Klik hier - de digitale schoolgids van het Veluws College Walterbosch

Toetsregeling Veluws College Walterbosch
Deze regeling bestaat uit vier onderdelen:
1.
2.
3.
4.
Algemene toetskaders
Afspraken rond afname van toetsen
Inhaalregeling
Herkansingsregeling
1 Algemene toetskaders
1.1
Toetsvormen:








1.2
Proefwerken
Schriftelijke overhoringen (SO’s)
Praktische Opdrachten (PO’s): waaronder werkstukken/verslagen
Handelingsdelen
Mondelinge overhoringen (MO’s)
Presentaties
Beoordelingen ‘werkschrift’/huiswerkcontrolecijfer
Practica
Lay-out van schriftelijke toetsen (Proefwerken en SO’s):
Iedere toets is gemaakt als worddocument in lettertype Arial 12 en is voorzien van een
kop met een vast format met daarin de volgende informatie:
 Leerjaar en niveau
 Onderwerp/te bestuderen stof
 Het aantal pagina’s waaruit de toets bestaat
 PTA-nummer
 Een eventuele bijlage
 Toetsduur
 Weging
 Het aantal te behalen punten en de hoeveelheid vragen
 Toegestane hulpmiddelen


In de toets wordt aangegeven:
Het aantal te behalen punten per vraag
“Einde van de toets” na de laatste vraag/opdracht
Veluws College Walterbosch, Toetsprotocol
1
1.3
PTA:
Elke sectie heeft een PTA waarin de volgende gegevens zijn opgenomen:







Het aantal toetsen/beoordelingen per periode
Het soort toets
De toetsstof
De weging en duur van een toets/beoordeling
De inleverdatum van praktische opdrachten of handelingsdelen
Informatie of een toets wel/niet herkansbaar is
De toegestane hulpmiddelen
1.4 Voorbereiding op de toets
De docent zorgt ervoor dat de leerling minimaal een week van tevoren een goed beeld
krijgt van de toets-stof en van wat hij bij de toets/presentatie/practicum kan
verwachten. De termijn geldt niet voor SO’s/MO’s/huiswerkcijfers.
1.5 Opgeven van proefwerken
Minimaal vijf werkdagen tevoren is de definitieve toets-stof bekend. De toets-stof staat
in het PTA en bij het begin van een toets-periode in de studiewijzer in it’s learning.
1.6 Correctie
Het gemaakte werk in een toetsweek moet uiterlijk binnen tien werkdagen na de
laatste toetsdag gecorrigeerd zijn, tenzij anders aangegeven in de jaaragenda. Ook
moet dan het cijfer ingevoerd zijn in SOM. SO’s over stof die relevant is voor een
proefwerk dienen vóór het afnemen van het proefwerk te zijn gecorrigeerd.
1.7 Beoordelingsnorm




Voor alle leerjaren en niveaus geldt de cijferschaal 1 t/m 10.
Voor de brugklas geldt dat er voor gemaakte toetsen in periode 1 van het
schooljaar niet lager wordt becijferd dan 4,0.
Bij afronding op een heel cijfer vanaf een cijfer met twee decimalen geldt
dat 6,49 = 6 en vanaf 6,50 = 7.
Dit geldt niet voor de berekening van de eindcijfers van die vakken die alleen met
een schoolexamen (SE) voor 1 augustus 2014 werden afgesloten. Dit betreft de
vakken ANW, Spaans, informatica en maatschappijleer.
Voor deze vakken gold tot 1 augustus 2014 de regel dat er “dubbel” werd
afgerond.
6,45 = 6,5; 6,5 = 7; dus 6,45 = 7. De eindcijfers die op deze manier voor 1
augustus 2014 zijn vastgesteld blijven gehandhaafd.
Andere beoordelingen zijn O(nvoldoende), V(oldoende) of G(oed).
1.8 Bespreken toetsen


De toets wordt altijd besproken met de leerlingen binnen een week na
bekendmaking van de beoordeling.
Het gemaakte werk mag door leerlingen mee naar huis worden genomen, m.u.v.
CE - werk. Dit wordt bewaard tot zes maanden na de uitslag van het examen.
Veluws College Walterbosch, Toetsprotocol
2
1.9 Aantal toetsen



1.10
Het streven is dat ieder vak dat meer dan 1 uur per periode geeft in die periode
minimaal twee cijfers genereert.
Het aantal toetsen in een toetsweek is maximaal drie per toetsdag.
Het aantal toetsen buiten de toetsweek voor alle leerlingen in jaarlaag 1 tot en
met 3 is gelimiteerd tot één per dag en maximaal drie per week
Toetsweek
In de laatste vijf werkdagen voor de toetsweek zijn er in de jaarlagen 1 t/m 3 geen
toetsen die leerwerk vereisen tenzij de directie anders besluit.
1.11






1.12



1.13
Kwaliteitsborging van toetsen
Bij het aanleveren van de toets is het correctiemodel door de sectie vastgesteld.
Toetsen (behalve SO’s) worden van tevoren gecontroleerd door een vakcollega in de
betreffende jaarlaag.
Waar mogelijk vindt parallelle toetsing plaats.
De toets wordt altijd door de sectie geëvalueerd.
Bij een toets met gesloten vragen zijn er altijd minimaal twee versies.
Het streven is dat elke toets voldoet aan de kwaliteitsnorm van het OBIT model (O =
onthouden, B = begrijpen, I = integreren, T = toepassen.)
Cijferrapportage
Cijfers zijn continu zichtbaar in SOM. Na periode 2 krijgen de leerlingen in klas 1 t/m
4 van hun mentor een cijferoverzicht op papier mee, ter ondertekening door
ouder/verzorger.
Aan het eind van het jaar ontvangt de leerling een overgangsrapport.
Op de cijferlijsten staan:
 Het voortschrijdend gemiddelde
 De cijfers in 1 decimaal
 Bij het eindrapport staan de cijfers afgerond en is het rapport voorzien van de
handtekening van de mentor. Hierop is tevens vermeld dat de leerling al dan
niet is bevorderd.
Weging van toetsen en periodes
 De weging van de toets moet vooraf bekend worden gemaakt aan de leerlingen en
is ook in te zien in het PTA en SOM.
 Er wordt gewerkt met een voortschrijdend gemiddelde.
 De weging van toetsen wordt door de sectie vastgesteld.
 De sectie bepaalt of de weging van een toets in evenredigheid is met de inhoud.
Veluws College Walterbosch, Toetsprotocol
3
2. Afname van toetsen
2.1 Klachten over toetsen
Voor niet–examenwerk geldt dat binnen tien werkdagen na teruggave van de toets
een klacht kan worden ingediend bij de docent-teamleider met een cc aan de docent.
Voor klachten over examenwerk, zie het examenreglement.
2.2 Bijzondere faciliteiten



De zorgpas/dyslexiekaart van de leerling kan bijzondere hulpmiddelen of
faciliteiten toestaan. Deze pas of kaart moet tijdens de toets op de tafel liggen.
De school faciliteert spraakondersteuning alléén in het programma ‘SPRINT’.
Als de school een hulpmiddel aanbiedt mag de leerling geen gebruik maken van
een eigen hulpmiddel.
2.3 Onregelmatigheden bij de toets of praktische opdracht.
Onregelmatigheden:
Er moet kunnen worden aangetoond dat de leerling zich schuldig heeft gemaakt aan
een onregelmatigheid.
Onder onregelmatigheden wordt verstaan:
Toets:
1. Spieken.
2. Praten tijdens het afnemen van een toets.
3. Het gebruik maken van hulpmiddelen die niet zijn toegestaan.
4. Het uitlenen van hulpmiddelen aan andere leerlingen en het lenen van
hulpmiddelen van andere leerlingen tijdens de afname van de toets.
5. Te laat aanwezig zijn bij het begin van de afname van de toets.
6. Het ongeoorloofd afwezig zijn bij afname van de toets.
7. Het gebruik van ieder apparaat dat verbinding met het internet of communicatie
met anderen mogelijk maakt tijdens het afnemen van een toets. Tenzij dit apparaat
uitdrukkelijk een hulpmiddel bij de toets is.
Praktische opdracht:
8 Het (bijna) letterlijk weergeven van informatie zonder vermelding van de bron.
9 Het inleveren van werk dat geheel of gedeeltelijk door derden is gemaakt of is
overgenomen van derden.
10 Te laat inleveren van werk.
Maatregelen
Voor 2.3.1 t/m 2.3.4:
De surveillant geeft op het werk aan waar/wanneer de onregelmatigheid heeft
plaatsgevonden. De docent bepaalt, in overleg met de docent-teamleider, op welke
wijze er wordt gereageerd.
Veluws College Walterbosch, Toetsprotocol
4
Voor 2.3.5:
Wanneer een leerling te laat binnenkomt, wordt geen extra tijd toegekend. Voor het
niet gemaakte deel krijgt de leerling geen punten. In een toetsweek bepaalt de
toetscoördinator tot welk tijdstip de leerling toegang krijgt tot het maken van een toets.
Voor 2.3.6:
Bij ongeoorloofde afwezigheid verliest de leerling het recht op één herkansing.
Voor leerlingen van 5H en 6V geldt het examenreglement.
Voor 2.3.7:
Indien de leerling de mobiele telefoon gebruikt terwijl hij/zij de toets nog niet af heeft,
wordt dit gezien als fraude en wordt een 1 als cijfer genoteerd. De toets kan niet
worden herkanst. Ook wordt de mobiele telefoon ingenomen. De telefoon kan om
16.00 uur van diezelfde dag opgehaald worden bij het infopunt.
Indien de leerling de mobiele telefoon gebruikt terwijl hij/zij de toets al heeft
ingeleverd, wordt de mobiele telefoon ingenomen. De telefoon kan om 16.00 uur van
diezelfde dag opgehaald worden bij het infopunt.
3. Inhaalregeling
Uitgangspunten:







De docent plaatst een asterisk in SOM als een leerling de toets niet gemaakt heeft;
deze (vak)docent heeft de eindverantwoordelijkheid om te zorgen dat de leerling de
toets inhaalt voor de start van de volgende toetsweek.
De leerling heeft het recht om een niet-gemaakte toets in te halen, mits de leerling
tijdens de toetsafname geoorloofd afwezig was. De leerling is medeverantwoordelijk
voor het inhalen van gemiste toetsen.
De leerling haalt deze toets in volgens het vastgestelde toetsrooster, tenzij een
leerling daardoor meer dan twee 100-minuten toetsen of meer dan drie 50-minuten
toetsen moet afleggen op één dag; in dat geval wordt in overleg met de
docentteamleider vastgesteld wanneer de leerling de toetsen inhaalt.
Het inhaalwerk wordt binnen twee weken na de oorspronkelijke toets afgenomen op
een in een toetsrooster vastgelegd moment.
Het niet verschijnen op het afgesproken tijdstip (zie punt vier onder ‘procedure’) heeft
tot gevolg dat de leerling een van de twee herkansingsmogelijkheden verliest!
In geval van niet-gemaakte toetsen kan een leerling niet bevorderd worden. Alleen in
opdracht van een lid van de vestigingsdirectie kan van dit punt worden afgeweken.
Gemiste practica/PO’s worden ter beoordeling van en in overleg met de docent
ingehaald.
Veluws College Walterbosch, Toetsprotocol
5
4. Herkansingsregeling Veluws College Walterbosch





Iedere leerling heeft recht op twee herkansingen per jaar.
Een recht op herkansing wordt verspeeld als de leerling ongeoorloofd
afwezig is geweest bij het maken van een toets of inhaaltoets. Is de
leerling tweemaal ongeoorloofd afwezig bij een toets of inhaaltoets dan
vervalt dus het recht op beide herkansingsmogelijkheden.
Voor de niet-examenklassen wordt er één herkansingsdag vastgesteld na
toetsperiode 3. Op deze dag worden alle (maximaal) twee herkansingen
afgenomen.
Voor alle herkansingen geldt dat een toets slechts dan herkansbaar is
wanneer deze als zodanig in het PTA is aangemerkt. SE-toetsen in
voorexamenjaren zijn altijd herkansbaar. Dit betekent dat een SE-toets uit
periode 4 een aparte herkansing kent na toetsperiode 4 of vóór
toetsperiode 1 van het volgende schooljaar. De sectie is verantwoordelijk
voor de afname hiervan.
Voor de examenklassen geldt dat er voor de periodes 1 en 2 een
herkansing mogelijk is. Deze herkansingsmogelijkheid vindt plaats na
periode 2 op een in het jaarrooster vastgelegd moment.
Procedure:






De leerling schrijft zich op tijd in CUP voor een herkansing in; voor elke
inschrijvingsronde ontvangt een leerling een mail waarin de
sluitingsdatum om te kunnen inschrijven op een herkansing wordt
vermeld. Als een leerling niet tijdig inschrijft verliest, hij het recht op de
herkansing in die periode.
De directiesecretaresse stuurt de lijst inschrijvingen naar alle
vakdocenten, de roostermaker en administratie.
De vakdocent levert het gevraagde werk aan bij de administratie.
De roostermaker maakt het lokalen– en surveillance-rooster.
De surveillant haalt het te herkansen werk vooraf op bij de
administratie en levert het gemaakte werk in bij de administratie.
De vakdocent haalt het werk op bij de administratie.
5. Handelingsdelen Veluws College Walterbosch
Een handelingsdeel is een speciaal soort toets/opdracht. Er worden geen cijfers toegekend
aan een handelingsdeel. De waardering is een onvoldoende, voldoende of goed.
Handelingsdelen moeten “naar behoren worden afgevinkt”. Dat betekent dat alleen een
voldoende of goed volstaat. Een onvoldoende voor een handelingsdeel betekent dat een
leerling niet over kan naar een volgend leerjaar. (en in het examenjaar niet kan slagen)
Veluws College Walterbosch, Toetsprotocol
6
Om die reden is er een regeling die beschrijft hoe een onvoldoende dient te worden
weggewerkt:
In geval van een onvoldoende voor een handelingsdeel geldt:
Docenten vullen hier een O (onvoldoende) in. Deze worden geïnventariseerd door de
teamleiders en deze zullen de leerlingen na toetsweek 2 en toetsweek 4 laten nablijven
zodat ze kunnen werken aan hun handelingsdeel.
Procedure:
 Teamleiders vragen min. 1 week voor aanvang van toetsweek 2 en toetsweek 4 aan
vakdocenten leerlingen door te geven, bij een ‘O’ staat.
 Deze leerlingen worden in de klas op de hoogte gebracht van hun hiaat door de
mentor. Mentor mailt ook leerling en ouder, waarin helder staat waar en wanneer
leerlingen zich moeten melden om na te blijven om te werken aan hun
handelingsdeel.
 Op de laatste dag van toetsweek 2 en op de dag na toetsweek 4 moeten deze
leerlingen zich melden bij een duidelijk van tevoren gecommuniceerd pc-lokaal. Hier
wordt onder toezicht van een teamleider gewerkt aan de betreffende hiaten.
Veluws College Walterbosch, Toetsprotocol
7