Tussenbalans Coalitieonderhandelingen 2014

Een agenda
voor Oosterhout
Tussenbalans coalitieonderhandelingen 2014
Marian Janse-Witte
Walther Hoosemans
2 april 2014
Inleiding
Namens de fractie van Gemeentebelangen, de grootste partij na de
gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart jl, hebben wij gesprekken gevoerd met de
delegaties van alle fracties die in de Oosterhoutse gemeenteraad vertegenwoordigd zijn. Doel
van de gesprekken was onder meer te achterhalen welke thema’s naar de mening van de
raad de agenda voor de komende bestuursperiode zullen bepalen. En of er, met name binnen
die thema’s, sprake is van een koers die kan rekenen op brede steun in de gemeenteraad.
Op die manier willen wij werken aan een coalitieakkoord dat (op onderdelen) ook herkenbaar
is voor die partijen die aan het eind van het onderhandelingsproces niet in het college zijn
vertegenwoordigd. Met onze aanpak streven wij naar een zo breed mogelijk draagvlak, liefst
over de grenzen van de coalitie heen. De opgaven waarvoor Oosterhout in de komende vier
jaar staat – met name binnen het sociaal domein – vragen daar ook om.
De vier hoofdthema’s
Uit de gesprekken die wij hebben gevoerd met de fracties, is gebleken dat de volgende vier
thema’s leidend zullen zijn:
 De relatie tussen burger en overheid
 Economie en werkgelegenheid
 De drie transities (jeugdzorg, Awbz, Participatiewet)
 De levende gemeente
Daarnaast willen wij in deze notitie ook expliciet aandacht besteden aan de ontwikkeling van
de gemeentefinanciën.
Op deze thema’s en een aantal overige onderwerpen gaan we in de volgende paragrafen
nader in. Daarin zullen wij een aantal opvattingen en ontwikkelrichtingen beschrijven die
volgens ons kunnen rekenen op (brede) steun in de gemeenteraad. Voor de goede orde: het
wil dus niet zeggen dat alle fracties in de gemeenteraad het ook in zoveel woorden met die
opvatting eens zijn. Daarnaast willen wij ons in dit document beperken tot de hoofdlijnen van
beleid. In de volgende fase, bij het daadwerkelijk opstellen van het coalitieakkoord, zal de
verdere concretiseringsslag moeten plaatsvinden. Dat is tevens het moment dat de beoogde
coalitiepartners ook hun specifieke aandachtspunten kunnen toevoegen.
De relatie tussen burger en overheid
De verhouding tussen de burgers, ondernemers, organisaties en verenigingen enerzijds en
de lokale overheid anderzijds is dringend aan een opknapbeurt toe. Daarvoor is een aantal
redenen. Aan de ene kant kan de teruglopende belangstelling voor
gemeenteraadsverkiezingen worden gezien als een bewijs voor de stelling dat de afstand
tussen overheid en inwoners eerder groeit dan afneemt. Als de gemeente haar inwoners bij
beleid betrekt, gebeurt dat (te) vaak op een moment dat het gemeentelijk beleid al nagenoeg
klaar is. Het is een vruchtbare voedingsbodem voor de gedachte dat “ze aan het Slotjesveld
toch maar doen waar ze zelf zin in hebben”.
En dat terwijl we ook in Oosterhout ervaring hebben dat het ook anders kan. Door burgers,
ondernemers, organisaties en verenigingen van meet af aan bij beleidsontwikkeling en
-uitvoering te betrekken, kunnen we op veel terreinen winst boeken. Door de inbreng van
betrokkenen worden de gemeentelijke plannen vaak beter, er komt aanzienlijk meer
draagvlak voor gemeentelijk beleid en partijen zijn ook bereid mee te werken aan de
uitvoering. Het zijn immers diezelfde partijen die mee aan de wieg hebben gestaan van dat
beleid. De totstandkoming van onder andere de Sportnota en de plannen voor recreatieoord
De Warande hebben in het recente verleden bewezen dat zo’n aanpak kan werken.
Daarnaast zien we in het land – en, zij het mondjesmaat, ook in Oosterhout – dat (groepen)
inwoners zich ook zelf gaan organiseren om bepaalde initiatieven te ontwikkelen.
Overheidsparticipatie, zijn we dat met een duur woord gaan noemen. De gemeente staat niet
in het roer, maar de gemeente neemt deel in plannen en projecten die door groepen burgers
of ondernemers van de grond worden getild. De mogelijkheden daartoe zijn bijna
onbegrensd: van het opstellen van een visie op de ontwikkeling van de stadsparken en het
onder regie herinvoeren van de wijkzuster in Den Hout tot het overhevelen (met bijbehorende
budgetten) van het onderhoud van bedrijventerreinen of het uitbesteden van groen
onderhoud aan buurtbewoners (zie het voorbeeld van de “schoffelcontracten” in
buurgemeente Gilze en Rijen).
In de gemeenteraad van Oosterhout is brede steun voor plannen die leiden tot een
verbetering van de relatie tussen overheid en inwoners. Daarvoor is een aantal concrete
suggesties gedaan, zoals: het (mede) laten opstellen van raadsnota’s door verenigingen en
organisaties, het organiseren van wijkgesprekken tussen gemeentebestuur en bewoners en
het aanwijzen van één collegelid dat zich nadrukkelijk met dit onderwerp moet gaan bezig
houden.
Daarnaast is ook geconstateerd dat een dergelijke vernieuwing alleen kan plaatsvinden als
aan een aantal belangrijke voorwaarden wordt voldaan:
 het gemeentebestuur (raad en college) moeten ook daadwerkelijk bereid zijn een
deel van hun invloed af te staan ten gunste van de maatschappelijke partners;
 de ambtelijke organisatie moet zo zijn ingericht dat ze, in alle opzichten, ruimte heeft
voor maatschappelijke initiatieven;
 maatschappelijke initiatieven mogen niet worden gesmoord in een brij van wet- en
regelgeving.
Ten slotte is er in de gesprekken ook aandacht geweest voor de relatie tussen raad en
college. De algemene opvatting is dat het zou helpen als het college de gehele
gemeenteraad in een veel eerder stadium bij belangrijke ontwikkelingen betrekt. Hoe dat
voornemen vorm dient te krijgen, zou onderwerp van gesprek moeten zijn tussen raad,
college, griffie en ambtelijke organisatie.
Economie en werkgelegenheid
Een van de speerpunten voor de komende bestuursperiode wordt het behouden en waar
mogelijk versterken van de economische positie van onze gemeente. Dat is niet alleen van
groot belang voor de werkgelegenheid, maar ook voor de vitaliteit en de investeringskracht
van Oosterhout.
Werkgelegenheid wordt voor een belangrijk deel op de Oosterhoutse bedrijventerreinen
gecreëerd. Eerste aandachtspunt daarbij moet zijn het grondig opknappen van de
bedrijventerreinen Weststad 1 en 2, in overleg met de daar gevestigde ondernemers. Doel
van deze “revitalisering” is allereerst om het aanzicht en de uitstraling van Weststad 1 en 2 te
vergroten, zodat het voor ondernemers een aantrekkelijke locatie is om zich te vestigen.
Daarnaast is er de opgave te bekijken of de ruimte op dit bedrijventerrein (nog) beter benut
kan worden. Door herverkaveling moet het mogelijk zijn nieuwe bedrijven naar Weststad te
halen en uitbreidingswensen van bestaande ondernemingen te honoreren.
Daarnaast komt het huidige sportpark Heihoef in beeld, als “uitloper” voor bedrijventerrein Vijf
Eiken. Herontwikkeling van dit gebied is aan de orde, nu de verenigingen VV Oosterhout en
OHC’01 naar de nieuwe sportaccommodatie op De Contreie zijn verhuisd.
Ten slotte is er nog de mogelijkheid tot uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein
Everdenberg (Everdenberg-Oost). De gemeente Oosterhout heeft in het verleden in de
realisatie van dit bedrijventerrein fors geïnvesteerd. Bovendien liggen er regionale afspraken
over Everdenberg-Oost. Tegelijkertijd is dit het laatste grote bedrijventerrein in onze
gemeente dat nog vrij uitgeefbaar is. Dat vraagt aan onze kant dat we kritisch moeten zijn bij
de uitgifte; alleen bedrijven met een aantoonbaar toegevoegde waarde (voor de Oosterhoutse
werkgelegenheid) zouden hiervoor in aanmerking moeten komen: geen “dozenschuivers”,
maar hoogwaardige maak-industrie.
De economische positie van Oosterhout is ook gebaat bij een goede afstemming tussen
onderwijs, ondernemers en overheid. Daarom is het zaak de komende jaren echt vorm en
inhoud te geven aan een overleg waarin deze drie partijen bindende afspraken maken over
de lokale arbeidsmarkt. Ook verdient het aanbeveling te kijken welke aanpassingen binnen
de gemeentelijke organisatie nodig zijn om de afstemming tussen gemeente en bedrijfsleven
(nog) beter te laten verlopen.
Naast de bedrijventerreinen is ook het Oosterhoutse kernwinkelgebied een belangrijke motor
van de lokale economie. De crisis en de toekomst van het internetwinkelen zijn twee
belangrijke redenen om de komende jaren veel aandacht te hebben voor de ontwikkeling van
het centrumgebied. Daarbij spelen de volgende overwegingen een rol:
 Een kernwinkelgebied met veel leegstand is niet aantrekkelijk. Aan de ene kant is het
tegengaan daarvan een verantwoordelijkheid van pandeigenaren en
projectontwikkelaars. Daarnaast kan ook de gemeente sturend optreden. Dat kan
bijvoorbeeld door het winkelgebied compact te houden en de vestiging van nieuwe
detailhandel in de aanloopstraten tegen te gaan. Ook is er de mogelijkheid om in het
stadshart op andere plaatsen combinaties van functies toe staan. Hierdoor komt er
ruimte voor andere functies dan detailhandel.
 Wie een bruisend stadshart wil, kan dat op een aantal manieren bereiken. Een
mogelijkheid is de aantrekkelijkheid van de routes naar de binnenstad te versterken,
bijvoorbeeld door het opwaarderen van de stadsparken en de Heuvel. Verder zou
gekeken kunnen worden naar het leggen van nog meer combinaties met bijvoorbeeld
evenementen in de binnenstad. En ten slotte is er de wens het accent bij de inzet van
de gemeentelijke handhavers te verschuiven van (parkeer)handhaving naar
gastheerschap.
 Het is van belang ondernemers de ruimte te geven om daadwerkelijk te ondernemen.
Dit betekent dat kritisch gekeken dient te worden naar gemeentelijke regelgeving
waar deze ten onrechte belemmerend werkt voor ondernemers.
 De bouw van een ondergrondse parkeergarage in het Santrijngebied draagt verder bij
aan de aantrekkelijkheid van de stad. Afgesproken is dat de kosten hiervan worden
versleuteld binnen het parkeersysteem. Deze afspraak blijft overeind. Om ervoor te
zorgen dat de voorgenomen stijging van de parkeertarieven kan worden getemperd,
is het noodzakelijk dat we op andere onderdelen van dat parkeersysteem tot
verlaging van de uitgaven kunnen komen. Mogelijkheden daarvoor zijn te vinden in
het anders benutten van de fietsenkelder en de kosten van parkeerhandhaving.
 Voor 2014 wordt de huidige regeling rondom de zondagsopenstelling geëvalueerd.
Welke gevolgen dit vervolgens heeft voor het (nieuwe) regime, is nog niet te zeggen.
Het staat wel vast dat daarin hoe dan ook een balans moet worden gevonden tussen
de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers en de zorg voor de aantrekkelijkheid
van de Oosterhoutse binnenstad.
De drie transities
De overheveling van jeugdzorg en delen van de Awbz en de invoering van de Participatiewet
(de drie transities) bezorgt de gemeenten vanaf 2015 met een nieuwe en omvangrijke
verantwoordelijkheid. Veel over de transities is nog onbekend. Gemeenten hebben hoogstens
een vermoeden met de (omvang van de) problematiek waarmee ze geconfronteerd worden.
Exacte gegevens over het aantal cliënten en de zwaarte van hun zorgvraag, zijn op lokaal
niveau nauwelijks bekend. Evenmin is het duidelijk hoe de verschillende partijen –
zorgaanbieders, cliënten, mantelzorgers – zich de komende jaren zullen gaan gedragen. Het
is dus een illusie te veronderstellen dat deze opgave, alsof het een militaire operatie betreft,
volgens een blauwdruk kan worden uitgevoerd. Het proces van invoering van de transities zal
zo moeten zijn ingericht dat de gemeente de mogelijkheden heeft om snel te schakelen als de
omstandigheden daarom vragen. In alle onzekerheden die de transities omgeven, lijkt slechts
één ding zeker: ook nu deze taken worden overgedragen aan de gemeenten, zullen er in de
uitvoering af en toe dingen fout (blijven) gaan. Het is verleidelijk daarop vervolgens
gemeentebesturen af te rekenen; aanzienlijk beter zou het zijn van dit soort fouten te leren en
het proces van de transities werkende weg en stukje bij beetje te verbeteren.
Vanuit de gedachte dat gemeenten deze taken dichter bij de burger en efficiënter kunnen
aanbieden, gaan de overhevelingen ook gepaard met kortingen op het beschikbare budget.
Deze kortingen zijn aanzienlijk: 10 procent bij jeugdzorg, 25 procent bij de AWBZ en 20
procent bij de Participatiewet. Daarnaast gaan gemeenten de gevolgen ondervinden van de
korting die al is doorgevoerd in de hulp voor het huishouden (40 procent). En ook het feit dat
het rijksbeleid erop gericht is ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, heeft
consequentie op lokaal niveau.
Als de gemeente er niet in slagen deze taken op een andere en efficiëntere wijze te
organiseren, dan zijn de (financiële) gevolgen desastreus. We worden bovendien gedwongen
zorg en ondersteuning doelmatig te organiseren, omdat de doelgroep groot en de middelen
relatief beperkt zijn en we willen voorkomen dat mensen buiten de boot vallen.
Om die reden is het verstandig strak te sturen op de uitgaven die met de transities gepaard
gaan. Uitgangspunt moet zijn dat de gemeente in principe niet meer geld uitgeeft voor deze
taken dan ze van het rijk ontvangt. Maar zeker zo belangrijk is dat iedereen die zorg en
ondersteuning nodig heeft, deze ook kan krijgen. Het kan en mag niet zo zijn dat de
gemeente bijvoorbeeld in november gerechtvaardigde zorgvragen moet afwijzen, omdat het
budget voor dat jaar op is.
De verwachting is dat het aantal jaren zal duren voordat de jeugdzorg, de Awbz en de
Participatiewet op gemeentelijk niveau voor honderd procent efficiënt zijn ingeregeld. En
hoewel de inspanning erop gericht moet zijn de uitgaven binnen de door het rijk verstrekte
budgetten te houden, is het niet zeker dat dit – met name de eerste jaren – inderdaad gaat
lukken. Om die reden is het verstandig een financiële reserve op te bouwen, van waaruit deze
aanloopkosten kunnen worden opgevangen. Het verwachte positieve rekeningresultaat over
2013 kan hieraan een bijdrage leveren.
Voor de invoering van de transities zijn daarnaast nog de volgende denkrichtingen van
belang:
 Geld dat voor zorg bedoeld is, moet zoveel mogelijk aan zorg besteed worden. Dit
betekent dat bij de uitvoering van de transities er veel aandacht moet zijn voor het
terugdringen van bureaucratie en overhead. Dat kan op verschillende manieren
gebeuren: door zorgaanbieders contractueel te verplichten de kosten van overhead
terug te brengen, door oog te hebben voor (kleinschalige) nieuwkomers op de
zorgmarkt en door meer gebruik te maken van instrumenten als alphacheques en
persoonsgebonden budgetten.
 Daarnaast is het mogelijk te besparen door het systeem van verantwoording te
vereenvoudigen. Globaal afspraken maken over de te leveren kwaliteit tegen een






bepaalde prijs, in plaats van bijna per minuut verantwoording afleggen over de
geleverde werkzaamheden.
Hulp in de huishouding heeft een belangrijke signalerende werking. Zij zien vaak in
een vroegtijdig stadium wanneer het bij cliënten dreigt mis te gaan. Dat maakt het
voor zorgverleners mogelijk snel in te grijpen. Dat is niet alleen vanuit het oogpunt
van de cliënt gewenst, het bespaart vaak ook duurdere zorg. Dit pleit sterk voor het
behoud van de functie van huishoudelijke hulp
Iedereen die zorg en ondersteuning nodig heeft, moet deze kunnen krijgen. Alleen de
vorm waarin dat gebeurt, zal anders zijn dan mensen tot nu toe gewend waren. Vaak
zal er inderdaad letterlijk een oplossing dichter bij huis moeten worden gevonden. Dat
is nodig om de kosten van de transities te kunnen beheersen.
Bij de uitvoering van de transities zal oog moeten zijn voor de mogelijkheden om
bestaande maatschappelijke voorzieningen (bijvoorbeeld sport- en culturele
accommodaties) hiervoor in te zetten.
De invoering van de Participatiewet leidt tot een aanzienlijke afname van het beroep
op de Wet sociale werkvoorziening. Dit gaat gevolgen hebben voor de
werkzaamheden, de positie en de toekomst van het regionale werkvoorzieningsschap
WAVA/!GO.
Gezien de omvang van de taken, is het raadzaam de drie transities te spreiden over
meerdere portefeuillehouders.
Ten slotte is het belangrijk oog te hebben voor de positie van de gemeenteraad. Die
stelt de kaders van het nieuwe beleid vast en zou zich niet moeten bezighouden met
uitvoering. De verwachting is echter dat bij de transities het verschil juist in de
uitvoering gemaakt zal worden. Dat betekent dat de gemeenteraad bij het vaststellen
van beleid ook zicht moet hebben op hoe dat beleid in de dagelijkse
uitvoeringspraktijk uitpakt.
De levende gemeente
Met name in de voorgaande bestuursperiode heeft Oosterhout fors geïnvesteerd in
voorzieningen, in “stenen”. De uitdaging zal er de komende vier jaar vooral in liggen om
verbindingen tussen de fysieke en sociale infrastructuur van onze gemeente. Hoe zetten we
deze voorzieningen zo in, dat ze ook daadwerkelijk de maatschappelijke effecten hebben die
we voor ogen hebben. Of, met andere woorden, hoe zorgen we ervoor dat we het beste uit
onze samenleving halen.
Sleutelwoord daarbij is verbinding. Verbinding tussen groepen mensen, verbindingen tussen
organisaties, verbindingen tussen bestaande accommodaties en (nieuwe) doelgroepen en
verbindingen tussen beleid en verbindingen tussen het sociale en fysieke domein. De
transities zouden een belangrijke aanjager voor deze verbindingen kunnen zijn. Uitgangspunt
van ons beleid is dat inwoners die zorg en ondersteuning nodig hebben, zo dicht mogelijk bij
huis in de buurt worden opgevangen. Dat kan alleen door slim gebruik te maken van
(combinaties van) bestaande voorzieningen in de wijk. Ander voorbeeld: sport- en
cultuurdeelname zijn bij uitstek middelen om ervoor te zorgen dat jonge Oosterhouters leren
met elkaar om te gaan en elkaar te respecteren. In het kader van jeugdbeleid zou het wel
eens een probaat instrument kunnen zijn om te voorkomen dat jongeren later in de
problemen komen.
Binnen het domein van de “levende gemeente” zullen de komende de volgende onderwerpen
gaan spelen:
 De aantrekkelijkheid van de binnenstad als het kloppend hart van een levende
gemeente. Voor een nadere toelichting verwijzen wij graag naar wat wij hierover al
onder de paragraaf “economie en werkgelegenheid” hebben gemeld.






Leefbare wijken en kerkdorpen worden een belangrijk speerpunt voor de komende
bestuursperiode. Uit onderzoek blijkt dat er in delen van Oosterheide en
Dommelbergen (Arkendonk) en in Slotjes-Midden sprake is van “stapeling” van
sociale vraagstukken. Het is belangrijk daarvoor structureel aandacht te hebben,
bijvoorbeeld via het opstellen van wijkontwikkelplannen. Hierin moeten de sociale en
fysieke component (woonomgeving) hand-in-hand gaan.
Zoals eerder al gemeld: Oosterhout heeft fors geïnvesteerd in het bij de tijd houden
en brengen van haar maatschappelijke voorzieningen. De komende bestuursperiode
is nog winst te halen door te kijken naar een nog betere benutting van het
maatschappelijk vastgoed. Er is behoefte aan een goede en geleidelijke afbouw van
de bibliotheekvoorziening in de wijken (activiteitencentra). Zorg is er over de
toekomst van het Huis voor Amateurs. Vanuit het maatschappelijk belang van sport is
het verstandig te blijven investeren in sport en sportvoorzieningen, omdat deze ook
grote betekenis kunnen hebben voor bijvoorbeeld sociale activering en de uitvoering
van de drie transities. De behoefte in de kerkdorpen om te komen tot verbetering van
de voetbalaccommodaties verdient aandacht.
De aantrekkelijkheid van Oosterhout als woon- en werkgemeente vaart wel bij een
goed onderhouden buitenruimte. De vraag is of het huidige kwaliteitsniveau daarvoor
voldoende garantie biedt.
De waardering van de buitenruimte wordt mede bepaald door de mogelijkheid die
kinderen hebben om er te sporten en te spelen. Om die reden is het belangrijk verder
te werken aan Cruyff Court-achtige voorzieningen in de stadsdelen.
Speelvoorzieningen zouden zo moeten worden ingericht, dat ze kunnen
“meegroeien” met de veranderende bevolkingssamenstelling (en dus behoefte) van
een wijk. Ook hier geldt dat er, binnen randvoorwaarden, meer ruimte komt voor
initiatieven uit de samenleving.
Evenementen zijn van belang voor de vitaliteit en aantrekkelijkheid van Oosterhout,
zowel voor bezoekers als voor de eigen inwoners. Het lokale beleid moet dus vooral
actief gericht zijn op het versterken van het aanbod en het ruim baan geven aan
nieuwe initiatieven. Vanuit die gedachte is het ook hier goed te kijken naar
versoepeling van gemeentelijke regelgeving en het verminderen van bureaucratie. .
Ombuigingen in de zorg – ook buiten het domein waarvoor de gemeente
verantwoordelijk is – leiden ertoe dat mensen op steeds hogere leeftijd zelfstandig
zullen blijven wonen. Dat is alleen mogelijk als op het niveau van de wijken en de
kerkdorpen voldoende algemene ondersteunende voorzieningen aanwezig zijn.
Daarnaast moet het verlenen van mantelzorg worden ondersteund. Dat kan
bijvoorbeeld door het makkelijker te maken als mantelzorgers bij de eigen woning een
ruimte willen bijbouwen, om daarin (tijdelijk) een hulpbehoevende oudere te laten
wonen. Ook valt na te denken over een systeem waarin mantelzorgers van buiten
Oosterhout, voorrang krijgen op de lokale (huur)woningmarkt.
Financiën
Het belangrijkste uitgangspunten van financieel beleid is dat inkomsten en uitgaven
structureel in evenwicht zijn. Uitgaande van de huidige inzichten betekent dit dat aan het eind
van de komende bestuursperiode (2018) nog een opgave resteert van circa € 2,6 miljoen.
Hiervan wordt € 1,1 miljoen ingevuld binnen de gemeentelijke organisatie. Daarmee lijken
verdere ombuigingen op het ambtelijk apparaat alleen mogelijk, als die gepaard gaan met het
afstoten van gemeentelijke taken.
Vervolgens resteert nog een ombuigingstaakstelling van € 1,5 miljoen. Hoe deze verder zal
worden ingevuld, is nog onderwerp van nader beraad. Omdat Oosterhout in het recente
verleden al voor een bedrag van € 9 miljoen heeft omgebogen, zal het vinden van extra
bezuinigingen een verre van gemakkelijke opgave zijn. Of, in andere woorden: extra
bezuinigingen zullen extra pijn gaan doen.
De taakstelling van € 1,5 miljoen is onder andere gebaseerd op een verwachte ontwikkeling
van het Gemeentefonds. De ervaring in het verleden heeft echter geleerd dat die uitkering
zich zelden ontwikkeld zoals is voorspeld. Tegen die achtergrond moet die taakstelling voor
2018 dan ook worden gezien. Dat is extra van belang omdat de verwachting is dat de
economie zal aantrekken en dat dit juist weer een gunstig effect op de financiële positie van
het rijk (en daarmee de uitkering uit het Gemeentefonds) zal hebben. Aan de andere kant: als
de nieuwe coalitie extra middelen wil uittrekken voor nieuw beleid, zal dat elders in de
begroting gevonden moeten worden.
Overige onderwerpen
Los van deze drie thema’s is het goed in het coalitieakkoord in ieder geval aandacht te
hebben voor de volgende onderwerpen:
 Op het gebied van verkeer wordt alom waarde gehecht aan het verbeteren van de
verkeersveiligheid in wijken (30-kilometerbuurten) en een goede verkeers- en sociaal
veilige fietsverbinding met de kerkdorpen.
 Het tracé voor de aanleg van een spoorlijn tussen Breda en Utrecht moet voor dit
doel gereserveerd blijven. Daarnaast is de bereikbaarheid per openbaar vervoer van
Oosterhout gebaat bij een goede en snelle busverbinding met Breda (acht keer per
uur). De infrastructuur hiervoor is al aangelegd, in de komende bestuursperiode zal
de bus ook echt moeten gaan rijden.
 Het streven van de gemeente is erop gericht zo veel mogelijk inwoners met een
(bijstands)uitkering zo snel mogelijk aan een betaalde baan te krijgen. Als
uitkeringsgerechtigden in het kader van hun integratietraject werkervaring willen
opdoen in vrijwilligerswerk, dan bemiddelt de gemeente daarin actief. Dergelijke
werkzaamheden mogen niet leiden tot verdringing van reguliere arbeid.
 Het huidige systeem van diftar (afvalinzameling) en de wijze van het heffen van
rioolrecht worden in 2014 geëvalueerd. Daarbij wordt ook gekeken naar het
ambitieniveau voor de toekomst in de relatie tot de investeringen die de afgelopen
jaren in de gemeentelijke riolering zijn gedaan.
 Op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting is er extra aandacht voor
betaalbare jongerenhuisvesting, liefst in de buurt van het centrum.
 Er dient te worden gezocht naar aanvullende mogelijkheden om het tempo van
uitgifte van De Contreie te versnellen.
 Er is in de gemeenteraad geen meerderheid te vinden die de vestiging van een
coffeeshop in Oosterhout mogelijk wil maken.
 Op het gebied van regionale samenwerking is en blijft de inhoud van de opgave
leidend voor de schaal en maat van samenwerking. De verwachting is dat vooral de
samenwerking binnen de drie transities voor een belangrijk deel bepalend zullen zijn
voor het tempo en de mate waarin het denken in algemene zin over dit onderwerp
verder vorm en inhoud krijgt. Als het gaat om beleidsinhoudelijke samenwerking –
bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening, economie en voorzieningen – ligt
het voor de hand met name de gemeenten Breda en Etten-Leur op te zoeken.
Bestuurlijke herindeling, in welke vorm dan ook, is niet aan de orde.
Het vervolgproces
Met deze tussenbalans hebben wij een inhoudelijk vertrekpunt gepresenteerd voor het op te
stellen coalitieakkoord 2014-2018. Daarmee is niet gezegd dat deze “tussenbalans” ook éénop-één zijn vertaling in dat coalitieakkoord zal krijgen. Dat hangt immers af van de wijze
waarop de coalitiebesprekingen verder zullen verlopen. En vice versa zal het coalitieakkoord
ook onderwerpen bevatten die geen plek hebben gekregen in deze tussenbalans.
Raadsfracties zullen ook hun eigen specifieke punten willen inbrengen. Bovendien gaan we
donderdagavond 3 april, tijdens een openbare bijeenkomst, aan inwoners, ondernemers,
organisaties en verenigingen nog vragen met suggesties voor aanvullingen te komen. Ook
die kunnen vervolgens een plek krijgen in het definitieve coalitieakkoord (of in de uitwerking
daarvan).
Marian Janse-Witte
Walther Hoosemans
Oosterhout,
2 april 2014