Syllabus Griekse sculptuur no.2

/ELLENISTISCHE SCULPTUUR
In het algemeen laat men de Hellenistische periode beginnen met de dood van Alexander de Grote (323 v.C.), en eindigen met de slag bij
Actium (31 v.C., Marcus Antonius verslagen door Octavianus [later ‘Augustus’]).
54
Hellenistische sculptuur: problemen
De ontwikkeling van de Griekse sculptuur in de archaïsch-klassieke periode voor te stellen als een lineaire progressieve ontwikkeling, zoals in
het voorgaande is gebeurd, is weliswaar een simplificatie maar geen ernstige vervalsing van de werkelijkheid.
In de Hellenistische periode ligt het veel gecompliceerder. Er zijn daarvoor verschillende oorzaken:
• De ‘Griekse’ cultuur beslaat nu een veel omvangrijker gebied dan voorheen; regionale verschillen worden groter.
• Er ontstaan verschillende belangrijke kunstcentra (o.a. Alexandrië, Pergamon, Rhodos, Athene) die in veel opzichten stilistisch hun eigen weg
gaan.
• Verschillende stromingen kunnen gelijktijdig naast elkaar bestaan: het op Lysippos gebaseerde geïdealiseerde naturalisme, de barok, het
realisme, en een voortdurend classicisme (beeldhouwers grijpen vaak terug op motieven, ideeën en stijlkenmerken uit de klassieke periode).
• Er zijn relatief weinig met zekerheid te dateren Hellenistische sculpturen.
Verschillende handboeken hanteren verschillende indelingen van de Hellenistische periode, maar hoe men deze ook indeelt, vanwege de grote
onzekerheden in de dateringen zal men een zelfde monument nu eens in de ene fase, dan weer in een andere fase geplaatst zien worden.
In deze beknopte inleiding beperken wij ons tot enkele karakteristieke monumenten.
55
[De Tyche van Antiochië] door Eutychides,
ca. 300 v.C.
Antiochië aan de Orontes, de hoofdstad van
het Seleucidische rijk, is gesticht in 300 v.C.
Eutychides, een leerling van Lysippos van
Sikyon, kreeg de opdracht het beeld van de
nieuw-geconcipieerde stadsgodin Tyche te
vervaardigen. Het beeld is verloren maar
dankzij literaire verwijzingen en afbeeldingen
op munten kunnen wij o.a. een beeld in het
Vaticaan als een kopie ervan herkennen.
Tyche zit op een rots, benen over elkaar, haar
linker hand op de rots, korenaren in haar rechterhand. De korenaren symboliseren de rijkdom van de stad. Op haar hoofd draagt zij een
kroon in de vorm van een muur: deze symboliseert de stad zelf. Haar rechtervoet rust op de
schouder van een zwemmer, de personificatie
van de Orontes, de rivier waar Antiochië aan
lag.
kopie Vaticaan 2672
Het driehoekig opgebouwde beeld heeft verschillende gezichtspunten. Dit is bereikt door aan het lichaam een draai te geven: het lichaam
spiraalt om de wervelkolom (vgl. de apoxyomenos van Lysippos, p. 50-51).
56
De Nike van Samothrake
Parijs Louvre MA 2369, marmer, h van het beeld 2,45 m.
ca. 200 v.C.
Dit beeld van Nike, gevonden op het eiland Samothrake, is waarschijnlijk
opgesteld naar aanleiding van een belangrijke overwinning op zee door een
van de Hellenistische vorsten. Als wij wisten welke overwinning dan zou dat
de datering meer vastigheid geven.
Nike landt op de boeg van een schip.
Een ruimtelijke weergave wordt bereikt door torsie en contra-torsie van het
lichaam: van de voeten naar het middel linksom, van het middel naar de schouders rechtsom. De draperie spiraalt eromheen, afwisselend dikke massa’s
opgepropt gewaad met diepe schaduwplooien,, en dunne transparante tegen het
lichaam plakkende stukken.
De sterke licht-schaduw-contrasten zorgen voor een veel meer dramatische
weergave van de beweging dan bij de Nike van Paionios (vgl. p. 40)
57
Twee nieuwe kunstgrepen in de draperie-weergave
Alle formalistische plooi-weergaves die in de hoog-klassieke beeldhouwkunst zijn ontwikkeld (p. 28-31), en de meer realistische stofuitdrukking uit de 4e eeuw (p. 45), zien wij terug in de Hellenistische
sculptuur. Er komen nu twee nieuwe kunstgrepen bij. Zij worden
duidelijk geïllustreerd door de beelden van Dioskourides en zijn echtgenote Kleopatra op Delos, door de inscriptie gedateerd 138/7 v.C.
1. Plooi-over-plooi. Kleopatra (links) draagt een mantel van dunne
stof over een vrij dik en zwaar ondergewaad; de plooien van het ondergewaad zijn door de dunne mantel heen zichtbaar en worden overkruist door de plooien van die mantel. Het ligt in het verlengde van de
klassieke illusie van doorschijnende draperie.
2. Vouwen in het himation (‘press folds’ = ‘Liegefalten’). Grieken
bewaarden hun kleding niet opgehangen maar opgevouwen in een
kist. Er ontstonden daardoor vouwen in bv. het himation, die tijdens
het dragen zichtbaar bleven (zie Dioskourides, rechts). Deze vouwen
in sculptuur weer te geven getuigt van een opmerkelijke hang naar
realisme. Het kan ook zijn dat men van een huiselijke onvermijdelijkheid een esthetische wenselijkheid heeft gemaakt (ouderen onder ons
herinneren zich de waardering voor de totaal niet functionele scherpe
vouwen in de pantalon).
Vouwen in het himation van deze keurige burger storen ons niet; in
het himation van Zeus die verwikkeld is in een gevecht met de giganten krijgen zij iets absurds.
Delos
monument van Dioskourides en Kleopatra
marmer, h 1,67 en 1,52 m, 138/7 v.C.
58
PERGAMON onder de Attaliden
Pergamon ligt in Mysia (noordwest Klein Azië), aan de rivier de Kaïkos. De Pergameense vorsten, in het bijzonder Attalos I (241-197 v.C.) en
Eumenes II (197-159 v.C.), hebben door een intelligent beleid en door behendig politiek manoeuvreren tussen de grote Hellenistische
mogendheden en Rome een welvarend koninkrijkje weten op te bouwen, met als pronkstuk de hoofdstad Pergamon, een cultureel en
wetenschappelijk centrum van grote betekenis.
Pergamon cultiveerde een bijzondere band met Athene. Pergameense prinsen (evenals die uit andere Hellenistische vorstenhuizen) studeerden
in Athene, en schonken naderhand als materieel blijk van hun erkentelijkheid schitterende gebouwen aan de oude stad, zoals de stoa van
Eumenes II aan de zuidhelling van de Akropolis, en de stoa van Attalos II (159-138 v.C.) aan de oostzijde van de Atheense agora.
Pergamon zelf werd door een zeer bewust programmatische aanpak gepresenteerd als het nieuwe Athene, de opvolger van het oude Athene als
leider van alle Grieken. Zoals de Atheners de Grieken hadden geleid in de strijd tegen de barbaren (Perzen), zo gingen de Pergameense vorsten
voor in de strijd tegen de nieuwe barbaren: de krijgshaftige Keltische stammen (‘Galliërs’, ‘Galaten’) die zich in de 3e eeuw v.C. in Klein Azië
vestigden.
Het belangrijkste heiligdom op de akropolis van Pergamon was dat van Athena Polias, die na belangrijke overwinningen de bijnaam
Nikephoros (‘overwinningbrenger’) kreeg. Onder Attalos I werd op het plein van het Athena-heiligdom een kolossale Athena Promachos
opgesteld (in navolging van Pheidias’ beeld op de Atheense akropolis). Tevens werden zijn overwinningen op de Keltische stammen gevierd
met twee Galliër-monumenten.
Annex aan het heiligdom van Athena werd onder Eumenes II een grote bibliotheek ingericht, die naar verluidt 200.000 boeken bevatte en
alleen werd overtroffen door de bibliotheek van Alexandrië. In de bibliotheek werd een marmeren kopie van de Athena Parthenos (a ware
grootte) geplaatst. Onder dezelfde vorst is het grote altaar van Pergamon tot stand gekomen, waarschijnlijk tussen 172 en 159 v.C.
De laatste der Attaliden, Attalos III, had geen erfgenamen en vermaakte zijn rijk aan Rome; hij stierf in 133 v.C.
59
Pergamon
maquette
van de akropolis
60
[Galliër-monument] van Attalos I
230/220 v.C.
De bronzen beelden van dit monument zijn niet bewaard gebleven, maar enige
marmeren kopieën geven ons een indruk van de sculptuur.
Rome MNT 8608
Galliër die zijn vrouw gedood heeft en op het punt staat zichzelf te doden,
omkijkend naar de naderende vijand. Door zijn kapsel en snor is hij als Galliër
gekenmerkt. Het is een lichtelijk theatrale groep in driedimensionale, piramidale compositie. Met name de figuur van de man, met de torsie van het lichaam,
laat de belangstelling van de beeldhouwers voor beweging en krachtsinspanning zien.
61
[Galliër-monument] van Attalos I
230/220 v.C.
Rome Mus. Cap. 747
Stervende Galliër.
Als Galliër is hij herkenbaar door haardracht, snor, en torques om de hals.
Hij zit op een rond schild dat op de grond ligt, en zichzelf met moeite overeind houdend met zijn rechter arm kijkt hij naar de fatale steekwond in zijn
rechter zij. Naast hem ligt een Keltische trompet. Mogelijk hebben wij hier
de door Plinius genoemde trompetter van de beeldhouwer Epigonos (NH
34, 87), wiens naam in een Pergameense inscriptie voorkomt.
Realistische anatomie met aandacht voor de weergave van het huidoppervlak; uitdrukking van emotie.
Interessant is dat men niet koos voor een symbolische mythische voorstelling, maar voor het uitbeelden van de verslagen tegenstanders; de overwinnaars zijn weggelaten. Door een waardige weergave van de overwonnenen
straalde te meer roem af op de overwinnaars.
62
HET PERGAMON-ALTAAR (het grote altaar van Zeus en Athena)
172-159 v.C.
Wat wij over hebben is in feite de architectonische entourage van het eigenlijke altaar, dat zelf niet is bewaard gebleven. Dat altaar stond op
een bijna 6 m hoog platform dat was omgeven door zuilengalerijen; aan de westzijde leidde een monumentale trap naar het platform. De
noordelijke en zuidelijke colonnades waren over de trap heen doorgetrokken en vormden zo twee vleugels (risalieten).
De afwerking van de reliëfs van het Pergamon-altaar is niet geheel voltooid.
Het monument is afgebroken in de 6e, 7e of 8e eeuw, en het materiaal is gebruikt voor een verdedigingsmuur. In de loop van de tijd is er veel in kalkovens verdwenen. Na opgravingen in
1878-1886 zijn de bewaarde delen van de friezen naar Berlijn overgebracht; in Pergamon zelf
zijn er nu alleen nog resten van de fundering te zien.
Pergamon-altaar
plattegrond (het noorden is links)
grondvlak 36,80×34,20 m
Pergamon-altaar
maquette
Gigantomachie-fries
63
Pergamon-altaar: Gigantomachie-fries
Op de onderbouw van de colonnade was over een lengte van ca. 113 m een reliëffries aangebracht; de reliëfplaten zijn 2,3 m hoog.
Uitgebeeld is de gigantomachie. Inscripties langs de bovenrand vermeldden de namen van de goden, langs de onderrand die van de giganten.
Van deze inscripties zijn de meeste verloren, wat des te spijtiger is omdat hier is gekozen voor een deels nogal obscure geleerde versie van de
gigantomachie die ons niet zelden voor interpretatieproblemen stelt.
De stijl van deze fries staat bekend als ‘Hellenistische barok’: zeer hoog reliëf met soms bijna rondom gebeeldhouwde figuren; sterke lichtschaduw contrasten, diepliggende ogen, halfgeopende monden, gespierde naakten, ingewikkelde ruimtelijke poses, turbulent bewegende
draperieën. Het is opmerkelijk dat deze fries nogal wat ‘citaten’ bevat die onmiskenbaar verwijzen naar de Parthenonsculpturen, maar dan in
een totaal verschillende stijl.
In het klassieke Athene verwees het thema
van de Gigantomachie dikwijls op symbolische wijze naar de overwinning van Grieken
(onder Atheense leiding) over barbaren; ook
in dit opzicht presenteren de Pergameense
vorsten zich als ‘erfgenamen’ van Athene.
Aan de westkant loopt de voorstelling langs
de binnenzijde van de risalieten naast de trap
door, en de figuren maken daar gebruik van
de treden van de trap: zij lijken uit te breken
uit hun eigen domein en binnen te dringen in
de ruimte van de toeschouwer.
Zeegoden in gevecht met giganten
64
Pergamon-altaar: Gigantomachie-fries – OOST
Zeus heeft met zijn bliksem een gigant in de dij getroffen. De figuur van Zeus citeert duidelijk de Poseidon in de west-gevel van het Parthenon,
maar let op de vouwen (‘Liegefalten’) in zijn himation (!)
65
Pergamon-altaar: Gigantomachie-fries – OOST
Athena, in gevecht met de gigant Alkyoneus, wordt door Nike met de overwinningskrans bekroond. Rechts onder rijst Ge (‘Aarde’) op; zij is
de moeder van Alkyoneus, en lijkt Athena om genade te smeken voor haar zoon.
66
Pergamon-altaar:
Gigantomachie-fries
OOST
Leto, de moeder van Apollo en
Artemis, gebruikt een fakkel als
wapen.
67
Pergamon-altaar:
Gigantomachie-fries
OOST
Artemis komt van
rechts; zij loopt over een
gevallen gigant; haar
hond bijt een andere in
de nek.
68
Pergamon-altaar: Gigantomachie-fries – OOST
Detail van voorgaande:
gigant die door Artemis’ hond gebeten wordt.
Let op realistische details zoals okselhaar.
69
Pergamon-altaar: Gigantomachie-fries – ZUID
Helios in zijn zonnewagen: ook de paarden vechten mee.
70
Pergamon-altaar: Gigantomachie-fries – ZUID
Kybele op haar leeuw.
71
Pergamon-altaar:
Gigantomachiefries
NOORD
Links Aphrodite in
ragfijn gewaad. Met
haar modieuze sandaal trapt zij een gigant op zijn gezicht.
72
Pergamon-altaar: Gigantomachie-fries – NOORD
Deze godin, die een gigant bedreigt met een slang-omwonden pot, wordt in de oudere literatuur in het algemeen geïnterpreteerd als Nyx
(‘Nacht’). Een recent gevonden inscriptie identificeert haar echter als Klotho, een van de Moirai (schikgodinnen).
73
Pergamon-altaar: Telephos-fries
Boven, aan de binnenkant van de muur van de colonnade op het platform, bevond zich een tweede, kleinere fries (h 1,58 m). Hier is het verhaal
van Telephos uitgebeeld. De stijl hiervan is veel minder barok. Deze fries straalt, in contrast met de grotere fries, een rustige, idyllische sfeer
uit. De figuren zijn duidelijk kleiner dan de hoogte van het reliëf zodat zij op verschillende niveaus kunnen worden geplaatst, waardoor er
diepte in de voorstelling wordt gesuggereerd. Er zijn ook veel landschappelijke elementen (bomen, rotsen, golven, enz.), die een steeds
veranderende maar ononderbroken achtergrond bij het verhaal vormen.
De mythe is uitgebeeld als een zogenaamde ‘continuerende voorstelling’: de opeenvolgende scènes van het vervolgverhaal zijn niet door
kaders van elkaar gescheiden; dezelfde figuren komen op verschillende plaatsen in het reliëf terug. Dergelijke continuerende voorstellingen
zijn in de archaïsch-klassieke Griekse kunst uiterst zeldzaam (volgens sommigen non-existent). De Romeinse kunst kent er interessante
voorbeelden van
De Arkadische koning Aleos ontving een orakel dat de zoon van zijn dochter Auge zijn zonen zou doden. Hij maakte Auge priesteres van Athena wat in de locale
cultus een kuisheidseis met zich meebracht. Toen kwam Herakles op bezoek en verwekte bij Auge een zoontje Telephos. Aleos laat dan zijn dochter Auge in een boot
of ark op zee zetten, en zij spoelt aan op de kust van Mysia waar zij gastvrij wordt opgenomen door koning Teuthras. Auge sticht daar een cultus voor Athena.
Intussen was echter de pasgeboren Telephos in de Arkadische wildernis te vondeling gelegd, waar hij door een zorgzame hinde of leeuwin werd gezoogd. Na niet al te
lange tijd wordt hij gevonden door zijn vader Herakles. Later moet de opgegroeide Telephos na de nodige verwikkelingen Griekenland verlaten en hij komt terecht in
Mysia aan het hof van koning Teuthras. Uit dankbaarheid voor Telephos’ effectieve hulp in een oorlog geeft Teuthras hem Auge ten huwelijk. In het huwelijksbed
komt door goddelijk ingrijpen nog net op tijd hun bloedverwantschap aan het licht.
In de aanloop naar de Trojaanse oorlog gaan de Grieken, op weg naar Troje, bij vergissing in Mysia aan land. In een korte schermutseling verwondt Achilles met zijn
speer Telephos (die werd gehinderd door een wingerdrank welke Dionysos op slinkse wijze voor zijn voeten had doen groeien). De Grieken trekken verder naar Troje,
maar de wond van Telephos geneest niet. Een orakel moet uitkomst brengen: ‘Die verwond heeft zal genezen’ (Ò JDfF"H ÆVFgJ"4). Telephos reist naar Griekenland,
naar een bijeenkomst van Griekse vorsten in Argos. Nadat Telephos door met de jonge Orestes als gijzelaar zijn toevlucht te nemen op een altaar de Grieken onder
druk heeft gezet, en nadat een slimme aanwezige heeft begrepen dat ‘Die verwond heeft’ niet Achilles is maar de punt van diens speer, wordt de wond van Telephos
met roest van die speerpunt genezen. Terug in Mysia sticht Telephos Pergamon. Na zijn dood wordt hij als heros vereerd. En uit zijn nageslacht zullen de Attaliden
voortkomen.
De boodschap van dit verhaal: Pergamon is een Griekse stad, de Pergameense vorsten hebben een Griekse halfgoddelijke stamvader. In het
kader van hun pretenties als vorsten van een ‘nieuw Athene’ is dit nuttige propaganda, te meer daar er historisch aan de zuiverheid van hun
Griekse stamboom enig twijfel kan bestaan.
Van de reliëfplaten die samen de Telephos-fries vormden is slechts ongeveer de helft bewaard, en die vaak nog onvolledig. Grote delen van het
verhaal ontbreken dus, en over de volgorde van de platen is veel gediscussieerd. In 1994-1997 is de Telephos-fries in het kader van een
grondige restauratie opnieuw onderzocht. Dit heeft geleid tot een nieuwe opstelling die afwijkt van oudere reconstructies. Voor een goed recent
overzicht zie H. Heres, Der Pergamonaltar (2004).
74
Pergamon-altaar: Telephos-fries
Aan het hof van koning Aleos. Rechts Herakles die zijn oog laat
vallen op Auge.
Auge rechts boven treurend aanwezig bij de bouw van de ark.
75
Pergamon-altaar: Telephos-fries
Koning Teuthras en zijn gevolg haasten zich
naar de kust waar Auge is aangespoeld.
Auge sticht de cultus voor Athena.
Let op onvoltooide lover van boom.
Herakles vindt Telephos, die door een
leeuwin wordt gezoogd.
76
Pergamon-altaar: Telephos-fries
Links wordt Telephos door de Grieken in Argos verwelkomd. Rechts zit hij in hun midden
en vraagt om genezing van zijn wond.
Telephos zit op een altaar met de kleine Orestes als gijzelaar.
Het Pergamon-altaar met zijn Gigantomachie-fries en Telephos-fries illustreert overduidelijk hoezeer verschillende stijlen in de Hellenistische
sculptuur in dezelfde tijd op dezelfde plaats, ja zelfs aan één monument, kunnen samengaan.
--------------------------------
77
De Laokoön-groep
Deze beeldengroep is gevonden in Rome boven de
Domus Aurea in 1506, in aanwezigheid van
Michelangelo. De invloed ervan op de westerse
kunst was groot.
Voorgesteld is de Trojaanse priester Laokoön, die
zijn stadgenoten waarschuwde het Trojaanse paard
niet binnen te halen. De goden stuurden, om hun
plan niet te laten mislukken, slangen uit zee die
Laokoön en zijn beide zonen doodden.
Plinius, die dit als een opus omnibus et picturae et
statuariae artis praeferendum waardeerde (‘een
werk dat de voorkeur verdient boven alle werken
van de schilder- en beeldhouwkunst’: NH 36, 37),
vermeldt dat het is gemaakt door de Rhodische
beeldhouwers Hagesandros, Polydoros en Athenodoros.
De datering was lange tijd zeer omstreden, varierend van de 2e eeuw v.C. tot de 1e eeuw n.C.
Door epigrafisch onderzoek op Rhodos is echter
komen vast te staan dat de genoemde beeldhouwers actief waren rond 50 v.C.
De stijl herinnert aan de barokke Gigantomachiefries van het Pergamon-altaar.
Vaticaan 1059, 1064, 1067
marmer, h 1,84 m.
78
Laat-Hellenistisch realisme: de bronzen rustende bokser
Het beroep van deze man is van zijn
hele lichaam, maar vooral van zijn
gezicht af te lezen: bloemkool-oren,
een meermalen gebroken neus, gezwollen lippen. Deze bokser heeft in
de loop van zijn carrière al heel wat
klappen moeten incasseren.
De nog verse wonden aan zijn gezicht zijn met rood koper ingelegd
voor een realistisch effect.
De ‘bokshandschoenen’ (Latijn:
caestus) bestaan uit stukken dik stug
leder, eventueel verzwaard met lood,
die met soepele riemen aan zijn handen en onderarmen zijn bevestigd.
De technische details zijn heel precies weergegeven.
Het beeld wordt met redelijke waarschijnlijkheid gedateerd rond het
midden van de 1e eeuw v.C.
Rome MNT 1055
brons, h 1,28 m.
(de rots waarop hij zit is modern)
=========================
79