OER toelichting 2014-2015 - Score

Toelichting
Format OER 2014 - 2015
Bachelor/master
Eigenaar: O2
Vastgesteld door het College van Bestuur d.d. 17 december 2013
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
Algemeen
In de onderwijs- en examenregeling (OER) wordt informatie gegeven over het onderwijs van een opleiding of een groep van opleidingen. Heeft de OER betrekking op een groep van opleidingen, dan wordt
op het voorblad en in artikel 1.2 OER aangegeven over welke opleidingen het gaat.
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen studenten, extranei en cursisten. Studenten en extranei volgen opleidingen die door de overheid zijn erkend en in de meeste gevallen ook worden bekostigd. Cursisten volgen - niet door de overheid bekostigde - commerciële onderwijstrajecten die soms wel of soms
niet door de overheid zijn erkend. De OER geldt voor studenten en extranei en niet of slechts in beperkte mate voor cursisten.
De OER gaat over de summatieve toetsing binnen een opleiding; de tentamens en deeltentamens die
meetellen voor het behalen van de onderwijseenheid.
De OER is een onderdeel van het Studentenstatuut. Elk jaar wordt bekeken of de OER (op onderdelen)
moet worden aangepast. De onderwerpen in de OER die gelden voor alle studenten worden vastgesteld door het college van bestuur; onderwerpen die alleen gelden voor een bepaalde opleiding of een
groep van opleidingen worden vastgesteld door de domeinvoorzitter. De medezeggenschapsraad en de
deelraden zijn betrokken bij de besluitvorming met betrekking tot de OER. Opleidingscommissies hebben daarbij een adviserende stem.
De Onderwijs- en examenregeling vormt een samenhangend geheel met:
• Reglement Examencommissie
• Regeling Studeren met een functiebeperking
• Toetsafname protocollen
• Beleidsnotitie Minoren (concept)
• Gedragscode Studentendecanen
• Gedragscode Internationale student
Deze documenten zijn in te zien op Intranet HvA>HvA Beleid.
In het vervolg van deze toelichting wordt waar nodig uitleg en toelichting gegeven op het betreffende
artikel van de OER. Als bij de toelichting is vermeld ‘format bachelor’ dan heeft de toelichting alleen
betrekking op het format OER van de bacheloropleiding.
Hoofdstuk 1
Artikel 1.2
Algemeen
Reikwijdte van de regeling
Toelichting lid 1 en lid 7 (format bachelor):
Tot het excellentieprogramma van de HvA behoren programma’s die voldoen aan de gestelde criteria
en als zodanig ook door het CvB zijn erkend. Een excellentieprogramma kan deel uitmaken van het
reguliere bachelorprogramma.
Voor de toelating tot excellentieprogramma’s worden studenten geselecteerd. Als het programma deel
uitmaakt van het reguliere programma moet deze selectie geregeld worden in de OER: in artikel 2.1b.
Voor de toelating tot een excellentieprogramma dat geen deel uitmaakt van het reguliere bachelorprogramma beschrijft het domein, cq. de opleiding de toelating in een apart reglement.
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
2
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
Als een excellentieprogramma geen deel uitmaakt van het reguliere bachelorprogramma hoeft dit niet te
betekenen dat de examencommissie daar niets mee te maken heeft. Als lid 7 van artikel 1.2 van toepassing wordt verklaard, kan de examencommissie ook toezien op de kwaliteit van een extra curriculair
excellentieprogramma. Zoals aangegeven in lid 7 is de enige uitzondering dat een student niet in beroep kan gaan bij het CBHO (College van Beroep voor het Hoger Onderwijs). Zij beperken zich tot beroepszaken die gaan over de studieonderdelen die behoren tot het opleidingsprogramma.
Toelichting lid 5 (format bachelor):
Een Associate degreeprogramma is een onderdeel van een bacheloropleiding. Aan studenten die dit
programma met succes doorlopen wordt een aparte graad toegekend.
Het Associate-degreeprogramma mag voor niet meer dan de helft van het programma worden verzorgd
door een andere instelling voor beroepsonderwijs als bedoeld in artikel 1.4.1 van de wet educatie en
beroepsonderwijs. Ten minste de afstudeerfase en het examen van het programma moeten door de
(bachelor)opleiding worden verzorgd. Het verzorgen van een deel van het programma door voornoemde andere instelling behoeft de goedkeuring van de minister van OCW.
Hoofdstuk 2 Toelating tot de opleiding
Artikel 2.1
Vooropleidingseisen
Toelichting Lid 1 (format bachelor)
Om tot een opleiding te worden toegelaten moet men voldoen aan de juiste vooropleidingseisen. Voor
Nederlandse studenten die een bachelor opleiding willen volgen is dat een mbo- , havo- of vwo-diploma
met het juiste vakkenpakket. Dit vakkenpakket verschilt per opleiding en wordt aangegeven in artikel
2.1 OER.
Nadere informatie over vereiste vakkenpakket voor de verschillende bacheloropleidingen staan vermeld
in de Regeling nadere vooropleidingseisen hoger onderwijs
2007: http://wetten.overheid.nl/BWBR0022022/BijlageD/geldigheidsdatum_06-11-2013
Beschikt men niet over de hiervoor beschreven diploma’s, dan is toelating in sommige gevallen toch
mogelijk als men over gelijkwaardige diploma’s beschikt. Toelating zonder (gelijkwaardige) diploma’s is
mogelijk voor personen van 21 jaar of ouder, op basis van een toelatingsonderzoek dat is geregeld in
artikel 2.5 OER of op basis van een EVC rapportage als bedoeld in artikel 2.6 OER.
Besluiten over een niet-reguliere toelating tot een opleiding worden genomen door de examencommissie. Een positief besluit van de examencommissie om tot de opleiding te worden toegelaten, betekent
niet dat men dan ook al als student of extraneus is ingeschreven. Aan het onderwijs mag pas worden
deelgenomen als ook aan alle andere inschrijvingsvoorwaarden is voldaan.
In het deeltijd onderwijs wordt van een student soms verlangd dat hij of zij in een bepaalde sector werkzaam is. Dit is geregeld in artikel 2.3 OER. Duaal onderwijs kan alleen worden gevolgd als de student
beschikt over een arbeids-leerovereenkomst. Aan welke eisen deze overeenkomst moet voldoen is
geregeld in artikel 2.4 OER.
Bij sommige opleidingen worden aanvullende eisen aan de toelating gesteld. Dit kan echter alleen als er
een wettelijke basis voor is.
Artikel 2.1a
Toelating 3-jarig vwo traject
(format bachelor)
De WHW maakt het mogelijk om vwo studenten een versneld traject aan te bieden van 180 ec. HvA
opleidingen kunnen, na goedkeuring door het CvB, een 3-jarig vwo traject aanbieden.
De WHW maakt het tevens mogelijk om ook studenten met een andere dan vwo vooropleiding toe te
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
3
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
laten tot het 3-jarige vwo traject. Bij de HvA zijn havisten met 8 als gemiddelde op hun cijferlijst ook
toelaatbaar tot het 3-jarige vwo traject, mits ze beschikken over het juiste vakkenpakket.
Artikel 2.1b
Toelating speciaal traject gericht op het behalen van een hoger niveau
(format bachelor)
Als een speciaal traject worden binnen de HvA excellentieprogramma’s (honoursprogramma’s) aangemerkt die onderdeel zijn van het reguliere programma. Een ander voorbeeld van een speciaal traject is
de academische route die door de domeinen DMR en DOO wordt aangeboden voor studenten die willen doorstromen naar een wo masteropleiding of een excellente minor.
Van elk traject dat door de opleiding wordt aangeboden moet in de OER worden opgenomen wie toelaatbaar is tot het traject en op welke wijze de selectie plaatsvindt (lid 2).
Artikel 2.4
Toelating duaal onderwijs
(format bachelor)
In het duale onderwijs is men werkzaam in het beroep waar de opleiding voor opleidt; in het voltijd en
deeltijd onderwijs is dit niet het geval. Desondanks kan een deeltijdopleiding de eis stellen dat men om
tot een opleiding te worden toegelaten in een bepaalde branche werkzaam moet zijn. Wordt deze toelatingseis gesteld, dan is dit geregeld in artikel 2.3 OER. De eisen die in het duale onderwijs aan een
werkkring worden gesteld, worden vermeld in artikel 2.4 OER. In dit artikel moet in de overeenkomst de
gevraagde informatie van lid 3c worden opgenomen: kennis, inzichten en vaardigheden die de student
bij de beëindiging van de opleiding moet hebben verworven en die tijdens de beroepsuitoefening dienen
te worden gerealiseerd. Dit betekent dat er eisen aan de werkplek worden gesteld.
Artikel 2.6
Toelating op grond van EVC
(format bachelor)
Een EVC procedure (EVC staat voor: eerder verworven competenties) vindt altijd plaats voor inschrijving. De examencommissie bepaalt op basis van de EVC rapportage of betrokkene wordt toegelaten tot
de opleiding en voor welke onderwijseenheden – of onderdelen daarvan – vrijstelling kan worden verleend. Dit is geregeld in artikel 2.6 OER en artikel 5.9 OER. De HvA erkent alleen EVC trajecten van
EVC Centrum HvA. Van deze EVC-trajecten is namelijk gegarandeerd dat ze aansluiten bij het profiel
van de betreffende HvA bacheloropleiding.
De EVC rapportage is een advies aan de examencommissie; de examencommissie is niet verplicht dit
advies over te nemen en bezit op dit punt een eigen verantwoordelijkheid. Besluit een examencommissie iemand op basis van een EVC rapportage niet tot de opleiding toe te laten of geen vrijstellingen te
verlenen, dan kan betrokkene tegen dit besluit in beroep gaan. Dit leidt echter niet tot restitutie van het
bedrag dat voor de opstelling van de EVC rapportage is betaald en het beroep kan daar ook geen betrekking op hebben.
Artikel 2.4 (M)/2.8 (B) Taaltoetsen Engels
De voorkeur gaat uit naar de IELTS test omdat deze test ook de spreekvaardigheid beoordeelt. Omdat
het niet in alle landen mogelijk om een IELTS toets af te laten nemen, voldoet een test zoals aangegeven in lid 2.
Artikel 2.5 (M)/2.9 (B)
Geen toelating op grond van ongeschiktheid
Als uit gedragingen of uitlatingen van een (toekomstige) student blijkt dat hij of zij duidelijk niet geschikt
is om het beroep uit te oefenen waar de opleiding voor opleidt, kan de examencommissie op grond van
artikel 2.9 OER de domeinvoorzitter adviseren betrokkene niet in te schrijven, dan wel de inschrijving te
beëindigen. Uiteraard gaat het daarbij steeds om zeer uitzonderlijke gevallen die zich in de praktijk
nauwelijks zullen voordoen. Het spreekt voor zich dat een betrokkene die op grond van zijn gedrag of
uitlatingen niet wordt toegelaten, hiertegen in beroep kan gaan.
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
4
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
Hoofdstuk 3 Het onderwijsprogramma
Artikel 3.2
Inrichting en studielast bacheloropleiding
(format bacheloropleiding)
In dit artikel moet het volledige bachelor opleidingsaanbod worden vermeld.
Sommige bacheloropleidingen kennen specialisaties. In de OER spreken wij in dat geval van een afstudeerrichting. Als een opleiding een afstudeerrichting kent, dan wordt dit aangegeven in artikel 3.2 OER.
Meestal wordt een afstudeerrichting door één opleiding aangeboden; het is echter ook mogelijk dat een
afstudeerrichting door meerdere hogescholen gezamenlijk wordt aangeboden; in dat geval is er sprake
van een gezamenlijke afstudeerrichting. Een afstudeerrichting heeft steeds hetzelfde CROHO nummer
als dat van de opleiding(en) waartoe de afstudeerrichting behoort.
Artikel 3.4
Voorzieningen voor student met functiebeperking
Sinds 1 december 2003 is de Wet Gelijke Behandeling op grond van handicap of chronische ziekte
(WGbh/cz) van kracht. Volgende deze wet is het verboden direct of indirect onderscheid te maken op
grond van een werkelijk of vermeende handicap of chronische ziekte.
Een potentiële student mag niet worden geweigerd voor een opleiding vanwege een handicap of chronische ziekte. Het verbod op onderscheid betekent ook dat de HvA wettelijk verplicht is om aanpassingen te treffen.
De HvA sluit aan bij de omschrijving van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen:
“Onder functiebeperking en chronische ziekten wordt verstaan elke lichamelijke, zintuiglijke of andere
stoornis die de studievoortgang vertraagt. Dat kunnen visuele, auditieve en motorische handicaps zijn,
stoornissen in taal (dyslexie), rekenen (dyscalculi), spraak, uithoudingsvermogen, geheugen/concentratievermogen en orgaanfuncties, maar ook fobieën, depressies, epilepsie, M.E., chronische RSI en zware migraine”.
Zie verder: Regeling Studeren met een functiebeperking (https://intra.hva.nl/diensten/cvb/hvabeleid/beleidskader-functiebeperking-v-1-0-def.pdf)
Artikel 3.11
Minoren
Toelichting lid 4 (format bachelor)
De leerdoelen van de minor die de student kiest hoeven niet bij te dragen aan de eindkwalificaties van
de bacheloropleiding. Onder elders verworven competenties wordt onder andere verstaan: het reeds
beheersen van een vreemde taal of competenties verworven in een eerder hbo- of wo opleidingstraject.
De examencommissie beoordeelt twee aspecten: overlap met het opleidingsprogramma en reeds verworven competenties.
Toelichting lid 5 (format bachelor)
Een opleiding waarbij vanuit het beroepenveld/beroepsgroep eisen worden gesteld aan de inrichting
van het curriculum kan inhoudelijke eisen stellen aan de te volgen minor. Dit is bijvoorbeeld aan de orde
bij de opleiding tot maritiem officier, waar de beroepsgroep vereist dat studenten een jaar stage tijdens
de opleiding moeten volgen of de opleiding Accountancy, die te maken heeft met een landelijk vastgesteld curriculum. Indien een opleiding denkt op deze gronden inhoudelijke eisen te kunnen stellen aan
de te volgen minor, moet hiervoor toestemming worden verleend door het CvB.
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
5
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
Hoofdstuk 4
Examens en getuigschriften
Artikel 4.3
Getuigschriften
Toelichiting, Lid 1, c (format bachelor)
Een speciaal traject, zoals bedoeld in artikel 3.10, dat de student met goed gevolg heeft afgerond worden vermeld op het getuigschrift. Daarbij wordt de naam van het traject vermeld met de vermelding ‘met
goed gevolg afgerond’. Heeft een student aan twee of meer speciale trajecten met goed gevolgd deelgenomen dan worden deze vermeld. De resultaten worden vermeld in de bijlage.
Voor honoursprogramma’s geldt dat zowel de intra als extra curriculaire trajecten worden vermeld.
Let op bij het vertalen voor het diplomasupplement op het volgende: ‘with honours’ wordt in de Engelse
taal gebruikt voor cum laude.
Deze wijziging is op verzoek van de studenten doorgevoerd. Argument is dat werkgevers alleen getuigschriften opvragen/beoordelen.
Artikel 4.4
Afgifte getuigschriften
Als de student wil afstuderen moet hij de examencommissie om het getuigschrift vragen. Het is dus niet
zo dat als het laatste tentamen met succes is afgelegd, de student ook automatisch het getuigschrift
krijgt uitgereikt. De verantwoordelijkheid voor het uitreiken van het getuigschrift berust bij de examencommissie. Wordt een verzoek ingediend om te mogen afstuderen, dan controleert de examencommissie of aan dit verzoek kan worden voldaan. Het verzoek om af te studeren moet ten minste vier weken
tevoren worden ingediend. De formaliteiten rondom het afstuderen worden beschreven in artikel 4.4
OER.
Hoofdstuk 5 Toetsen en beoordelen
Artikel 5.1
Vorm
In de bijlages B tot en met G worden van de toetsprogramma tenminste de wettelijk vereiste onderdelen
vermeld. Bij iedere onderwijseenheid wordt de werkvorm(en) en toetsvorm(en) aangegeven van zowel
de eerste als de tweede gelegenheid. Dit biedt de mogelijkheid om deeltentamens te herkansen met
een geïntegreerd tentamen of bij onvoldoende afronding van opdrachten de studenten een reparatieopdracht te geven. Voorwaarde is dat beide gelegenheden dezelfde leerdoelen en beoordelingsnormen
worden gehanteerd.
Als een onderwijseenheid wordt afgerond met twee of meer summatieve deeltentamens, dienen deze te
worden vermeld in het toetsprogramma, inclusief wegingsfactor.
De SIS code en het aantal studiepunten en contacturen worden vermeld. Daarnaast wordt het blok of
de week waarin de tentamens en deeltentamens worden afgenomen vermeld, zowel voor de eerste als
de tweede gelegenheid. Voorkeur gaat uit naar vermelden van de week, zodat de student zijn studieactiviteiten optimaal kan plannen. Als dat niet haalbaar is het blok.
Het staat de opleidingen vrij om ook andere onderdelen, zoals leerdoelen, toe te voegen aan het toetsprogramma.
Het toetsprogramma moet ook voor niet ingevoerden in de opleiding helder en inzichtelijk zijn.
Streven is dat de toetsprogramma’s met ingang van 2014-2015 rechtstreeks uit SIS wordt gegenereerd.
Artikel 5.2
Volgorde
Sommige opleidingen kiezen ervoor een volgorde aan te brengen in de onderwijseenheden. Dit omdat
bij voorbeeld in de ene onderwijseenheid over een bepaald onderwerp basale informatie wordt verstrekt, terwijl een andere onderwijseenheid over datzelfde onderwerp een meer verdiepend karakter
heeft. Wordt een volgorde in de te volgen onderwijseenheden aangebracht, dan wordt dit vermeld in de
toetsprogramma’s.
De omschrijving praktisch oefening omvat niet alleen het traditionele practicum, maar ook alle leeractiviteiten, die gericht zijn op het verwerven van bepaalde praktische vaardigheden.
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
6
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
(format bachelor)
Dit artikel biedt ook de mogelijkheid om voor het volgen van bepaalde studieonderdelen een minimum
eis te stellen aan het aantal behaalde studiepunten, bijvoorbeeld bij stage of afstudeeronderdelen. De
betreffende studieonderdelen moeten dan vermeld worden in lid 3.
Artikel 5.3
Tijdvakken en frequentie
Toelichting lid 1
Deze regel sluit uit dat een minimumcijfer mag worden gehanteerd als voorwaarde om te mogen herkansen in hetzelfde studiejaar.
Toelichting lid 2
De eerste gelegenheid vindt plaats direct aansluitend op het onderwijs in het betreffende blok. Daarbij
moet sprake zijn van een evenwichtige planning van de toetsmomenten van overige onderwijsheden in
het blok in het kader van studeerbaarheid.
Toelichting lid 5
De uiteindelijke doelstelling is dat het toetsrooster (de datum waarop de deeltentamen of tentamen
plaatsvindt) bij aanvang van het studiejaar bekend is voor het gehele studiejaar. Omdat het op dit moment organisatorisch nog niet realiseerbaar bij alle HvA opleidingen, is in dit artikel gesteld dat het
toetsrooster tenminste twee weken voor aanvang van het blok of semester bekend is. Dit zal in de komende jaren worden uitgebreid naar semester en uiteindelijk naar een studiejaar. Dit geeft de studenten
de gelegenheid hun studieactiviteiten optimaal te plannen en af te stemmen met hun overige activiteiten.
Artikel 5.5
Praktische gang van zaken
In dit artikel zijn de belangrijkste regels bij het afnemen van schriftelijk tentamens en deeltentamens
opgenomen. De uitgebreide regels zijn vastgelegd in de Toetsafname protocollen, die zijn vastgesteld
door het CvB.
Zie: : https://score.hva.nl/Bronnen/Toetsafname-protocol-Schriftelijke-toetsen-HvA_mrt-2013.pdf
https://score.hva.nl/Bronnen/Toetsafname-%20protocol-Digitale-toetsen-juni-2013.pdf
https://score.hva.nl/Bronnen/Richtlijnen-overige-toetsen-HvA.pdf
Artikel 5.6
Mondelinge examens of tentamens
Voor mondelinge examens worden in de praktijk verschillende andere benamingen gebruikt. In het
toetsprogramma moet bij de toetsvorm duidelijk worden aangeven dat het een mondeling tentamen
examen betreft.
Artikel 5.8
Normering van de beoordelingen
Alle tentamens en deeltentamens worden uitgedrukt in een cijfer van 1 tot 10. Indien een tentamen of
deeltentamen wordt beoordeeld met een ‘voldoende’, ‘onvoldoende’ of ‘goed’, dan dient dit door de
examinatoren te worden uitgedrukt in een cijfer zoals is aangegeven in lid 1 van artikel 5.8.
artikel 5.10
Toekenning van studiepunten
Als er sprake is van compenseren wordt geen ondergrens gehanteerd voor het behaalde cijfer van een
deeltentamen.
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
7
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
Artikel 5.11
Vastleggen en bekend maken van de beoordelingen
Om discussie over wat wel en niet als werkdagen wordt aangemerkt te beslechten wordt het jaarrooster
van de HvA aangehouden. Als niet werkdagen gelden alleen feestdagen en verplichte vrije dagen. Zie
HvA jaarrooster: https://intra.hva.nl/diensten/cvb/hva-beleid/onderwijsjaarrooster-2014-2015.pdf
Artikel 5.12
Geldigheid
De geldigheidsduur van met goed gevolg behaalde onderwijseenheden is beperkt tot 5 jaar. Dit wordt
aangegeven in artikel 5.12 OER. Is een student na het verstrijken van de geldigheidsduur van een
onderwijseenheid nog niet afgestudeerd, dan moet voor de betreffende onderwijseenheid opnieuw tentamen worden gedaan. Met deze maatregel wordt voorkomen dat studenten die lang over hun studie
doen, bij hun afstuderen en diploma ontvangen dat gebaseerd is op - inmiddels - verouderde inhoud.
Hierop kan de opleiding een uitzondering maken voor studieonderdelen die, naar het oordeel van de
examencommissie, qua inhoud en toetsing een evident duurzaam karakter hebben waardoor een langere geldigheidsuur is gerechtvaardigd. Deze worden vermeld in bijlage H.
Artikel 5.14
Bewaring van afgelegde toetsen
In de Selectielijst van de Vereniging Hogescholen is vastgelegd wat de bewaartermijnen zijn van tentamens en deeltentamens. Voor archivering gelden de volgende afspraken:
•
•
Alle deeltentamens en tentamens in propedeuse en hoofdfase worden 2 jaar bewaard, met uitzondering van de afstudeeronderdelen.
Alle tentamens van afstudeeronderdelen worden 7 jaar bewaard.
Het archiveren betreft het gehele toetsdossier. Dit omvat: de toetsmatrix, opgaven/opdrachtbeschrijving/
handleiding, beoordelingscriteria, beoordelingsnormen (incl. cesuurbepaling), antwoordmodel, het gemaakte werk, ingevulde beoordelingsformulieren.
Bewaren mag fysiek en digitaal (ook in de vorm van video of beeldmateriaal).
Binnen opleidingen moeten duidelijke afspraken worden gemaakt over wie op welke momenten een rol
speelt bij het archiveren van de toetsdossiers.
In het wetsvoorstel ‘Versterken kwaliteitsborgen’, is het voorstel opgenomen om bewaartermijn van 2
jaar voor deeltentamens en tentamens aanzienlijk in te korten, om de administratieve lasten van opleidingen terug te brengen. Om die reden zijn bovengenoemde afspraken niet opgenomen in de OER
2014-2015. Mocht de wet van kracht worden vooraf of tijdens de looptijd van de OER 2014-2015, dan
gelden de nieuwe afspraken van de Vereniging Hogescholen.
Hoofdstuk 6 Fraude
Fraude zoals bedoeld in artikel 6.1.1 e is van toepassing op tentamens en deeltentamens waarvan de
opgaven niet vooraf bekend mogen zijn. Dit geldt uitaard niet voor opdrachten (project- stage- afstuderen).
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
8
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
Hoofdstuk 7 Studieloopbaanbegeleiding en studieadvies
Artikel 7.2
Studieadvies aan het eind van het eerste jaar van inschrijving
(format bachelor)
Voor het bindend studieadvies hanteren we vanaf 2014-2015 de term BSA. Hiermee sluiten we aan bij
het landelijk gebruik van de term BSA. De student krijgt een negatief of positief bindend studie advies.
Artikel 7.4
Verdere voorwaarden voor negatief bindend studieadvies
(format bachelor)
In artikel 2.1, WHW zijn is nader toegelicht wat onder persoonlijke omstandigheden wordt aangemerkt
bij negatief bindend studie advies:
De persoonlijke omstandigheden bedoeld in de artikelen 7.8b, derde lid, en 7.9, derde lid, van de wet,
zijn uitsluitend:
a.
b.
c.
d.
e.
ziekte van betrokkene,
lichamelijke, zintuiglijke of andere functiestoornis van betrokkene,
zwangerschap van betrokkene,
bijzondere familie-omstandigheden,
het lidmaatschap, daaronder begrepen het voorzitterschap, van:
1. bij universiteiten: de universiteitsraad, faculteitsraad, het orgaan dat is ingesteld op grond van de
medezeggenschapsregeling, bedoeld in artikel 9.30, derde lid, onderscheidenlijk artikel 9.51,
tweede lid, van de wet, het bestuur van een opleiding of de opleidingscommissie, alsmede het
lidmaatschap van het bestuur van een stichting die blijkens haar statuten tot doel heeft de exploitatie van voorzieningen, behorende tot de studentenvoorzieningen, dan wel van een daarmee
naar het oordeel van het instellingsbestuur gelet op de taak gelijk te stellen orgaan,
2. bij hogescholen: de medezeggenschapsraad, deelraad, studentencommissie of opleidingscommissie,
f. andere in de regelingen, bedoeld in de artikelen 7.8b, zesde lid, en 7.9, vijfde lid, van de wet door
het instellingsbestuur aan te geven omstandigheden waarin betrokkene activiteiten ontplooit in het
kader van de organisatie en het bestuur van de zaken van de instelling,
g. het lidmaatschap van het bestuur van een studentenorganisatie van enige omvang met volledige
rechtsbevoegdheid, dan wel van een vergelijkbare organisatie van enige omvang, bij wie de behartiging van het algemeen maatschappelijk belang op de voorgrond staat en die daartoe daadwerkelijk
activiteiten ontplooit.
Het instellingsbestuur kan voor de toepassing van het eerste lid, onderdeel g, nadere regels vaststellen
omtrent het aantal bestuursleden dat ten hoogste per organisatie per studiejaar in aanmerking komt,
zomede omtrent welke bestuursfuncties in aanmerking komen.
Hoofdstuk 8 Examencommissie
In hoofdstuk 8 zijn de essentiële bepalingen uit de Reglement Examencommissie opgenomen, die met
name de taken en verantwoordelijkheden betreffen van de verschillende betrokkenen.
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
9
Toelichting Onderwijs- en Examenregeling 2014-2015
Bijlage 1
In onderstaand artikel 7.13 uit de WHW is aangegeven wat een opleiding in de OER aan de orde moet
laten komen.
1. Het instellingsbestuur stelt voor elke door de instelling aangeboden opleiding of groep van opleidingen een onderwijs- en examenregeling vast. De onderwijs- en examenregeling bevat adequate en heldere informatie over de opleiding of groep van opleidingen.
2. In de onderwijs- en examenregeling worden, onverminderd het overigens in deze wet terzake bepaalde, per opleiding of groep van opleidingen de geldende procedures en rechten en plichten
vastgelegd met betrekking tot het onderwijs en de examens. Daaronder worden ten minste begrepen:
a. de inhoud van de opleiding en van de daaraan verbonden examens,
b. de inhoud van de afstudeerrichtingen binnen een opleiding,
c. de kwaliteiten op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden die een student zich bij beëindiging van de opleiding moet hebben verworven,
d. waar nodig, de inrichting van praktische oefeningen,
e. de studielast van de opleiding en van elk van de daarvan deel uitmakende onderwijseenheden,
f. de nadere regels, bedoeld in de artikelen 7.8b, zesde lid, en 7.9, vijfde lid,
g. ten aanzien van welke masteropleidingen toepassing is gegeven aan artikel 7.4a, achtste lid,
h. het aantal en de volgtijdelijkheid van de tentamens alsmede de momenten waarop deze afgelegd kunnen worden,
i. de voltijdse, deeltijdse of duale inrichting van de opleiding,
j. waar nodig, de volgorde waarin, de tijdvakken waarbinnen en het aantal malen per studiejaar
dat de gelegenheid wordt geboden tot het afleggen van de tentamens en examens,
k. waar nodig, de geldigheidsduur van met goed gevolg afgelegde tentamens, behoudens de bevoegdheid van de examencommissie die geldigheidsduur te verlengen,
l. of de tentamens mondeling, schriftelijk of op een andere wijze worden afgelegd, behoudens de
bevoegdheid van de examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen,
m. de wijze waarop studenten met een handicap of chronische ziekte redelijkerwijs in de gelegenheid worden gesteld de tentamens af te leggen,
n. de openbaarheid van mondeling af te nemen tentamens, behoudens de bevoegdheid van de
examencommissie in bijzondere gevallen anders te bepalen,
o. de termijn waarbinnen de uitslag van een tentamen bekend wordt gemaakt alsmede of en op
welke wijze van deze termijn kan worden afgeweken,
p. de wijze waarop en de termijn gedurende welke degene die een schriftelijk tentamen heeft afgelegd, inzage verkrijgt in zijn beoordeelde werk,
q. de wijze waarop en de termijn gedurende welke kennis genomen kan worden van vragen en
opdrachten, gesteld of gegeven in het kader van een schriftelijk afgenomen tentamen en van de
normen aan de hand waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden,
r. de gronden waarop de examencommissie voor eerder met goed gevolg afgelegde tentamens of
examens in het hoger onderwijs, dan wel voor buiten het hoger onderwijs opgedane kennis of
vaardigheden, vrijstelling kan verlenen van het afleggen van een of meer tentamens,
s. waar nodig, dat het met goed gevolg afgelegd hebben van tentamens voorwaarde is voor de
toelating tot het afleggen van andere tentamens,
t. waar nodig, de verplichting tot het deelnemen aan praktische oefeningen met het oog op de
toelating tot het afleggen van het desbetreffende tentamen, behoudens de bevoegdheid van de
examencommissie vrijstelling van die verplichting te verlenen, al dan niet onder oplegging van
vervangende eisen,
u. de bewaking van studievoortgang en de individuele studiebegeleiding, en
v. indien van toepassing: de wijze waarop de selectie van studenten voor een speciaal traject binnen een opleiding, bedoeld in artikel 7.9b, plaatsvindt.
O2
© 2014, Hogeschool van Amsterdam
10