Een agenda voor Oosterhout Tussenbalans coalitieonderhandelingen 2014 Marian Janse-Witte Walther Hoosemans 2 april 2014 Inleiding Namens de fractie van Gemeentebelangen, de grootste partij na de gemeenteraadsverkiezingen van 19 maart jl, hebben wij gesprekken gevoerd met de delegaties van alle fracties die in de Oosterhoutse gemeenteraad vertegenwoordigd zijn. Doel van de gesprekken was onder meer te achterhalen welke thema’s naar de mening van de raad de agenda voor de komende bestuursperiode zullen bepalen. En of er, met name binnen die thema’s, sprake is van een koers die kan rekenen op brede steun in de gemeenteraad. Op die manier willen wij werken aan een coalitieakkoord dat (op onderdelen) ook herkenbaar is voor die partijen die aan het eind van het onderhandelingsproces niet in het college zijn vertegenwoordigd. Met onze aanpak streven wij naar een zo breed mogelijk draagvlak, liefst over de grenzen van de coalitie heen. De opgaven waarvoor Oosterhout in de komende vier jaar staat – met name binnen het sociaal domein – vragen daar ook om. De vier hoofdthema’s Uit de gesprekken die wij hebben gevoerd met de fracties, is gebleken dat de volgende vier thema’s leidend zullen zijn: De relatie tussen burger en overheid Economie en werkgelegenheid De drie transities (jeugdzorg, Awbz, Participatiewet) De levende gemeente Daarnaast willen wij in deze notitie ook expliciet aandacht besteden aan de ontwikkeling van de gemeentefinanciën. Op deze thema’s en een aantal overige onderwerpen gaan we in de volgende paragrafen nader in. Daarin zullen wij een aantal opvattingen en ontwikkelrichtingen beschrijven die volgens ons kunnen rekenen op (brede) steun in de gemeenteraad. Voor de goede orde: het wil dus niet zeggen dat alle fracties in de gemeenteraad het ook in zoveel woorden met die opvatting eens zijn. Daarnaast willen wij ons in dit document beperken tot de hoofdlijnen van beleid. In de volgende fase, bij het daadwerkelijk opstellen van het coalitieakkoord, zal de verdere concretiseringsslag moeten plaatsvinden. Dat is tevens het moment dat de beoogde coalitiepartners ook hun specifieke aandachtspunten kunnen toevoegen. De relatie tussen burger en overheid De verhouding tussen de burgers, ondernemers, organisaties en verenigingen enerzijds en de lokale overheid anderzijds is dringend aan een opknapbeurt toe. Daarvoor is een aantal redenen. Aan de ene kant kan de teruglopende belangstelling voor gemeenteraadsverkiezingen worden gezien als een bewijs voor de stelling dat de afstand tussen overheid en inwoners eerder groeit dan afneemt. Als de gemeente haar inwoners bij beleid betrekt, gebeurt dat (te) vaak op een moment dat het gemeentelijk beleid al nagenoeg klaar is. Het is een vruchtbare voedingsbodem voor de gedachte dat “ze aan het Slotjesveld toch maar doen waar ze zelf zin in hebben”. En dat terwijl we ook in Oosterhout ervaring hebben dat het ook anders kan. Door burgers, ondernemers, organisaties en verenigingen van meet af aan bij beleidsontwikkeling en -uitvoering te betrekken, kunnen we op veel terreinen winst boeken. Door de inbreng van betrokkenen worden de gemeentelijke plannen vaak beter, er komt aanzienlijk meer draagvlak voor gemeentelijk beleid en partijen zijn ook bereid mee te werken aan de uitvoering. Het zijn immers diezelfde partijen die mee aan de wieg hebben gestaan van dat beleid. De totstandkoming van onder andere de Sportnota en de plannen voor recreatieoord De Warande hebben in het recente verleden bewezen dat zo’n aanpak kan werken. Daarnaast zien we in het land – en, zij het mondjesmaat, ook in Oosterhout – dat (groepen) inwoners zich ook zelf gaan organiseren om bepaalde initiatieven te ontwikkelen. Overheidsparticipatie, zijn we dat met een duur woord gaan noemen. De gemeente staat niet in het roer, maar de gemeente neemt deel in plannen en projecten die door groepen burgers of ondernemers van de grond worden getild. De mogelijkheden daartoe zijn bijna onbegrensd: van het opstellen van een visie op de ontwikkeling van de stadsparken en het onder regie herinvoeren van de wijkzuster in Den Hout tot het overhevelen (met bijbehorende budgetten) van het onderhoud van bedrijventerreinen of het uitbesteden van groen onderhoud aan buurtbewoners (zie het voorbeeld van de “schoffelcontracten” in buurgemeente Gilze en Rijen). In de gemeenteraad van Oosterhout is brede steun voor plannen die leiden tot een verbetering van de relatie tussen overheid en inwoners. Daarvoor is een aantal concrete suggesties gedaan, zoals: het (mede) laten opstellen van raadsnota’s door verenigingen en organisaties, het organiseren van wijkgesprekken tussen gemeentebestuur en bewoners en het aanwijzen van één collegelid dat zich nadrukkelijk met dit onderwerp moet gaan bezig houden. Daarnaast is ook geconstateerd dat een dergelijke vernieuwing alleen kan plaatsvinden als aan een aantal belangrijke voorwaarden wordt voldaan: het gemeentebestuur (raad en college) moeten ook daadwerkelijk bereid zijn een deel van hun invloed af te staan ten gunste van de maatschappelijke partners; de ambtelijke organisatie moet zo zijn ingericht dat ze, in alle opzichten, ruimte heeft voor maatschappelijke initiatieven; maatschappelijke initiatieven mogen niet worden gesmoord in een brij van wet- en regelgeving. Ten slotte is er in de gesprekken ook aandacht geweest voor de relatie tussen raad en college. De algemene opvatting is dat het zou helpen als het college de gehele gemeenteraad in een veel eerder stadium bij belangrijke ontwikkelingen betrekt. Hoe dat voornemen vorm dient te krijgen, zou onderwerp van gesprek moeten zijn tussen raad, college, griffie en ambtelijke organisatie. Economie en werkgelegenheid Een van de speerpunten voor de komende bestuursperiode wordt het behouden en waar mogelijk versterken van de economische positie van onze gemeente. Dat is niet alleen van groot belang voor de werkgelegenheid, maar ook voor de vitaliteit en de investeringskracht van Oosterhout. Werkgelegenheid wordt voor een belangrijk deel op de Oosterhoutse bedrijventerreinen gecreëerd. Eerste aandachtspunt daarbij moet zijn het grondig opknappen van de bedrijventerreinen Weststad 1 en 2, in overleg met de daar gevestigde ondernemers. Doel van deze “revitalisering” is allereerst om het aanzicht en de uitstraling van Weststad 1 en 2 te vergroten, zodat het voor ondernemers een aantrekkelijke locatie is om zich te vestigen. Daarnaast is er de opgave te bekijken of de ruimte op dit bedrijventerrein (nog) beter benut kan worden. Door herverkaveling moet het mogelijk zijn nieuwe bedrijven naar Weststad te halen en uitbreidingswensen van bestaande ondernemingen te honoreren. Daarnaast komt het huidige sportpark Heihoef in beeld, als “uitloper” voor bedrijventerrein Vijf Eiken. Herontwikkeling van dit gebied is aan de orde, nu de verenigingen VV Oosterhout en OHC’01 naar de nieuwe sportaccommodatie op De Contreie zijn verhuisd. Ten slotte is er nog de mogelijkheid tot uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Everdenberg (Everdenberg-Oost). De gemeente Oosterhout heeft in het verleden in de realisatie van dit bedrijventerrein fors geïnvesteerd. Bovendien liggen er regionale afspraken over Everdenberg-Oost. Tegelijkertijd is dit het laatste grote bedrijventerrein in onze gemeente dat nog vrij uitgeefbaar is. Dat vraagt aan onze kant dat we kritisch moeten zijn bij de uitgifte; alleen bedrijven met een aantoonbaar toegevoegde waarde (voor de Oosterhoutse werkgelegenheid) zouden hiervoor in aanmerking moeten komen: geen “dozenschuivers”, maar hoogwaardige maak-industrie. De economische positie van Oosterhout is ook gebaat bij een goede afstemming tussen onderwijs, ondernemers en overheid. Daarom is het zaak de komende jaren echt vorm en inhoud te geven aan een overleg waarin deze drie partijen bindende afspraken maken over de lokale arbeidsmarkt. Ook verdient het aanbeveling te kijken welke aanpassingen binnen de gemeentelijke organisatie nodig zijn om de afstemming tussen gemeente en bedrijfsleven (nog) beter te laten verlopen. Naast de bedrijventerreinen is ook het Oosterhoutse kernwinkelgebied een belangrijke motor van de lokale economie. De crisis en de toekomst van het internetwinkelen zijn twee belangrijke redenen om de komende jaren veel aandacht te hebben voor de ontwikkeling van het centrumgebied. Daarbij spelen de volgende overwegingen een rol: Een kernwinkelgebied met veel leegstand is niet aantrekkelijk. Aan de ene kant is het tegengaan daarvan een verantwoordelijkheid van pandeigenaren en projectontwikkelaars. Daarnaast kan ook de gemeente sturend optreden. Dat kan bijvoorbeeld door het winkelgebied compact te houden en de vestiging van nieuwe detailhandel in de aanloopstraten tegen te gaan. Ook is er de mogelijkheid om in het stadshart op andere plaatsen combinaties van functies toe staan. Hierdoor komt er ruimte voor andere functies dan detailhandel. Wie een bruisend stadshart wil, kan dat op een aantal manieren bereiken. Een mogelijkheid is de aantrekkelijkheid van de routes naar de binnenstad te versterken, bijvoorbeeld door het opwaarderen van de stadsparken en de Heuvel. Verder zou gekeken kunnen worden naar het leggen van nog meer combinaties met bijvoorbeeld evenementen in de binnenstad. En ten slotte is er de wens het accent bij de inzet van de gemeentelijke handhavers te verschuiven van (parkeer)handhaving naar gastheerschap. Het is van belang ondernemers de ruimte te geven om daadwerkelijk te ondernemen. Dit betekent dat kritisch gekeken dient te worden naar gemeentelijke regelgeving waar deze ten onrechte belemmerend werkt voor ondernemers. De bouw van een ondergrondse parkeergarage in het Santrijngebied draagt verder bij aan de aantrekkelijkheid van de stad. Afgesproken is dat de kosten hiervan worden versleuteld binnen het parkeersysteem. Deze afspraak blijft overeind. Om ervoor te zorgen dat de voorgenomen stijging van de parkeertarieven kan worden getemperd, is het noodzakelijk dat we op andere onderdelen van dat parkeersysteem tot verlaging van de uitgaven kunnen komen. Mogelijkheden daarvoor zijn te vinden in het anders benutten van de fietsenkelder en de kosten van parkeerhandhaving. Voor 2014 wordt de huidige regeling rondom de zondagsopenstelling geëvalueerd. Welke gevolgen dit vervolgens heeft voor het (nieuwe) regime, is nog niet te zeggen. Het staat wel vast dat daarin hoe dan ook een balans moet worden gevonden tussen de eigen verantwoordelijkheid van ondernemers en de zorg voor de aantrekkelijkheid van de Oosterhoutse binnenstad. De drie transities De overheveling van jeugdzorg en delen van de Awbz en de invoering van de Participatiewet (de drie transities) bezorgt de gemeenten vanaf 2015 met een nieuwe en omvangrijke verantwoordelijkheid. Veel over de transities is nog onbekend. Gemeenten hebben hoogstens een vermoeden met de (omvang van de) problematiek waarmee ze geconfronteerd worden. Exacte gegevens over het aantal cliënten en de zwaarte van hun zorgvraag, zijn op lokaal niveau nauwelijks bekend. Evenmin is het duidelijk hoe de verschillende partijen – zorgaanbieders, cliënten, mantelzorgers – zich de komende jaren zullen gaan gedragen. Het is dus een illusie te veronderstellen dat deze opgave, alsof het een militaire operatie betreft, volgens een blauwdruk kan worden uitgevoerd. Het proces van invoering van de transities zal zo moeten zijn ingericht dat de gemeente de mogelijkheden heeft om snel te schakelen als de omstandigheden daarom vragen. In alle onzekerheden die de transities omgeven, lijkt slechts één ding zeker: ook nu deze taken worden overgedragen aan de gemeenten, zullen er in de uitvoering af en toe dingen fout (blijven) gaan. Het is verleidelijk daarop vervolgens gemeentebesturen af te rekenen; aanzienlijk beter zou het zijn van dit soort fouten te leren en het proces van de transities werkende weg en stukje bij beetje te verbeteren. Vanuit de gedachte dat gemeenten deze taken dichter bij de burger en efficiënter kunnen aanbieden, gaan de overhevelingen ook gepaard met kortingen op het beschikbare budget. Deze kortingen zijn aanzienlijk: 10 procent bij jeugdzorg, 25 procent bij de AWBZ en 20 procent bij de Participatiewet. Daarnaast gaan gemeenten de gevolgen ondervinden van de korting die al is doorgevoerd in de hulp voor het huishouden (40 procent). En ook het feit dat het rijksbeleid erop gericht is ouderen zo lang mogelijk thuis te laten wonen, heeft consequentie op lokaal niveau. Als de gemeente er niet in slagen deze taken op een andere en efficiëntere wijze te organiseren, dan zijn de (financiële) gevolgen desastreus. We worden bovendien gedwongen zorg en ondersteuning doelmatig te organiseren, omdat de doelgroep groot en de middelen relatief beperkt zijn en we willen voorkomen dat mensen buiten de boot vallen. Om die reden is het verstandig strak te sturen op de uitgaven die met de transities gepaard gaan. Uitgangspunt moet zijn dat de gemeente in principe niet meer geld uitgeeft voor deze taken dan ze van het rijk ontvangt. Maar zeker zo belangrijk is dat iedereen die zorg en ondersteuning nodig heeft, deze ook kan krijgen. Het kan en mag niet zo zijn dat de gemeente bijvoorbeeld in november gerechtvaardigde zorgvragen moet afwijzen, omdat het budget voor dat jaar op is. De verwachting is dat het aantal jaren zal duren voordat de jeugdzorg, de Awbz en de Participatiewet op gemeentelijk niveau voor honderd procent efficiënt zijn ingeregeld. En hoewel de inspanning erop gericht moet zijn de uitgaven binnen de door het rijk verstrekte budgetten te houden, is het niet zeker dat dit – met name de eerste jaren – inderdaad gaat lukken. Om die reden is het verstandig een financiële reserve op te bouwen, van waaruit deze aanloopkosten kunnen worden opgevangen. Het verwachte positieve rekeningresultaat over 2013 kan hieraan een bijdrage leveren. Voor de invoering van de transities zijn daarnaast nog de volgende denkrichtingen van belang: Geld dat voor zorg bedoeld is, moet zoveel mogelijk aan zorg besteed worden. Dit betekent dat bij de uitvoering van de transities er veel aandacht moet zijn voor het terugdringen van bureaucratie en overhead. Dat kan op verschillende manieren gebeuren: door zorgaanbieders contractueel te verplichten de kosten van overhead terug te brengen, door oog te hebben voor (kleinschalige) nieuwkomers op de zorgmarkt en door meer gebruik te maken van instrumenten als alphacheques en persoonsgebonden budgetten. Daarnaast is het mogelijk te besparen door het systeem van verantwoording te vereenvoudigen. Globaal afspraken maken over de te leveren kwaliteit tegen een bepaalde prijs, in plaats van bijna per minuut verantwoording afleggen over de geleverde werkzaamheden. Hulp in de huishouding heeft een belangrijke signalerende werking. Zij zien vaak in een vroegtijdig stadium wanneer het bij cliënten dreigt mis te gaan. Dat maakt het voor zorgverleners mogelijk snel in te grijpen. Dat is niet alleen vanuit het oogpunt van de cliënt gewenst, het bespaart vaak ook duurdere zorg. Dit pleit sterk voor het behoud van de functie van huishoudelijke hulp Iedereen die zorg en ondersteuning nodig heeft, moet deze kunnen krijgen. Alleen de vorm waarin dat gebeurt, zal anders zijn dan mensen tot nu toe gewend waren. Vaak zal er inderdaad letterlijk een oplossing dichter bij huis moeten worden gevonden. Dat is nodig om de kosten van de transities te kunnen beheersen. Bij de uitvoering van de transities zal oog moeten zijn voor de mogelijkheden om bestaande maatschappelijke voorzieningen (bijvoorbeeld sport- en culturele accommodaties) hiervoor in te zetten. De invoering van de Participatiewet leidt tot een aanzienlijke afname van het beroep op de Wet sociale werkvoorziening. Dit gaat gevolgen hebben voor de werkzaamheden, de positie en de toekomst van het regionale werkvoorzieningsschap WAVA/!GO. Gezien de omvang van de taken, is het raadzaam de drie transities te spreiden over meerdere portefeuillehouders. Ten slotte is het belangrijk oog te hebben voor de positie van de gemeenteraad. Die stelt de kaders van het nieuwe beleid vast en zou zich niet moeten bezighouden met uitvoering. De verwachting is echter dat bij de transities het verschil juist in de uitvoering gemaakt zal worden. Dat betekent dat de gemeenteraad bij het vaststellen van beleid ook zicht moet hebben op hoe dat beleid in de dagelijkse uitvoeringspraktijk uitpakt. De levende gemeente Met name in de voorgaande bestuursperiode heeft Oosterhout fors geïnvesteerd in voorzieningen, in “stenen”. De uitdaging zal er de komende vier jaar vooral in liggen om verbindingen tussen de fysieke en sociale infrastructuur van onze gemeente. Hoe zetten we deze voorzieningen zo in, dat ze ook daadwerkelijk de maatschappelijke effecten hebben die we voor ogen hebben. Of, met andere woorden, hoe zorgen we ervoor dat we het beste uit onze samenleving halen. Sleutelwoord daarbij is verbinding. Verbinding tussen groepen mensen, verbindingen tussen organisaties, verbindingen tussen bestaande accommodaties en (nieuwe) doelgroepen en verbindingen tussen beleid en verbindingen tussen het sociale en fysieke domein. De transities zouden een belangrijke aanjager voor deze verbindingen kunnen zijn. Uitgangspunt van ons beleid is dat inwoners die zorg en ondersteuning nodig hebben, zo dicht mogelijk bij huis in de buurt worden opgevangen. Dat kan alleen door slim gebruik te maken van (combinaties van) bestaande voorzieningen in de wijk. Ander voorbeeld: sport- en cultuurdeelname zijn bij uitstek middelen om ervoor te zorgen dat jonge Oosterhouters leren met elkaar om te gaan en elkaar te respecteren. In het kader van jeugdbeleid zou het wel eens een probaat instrument kunnen zijn om te voorkomen dat jongeren later in de problemen komen. Binnen het domein van de “levende gemeente” zullen de komende de volgende onderwerpen gaan spelen: De aantrekkelijkheid van de binnenstad als het kloppend hart van een levende gemeente. Voor een nadere toelichting verwijzen wij graag naar wat wij hierover al onder de paragraaf “economie en werkgelegenheid” hebben gemeld. Leefbare wijken en kerkdorpen worden een belangrijk speerpunt voor de komende bestuursperiode. Uit onderzoek blijkt dat er in delen van Oosterheide en Dommelbergen (Arkendonk) en in Slotjes-Midden sprake is van “stapeling” van sociale vraagstukken. Het is belangrijk daarvoor structureel aandacht te hebben, bijvoorbeeld via het opstellen van wijkontwikkelplannen. Hierin moeten de sociale en fysieke component (woonomgeving) hand-in-hand gaan. Zoals eerder al gemeld: Oosterhout heeft fors geïnvesteerd in het bij de tijd houden en brengen van haar maatschappelijke voorzieningen. De komende bestuursperiode is nog winst te halen door te kijken naar een nog betere benutting van het maatschappelijk vastgoed. Er is behoefte aan een goede en geleidelijke afbouw van de bibliotheekvoorziening in de wijken (activiteitencentra). Zorg is er over de toekomst van het Huis voor Amateurs. Vanuit het maatschappelijk belang van sport is het verstandig te blijven investeren in sport en sportvoorzieningen, omdat deze ook grote betekenis kunnen hebben voor bijvoorbeeld sociale activering en de uitvoering van de drie transities. De behoefte in de kerkdorpen om te komen tot verbetering van de voetbalaccommodaties verdient aandacht. De aantrekkelijkheid van Oosterhout als woon- en werkgemeente vaart wel bij een goed onderhouden buitenruimte. De vraag is of het huidige kwaliteitsniveau daarvoor voldoende garantie biedt. De waardering van de buitenruimte wordt mede bepaald door de mogelijkheid die kinderen hebben om er te sporten en te spelen. Om die reden is het belangrijk verder te werken aan Cruyff Court-achtige voorzieningen in de stadsdelen. Speelvoorzieningen zouden zo moeten worden ingericht, dat ze kunnen “meegroeien” met de veranderende bevolkingssamenstelling (en dus behoefte) van een wijk. Ook hier geldt dat er, binnen randvoorwaarden, meer ruimte komt voor initiatieven uit de samenleving. Evenementen zijn van belang voor de vitaliteit en aantrekkelijkheid van Oosterhout, zowel voor bezoekers als voor de eigen inwoners. Het lokale beleid moet dus vooral actief gericht zijn op het versterken van het aanbod en het ruim baan geven aan nieuwe initiatieven. Vanuit die gedachte is het ook hier goed te kijken naar versoepeling van gemeentelijke regelgeving en het verminderen van bureaucratie. . Ombuigingen in de zorg – ook buiten het domein waarvoor de gemeente verantwoordelijk is – leiden ertoe dat mensen op steeds hogere leeftijd zelfstandig zullen blijven wonen. Dat is alleen mogelijk als op het niveau van de wijken en de kerkdorpen voldoende algemene ondersteunende voorzieningen aanwezig zijn. Daarnaast moet het verlenen van mantelzorg worden ondersteund. Dat kan bijvoorbeeld door het makkelijker te maken als mantelzorgers bij de eigen woning een ruimte willen bijbouwen, om daarin (tijdelijk) een hulpbehoevende oudere te laten wonen. Ook valt na te denken over een systeem waarin mantelzorgers van buiten Oosterhout, voorrang krijgen op de lokale (huur)woningmarkt. Financiën Het belangrijkste uitgangspunten van financieel beleid is dat inkomsten en uitgaven structureel in evenwicht zijn. Uitgaande van de huidige inzichten betekent dit dat aan het eind van de komende bestuursperiode (2018) nog een opgave resteert van circa € 2,6 miljoen. Hiervan wordt € 1,1 miljoen ingevuld binnen de gemeentelijke organisatie. Daarmee lijken verdere ombuigingen op het ambtelijk apparaat alleen mogelijk, als die gepaard gaan met het afstoten van gemeentelijke taken. Vervolgens resteert nog een ombuigingstaakstelling van € 1,5 miljoen. Hoe deze verder zal worden ingevuld, is nog onderwerp van nader beraad. Omdat Oosterhout in het recente verleden al voor een bedrag van € 9 miljoen heeft omgebogen, zal het vinden van extra bezuinigingen een verre van gemakkelijke opgave zijn. Of, in andere woorden: extra bezuinigingen zullen extra pijn gaan doen. De taakstelling van € 1,5 miljoen is onder andere gebaseerd op een verwachte ontwikkeling van het Gemeentefonds. De ervaring in het verleden heeft echter geleerd dat die uitkering zich zelden ontwikkeld zoals is voorspeld. Tegen die achtergrond moet die taakstelling voor 2018 dan ook worden gezien. Dat is extra van belang omdat de verwachting is dat de economie zal aantrekken en dat dit juist weer een gunstig effect op de financiële positie van het rijk (en daarmee de uitkering uit het Gemeentefonds) zal hebben. Aan de andere kant: als de nieuwe coalitie extra middelen wil uittrekken voor nieuw beleid, zal dat elders in de begroting gevonden moeten worden. Overige onderwerpen Los van deze drie thema’s is het goed in het coalitieakkoord in ieder geval aandacht te hebben voor de volgende onderwerpen: Op het gebied van verkeer wordt alom waarde gehecht aan het verbeteren van de verkeersveiligheid in wijken (30-kilometerbuurten) en een goede verkeers- en sociaal veilige fietsverbinding met de kerkdorpen. Het tracé voor de aanleg van een spoorlijn tussen Breda en Utrecht moet voor dit doel gereserveerd blijven. Daarnaast is de bereikbaarheid per openbaar vervoer van Oosterhout gebaat bij een goede en snelle busverbinding met Breda (acht keer per uur). De infrastructuur hiervoor is al aangelegd, in de komende bestuursperiode zal de bus ook echt moeten gaan rijden. Het streven van de gemeente is erop gericht zo veel mogelijk inwoners met een (bijstands)uitkering zo snel mogelijk aan een betaalde baan te krijgen. Als uitkeringsgerechtigden in het kader van hun integratietraject werkervaring willen opdoen in vrijwilligerswerk, dan bemiddelt de gemeente daarin actief. Dergelijke werkzaamheden mogen niet leiden tot verdringing van reguliere arbeid. Het huidige systeem van diftar (afvalinzameling) en de wijze van het heffen van rioolrecht worden in 2014 geëvalueerd. Daarbij wordt ook gekeken naar het ambitieniveau voor de toekomst in de relatie tot de investeringen die de afgelopen jaren in de gemeentelijke riolering zijn gedaan. Op het gebied van ruimtelijke ordening en volkshuisvesting is er extra aandacht voor betaalbare jongerenhuisvesting, liefst in de buurt van het centrum. Er dient te worden gezocht naar aanvullende mogelijkheden om het tempo van uitgifte van De Contreie te versnellen. Er is in de gemeenteraad geen meerderheid te vinden die de vestiging van een coffeeshop in Oosterhout mogelijk wil maken. Op het gebied van regionale samenwerking is en blijft de inhoud van de opgave leidend voor de schaal en maat van samenwerking. De verwachting is dat vooral de samenwerking binnen de drie transities voor een belangrijk deel bepalend zullen zijn voor het tempo en de mate waarin het denken in algemene zin over dit onderwerp verder vorm en inhoud krijgt. Als het gaat om beleidsinhoudelijke samenwerking – bijvoorbeeld op het gebied van ruimtelijke ordening, economie en voorzieningen – ligt het voor de hand met name de gemeenten Breda en Etten-Leur op te zoeken. Bestuurlijke herindeling, in welke vorm dan ook, is niet aan de orde. Het vervolgproces Met deze tussenbalans hebben wij een inhoudelijk vertrekpunt gepresenteerd voor het op te stellen coalitieakkoord 2014-2018. Daarmee is niet gezegd dat deze “tussenbalans” ook éénop-één zijn vertaling in dat coalitieakkoord zal krijgen. Dat hangt immers af van de wijze waarop de coalitiebesprekingen verder zullen verlopen. En vice versa zal het coalitieakkoord ook onderwerpen bevatten die geen plek hebben gekregen in deze tussenbalans. Raadsfracties zullen ook hun eigen specifieke punten willen inbrengen. Bovendien gaan we donderdagavond 3 april, tijdens een openbare bijeenkomst, aan inwoners, ondernemers, organisaties en verenigingen nog vragen met suggesties voor aanvullingen te komen. Ook die kunnen vervolgens een plek krijgen in het definitieve coalitieakkoord (of in de uitwerking daarvan). Marian Janse-Witte Walther Hoosemans Oosterhout, 2 april 2014
© Copyright 2024 ExpyDoc