarop de alternatieven zijn beoordeeld zijn: 1. Uitvoering: Bij dit criterium worden uitvoeringsaspecten van de diverse alternatieven vergeleken. Onderscheidt is gemaakt tussen: • Uitvoerbaarheid: Dit sub-criterium behelst de technische uitvoeringsaspecten van de diverse alternatieven. • Veiligheid: Gedurende de uitvoering mag de scheepvaart niet gehinderd worden. De veiligheid mag niet aangetast worden. De verschillen tussen invloed van de diverse uitvoeringstechnieken op de veiligheid wordt bij dit criterium onderscheiden. Concept Ontwerpnota 17 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 2. 3. 4. 5. 6. Constructief: De verschillen tussen de constructieve aspecten van de alternatieven worden in dit criterium onderscheiden. Er is onderscheid gemaakt t u s s e n : • R u w h e i d : De ruwheid van de vaste laag heeft grote invloed op de werking van de vaste laag. Een hogere ruwheid zal bijdragen tot een betere werking. • Duurzaamheid: De gebruikte constructievorm dient bestand te zijn tegen externe invloeden zoals: erosie, klimatologische invloeden en chemische en biologische invloeden. De levensduur-eis van de bodemscherming is 5 0 jaar. • Reststerkte: Bij dit criterium wordt gekeken of nadat plaatselijke schade is opgetreden, de rest van de constructie nog voldoende stabiel is en of de schade die is opgetreden zich snel zal kunnen uitbreiden. Milieu: Bij dit criterium behelst de milieukundige aspecten van de diverse alternatieven. Er is onderscheid gemaakt tussen: • Ecologie: Het door het RIZA uitgevoerde aquatisch en ecologisch onderzoek is uitgegaan van stortsteen als toplaag van de vaste laag. Het beoordelen van de alternatieven op dit criterium wordt gedaan door een vergelijk te maken met stortsteen. • Gronstofreserve: Het gebruik van grote hoeveelheden materiaal zal i.v.m de gronstofreserve lager beoordeeld worden. • Hergebruik materialen: Constructies waarvan de materialen later hergebruikt kunnen worden verdienen hier de voorkeur. Flexibiliteit: Dit criterium behelst een aantal uiteenlopende aspecten namelijk: • A a n p a s s i n g : Indien na realisatie, door nieuwe inzichten of ervaring, geconcludeerd wordt dat een aanpassing van de huidige geometrie gewenst is, zullen de mogelijkheden hiertoe voor de diverse alternatieven verschillen. • Constructief: De constructie moet flexibel zijn, zodanig dat het zettingen van de ondergrond en ontgrondingen aan de randen kan volgen. Beheer en onderhoud: Na de oplevering zal het werk overgedragen worden. V o o r het onderhoud gelden de volgende criteria: • Schadegevoeligheid: Het ontstaan van schades wordt mede bepaald door de constructievorm. De verschillen hiertussen worden bij dit criterium weergegeven. • Uitvoerbaarheid: Indien er schade is opgetreden zullen voor de diverse constructievormen verschillende onderhoudstechnieken moeten worden gehanteerd. Eenvoudige conventionele technieken verdienen hierbij de voorkeur. • Tracering: Indien er schade is ontstaan zal er, voordat er tot herstel wordt overgegaan, gekeken moeten worden naar de situering en omvang van de schade. De constructievorm heeft invloed op de mogelijkheden van tracering van de schade. Kosten: Het criterium kosten is een belangrijk aspect in de afweging. Er is onderscheid gemaakt tussen: • A a n l e g k o s t e n ; Aanlegkosten van de oplossing voor de constructievormen. • Onderhoudskosten: Kostenverschillen tussen de alternatieven in de onderhoudsfase. Als extra sub-criterium is bij alle criteria de factor onzekerheid ingevoerd. Gezien de fase waarin het ontwerp van de vaste laag zich bevindt is het bepalen van een rangorde van de alternatieven betreffende de criteria verschillend van zekerheid. Dit verschil wordt verwoordt in de factor onzekerheid. Een grote onzekerheid betekend een lage waardering van het alternatief. 7.7.2 V e r w e r k i n g beoordelingen Na het beoordelen van de alternatieven op de sub-criteria zullen de gegevens verwerkt w o r d e n . De werkwijze die gehanteerd is om tot een evenwichtige afweging van alternatieven te komen is als volgt. De beoordeling van de alternatieven op de criteria gebeurd door projectgroepleden St. Andries op basis van kwalitatieve vergehjkingen. De beoordelingen worden gemiddeld en de waarden worden genormaliseerd. Concept O n t w e r p n o t a 18 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) De zwaarte van elk sub-criterium binnen een criterium gebeurd op basis van beschikbare kennis en ervaring. Vermenigvuldiging van de beoordelingen met de zwaarte van de sub-criteria geeft een beoordeling van de totaalcriteria. Door paarsgewijze vergelijkingen van de criteria worden zwaarten van de criteria bepaald. Vermenigvuldiging van de beoordeling en de zwaarte van de criteria leidt tot de waarderingen van de alternatieven. Hier volgt het meest gunstige alternatief uit. Op laatste handeling wordt een gevoeligheidsanalyse uitgevoerd om te bepalen hoe consistent de beoordelingen zijn. De beoordelingen van de alternatieven (d.w.z. de genormaliseerde gemiddelde waarden) zijn vermeld op bijlage 4. Deze beoordeling worden vermenigvuldigd met de zwaarte van het sub-criterium. Deze zijn eveneens bepaald door projectgroepleden. Deze sommatie is weer vermenigvuldigd met de zwaarte van het criterium. Voor de waarde toekenning van de criteria is een matrix opgesteld. Hierin worden de criteria t.o.v elkaar vergeleken. De waarde " 1 " wil zeggen dat het criterium vermeld op dezelfde regel, zwaarder of gelijk weegt als het criterium in de bijbehorende kolom. De waarde " 0 " geeft aan dat een criterium vermeld op dezelfde regel ondergeschikt is aan het criterium in de bijbehorende kolom. criterium 1 2 3 1 1 0 0 Uitvoering 5 6 tot 1 1 0 3 4 2 Werking 1 1 1 1 1 1 6 3 1 0 1 1 1 0 4 1 1 1 1 1 0 5 5 Milieu 0 0 0 0 1 0 1 6 Kosten 1 1 1 1 1 1 6 Flexibiliteit 4 Beheer & Tabel 7.2: 0. Waarden criteria (waarden worden aan het criterium op de regel gegeven t.o.v. het criterium in de bijbehorende kolom) De filosofie bij het opstellen van deze matrix is ondermeer geweest: Volgens het aquatisch- en ecologisch onderzoek zijn er geen onoverkomelijke bezwaren voor een vaste laag te St. Andries. In het PVE is reeds gesteld dat hierdoor bij de afweging van de alternatieven geen grote waarde zal worden toegekend aan dit criterium. De uitvoeringstijd is klein ( ± 1 2 0 weken geschat) t.o.v. de ontwerp-levensduur van de constructie (50 jaar). De huidige techniek (materieel) maakt dat de uitvoering vlot kan verlopen (bijna onafhankelijk van het constructietype). Dit heeft ertoe geleid dat dit criterium minder zwaar weegt. De ruwheid en duurzaamheid van de constructie hebben grote invloed op de breedtewerking van de vaste laag. Gezien de strikte breedteeis van 170 meter moet een optimale werking nagestreefd worden. De werking heeft derhalve de hoogste waardering gekregen. Kosten hebben eveneens de hoogste waardering. Binnen de investeringsimpuls is voor St. Andries een taakstellend bedrag gesteld. Alle mogelijke optimalisaties en constructievormen dienen gerealiseerd te kunnen worden binnen dit bedrag. Verder dient er naar een minimalisatie van de beheers- en onderhoudskosten te worden gestreefd. De criteria Flexibiliteit en Beheer en Onderhoud hebben een indirect verband. Het volgen van zettingen en ontgrondingskuilen vormt een direct verband met eventuele schade en dus ook herstel werkzaamheden. Vandaar dat de gewichten van de Concept Ontwerpnota 19 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) criteria dicht bij elkaar liggen. Vanuit de beheerder gezien wordt veel waarde gehecht aan een onderhoudsvrije constructie. Dit houdt ook weer verband met de kosten. Na de waardetoekenning kunnen de constructievormen met elkaar vergeleken w o r d e n . Dit is gedaan met het programma Expert Choice. Hiermee wordt ook de gevoeligheidsanalyse uitgevoerd. Resultaten hiervan zijn gegeven in bijlage 5. 7.7.3 Conclusies De belangrijkste conclusies die uit de consstructievergelijking en de gevoeligheidsanalyse volgen zijn: Stortsteen met granulair filter scoort als beste alternatief. Stortsteen op een zinkstuk is het tweede alternatief. De overige alternatieven t.w. gabions, blokkenmat en matrassen scoren beduidend minder. De gevoeligheid van de eerste twee alternatieven ligt laag, d . w . z . de zwaarte van de alternatieven heeft weinig tot geen invloed op de constructievoorkeur. Tenslotte: Besloten wordt o m , in tegenstelling met de alternatieven gabions, blokkenmat en matrassen, de alternatieven stortsteen met granulair filter en stortsteen met zinkstuk nader uit te w e r k e n . Concept O n t w e r p n o t a 20 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 8 VOORONTWERP TOPLAAG VASTE LAAG 8.1 Algemeen In dit hoofdstuk wordt de toplaag van de vaste laag bepaald aan de hand van de vigerende ontwerpregels en op basis van de in hoofdstuk 7 bepaalde hydraulische belastingen. Het ontwerp wordt in dit specifieke geval bepaald door de maatgevende belasting als gevolg van: de retourstroom: bij M H W , 3 , 5 0 m / s , inclusief de stroomsnelheid van de natuurlijke afvoer bij M H W , zo goed als onafhankelijk van de definitieve aanleghoogte dus onafhankelijk van de uitvoeringstoleranties. schroefstraal: bij O L W , 2,40m/s - 4 , 1 5 m / s , inclusief de vaarsnelheid en de stroomsnelheid van de natuurlijke afvoer bij O L W , afhankelijk van de definitieve aanleghoogte. A a n de orde komen de ontwerpen voor de 2 mogelijke alternatieven, te w e t e n : Stortsteen op granulair filter, Stortsteen op zinkstuk, De toplagen van de twee alternatieven zijn identiek. Bijgevolg wordt in dit hoofdstuk geen onderscheid gemaakt tijdens de berekening. De verticale opbouw van de bodembescherming (granulair filter, en geotextiel) komt aan de orde in hoofdstuk 9. Bij het ontwerp van de vaste laag zal regelmatig een vergelijking worden gemaakt met de vaste laag bij Nijmegen. De bodembescherming in de bocht bij Nijmegen bestaat uit 3 lagen grind 1 0 / 6 0 m m van 0 , 1 5 m dikte per laag, met daarop twee lagen stortsteen 10-80kg per laag 0 , 3 5 m ( W = 70kg i.v.m. een hoog percentage zwaardere stenen -• D = ( W / p ) = 0 , 3 0 m -» D = ( D / 0 , 8 4 ) = 0 , 3 5 m ) . Een totale laagdikte van 1,15m. Het grind is aangebracht met een dichtheid van ongeveer 5 0 0 k g / m en de stortsteen met 1 0 0 0 k g / m . De totale tolerantie in laagdikte na de uitvoering bedroeg ± 0 , 2 5 m . De ervaring die men bij Nijmegen heeft opgedaan maken het mogelijk het ontwerp niet te theoretisch te benaderen en soms aan te passen aan een meer praktische oplossing. Enkele punten uit de praktijk: Uit lodingen blijkt dat de toplaag er na ± 6 jaar nog redelijk goed bij ligt (weinig schade). Tijdens het aanbrengen van de filterlagen bleek erosie in het filter pakket op te treden. Dit kan het gevolg zijn van het feit dat tussen het afdekken van de bovenste filterlaag met de toplaag een periode zat van 2 dagen, of dat de sortering te breed (bandbreedte) w a s . In de bocht van Nijmegen zijn overigens wel ontgrondingen waargenomen, maar dan wel langs de kade. Deze ontgrondingen zijn vermoedelijk veroorzaakt door bunkerschepen die bij de kade aan- en afmeren. Dit is een andere belastings-situatie dan waar in de bocht bij St. Andries op wordt ontworpen. De bodembescherming in de vaarbaan van de bocht van Nijmegen ligt er redelijk goed bij. Het ontwerp voor de bocht van St. Andries mag hier wel mee worden vergeleken. 60 1/3 n 50 s S 0 n 2 2 8.2 Stortsteen als toplaag 8.2.1 Stortsteen belast door de maatgevende retourstroom Voor het bepalen van de stabiliteit van de kleinst mogelijke gemiddelde steendiameter in de toplaag (D ) kan worden uitgegaan van de benadering volgens Shields [ref.:4]: n AD > ' (10) 2 ^rC Concept Ontwerpnota 21 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Hierin k u A p p t/j C k s s w kr n zijn: De coefficient voor de stromingsvorm (Nagenoeg geen turbulentie -» k = 1). De gemiddelde stroomsnelheid over de diepte. Relatieve dichtheid [A = ( p - p j / p j , waarin: soortelijk gewicht steen (2700 kg/m ) soortelijk gewicht water (1000 kg/m ) De Shields parameter voor begin van beweging (=0,03) De r u w h e i d , Chezy-parameter: C = 18-log(1 2-h/k ), met De equivalente ruwheid volgens Nikuradse; bij stortsteen geldt k = 2 D . s s 3 3 n n n Bij O L W is de waterdiepte gelijk aan het aanlegniveau, respectievelijk 3 , 5 0 m , 3 , 8 5 m en 4,20m. Bij een aanlegniveau van O L W - 3 , 5 0 m is de gemiddelde waterdiepte bij M H W 1 1 , 9 0 m . Bij O L W - 3 , 8 5 is de gemiddelde waterdiepte bij M H W 12,25m en bij een aanlegniveau van O L W - 4 , 2 0 m is de gemiddelde waterdiepte bij M H W 1 2 , 6 0 m . y De C-waarde w o r d t geschat op 3 5 m 7 s (streefwaarde volgens R I V C O M ) . M e t k = 1 , cw = 0 , 0 3 en u = 3 , 5 0 m / s in formule (10) geeft dit: s kr 1 i 7 0 .n , ( 1 3 5 0 ) 2 - ' - D 0.03-35 n > 0,20,77 (1 D 2 " Een D van 0 , 2 0 meter houdt in een D van 0 , 2 4 m . Volgens de NEN-ISO 5 1 8 0 normen hoort deze gemiddelde steendiameter bij een standaard sortering 5-40 kg ( 0 , 2 0 m < D < 0 , 2 5 m ; 0,1 7 < D < 0 , 2 1 ) . Bij een gemiddelde waterdiepte van 1 1 , 9 0 m wordt de ruwheid bij deze steendiameter 18-log((12-11,9)/(2-0,19)) = 4 6 m 7 s . Voor de bepaling van de ruwheid is uitgegaan van de gemiddelde D [(0,1 7 + 0,21 )/2 = 0 , 1 9 ] . Bij een aanlegniveau van 0 L W - 3 , 8 5 m wordt C 4 6 , 6 0 m 7 s en bij een aanlegniveau van O L W - 4 , 2 0 m wordt C 4 6 , 8 0 m 7 s . De eerste benadering van de C-waarde is te ruw geweest. Met een gemiddelde C-waarde van 4 6 , 5 0 m 7 s wordt met formule 10 de D 0 , 1 1 m . Dit komt neer op een standaard sortering van 8 0 / 2 0 0 m m (0,1 3 m < D < 0 , 1 8 0 m ; 0,11 m < D < 0 , 1 5m). Dit is e6n sortering-klasse lager dan 5-40 kg. n 5 0 5 0 n y n y y y n 5 0 n Bij O L W is de maximale retourstroom 1,35 + 1,40 = 2,75m/s bij stroomopwaarts varen (afhankelijk van de afstand tot de as van de rivier). Uitgaande van de sortering 5-40kg worden de C-waarden respectievelijk 3 6 , 8 0 m 7 s , 3 7 , 6 m 7 s en 3 8 , 2 0 m 7 s , gemiddeld 3 7 , 5 0 m 7 s . Met formule 10 wordt dan de minimale D 0 , 1 0 m ( D = 0,13m) met de daarbij behorende sortering 8 0 / 2 0 0 m m . y y y y n 50 Concluderend mag worden gesteld dat een toplaag van de sortering 8 0 / 2 0 0 m m minimaal vereist is om te kunnen voldoen aan de stabiliteits-eis tegen stroomaanval van de maatgevende retourstroom. Bij iets meer veiligheid is een sortering 5-40kg vereist. De berekeningen met R I V C O M zijn gemaakt met afvoeren en waterstanden bij O L W , dus mogen de C-waarden bij O L W niet te veel afwijken van 3 5 m 7 s zoals gesteld in het Programma van Eisen. Dat is hier ook z o , maar niet bij 8 0 / 2 0 0 m m . Desalniettemin zullen aanvullende berekeningen moeten worden uitgevoerd met het model R I V C O M , indien deze steendiameter wordt aangehouden bij het definitieve ontwerp, omdat de breedte werking nauw luistert naar de ruwheid van de vaste laag. 37 tot 3 8 m 7 s zou te veel af kunnen wijken. y y 8.2.2 Stortsteen belast door de schroefstraal Bij een uit granulair materiaal opgebouwde bodembescherming geldt, voor stroomsnelheden veroorzaakt door schroefstralen, als stabiliteits criterium voor de toplaag (Shields [ref.:4]): Concept O n t w e r p n o t a 22 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) ( W e ) K U (12) De coefficient voor de stromingsvorm (Hoge turbulentie -* K = 1,4). De stroomsnelheid bij de bodem als gevolg van de schroefstraal (bepaald in hoofdstuk 6) De Shields parameter voor begin van beweging ( = 0,03) en doorgaand transport ( = 0,06) De ruwheid, Chezy-parameter (stortsteen = 3 5 m 7 s ) st st e t« 2 cr y C Het blijkt dat de belasting op de bodem sterk afhankelijk is van de afstand van de schroefas tot de bodem (z ). Doordat rekening moet worden gehouden met een uitvoeringstolerantie is het zinvol deze gevoeligheid mee te nemen in de bepaling van de D van de toplaag. Om deze reden is de spreadsheet in bijlage 3 opgezet, waarbij wordt uitgegaan van een aanleghoogte tussen O L W - 3 , 5 0 m tot O L W - 4 , 5 0 m (In de voorgaande berekeningen werd steeds uitgegaan van een aanleghoogte tussen O L W - 3 , 5 0 m en O L W 4 , 2 0 m , 0 , 3 0 m is toegevoegd ter illustratie). b 5 0 Deze berekeningen hebben geleid tot een D per aanleghoogte. Uitgegaan werd tevens van een ontwerp criterium "begin van beweging" (ti/ = 0,03) en "doorgaand transport" (V/ = 0,06). In figuur 8.1 en 8.2 zijn voor beide transport factoren grafieken weergegeven met daarin de D per aanleg niveau, voor de drie type schepen. In 6.3 bleek al dat de klasse VI duweenheden de maatgevende belasting op de bodem gaven, vandaar dat de volgende figuren aangeven dat de belasting van de duweenheden de zwaarste toplaag voor de bodemverdediging vereist t.o.v. de motorschepen en de kruiplijncoasters. 6 0 cr cr 6 0 Dn Toplaag Vaste Laag (DELTA=1, 7 0 ) psi_cr=0, 0 3 ; begin van beweging m V a _ s c h i p / V w =0, 9 m / s Vl_schip/Vw= 0, 9 m / s K C _ s c h i p / V w =0, 9m/s • = 1. 4 m / s Va_schip/Vw X V l _ s c h i p / V w = 1, 4 m / s K C _ s c h i p / V w =1, 4 m / s -4.5 -4.4 -4.3 -4.2 -4.1 -4 Aanleghoogte [m -3.9 -3.8 -3.7 -3.6 -3.5 t.o.v. NAP] Figuur 8 . 1 : Benodigde D per aanlegniveau bij ( / = 0 , 0 3 en A = 1,70 (kalk-breuksteen). n Concept Ontwerpnota r cr 23 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Dn Toplaag Vaste Laag (DELTA=1, 7 0 ) p s i _ c r = 0 , 0 6 ; doorgaand transport 0.3 m V a _ s c h i p / V w =0, 9m/s Vl_schip/Vw= 0, 9 m / s 0.25 X K C _ s c h i p / V w =0, 9m/s Va_schip/Vw s i , 4m/s X V l _ s c h i p / V w = 1, 4 m / s '0.15 -dh- Q K C _ s c h i p / V w = 1, 4 m / s 0.05 - -4.5 -4.4 -4.3 -4.2 -4.1 -4 Aanleghoogte [m -3.7 -3.9 -3.. t.o.v. NAP] Figuur 8 . 2 : Benodigde D per aanlegniveau bij ^ n -3.6 -3.5 = 0,06 en A = 1,70 (kalk-breuksteen). V i a tabel 6.5 is tabel 8.1 op te maken, om een indicatie te geven van de spreiding in het ontwerp, dat afhankelijk is van het ontwerpcriterium (<//„), de afstand tot de as van de rivier en het aanlegniveau. Aanleghoogte V w m/s 0.90 1,40 1 2 OLW-3,50m OLW-3,85m OLW-4,20m 0,03 0,41 0,30 0,22 0,06 0,21 0,15 0,11 0,03 0,54 0,41 0,32 0,06 0,27 0,21 0,16 Va Tabel 8.1 : Vereiste D [m] klasse Vl-schip per aanleghoogte. n Het ontwerp van de bodembescherming ligt dus ergens tussen 0,11 m < D < 0 , 5 4 m , oftewel tussen een sortering 8 0 / 2 0 0 m m ( 0 , 1 1 m < D < 0 , 1 5 m ) en een sortering 3 0 0 - 1 0 0 0 k g ( 0 , 6 0 m < D < 0 , 6 6 m ) , omdat een D van 0 , 5 4 m boven de grenzen van 6 0 - 3 0 0 k g ligt ( 0 , 3 8 < D < 0 , 4 3 m ) . n 5 0 6 0 n 5 0 5 0 t o t 9 0 m v a n a f d e a s v a n d e rivier in d e binnenbocht 5 0 t o t 9 0 m v a n a f d e a s v a n d e r i v i e r in d e buitenbocht Concept O n t w e r p n o t a 24 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Op basis van tabel 8.1 kan, uitgaande van de gemiddelde aanleghoogte ( O L W - 3 , 8 5 m ) en de maximale belasting (Schroefstraal Vl-schip met V = 1 , 4 m / s ) de volgende sorteringen worden voorgesteld als toplaag van de vaste laag: 6 0 - 3 0 0 k g ( 0 , 3 8 m < D < 0 , 4 3 m ) veilig ontwerp. 10-60kg (0,21 m < D < 0 , 2 6 m ) enig doorgaand transport toegestaan. 4 0 - 2 0 0 k g ( 0 , 3 2 m < D < 0 , 3 7 m ) "gemiddeld". w n n n Het ontwerp is bepaald op basis van een aantal te kiezen parameters (K en i/j ). Een mogelijkheid om het voorgaande ontwerp nader te beschouwen is door te kijken naar de mogelijke ontgrondingen op (schade aan) de laag indien deze lichter wordt uitgevoerd dan in tabel 8.1 aangegeven en toch belast wordt door de belasting weergegeven in tabel 6.5. st 8.2.3 a Ontgronding van de toplaag bij schroefstraalbelasting Met [ref.:2] is de mogelijke ontgronding (d ) van de toplaag (schade) te bepalen indien een lichtere bodembescherming wordt toegepast dan vereist volgens §8.3. De gehanteerde formule hiervoor is [ref.:2]: max \2,9 = 4-10" 3 (13) V 0 50 Deze relatie is afgeleid uit prototype onderzoek. In dit onderzoek was V 8 a 1 2 m/s en 0 , 1 0 < D < 0 , 3 0 m met een belastingsduur van ongeveer 500 seconden. Over de geldigheid van deze relatie bij afwijkende V en D wordt in [ref.:2] geen uitspraak gedaan. Er moet dus met enige voorzichtigheid met formule (13) worden omgegaan. 0 5 0 0 s o Volgens bijlage 3 is de maximale uittreesnelheid achter de schroef (V ) bij een duweenheid 8,47m/s. Voor ieder D (reken) in tabel 7.1 is in bijlage 6 de ontgronding uitgerekend met behulp van formule (13). Ook hier is gekeken per aanleghoogte. Het resultaat is uitgezet in figuur 8 . 3 . 0 5 0 Uit deze berekening blijkt de ontgronding mee te vallen zolang de D maar groter is dan 0 , 2 2 5 m (5-40kg), dus groter of gelijk aan sortering 10-60kg. Concluderend mag gesteld worden dat met enig doorgaand transport (^/ = 0 , 0 6 -* 10-60kg volgens tabel 8.1) gerekend kan worden en dat de schade dan mee zal vallen (0,09m). Voor de extra veiligheid is een iets zwaardere bodembescherming aan te bevelen nl. 4 0 - 2 0 0 k g . 6 0 1 cr Kort samengevat kan worden gesteld dat het "voldoende veilige" ontwerp een sortering 4 0 - 2 0 0 k g voorschrijft en wanneer enig transport en schade acceptabel is dan kan een sortering 1 0 - 6 0 k g volstaan. Per slot van rekening is een losgestorte verdediging dermate flexibel dat men ook rekening mag houden met "self healing" van de laag bij geringe schade c q . enig transport. Keuze: ontgronding Concept Ontwerpnota < D 6 25 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Ontgrondingen in vaste laag bij belasting van VI—schip 1.4 -m- 1.3 0LW- •3. 5 0 m -rdk~ •1 1.2 0LW- •3, 75m 1.1 X OLW- •3, 8 5 m 1 ^ 0.9 i 1 0)0.8 c 0.7 o OLW- -4, 0 0 m c 1 OLW- -4, 2 0 m b>°- | 0. 0.4 0.3 0.2 0.1 l-i 0 0 0 1 0 2 0 3 0 4 0 5 0 6 0 1 0 8 0 9 D50 1 1 1 1 2 1 3 1.4 1 5 1 6 1 7 1 [m] Figuur 8 . 3 : Ontgrondingen vaste laag bij belasting door duweenheid, per D aanleghoogte. 8.2.4 5 0 en per Mogelijke horizontale o p b o u w vaste laag. Met bovenstaande twee verschillende toplagen kunnen drie mogelijke alternatieven worden bedacht, indien de bodembescherming wordt uitgevoerd met stortsteen. 1 Een toplaag van 4 0 - 2 0 0 kg over de gehele breedte op een filter (granulair of geotextiel) op de basislaag. 2 Een toplaag van 1 0 - 6 0 kg over de gehele breedte op een filter op de basislaag. 3 In de buitenbocht een toplaag van 4 0 - 2 0 0 k g (vanaf 50meter uit de as van de rivier tot de rand van het zomerbed) en de rest tot de rand van het zomerbed in de binnenbocht voorzien van een toplaag 10-60kg. De drie alternatieven zijn schematisch weergegeven in figuur 8.4. Op voorhand kan men van de drie alternatieven al zeggen dat: alternatief 1 een betere breedtewerking heeft dan alternatief 2 en 3. Alternatief 3 heeft een betere breedtewerking dan alternatief 2 (Onderhoudsbaggerwerk). bij alternatief 1 de eventuele schade lager zal zijn dan bij alternatief 2 en 3. Bij alternatief 3 zal de eventuele schade minder of gelijk zijn aan 2. (onderhoudskosten) alternatief 1 iets duurder zal zijn dan 3 en alternatief 3 iets duurder dan 2. Wat eventueel nog mogelijk is, is om in de buitenbocht ter hoogte van de aansluiting van het kanaal S t . Andries op de Waal de bodem met 4 0 - 2 0 0 k g te verdedigen, i.v.m. de mogelijk zwaardere belasting als gevolg van de scheepvaart die hier het kanaal op manoeuvreren. M e t andere woorden een combinatie van mogelijkheid 2 en 3. Concept O n t w e r p n o t a 26 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Concept Ontwerpnota 27 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) 9 VERTICALE OPBOUW BODEMBESCHERMING 9.1 Inleiding [ref.:5] Met de verticale o p b o u w van de bodembescherming wordt bedoeld het ontwerp van de filterconstructie onder de bodembescherming. Een belangrijk aspect bij het ontwerpen van filters is de analyse van de inwendige en uitwendige stabiliteit, dat wil zeggen het beperken/voorkomen van erosie van het basismateriaal en van het filtermateriaal. De functie " w e r i n g van erosie" is niet een functie op zich. De hoofdfunctie van een filter is ervoor te z o r g e n , dat onder maatgevende (hydraulische belastingen) aan een constructie geen schade wordt toegebracht. Een filter is dus niet een op zichzelf staande constructie maar slecht een onderdeel van een groter geheel. Het voorkomen van schade kan op verschillende manieren worden bereikt: zorgen dat transport van materiaal onmogelijk is (geometrisch-dicht filter), zorgen dat transport van materiaal niet optreedt door de te verwachten hydraulische omstandigheden voldoende klein te houden (stabiel geometrisch-open filter), zorgen dat, als erosie optreedt, deze beperkt blijft, zodat de constructie aan zijn functie, hetzij primair, hetzij secundair, kan blijven voldoen (instabiel geometrischopen filter, "zakkingsfilters"). Om de breedte werking in stand te houden moet de bodembescherming op z ' n minst op een hoogte liggen volgens geometrie T 5 . De bodembescherming zou lager kunnen komen te liggen indien basismateriaal (rivierbed waar de bodembescherming op komt te liggen) door de laag zou kunnen uitspoelen (erosie). Om deze reden is het bij voorbaat uitgesloten een instabiel geometrisch open filter toe te passen in de bocht van St. Andries. Het is eventueel wel mogelijk om dit type filter toe te passen aan de randen van de vaste laag als aansluiting op de bodem. Benedenstrooms zal een ontgrondingskuil ontstaan, waardoor met dit type filter de bodemdaling enigszins kan worden gevolgt. Bovenstrooms is sprake van een autonome bodemdaling (orde 0,01 m per jaar) die met een dergelijke constructie ook kan worden gevolgd. De werking van filters berust op het feit dat, om erosie te laten optreden, er gelijktijdig aan twee voorwaarden moet worden voldaan: de basiskorrels moeten fysiek door de opening van het filtermateriaal heen kunnen. De belasting op de basiskorrels moet voldoende groot zijn om ze in beweging te brengen. Onderscheid dient te worden gemaakt tussen: transport loodrecht op het grensvlak (tussen twee lagen) transport evenwijdig aan het grensvlak. Welk van de t w e e transportvormen domineert hangt af van de locatie van het filter in de constructie en de hydraulische omstandigheden. Bij bodemverdedigingen is transport evenwijdig aan het grensvlak het belangrijkst. Naast bovenstaande erosie-werende functie heeft een filter een waterafvoerende functie. Deze functie kan tweeledig zijn: het v o o r k o m e n van hoge waterdrukken onder de bodembescherming. zorgen voor voldoende ontwatering van het grondpakket. Hiervoor dienen zowel de dikte van het pakket en de openingen (porien) voldoende groot te zijn en er dient een drukgradient aanwezig te zijn om het water te doen stromen. De faalmechanismen zijn kort samengevat: materiaaltransport door verlies van stabiliteit van een granulair filter. Concept O n t w e r p n o t a 28 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) materiaaltransport door instabiliteit van het grensvlak tussen filter materiaal (granulair of geotextiel) en basismateriaal. te beperkte waterafvoer loodrecht op het vlak van het filter. te beperkte waterafvoer in het vlak van het filter. 9.2 Uitgangspunten ontwerp filter Als uitgangspunten voor het ontwerp van de filterconstructie worden aangehouden: Voorlopig wordt nog geen keuze gemaakt over het type filter (granulair: geometrisch-open of dicht, of een geotextiel). In hoofdstuk 8 is de mogelijkheid geopperd om twee verschillende sorteringen als toplaag van de bodembescherming toe te passen (10-60kg en 4 0 - 2 0 0 k g ) . V o o r beide toplagen zal een ontwerp worden gemaakt. De korrelopbouw van het basismateriaal resulterend uit het bodemonderzoek uitgevoerd door Fugro [Opdrachtnummer M - 0 2 0 6 , W - S A - 9 4 0 7 4 ] . Daarnaast wordt bij onvolledigheid teruggegrepen op tabel 7 in het P V E [ W - S A - 9 4 0 5 4 ] . Korreldiameter basismateriaal [m] P V E tabel 7 0,45-10' 3 D« 0,50-10 3 D 0,55-1 O D 1 0 2 0 D 6 0 1,1 5 - 1 0 " D 8 5 Tabel 9 . 2 : 3 3 0,23-1 0 - - 4 , 6 4 - 1 0 3 0,90-10 2,80-10 3 0,17-10 -1,09-10' 0,40-10' 3 1,09-10' 3 3.57-10' 3 3 D o 5 Gemidd. Fugro Fugro 3 3 3 3 0,41 - 1 0 - 1 3 , 9 8 - 1 0 3 Samenstelling basismateriaal, bocht St. Andries Als gemiddeld bodemniveau wordt O L W - 3 , 8 5 m aangehouden. Voor de toplaag van de bodembescherming een poriengehalte aangehouden van 4 0 % (n = 0,4). Voor het filtermateriaal 3 5 % . Volgens het Programma van Eisen [ W - S A - 9 4 0 5 4 ] zullen uit milieutechnische overweging geen slakken worden toegepast. Volgens [ref.: 5] wordt eveneens om milieutechnische redenen afgeraden mijnsteen toe te passen in grote oppervlakken (afgifte van bijv. P A K ' s ) . Om deze reden zal ook het gebruik van mijnsteen niet worden voorgesteld. A l s eerste zal een uit granulair materiaal opgebouwde filterconstructie worden berekend. Vervolgens zal naar alternatieven worden gekeken (bijv. geotextiel). 9.3 Geometrisch-dicht filter Voor het ontwerp van een geometrisch-dichte filter wordt uitgegaan van de relatie van Kenney [ref.: 4 en 5]: Zanddichtheid: ^-<5 D o (14) b5 De stabiliteit is onafhankelijk van de stroming, geldig voor zowel stroming loodrecht als evenwijdig aan het scheidingsvlak. Concept Ontwerpnota 29 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Hierin zijn: D De korreldiameter die voor 15 procent wordt onderschreden van alle korrels in het filter pakket. D De korreldiameter die voor 5 0 procent wordt onderschreden in het basismateriaal. Bij meerdere filterlagen geldt steeds dat D boven D ligt. f 1 5 b 5 0 f Waterdoorlatendheid ^ 5 _ > b [Kenney, ref.:4 en 6]: (15) 4 D b15 Hierin is D de korreldiameter die voor 15 procent wordt onderschreden van alle korrels in het basismateriaal. b l 5 9.3.1 Geometrisch-dicht filter bij een toplaag 1 0 - 6 0 kg e Grensvlak basismateriaal/1 filterlaag: Zanddichtheid (14) D basismateriaal = 0,001 Om ^ D 1 filterlaag < 5 x 0 , 0 0 1 0 - D < 0,0050m. Waterdoorlatendheid (15) D basismateriaal = 0 , 0 0 0 4 m -* D 1 filterlaag > 4 x 0 , 0 0 0 4 -* D > 0,0016m. Hieruit volgt: 0 , 0 0 1 6 m < D < 0,0050m. In verband met interne stabiliteit wordt een uniformiteitsgetal C < 6 ( D / D van de filterlaag [ref.:4]) aangehouden. Deze waarde hanterend volgt voor het materiaal van de eerste filterlaag een sortering grind 1/7mm. Deze sortering heeft waarschijnlijk een iets kleinere D van 0 , 0 0 1 6 m , maar aangezien stroming bij een geometrisch-dicht filter geen grote rol speelt, moet deze sortering voldoen. e b 5 0 f 1 5 f l 6 e b 1 6 m f l 5 f 1 5 u 6 0 1 0 1 5 e e Grensvlak 1 filterlaag/2 filterlaag: Zanddichtheid (14) D 1 filterlaag = 0 , 0 0 4 m -» D 2 filterlaag < 5 x 0 , 0 0 4 D < 0,02m. Waterdoorlatendheid (15) D 1 filterlaag = 0 , 0 0 2 m -» D 2 filterlaag > 4 x 0 , 0 0 2 -* D > 0,008m. Hieruit volgt: 0 , 0 0 8 m < D < 0 , 0 2 m . De grind-sortering 3 0 / 8 0 m m ( 0 , 0 4 8 m < D < 0 , 0 2 4 m ) voldoet hier net niet aan. Het verschil is zo klein dat binnen de marges van nauwkeurigheid van de gehanteerde formule, deze sortering moet kunnen volstaan. e e b 5 0 n 5 e f 1 5 e b 1 5 f l 5 f l 5 f 1 5 1 5 e e Grensvlak 2 filterlaag/3 filterlaag: Zanddichtheid (14) D 2 filterlaag = 0 , 0 5 5 m D 3 filterlaag < 5 x 0 , 0 5 5 D < 0,28m. Waterdoorlatendheid (15) D 2 filterlaag = 0 , 0 3 6 m -* D 3 filterlaag > 4 x 0 , 0 3 6 -* D > 0,144m. Hieruit volgt: 0 , 1 1 4 m < D < 0 , 2 8 m . Aangezien stroming geen grote rol speelt bij geometrisch-dichte filters, kan een derde filterlaag worden voorkomen. De D van de sortering 1 0 - 6 0 k g is 0 , 2 m < D < 0 , 2 5 m ) . Deze sortering voldoet aan de zanddichtheidseis voor het grensvlak 2 filterlaag/toplaag. e e b 5 0 n 5 e f 1 6 e b l 6 ( 1 5 f l 5 f 1 6 1 6 1 5 e De verticale o p b o u w in geval van een toplaag van 10-60kg wordt dan als volgt van toplaag naar basismateriaal: 1 0 - 6 0 k g (0,40m dik, 6 5 0 k g / m ) op 3 0 / 8 0 mm (0,40m dik, n = 0 , 3 5 -* 700kg/m ) op 1/7mm (0,30m dik, n = 0 , 3 5 -»• 526kg/m ) op basislaag De filterlaag is extra dik gekozen in verband met uitzeving van het lichte materiaal tijdens de uitvoering en voor de strenge ontwerp-eis. 2 2 2 Concept O n t w e r p n o t a 30 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 9.3.2 Geometrisch-dicht filter bij een toplaag 4 0 - 2 0 0 k g e De opbouw van de basislaag tot en met de 2 filterlaag is in principe hetzelfde als bij een toplaag van 1 0 - 6 0 k g . Vanaf de 2 filterlaag wordt de opbouw dan: 3 0 / 8 0 mm (0,40m dik, n = 0 , 3 5 -» 700kg/m ) op 1/7mm (0,30m dik, n = 0 , 3 5 -• 526kg/m ) op basislaag Er moet nu nog worden onderzocht of een derde filterlaag noodzakelijk is. e 2 2 Grensvlak 2" filterlaag/3' filterlaag: Zanddichtheid (14) D 2 filterlaag = 0 , 0 5 5 m - D 3 filterlaag < 5 x 0 , 0 5 5 -» D < 0,28m. Waterdoorlatendheid (15) D 2 filterlaag = 0 , 0 3 6 m -* D 3 filterlaag > 4 x 0 , 0 3 6 -* D > 0,144m. Hieruit volgt: 0 , 1 1 4 m < D < 0,28m. V o o r de breuksteensortering 4 0 - 2 0 0 k g geldt: 0,31 m < D < 0 , 3 7 m . Dit houdt in dat een derde filterlaag nodig is (5-40kg). Om de totale constructiehoogte te beperken, wordt nu een poging gedaan iets minder conservatief te ontwerpen om toch uit te komen op maximaal 2 filterlagen. e e b 5 0 m e f15 e b 1 5 f 1 5 M B ( 1 5 1 6 In ieder geval wordt de eerste filterlaag 1/7mm aangehouden. Voor de tweede filterlaag wordt een grotere sortering gekozen: 4 0 / 1 0 0 m m (0,038m<D <0,067m; 0,086m<D <0,118m). Uit 9.3.1 volgde: f 1 5 f 8 5 C : Grensvlak 1 filterlaag/2' filterlaag: Zanddichtheid (14) D < 0,02m. Waterdoorlatendheid (15) D > 0,008m. Samen: 0 , 0 0 8 m < D < 0,02m. Toepassing van 4 0 / 1 0 0 m m op 1/7mm geeft: D / D (14) 0 , 0 5 3 / 0 , 0 0 4 = 1 3 . Deze sortering voldoet dus niet aan de zanddichtheidseis t.o.v. de 1 filterlaag, maar met een goede controle op de uitvoering en door deze laag met een extra dikte uit te voeren, moet deze laag kunnen voldoen aan de eis dat het de 1 laag vasthoudt. Deze onderliggende laag is wel geometrisch-dicht dus zal zand niet uit kunnen spoelen. Nu moet wel het grensvlak tussen deze 4 0 / 1 0 0 m m laag en de toplaag geometrisch-dicht zijn. f 1 5 f i s f l 5 f 1 5 b 5 0 e e Grensvlak 2' filterlaag/toplaag: Zanddichtheid (14) Dns/D (gemidd. 4 0 - 2 0 0 k g / gemidd. 4 0 / 1 0 0 m m ) = 0 , 3 4 / 0 , 0 7 6 5 = 4,4 ( < 5 ^ v o l d o e t ) Wa terdoorla tendheid (15) fi /D (gemidd. 4 0 - 2 0 0 k g / gemidd. 40/100mm) = 0 , 3 4 / 0 , 0 5 2 5 = 6,5 ( > 4 ^ voldoet) b60 D 5 b 1 5 De verticale opbouw in geval van een toplaag van 4 0 - 2 0 0 k g wordt dan als volgt van toplaag naar basismateriaal: 4 0 - 2 0 0 k g (0,60m dik, 9 7 5 k g / m ) op 4 0 / 1 0 0 mm (0,40m dik, n = 0 , 3 5 - 700kg/m ) op 1/7mm (0,30m dik, n = 0,35 -* 526kg/m ) op basislaag 2 2 2 Concept Ontwerpnota 31 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) 9.3.3 Resume geometrisch-dicht filter Indien de bodembescherming wordt uitgevoerd met een toplaag van of 10-60kg of 4 0 2 0 0 k g met een geometrisch-dicht filter dan is de opbouw zoals weergegeven in figuur 9.1. Figuur 9.1 : Bodembescherming met geometrisch-dicht filter (exclusief toleranties) e Bij dit ontwerp moet worden opgemerkt dat de 1 filterlagen uit een fijn materiaal zijn o p g e b o u w d (1/7mm). Zonder aanvullende maatregelen zal tijdens het storten een grote verstoring van de korrelopbouw optreden (uitzeving). De aanleg zal kostbaar (gecontroleerd storten) en niet eenvoudig zal zijn. 9.4 Stabiel geometrisch-open filter Bij geometrisch-open filters wordt uitgegaan van gelijktijdige instabiliteit van de toplaag en de basislaag. Bij het ontwerp van stabiel geometrisch-open filters dient onderscheid te worden gemaakt tussen stationaire stroming loodrecht op het grensvlak en stationaire stroming evenwijdig aan het grensvlak. Stationaire stroming loodrecht op de grensvlak kan maatgevend zijn indien een groot verticaal verhang over de constructie kan komen te staan (sluizen, stuwen). Bij de bodembescherming voor de bocht St. Andries zal het kritieke verhang bij stromingen evenwijdig aan het grensvlak een orde kleiner zijn dan het kritieke verhang bij stroming loodrecht op het grensvlak en kan derhalve als maatgevend worden b e s c h o u w d . Het ontwerp kan worden beperkt door alleen te kijken naar stationaire stroming evenwijdig aan het grensvlak. Hiervoor dienen eerst voor de twee te onderscheiden optredende belastingsvormen de daarbij behorende bodemverhangen te worden bepaald. 9.4.1 Bodemverhang Door V a n Huijsstee en Verheij [ref.:5] zijn formules afgeleid voor het langsverhang voor de situatie van een eenparige stroming zoals die zich bij benadering voor kan doen in kanalen en rivieren: i f ) V a x = CJ H6) ) bodem Waarbij: Concept O n t w e r p n o t a 32 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) 2 C = 1+0,5 P / " — 0 Hierin i B r C U R (17) zijn: gemiddelde verhang; volgens Chezy i = U / ( R C ) is empirische coefficient; B = 3 (grenzen 0,6 a 6,0) is relatieve turbulentie; r = 0 , 2 5 (grenzen 0,1 a 0,25) Chezy coefficient: 18-log(1 2 h / 2 D ) in m'^/s de over de waterdiepte gemiddelde stroomsnelheid in m/s de hydraulische straal; bij brede rivieren de waterdiepte. 2 2 50 Onderscheid wordt gemaakt tussen de twee belastingssituaties: 1 De maximale stroomsnelheid van de natuurlijke afvoer bij M H W inclusief de maximale retourstroom (3,50m/s). 2 De maximale stroomsnelheid van de natuurlijke afvoer bij O L W inclusief de maximale snelheid als gevolg van de schroefstraal (4,15m/s). Beiden in de toekomstige situatie. Uitgegaan wordt van 10-60kg en 4 0 - 2 0 0 k g als toplaag (D = 0.28m). 50 Toplaag Situatie h [m] C [m*/s] c„ U [m/s] 10-60kg 1 (MHW) 12,0 44 19,5 3,50 0,53-10 2 (OLW) 3,85 35 12,7 4,15 3,65-10' 3 1 (MHW) 12,0 40 16,3 3,50 0,64-10 3 2 (OLW) 3,85 32 10,5 4,15 4,36-10" D 6 O 5 0 d(p/dx 3 d(p/dx 10,3-10- 3 1,03% 46,4-10- 3 4,64% 10,4-10 3 1,04% = 0,28m 40-200kg D i = 0,41m Tabel 9 . 3 : 3 45,8-1 0 3 4,58% Bodemverhang bij O L W en M H W (r = 0 , 2 5 , B = 3) De berekende verhangen zijn gemiddelde verhangen, lokaal kunnen iets grotere verhangen optreden. De gehanteerde formules gelden voor een laminaire (rechtlijnige) stromingsvorm. Het invullen van de schroefstraalbelasting (turbulente stroming) is in principe niet toegestaan. 9.4.2 Ontwerp geometrisch-open filter Het ontwerp van de geometrisch-open filter voor een toplaag van 10-60kg en een toplaag van 4 0 - 2 0 0 k g wordt gedaan door eerst een keuze te maken van het filter en vervolgens na te gaan of het kritische verhang per grenslaag niet wordt overschreden door de optredende verhangen bepaald in tabel 9 . 3 . Begonnen wordt met de twee filterlagen uit figuur 9 . 1 , 3 0 / 8 0 m m en 4 0 / 1 0 0 m m voor respectievelijk een toplaag van 10-60kg en 4 0 - 2 0 0 k g . Deze keuze is gemaakt omdat deze twee sorteringen bij de natuurlijke afvoer kunnen worden aangebracht zonder dat grote uitzeving zal optreden. De overgang van deze filterlaag naar de toplaag is geometrisch dicht. De stabiliteit in dit grensvlak is onafhankelijk van de hydraulische belastingen. Om te controleren of het kritische verhang in de grenslaag tussen basismateriaal en de filterlagen niet wordt overschreden, wordt gebruik gemaakt van de ontwerpgrafiek van De Graauw et al. [ref.:5] en weergegeven in bijlage 7. De D — 1mm. De D van 3 0 - 8 0 m m is 3 6 , 0 m m en de D van 4 0 - 1 0 0 m m is 5 2 , 5 m m . A l s poriengehalte wordt 0 , 3 5 aangehouden. Dan worden de A ; - D / D voor 3 0 - 8 0 m m en 4 0 - 1 0 0 m m respectievelijk 12,6 en 1 8 , 3 7 5 . Door de lijn voor D = 0 , 8 2 m m te volgen, volgt voor een filterlaag van 3 0 / 8 0 m m een kritiek verhang (i ) van ongeveer 7,5 a 8 %. Bij een filter constructie van 4 0 / 1 0 0 m m is i ongeveer 5 % . b 6 0 f l 5 fl6 f l 6 b50 b 5 0 cr Concept Ontwerpnota cr 33 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Volgens tabel 9.4 wordt het kritieke verhang (7,5 a 8%) bij een toplaag van 10-60kg met een filter 3 0 / 8 0 m m niet overschreden (1 %). Bij een toplaag 4 0 - 2 0 0 k g en een filter van 4 0 / 1 0 0 m m voldoet de constructie op de overgang basismateriaal «—* filterlaag net (i = 5 % en i = 4 , 6 % ) . Het is mogelijk om een filter van 3 0 / 8 0 m m toe te passen. De grenslaag toplaag «—* filterlaag is dan minder geometrisch-dicht en de overgang basismateriaal «—» filterlaag is iets meer stabiel geometrisch-open (i = 7,5 a 8 % terwijl i = 4 , 6 % ) . M a a t g e v e n d voor het ontwerp is echter een extreme situatie bij een waterstand die maar 5 % per jaar wordt onderschreden. De belasting zelf is een met het schip mee bewegende belasting en treedt op een locatie maar zeer kort op. Cumulatief, afhankelijk van aantal s c h e p e n dat de locatie passeert bij deze lage waterstand (die niet lang duurt) levert een relatief korte belastingduur. De belastingpiek verhoogt tijdelijk de transportcapaciteit van het water. Het basismateriaal moet eerst door de vaste laag worden getransporteerd voordat het meegenomen kan worden. Verondersteld mag worden dat de belastingpiek (schroefstraal) al is gepasseerd voordat het basismateriaal uit de vaste laag komt en dat het niet meegenomen kan worden omdat na de belastingpiek de transportcapaciteit van de rivier weer afneemt naar de oude transportcapaciteit. De rivier zelf transporteert al sediment en zal geen behoefte hebben aan extra sediment dus zal de erosie beperkt blijven, een aspect dat niet is verdisconteerd in de gehanteerde filterregels. A l met al kan w a t verlies van basismateriaal optreden, maar dat zal meevallen. cr cr De constructie is als geheel stabiel voornamelijk omdat de overgang filterlaag *—* toplaag onafhankelijk van de hydraulische belastingen stabiel is (geometrisch dicht, zie 9.3.3). Een filterlaag van 4 0 / 1 0 0 m m is voldoende. 9.4.3 Resume geometrisch-open filter Indien de bodembescherming wordt uitgevoerd met een toplaag van 10-60kg of 4 0 - 2 0 0 k g met een geometrisch-open filter dan is de opbouw zoals weergegeven in figuur 9 . 2 . 1 * 40-200kg 40/100mm ~ Basislaag Figuur 9.2 : 0,60m dik 0,40m dik - 10-60kg - 30/80mm Basislaag 0,42m dik 0,40m dik - Bodembescherming met geometrisch-open filter (exclusief toleranties) De verticale o p b o u w in geval van een toplaag van 4 0 - 2 0 0 k g wordt dan als volgt van toplaag naar basismateriaal: 4 0 - 2 0 0 k g (0,60m dik, 1000kg/m ) op 4 0 / 1 0 0 m m (0,40m dik, n = 0 , 3 5 •* 700kg/m ) op basislaag 2 2 De verticale o p b o u w in geval van een toplaag van 10-60kg wordt dan als volgt van toplaag naar basismateriaal: 1 0 - 6 0 k g ( 0 , 4 2 m dik, 6 5 0 k g / m ) op 3 0 / 8 0 m m (0,40m dik, n = 0 , 3 5 -» 700kg/m ) op basislaag 2 2 Concept O n t w e r p n o t a 34 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 9.5 Geotextiel als filter [ref.:5] De keuze van een geometrisch-open filter levert geen daadwerkelijke winst in constructie hoogte en/of kosten op. Er wordt hier dan ook uitgegaan van een geometrisch-dicht geotextiel. Algemeen geldt voor een geometrisch-dicht filter op het grensvlak basismateriaal/geotextiel [ref.:5]: 9 0 ° <-2 bSO (18) D In deze formule is de O de diameter van de porie van het geotextiel die gelijk is aan de gemiddelde korreldiameter van een denkbeeldige fractie (steen), waarvan 9 0 % op en in het geotextiel blijft liggen als het geotextiel op een bepaald voorgeschreven wijze [norm NEN 5 1 6 8 ] , als een soort zeef wordt gebruikt. De D is de korreldiameter van het basismateriaal dat voor 9 0 % wordt onderschreden door de overige korrels in het basismateriaal. De D = 4-10" m (4,0mm). Voor het geotextiel geldt dan volgens formule (20) 0 < 8 - 1 0 - m = 8,0mm. 9 0 b 9 0 3 b 9 0 3 9 0 Een geotextiel wordt meestal afgezonken met een ballastlaag, waarbij het geotextiel wordt verstevigd met een rietmat en een roosterwerk van wiepen (tegen scheuren tijdens transport en afzinken). De maximale sortering die men in het geval van de vaste laag bij St. Andries kan toepassen voor het afzinken is 4 0 - 2 0 0 k g . De diepte is hier relatief klein, waardoor dit mogelijk is. Met andere woorden: zowel voor een toplaag 10-60kg en 4 0 2 0 0 k g is geen extra ballastlaag nodig. 9.6 Resume granulair opgebouwde bodembescherming Voor alle duidelijkheid wordt in tabel 9.4 een samenvatting gegeven van de in hoofdstuk 8 en 9 ontworpen toplagen met de daaronder bepaalde filterconstructies: Geometrisch-dicht laagdikte laagdikte Im] tm] Toplaag 1 0-60 kg 0,42 4 0 - 2 0 0 kg 0,60 Filter 30/80 mm 0,40 40/100 0,40 0,30 1/7 117 mm Totaal mm mm 0,30 1,12 Geometrisch-open 1,30 laagdikte laagdikte [m] [m] Toplaag 1 0 - 6 0 kg 0,42 4 0 - 2 0 0 kg 0,60 Filter 40/100 0,40 40/100 0,40 mm Totaal mm 0,82 G e o m e t r i s c h - d i c h t met geotextiel Toplaag 1 0 - 6 0 kg Geotextiel O 9 0 Totaal < 1,00 laagdikte laagdikte Im] [ml 0,42 4 0 - 2 0 0 kg 8 , 0 m m (na a f z i n k e n e e n v e r w a a r l o o s b a r e 0,60 dikte). 0,42 0,60 Tabel 9.4 : Samenvatting verticale opbouw bodembescherming. Concept Ontwerpnota 35 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 10 DEFINITIEVE LAY-OUT EN UITVOERING 10.1 Keuze + praktische o p b o u w vaste laag Uitgegaan w o r d t van lay-out T 5 S V . Na uitvoerig overleg met adviseurs, Dienstkring Bovenrijn en Waal is gekozen voor een toplaag van 4 0 - 2 0 0 k g . Voorgaande berekeningen zijn uitgevoerd met een soortelijk gewicht van de steen van 2 7 0 0 k g / m . Deze dichtheid is ongunstig bevonden aangezien dit een beperking is voor de keuze van de groeves, voornamelijk bepaald door de grote hoeveelheid steen die voor de vaste laag nodig is. Voor 4 0 - 2 0 0 k g geldt voor het gemiddelde g e w i c h t van de steen 90kg < W < 140kg (NEN-ISO-5180). De D bij een p van 2 7 0 0 k g / m is ( W / p ) = 0 , 3 2 m < D < 0 , 3 7 m ( 0 , 3 8 m < D < 0 , 4 4 m ) . Bij een meer gangbare dichtheid van 2 6 5 0 k g / m geldt: 0 , 3 2 m < D < 0 , 3 8 m ( 0 , 3 8 m < D < 0 , 4 5 m ) . Met andere woorden er is zo goed als geen verschil en de berekening hoeft niet opnieuw te worden uitgevoerd. In het vervolg wordt uitgegaan van een D van 0 , 3 5 m en/of een D van 0 , 4 2 m ( W . - 11 5 k g , p = 2 6 5 0 k g / m ) . De minimale laagdikte (d ) wordt gesteld op 1,5-D = 0 , 5 3 m met een tolerantie (a) van 0 , 5 - D = 0 , 1 7 5 m . Een holle ruimte percentage van 4 0 % kan worden aangehouden. 3 6 0 3 n s 1/3 50 s n 50 3 n 5 0 n 5 0 3 5 0 g e m s min n n Tevens is afgezien van de mogelijkheid een zinkstuk als filter toe te passen. De keuze is gevallen op een uit granulair materiaal opgebouwde vaste laag. Deze keuze is bepaald door: Het plaatsen van een geotextiel vereist een te grote werkbreedte (orde 75m), die beperkingen oplegt aan de scheepvaart (snelheidsbeperking, vaarbreedte en uitvaart kanaal St. Andries). De voorkeur gaat uit naar een constructie die aangelegd kan worden met behulp van losvarend materieel, iets wat met een zinkstuk niet mogelijk is. Een geotextiel vereist tevens extra toezicht tijdens de uitvoering en extra verkeersmaatregelen. Als granulair filter is tijdens dit overleg gekozen voor een geometrisch-open filter bestaande uit een sortering 4 0 / 1 0 0 m m . Deze keuze is gebaseerd op het feit dat geen hoge eisen aan de filterconstructie hoeven te worden gesteld mits de constructie als geheel (toplaag + filter) maar stabiel is. Erosie door de vaste laag zal gering zijn. V o o r 4 0 / 1 0 0 m m geldt: 0 , 4 k g < W < 1,2kg, 0 , 0 5 3 m < D < 0 , 0 7 5 m . Er kan word en uitgegaan van een praktische minimale laagdikte (d ) van 0,25m met een tolerantie (a) van 0 , 1 0 m . A l s percentage holle ruimte wordt 3 8 % aangehouden. 5 0 n min De uitvoeringsnauwkeurigheid voor wat betreft de laagdikten kan worden gesteld op a=/7±1,5CT m e t / / = d + 1,5-CT. Hierin is /y de gemiddelde laagdikte waar minimaal mee rekening moet w o r d e n gehouden om d te garanderen. De in rekening te brengen laagdikten t.b.v. het bestek worden bepaald door b =/y = d + 1,5 a. m i n m i n m i n a a b Im] [m] Im) Im] 0,53 0,1 7 5 1,06 0,80 laag i H u 1,5-Dn+3-o t 40-200kg 1,50,+1,5-c 1,50, I 40/1 0 0 m m 0,25 0,10 0,55 0,40 Tabel 1 0 . 1 : Laagdikten vaste laag. Concept Ontwerpnota 36 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Voor wat betreft de hoeveelheden moet voor 4 0 - 2 0 0 k g worden aangehouden 0 , 8 0 m O , 6 0 - 2 6 5 0 k g / m = 1 2 7 5 k g / m en voor het filter (40/100mm) 0 , 4 0 m -0,62 - 2 6 5 0 k g / m = 6 6 0 k g / m . 3 3 2 2 Alternatief zou zijn om als filter een sortering 3 0 / 8 0 m m toe te passen dan wordt deze n dezelfde laagdikte en hoeveelheid aangebracht als de sortering 4 0 / 1 0 0 m m . Zowel 4 0 / 1 0 0 m m als 3 0 / 8 0 m m voldoen. In vergelijking met 4 0 / 1 0 0 m m is bij 3 0 / 8 0 m m de overgang van basismateriaal naar filter hydraulisch stabieler. Daarentegen is 3 0 / 8 0 m kritischer bij de uitvoering (uitzeving tijdens storten en kan een minder zware belasting weerstaan als deze nog niet is afgedekt door de toplaag). Om deze redenen verdient 4 0 / 1 0 0 m m de voorkeur. 10.2 Geometrie vaste laag A a n het Waterloopkundig laboratorium is een aanvullende opdracht verstrekt om na te gaan of de vaste laag verkort en/of versmalt kan worden. Uit de eerste berekeningen volgde dat het nauwelijks iets uitmaakt of de vaste laag 150m of 140 meter breed wordt. Een kleine toename van onderhoudsbaggerwerk is mogelijk, maar deze toename is verwaarloosbaar ten opzichte van de hoeveelheid onderhoudsbaggerwerk bij T 5 S V . Smaller dan 140m kan de laag niet worden omdat dan ontgrondingen aan de binnenbochtzijde kunnen gaan optreden die van negatieve invloed zijn op de stabiliteit van de vaste laag. Om deze reden zal de vaste laag met een breedte van 140m vanaf de theoretische normaallijn worden aangelegd. Dit (totale) onderhoudsbaggerwerk levert tevens een bijdrage van een hydraulische compensatie bij M H W . Vervolgens is onderzocht of de vaste laag (T5SV) verkort kan worden. Hierbij is eerst bovenstrooms de vaste laag ingekort ( T 5 S V K , start op kmr. 9 2 5 , 5 ) . Vervolgens is gekeken of de vaste laag met een steilere helling kan worden beeindigd, waardoor deze op kmr. 928.1 eindigt (T5SKE). Verder zijn dezelfde "knik"-punten aangehouden als bij T 5 S V . In bijlage 8 worden de resultaten weergegeven. Verkorting van de vaste laag bovenstrooms (T5SVK) heeft als resultaat dat bovenstrooms van de vaste laag meer gebaggerd moet worden. Dit is nautisch gezien een ongewenste situatie, omdat nu zowel boven- en benedenstrooms van de laag gebaggerd moet worden (voorkeur op een plaats en het liefst benedenstrooms). De voorkeur bij Directie Gelderland gaat uit naar het verkorten van de vaste laag volgens geometrie T 5 S K E . Deze voorkeur is gebaseerd op de volgende punten [ W - S A - 9 4 0 9 1 ]: De aanzanding (bult) achter de vaste laag in de binnenbocht verplaats zich van de kruising (tussen kmr. 9 2 8 en kmr. 929) meer naar de vaste laag. Dit is scheepvaartechnisch "beter" omdat afvarende schepen dan bij het oversteken van de ene binnenbocht (St. Andries) naar de andere binnenbocht (Opijnen) geen " S bocht" hoeven te maken. De hoeveelheid onderhoudsbaggerwerk bij T 5 S K E is groter dan bij T 5 S V maar niet veel. Ook bij T 5 S V moet onderhoudsbaggerwerk worden gepleegd om het gewenste resultaat (170m) te bereiken. Deze kleine toename van baggerwerk weegt niet op tegen een verkorting van de vaste laag van 4 0 0 m . Schade aan de vaste laag of baggermaterieel hoeft men niet te vrezen, omdat de laag in dit gebied sowieso lager komt te liggen dan O L W - 3 , 5 0 m . Als er in het benedenstroomse deel van de vaste laag (binnenbocht) gebaggerd moet worden dan Ngt er altijd nog een pakket zand tussen O L W - 3 , 5 0 m en de vaste laag voor de "bescherming" . Ook net voor de bocht van Opijnen geeft het model een beter resultaat bij T 5 S K E dan bij T 5 S V . Op basis van deze resultaten is de geometrie van de vaste laag vastgesteld. De begint bij kmr. 9 2 5 met een breedte van 110m tot kmr. 9 2 5 , 2 5 0 . Vervolgens wordt vanaf kmr. Concept Ontwerpnota 37 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Vaste laag St. Andries t.o.v. NAP Aavullend onderzoek T5 T5SV t.o.v. NAP T5SVK t.o.v. NAP < T5SKE l.o.v. N A 3 OLR t.o.v. NA° Oi c o 925 925.5 926 926.5 927 927.5 923 923.5 Kilometerroai (Duiienden) Figuur 1 0 . 1 : Gehanteerde geometrieen bij optimalisatie van T 5 S V . 9 2 5 , 2 5 0 de laag over een afstand van 1 0 0 m (tot kmr. 9 2 5 , 3 5 0 ) verbreedt van 1 1 0 m naar 1 4 0 m . De vaste laag blijft op deze breedte tot aan het eind (kmr. 9 2 8 , 1 ) . Verder worden dezelfde knikpunten aangehouden als in figuur 1 0 . 1 . In Bijlage 9 is het bovenaanzicht van de vaste laag weergegeven. Bij deze tekening (schets) moet worden opgemerkt, dat de afstand langs de as anders is dan de afstand langs de normaallijn. Dit heeft te maken met de bochtstralen en de nauwkeurigheid van de coordinaten van de kilometerraaien. Deze verschuiving is ook te zien bij de langsprofielen in bijlage 10. In bijlage 9 is het donker-grijze gebied in de buitenbocht het deel van de vaste laag dat volgens de WL-berekeningen niet of nauwelijks zal aanzanden (kaal blijven). Het middelste gebied is het gebied dat volgens het W L ongeveer zal worden afgedekt door een dun zandlaagje van 0 , 0 5 m tot 0 , 1 5 m . Het bovenste donker grijze gebied geeft aan waar de zandlaag toe gaat nemen van 0 , 1 5 m (onderkant grijze gebied) tot ongeveer 1 meter (bovenkant grijze gebied). De dikke zwarte lijn ("rechthoek") is de geschematiseerde vaste laag die begint met een breedte van 1 1 0 m tot kmr. 9 2 5 , 2 5 0 en vanaf kmr. 9 2 5 , 3 5 0 een constante breedte heeft van 1 4 0 m tot kmr. 9 2 8 , 1 0 0 m (De bestekstekeningen zullen wat duidelijker worden). De gestippelde lijnen (vlakken) geven gebieden aan waar de bodem moet worden opgehoogd (tot aan de onderkant van de vaste laag, 1,20m onder de aanleghoogte). In Bijlage 10 worden enkele lengte profielen op een bepaaJde afstand van de theoretische normaallijn. In bijlage 10 is de verticale schaal (Ay) 1,0m en de horizontale schaal (Ax) 20,0m. Concept O n t w e r p n o t a 38 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) 10.3 Uitvoering vaste laag De waterstanden waarmee rekening dient te worden tijdens de uitvoering zijn: Voor O L W , MR (Middelbare rivierwaterstand, Q ,. = 2 2 0 0 m / s ) en M H W gelden de waterstanden t.o.v. N A P zoals weergegeven figuur 1 0 . 2 . 3 Lob h Waterstanden t.o.v. NAP OLW. MR. MHW 11 922 S23 924 925 926 927 92S 929 930 Kilometerrcai Figuur 1 0 . 2 : Waterstanden tussen kilometerraai 9 2 3 en 9 3 0 . Het werkniveau tijdens de uitvoering is tussen 2 en 6 meter onder O L W . In de voorbereidingsfase worden de waterstanden en de afvoeren (nader) bepaald, waarbij de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd (dit is nl. afhankelijk van welk risico bij de aannemer wordt gelegd). Nautische rvw tijdens de uitvoering is een vaarbaanbreedte van minimaal 1 5 0 m over een lengte van 1500m in de binnenbocht (minimaal 7 0 0 m bovenstrooms en 7 0 0 m benedenstrooms van de werkplek). Daarbij opgeteld een breedte voor het materieel tijdens de uitvoering en de 25m "schik"-afstand vanaf de theoretische normaallijn (insteeklijn is perkoenpalen van de kribben). In totaal 1 50 + 5 0 + 25 = 2 2 5 m . De normaallijn hoort tijdens de optimale situatie samen te vallen met de insteeklijn. Omdat een normaallijn niet zichtbaar is en de baak ongeveer 5 meter van de insteeklijn wordt geplaatst, is in het scheepvaartregelement de vaargeul gedefinieerd op een afstand van 30m vanaf de baak (-* schikruimte is 30m). Gelet op praktische ervaringen met erosie- en sedimenttransport-processen alsmede met ribbelvorming zal er tot O L W - 3 , 5 0 m gebaggerd w o r d e n . De eisen t.a.v. het eindresultaat is een vaargeulbreedte van 170 meter en een diepte van O L W - 2 , 8 0 m in de binnenbocht. Dit betekend dat aan de rechteroever de vaargeul wordt begrensd door de dieptelijn O L W 2 , 8 0 m . Bij een hard obstakel op de bodem wordt de minimale kielspeling van 0 , 7 0 m Concept Ontwerpnota 39 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Nautische rvw: minimaal 2 vaarbanen om werk-eenheid: 25m (schikafstand van NL)+ 75m vaarbaan 50m werkeenheid 75m vaarbaan theoretische normaallijn Insteeklijn (perkoenpat Baken 25m schik ruimte aanlehgoogte vi tussen OLW-4,66m en OLW-3,64m d.w.z. afhankelijk van OLW lokaal tussen NAP-2,29m en NAP-3,35m loende vaarbaanbreedte (170m) op OLW-3,50m (-2,80+0,70m kielspeling), d.w.z. baggeren tot NAP-1,84 (bovenstroomsl tot NAP-2,20m (benedenstro Baggerwerk v66r de aanleg vaste laag onderhoudsbaggerwerk ophoging 225m verbreding t.b.v. de uitvoering - nautische n/w Figuur 1 0 . 3 : Schematisatie dwarsprofiel tijdens uitvoering. vereist, vandaar de diepte O L W - 3 , 5 0 m . Deze te baggeren schil (1500m in binnenbocht) moet ongeveer 7 0 0 m m bovenstrooms van de vaste laag beginnen en gereed zijn voordat het materieel kan worden ingezet voor de aanleg van de vaste laag (dwz : van kilometerraai 9 2 4 , 3 tot kmr.925,8). Nadat voldoende vaarbaanbreedte is gerealiseerd kan worden begonnen met het ophogen en afvlakken v a n de bodem ter plaatse van de vaste laag. De bodem wordt over een breedte van 1 7 0 m op een diepte van O L W - 3 , 5 0 m gehouden, terwijl de vaste laag komt te liggen over een breedte van 1 4 0 m (vanaf de theoretische normaallijn, dus o m de kribkoppen heen). Het werk zal moeten worden uitgevoerd door een "trein" (losvarend materieel en een minimum aan draadspuds) die over de gehele breedte afvlakt (dustpan) en ophoogt (omgekeerd dustpan proces) en de bodembescherming aanlegt (steenstorters met boeg op stroom), terwijl benedenstrooms van de vaste laag rekening moet worden gehouden met een zandbuffer voor de ontgrondingen. De ervaring bij Nijmegen heeft geleerd dat door "trapsgewijs de stortlagen aan te brengen de neren benedenstrooms worden beperkt (sterkte) en dat de ontgrondingen minimaal zijn. Directie Gelderland neemt op basis van haar ervaring bij Nijmegen de verantwoordelijkheid voor w a t betreft de verliezen. Volgens Gelderland zijn er geen problemen te verwachten. Volgens de eerste schattingen dient rekening te worden gehouden met grote gaten tussen 5 0 0 0 en 1 0 . 0 0 0 m (vooral in de buitenbocht tussen kmr.926 en kmr.927). A l s de "trein" bij deze grote gaten aankomt (lengte ongeveer 100m) zal het werk zich hier moeten concentreren o m zo snel mogelijk het gat op te vullen en af te dekken met de bodembescherming. Grote gaten dus als een geheel in een keer aanpakken. Dit is een risico-punt tijdens de uitvoering w a t nog nader onderzoek vereist. Bij deze gaten zal extra 3 Concept O n t w e r p n o t a 40 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) materieel moeten worden ingezet, wat misschien niet mogelijk is in verband met de toelaatbare werkbreedte (50m). Volgens het "uitvoering bodemverdedigingsconstructies [ref.: 7], geldt tot een waterdiepte van 4 0 m de praktische eis ter voorkoming van uitzeving van het filter materiaal tijdens het storten, dat de gemiddelde stroomsnelheid niet groter mag zijn dan 0 , 5 m / s . V e r w a c h t wordt dat door de verbreding van de rivier tijdens de uitvoering de stroomsnelheid zal afnemen tot onder de gemiddelde stroomsnelheid (1,0m/s). Of dat deze stroomsnelheid onder de kritische stroomsnelheid zal komen is niet zeker. Is het filtermateriaal aangebracht dan is de kritische snelheid te bepalen voor begin van beweging. De D van 4 0 / 1 0 0 m m is ongeveer 0 , 0 6 5 m . Met behulp van de formule van Shields (formule 10) geldt U = v ' ( A D i i / C ) =A/(1 ,65 0 , 0 6 5 0 , 0 3 - 3 5 ) = 2 , 0 m / s . Het ziet er dus naar uit dat geen grote schade op zal treden aan het filter tijdens de uitvoering, zolang er maar geen schepen overheen varen. Het is wel zo dat bij hoogwater deze stroomsnelheid op kan gaan treden als gevolg van de natuurlijke afvoer. Het werk moet dan worden stil gelegd, maar men moet er ook voor zorgen dat dan de filterlaag is afgedekt met de toplaag. n 2 crit n 2 cr In Bijlage 11 zijn enkele karakteristieke dwarsdoorsneden weergegeven van de bocht met daarin het voor de scheepvaart te baggeren profiel (225m), het te baggeren profiel t.b.v. de uitvoering inclusief het gewenste resultaat (170m). Aansluitend aan de vaste laag zal het cunet weer aanzanden. Komt het zand binnen de 170m beven de diepte O L W - 2 , 8 0 m , dan zal men daar onderhoudsbaggerwerk moeten plegen. 10.4 Aansluiting rond de kribben Kribben langs de waal worden volgens een standaard constructie aangelegd. De kruinhoogten liggen ongeveer tussen N A P + 3,00m en 3,50m t.o.v. N A P . Vanaf de kruin loopt een talud 1:2 Ji 0 , 7 5 m lager naar een berm van ongeveer 1 meter breed. De kruin en het talud zijn verdedigd met basalt zetwerk op gebroken natuursteen. Aansluitend aan het zetwerk wordt een perkoenpalenrij aangebracht die op de kop van de kribben wordt gedefinieerd als de theoretische normaallijn. Vanaf de perkoenpalen wordt een zinkstuk afgezonken met een standaard lengte van 2 5 m . Eerst een meter horizontaal (berm) en vervolgens met een helling van 1:3V2 naar beneden. Het zinkstuk wordt afgezonken en bestort met stortsteen 10-60kg (500kg/m ). De locatie van de teen van de kribben is variabel. Het zinkstuk wordt op de bodem horizontaal doorgezet en bestort met stortsteen. 2 In de meeste gevallen zal de vaste laag aansluiten op het talud van de kribben. In die gevallen kan de vaste laag om de kribben worden aangelegd als in figuur 1 0 . 4 . Ligt de vaste laag lager dan de teen van de kribben dan zal een aansluitende taludverdedging moeten worden aangelegd, zodanig dat geen onbeschermd zand tussen de krib en de vaste laag zit. Benedenstrooms van de kribben komen in de regel ontgrondingskuilen voor. Het ontgrondingsgedrag aan de kop van deze kribben is niet in te schatten, vooral niet als er nog een harde laag wordt aangelegd. Het voorstel is om tijdens de uitvoering de kribvakken in te meten (althans rond de normaallijn en als er grote gaten worden geconstateerd, deze dan op te vullen met zand en dit zand te beschermen met een extra stukje bodemverdediging (driehoekje in figuur 10.4). Het schijnt dat men aan de benedenstroomse zijde van kribben de zinkstukken met taludverdediging altijd wat langer over de bodem doorzet, om eventuele ontgrondingen te kunnen volgen. Tijdens de uitvoering zal dit moeten worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat het zinkstuk aansluit op de filterconstructie van de vaste laag om erosie te voorkomen. Concept Ontwerpnota 41 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Theoretische normaallijn Figuur 1 0 . 4 : Schets aansluiting vaste laag op kribben Deze aansluitingen zullen regelmatig moeten worden gecontroleerd (zakkingen vaste laag rond de kribkoppen door erosie van basismateriaal door de bodembescherming). 10.5 A a n l e g k o s t e n vaste laag St. Andries Wordt aan gewerkt. Concept O n t w e r p n o t a 42 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) REFERENTIES 1 Binnenscheepvaart en Scheepvaartwegen, Dictaat F 1 2 N , TU Delft 1 9 8 7 , ir. J . Bouwmeester. 2 Schroefstralen en stabiliteit van bodem en oevers onder invloed van de stroomsnelheden in de schroefstraal, Waterloopkundig Laboratorium, M 1 1 1 5 deel VII en X a , november 1 9 8 5 . 3 Schroefstralen en stabiliteit van bodem en oevers onder invloed van de stroomsnelheden in de schroefstraal, Waterloopkundig Laboratorium, M 1 1 1 5 deel X I X , november 1 9 8 5 . 4 Rekenregels Waterbouwkundig ontwerpen, Bouwdienst R W S , mei 1 9 9 0 . 5 Filters in de waterbouw, Civieltechnisch Centrum Uitvoering Research en Regelgeving (CUR), rapport 1 6 1 , juni 1 9 9 3 . 7 Handboek uitvoering bodemverdedigingsconstructies van losgestorte ganulaire materialen, R W S Bouwdienst, juni 1991 Concept Ontwerpnota 43 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Bijlage 1 Breedte werking T1S en T5S Concept Ontwerpnota BIJLAGE 1 FIXED LAYER NAVIGABLE WIDTH RIVER WAAL - FIXED LAYER (0LW92 SINT T1SV - 2 . 8 0 m) ANORIES + WIDTH Bijlage CONSTRICTION DELFT HYDRAULICS 225 ID Q1788 1/1 NAVIGABLE WIDTH RIVER WAAL - FIXED LAYER (0LW92 SINT T5SV - 2 . 8 0 m) ANDRIES + WIOTH CONSTRICTION DELFT HYDRAULICS 225 m Bijlage 01788 | 1/2 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Bijlage 2 Grenssnelheid retourstroom en spiegeldaling Concept O n t w e r p n o t a BIJLAGE 2 Bochtverbetering St. Andries (vaste laag) Grenssnelheid, Retourstroom en Spiegeldaling Vaarweg (1) (2) (3) (4) Schepen Klasse VI Klasse Va K.L.Coaster Vaarweg Klasse VI Klasse Va K.L.Coaster Vaarweg Klasse VI Klasse Va K.L.Coaster Vaarweg Breedte Diepgan [m] [m] 150.00 3.50 170.00 3.50 150.00 3.85 170.00 3.85 Helling Breedte Diepgan [m] [m] 22.80 2.80 11.40 2.80 11.00 2.80 As [m2] 63.84 31.92 30.80 0) As/Ac H 0.11 0.06 0.05 (2) As/Ac H 0.10 0.05 0.05 (3) As/Ac [-] Klasse VI Klasse Va K.L.Coaster Vaarweg 0.10 0.05 0.05 (4) As/Ac [-] Klasse VI Klasse Va K.L.Coaster 0.09 0.05 0.04 Bo [m] 171.00 191.00 173.10 193.10 Ac [m2] 561.75 631.75 621.97 698.97 h' [m] 3.29 3.31 3.59 3.62 (3.50m x 150m) h' gn' [m] [m2/s2] 3.29 32.23 3.29 32.23 3.29 32.23 Vgr [m/s] 3.44 4.15 4.18 Ugr [m/s] 1.35 0.95 0.93 zgr [m] 0.57 0.45 0.44 (3.50m x 170m) h' gn' [m] [m2/s2] 3.31 32.45 3.31 32.45 3.31 32.45 Vgr [m/s] 3.57 4.25 4.27 Ugr [m/s] 1.30 0.90 0.89 zgr [m] 0.56 0.43 0.43 (3.85m x 150m) h' gh' [m2/s2] [m] 3.59 35.25 3.59 35.25 3.59 35.25 Vgr [m/s] 3.71 4.42 4.45 Ugr [m/s] 1.36 0.95 0.93 zgr [m] 0.61 0.47 0.47 (3.85m x 170m) h' gh' [m] [m2/s2] 3.62 35.51 3.62 35.51 3.62 35.51 Vgr [m/s] 3.85 4.52 4.54 Ugr [m/s] 1.29 0.90 0.89 Zgr [m] 0.59 0.46 0.45 C:\QUATRO\QFI LES\ANDRRET.WQ1 [-] 3.00 3.00 3.00 3.00 Bijlage 2 Bochtverbetering S t . Andries (Vaste Laag) Bijlage 3 Schroefstraalbelasting bij varierende aanleghoogte en berekening D van de toplaag 50 Concept O n t w e r p n o t a BIJLAGE 3 i S S K S • t I S J o c o i S J B S t vs O CM ; s n ; 8 :s O D O sss 8=5 o o e s S 8 s:s 1o I > O O CM 8S8 8 8 8 b o b *SI :s I 8 S s S J 8KB b o b 8 b o b o o o J) b o b E | 8 £ 5 o o o us S 5 8 sss 5 b o b S 5 8 8 0 b 0 S= SSS b b E 8 0 0 0 5 2 8 b o b b b 0 8 8 5 b o b 8 o o o 8 E E r 555 — n O « O 88 8 SR8 8 2 8 8 55 8 5 2 8 b o b = E E 0 CM O S6 : ; ; 8 o o o ! 15 8 o o o - S o o o o 8 = 5 : J S s;s o o o o o o 525 b o b 5 o b b S o o o =, 8 8 S 0 0 b 6 8 8 5—5 b o o 8 0 = S = E 8 8 O O O R jR E E 88 R S £ S O O IM 8 8 aK s s | | 5 — 5 0 b 0 O O O o o b 8 S = 0 0 0 § set CM O O ! S ! 8 K 8 | ;ss 8 5 8 o b b o o o o o o 3 ft I 8 o b b 5 s 2 6 g lit 8R 5 S 8 2 5 b o o S 2 0 0 0 8 = 5 b o b St 0 0 0 b o b o b b b o o 8 6 b o o E S 8 O O O I K 3 S S E 3 — 5 5£: ! — CM B B S 6 o o o b o b o o o = 8 8 5 S o o o SIB O = 88 ?s a O CM 8 o b o 87 ! 5S 1 J I o I 8 o o o 8 o o o o 8 i l l 88 S R 8 o b b 8 sss 88 o o o 0 0 0 10 ER 8 sss - 18!IC ri 8| | I 8 S 5 CIS £ 8 8 8 8 0 8 O O O 1 O 8 2 8 ess s s = «t s n S I S = = J * 6 8 2 S 8 6 fl fl • _ o > > c 5 ^ I s ?1 0 J « I i * > m i l * > > 3 > Z>' J4 1 => 3* 8 i S t E 8 | 8 8 8 2 1 o o o S2 S 0 0 0 B j • E E E b o o RS — 6 o o b b o b % 88 2 fjj £ 8 b b =5 8 B * o o o S— 8 55 b o o I S b o o b o o 8 8 b o o 0 8=8 ; » 5 b o o b o b b b o i l ti! U i I I I E E b o b O O O R !S! S f Ifl III ~ 9 S !*! b o b III s | * S E ft J R E E E E E E I.I ?f ? E E E B . l III 81 i !E i ! E E E E E ! •! ? . ? ?1 ? ?1 ? E E E E E E E S 5 R - |! ! S ! E E E E E E E if 1ii ? 9 ? si? *f * E E E E E !f! 11 III B S8 81 R | E Ifl i 8 ? 0 E E ft § R E E 1 .1 s E l{£ R 1 8 I * E E E E 1 .1 1 | 1 E H i R 8v R E E i fl 8§ R v if! R 1 R ?I? ?I ? 8 E E 1|1 E £ | 3 E i mi R OOO 8 ^ •> v E E E E !•! i? 1 $ S 8 E I.I l|l ?£ ? ?i? Ifl 55? R S III E H i ! if! III 6 E ifl If' 8 1 ? 8* S6 v9 E O O O E I.I 1fl R 1? v R E L i Ill ?8 ? M ? E E R f III If 1 E 8 f RE v .i (1 fl Ifj 8 s 5 E E v E if 5?? J { R E §E JE E| E E I.I ! i ! § R E E E 5E 5 *E i II If * 1a cM 0 SSS ss S sa s sss s 3 E ||| E | R E O O O 58 b b ESS 8 8 E 0 0 0 HI 6 0 0 0 sss O O O 8 2 8 b o o 0 IIS 5 sss O O O 2 » !«! 8 E E E E h i ?8 ? | | | O O O III b o o b o o 8 8S b o o b o b 8 0 S 0 b 0 8 S S 151 8 b o o s !E E R j j !a! R IE i !E Q E Iff 8 1 S2S = 5 b b OOO e=8 8 8 b o b — » o b o o 8 8 b o b S • 6 o o o 8 i O O O 8 - 5 8 b o o 8 0 S ft o o o 5 fl H i II 1 -r < r H i I ! 1 i 111 i i l i s !! § s s |I f I i > E ^ ^ i r 1 t I : : I i i 1 i I! b JJj Ji? i J J ; 1 1 ' i > 1 J * 8 B at c t E E E > E E f > i n [jiii < H i : s { 11 ! B 8 a R 8 fl 8 CM E ? i ! E E !s! E y E 11 Ss E iff ft 1 t E ifj • E R R 2 v * s? e D E E E E E E N i 8 8 3 . E E E E E S 3 88 o b b b o o 8 o o b o o o b o o ^ 88 8 b o o o b b • I sI si: 56 = - E = o o o o o b b o b •IS : 118 o o o CJ £ £ 8 8 =: 8 8(8 ?SB ; s z b o b 8 es; "i o n • i S »| 8 !f;8S R J b b b SSI cv * — 3 | ; R t $ n o — 8 o o o o o b O sss E lE i tE E III ?£ ? ? 8 ? III I.I ?E s E? 111 1 E E i l l E | i Iii 8 O O b o b S rC ! ! : ! ! o o o « S ct: 88 b — to S 8 tt: a- s S S X8 88 o o o b b o b I ts E 1 H i | 5 E 8 8 i E i l ; E R . O O O 8 = 5 b o b 8 8 8 o b b o o o 8 i E R § s::ti ||| ?S ? E i E R § R C 8 !*! ? E U i E I .I R 3 R f ?8 E Ifl 1 1 I E a1 i s n s R | R R M l i 3 2 E b b E E E E E R | I J l|l i 1 s 8 § E b | E E E 8 0 8 = 8 0 i * .1 b b 0 sss 8 | o o o o 6 E E E E E l|l ?s ? i E O O O 0 0 0 O s . 8 = 8 ss? O CM | | 8 0 0 0 o o 6 ill R S 5 sa8 S; 1 o o o S 5 R O S S 5 f 3 7 ill 3 ZJ i 3 3 III > > | Ji Ji X < < < 1III S K * 3 < < < sss I > M «- * \ 1 a< <i l< i I XXX s * < < < r s s s sss 3 i < s II iE ! t !! \ i H > > S 3 f I I t 1-I s _ S f 1 J Iii ! I > I 3 1 • j X > | • - J * It X Si i 1 < U I i _ I1I s . ; 0 1 * i] 1 § sj - N | i a i ! E 1 « — 8 2 1 1 1 ^ 1 . i C i i ' i n i 0 lis 0 1 1 111 ; 1 X X X 1 i t > X X X 1 1 r r 1 It i i i "> • " r f f f j i i I i i i ir if r X X X i 111 * » i XXX l l 6ti i i f. x t < H < i II • E t* i t 5 | < c . f ; > > > £ > > 3 3 3 I && 3 3 > Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Bijlage 4 Beoordeling alternatieven op criteria Concept Ontwerpnota BIJLAGE 4 Uitvoering alt Uitvoerbaarheid 1 60 8 0,25 Veiligheid 30 10 8,5 0,30 totalen 100 alt 1 Gewenste ruwheid 40 25 15 20 totalen alt alt alt alt 100 alt 1 50 10 20 8 0. 32 20 alt alt alt alt 100 27 1 2 3 4 alt 1 30 9 0,31 Constructief 60 8 0,27 Onzekerheden 10 7 0,28 totalen alt 1 alt 2 alt 3 alt 4 20 14 1,4 1,7 1,2 1,4 2 ,1 1,4 1,2 1,5 alt 2 alt 3 9 1,0 1,2 alt 4 4 0,28 0,13 0,21 0,18 6 6 0,28 1 5,5 0 , 26 3 0,11 11 alt 5 4 0,13 6,5 0,19 0 , 05 8 0,28 3 0, 6 0 , 19 6 0,18 1 0,05 6,5 0 , 23 3 0,11 26 12 21 12 1,1 2,3 2,1 1, 4 1,3 2,3 2,1 1,7 1,0 alt 2 8 0,28 6 0, 21 alt 3 4,5 0 , 16 6,5 0,23 7,5 0,30 0, 6 2,5 0 , 09 5,5 0,20 2 4 0 , 16 5 0,16 100 28 alt 5 21 0 , 08 8 0,26 alt 4 5 0,18 3,5 0,14 5 0,16 5 0,16 27 15 19 12 1,0 1,8 1,8 1,4 1,4 2,2 2,2 1,2 1,5 1,3 Flexibiliteit Aanpasbaarheid 17 8 0,26 totalen 2 0 , 08 20 5 0,18 Onzekerheid 5 0 , 20 5,5 8 0,28 H e r g e b r u i k mat. 4,5 0,18 5,5 0,17 1,7 Milieu Grondstofreserve 6,5 0,21 0 , 20 28 l 2 3 4 Ecologie 5,5 0 , 17 alt 5 3,5 8 0 , 28 alt 4 0 , 13 8 0,37 Onzekerheden alt 3 8 0,24 Reststerkte 7,5 0,27 9 0,28 Duurzaamheid 5 0,20 29 alt 1 alt 2 alt 3 alt 4 Werking 6 0,19 9 0,35 Onzekerheid alt 2 alt 2 7,5 0,26 6,5 0,22 alt 3 4,5 0,16 5,5 0,18 alt 4 4,5 0,16 5,5 0,18 alt 5 3,5 0,12 4,5 0,15 1 7 3 0 , 28 0 , 12 24 17 18 13 1,2 1,7 1,4 1,5 1,3 2,2 1,8 1,3 1,4 7 0,28 1,1 0,04 Bijlage Beheer en Onderhoud Schadegevoeligheid alt 1 30 8 0,36 Uitvoerbaarheid 30 27 20 Onzekerheden 20 7 100 3 6 0,22 30 alt l alt 2 alt 3 alt 4 04 5 0,15 5 0,20 4 0,15 1 0, 0,21 0,12 5 7 5 5 alt 5 0,22 0,15 20 alt 4 1 0,04 7 0,21 0, 0,26 totalen 33 7 0,28 alt 3 7, 5 0, 9 0, Tracering alt 2 5 0,20 4 6 0,22 0.15 25 11 21 13 1,2 2,6 2,2 1,4 1,2 2,3 1,9 1,9 1,1 1,7 • ... . Kosten alt Aanleg 50 1 40 0, Onzekerheid 10 alt l alt 2 alt 3 alt 4 100 28 0,26 26 1, 1 4 0, 3 0,11 7 8 alt 4 5 0,18 7 0,26 0,30 totalen 25 8 0,30 alt 3 7 7,5 0,27 Beheer en onderhoud alt 2 14 4,5 0,16 3 0,11 6 3 0,11 alt 5 5,5 0,21 0,22 3 0,11 15 18 14 2,0 1,8 1,6 1,5 2,1 1,9 1, 1 1,3 1,2 .1 Bijlage 4/2 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Bijlage 5 Gevoeligheidsanalyse Concept Ontwerpnota BIJLAGE 5 Critx PERFORMANCE WITH RESPECT TO GOAL FOR NODES BELOW: GOAL Alt* .30 90 ....... 80 • •• - - -. - 70 .20 60 50 ' \ ^ 40 - 30 .10 20 10 [ 00 i Fi L, WERKING UITVOER MILIEU STORT GF MATRAS CRITERIA UITUOER ^ FLEX | B & 0 Cr i t e r i a - - STORT GT (DISTRIBUTIVE .00 KOSTEN Over a11 (DISTRIBUTIVE BLOKKEN MODE) GABIONS ALTERNATIVES STORT GF -120 WERKING .287 STORT GT .240 248 MILIEU .040 BLOKKEN FLEX GABIONS 3 140 8 s ; & % B MODE) & m m - 196 0 202 .130 KOSTEN .240 BijI age 5 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Bijlage 6 Ontgrondingen toplaag indien een lichtere sortering wordt toegepast dan berekend in bijlage 2 Concept Ontwerpnota BIJLAGE 6 LU < o in ^- m co o in CO (O 00 o o o o d CO f cj *f to o o o ci TJ o -C c a a S 3 TJ o 6 O T3 o Cl o d 8 8 CO to to c j •f CO Y- oj o d o o i o d o d o d C\J co co in in o o co d a oi CO oj in d E h in o o o o d a o m co UJ TJ 9 - iq B m oj co T- CO O d d N. O O 6 < g d ST x o TJ o cn c E 9 a , E CO I E E E E E E LU t- CO CO -Q d E o o o CO UJ _l z < < cc uj a. X TJ o o a - k «i o oo i n o - o _. CO ro d o o ' o s O O .-' o in •a c f a tr UJ O *• -g o o o TJ C 0 TJ •J J) S •? S ai ° I OJ UJ a O < N j?1 < N o C3 cc Bochtverbetering St. Andries {Vaste Laag) Bijlage 7 Ontwerpgrafiek geometrisch-open filter Concept O n t w e r p n o t a BIJLAGE 7 Bijlage 7 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Bijlage 8 Resultaten WL (optimalisatie T5) C o n c e p t Ontwerpnota BIJLAGE 8 922 923 924 925 92fi 927 926 929 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 * c a c IO ID a c 10 ID > 1 3 ;i 4 5 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 0 931 932 933 — IJKING TOS ) TO 91 OJ 930 5 7 8 j I ! 9 10 11 7^ S / VASTE LAAG T5S V \ I 2 3 260 240 220 200 180 160 140 120 100 80 60 40 20 V 4 f 5 6 7 8 9 10 1 — \J 1 ' VASTE LAAG 5SVK KJ 10 afstand 11 (km) •VASTE LAAG Bijlage VAARBAANBREEDTE 8/1 OP 0LW92 -2. 80 m WAAL B I J SINT ANDRIES WATERLOOPKUNDIG TOS. LABORATORIUM Q 1 9 7 8 T5S. 5SVK "FIG" Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Bijlage 9 Bovenaanzicht vaste laag Concept O n t w e r p n o t a BIJLAGE 9 Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Bijlage 10 Lengte profiel vaste laag Concept Ontwerpnota B I J L A G E 10 [ Bochtverbetering St. Andries (Vaste Laag) Bijlage 11 Kenmerkende dwarsprofielen vaste laag Concept O n t w e r p n o t a B I J L A G E 11 CO I CM < / > oi laag £_ R + CL ) Ische NAP I •3 cu CE a > C cu c_ y/ • Y/ • r' • y /. Ys. Ys \ Y' Vs.' 00 cc < cn OJ Ii CO J 1 a o 00 > c QJ £_ OJ \ i CO w o — '//< \s//// y/ / / / V//// Y"//// %'>'<% W\ m sv 111 1 y r O 00 I O CD CD o o < < O CN o CN Kj CO < < 1 I or CM I CN CO I I NAP I 3 > 00 I o CN + 01 [ -t •5 1 cn v i IS — (0 "5 ~" 1 cc —i w ™ c 0 > cu %; 1 1 Si S m " 1 1^ y O O OJ w ro c O fD CO 00 cn ro > > E O c cu c_ cu CT r-n O O O CO E 6 O 3 ° S a V CM •v /• / < £ (,'////// YSSSSSS -ST 0 cn ^ -0 0 I 1 1 1 - TV VM SV 1 Y/' V>' I /' /' ft K /' //. 0 IN E E •* 0 \ 3 5 ro w // in, -*-g CT fD rg to OJ jfi f s\ y, c_ cu -i U cu ^ • ' r 1 S\1 Cu X \\ \.V v\1 - \ \\1 vV N\1 vV W.V N\' s\\ o CO 1 §1 v\" \ V <V t o o o og OM XV Wv V.V 1 < < o o W s\ 1 < < > 1 \' or < < rr N^ I CO I CN I
© Copyright 2024 ExpyDoc