Schoolplan PO en VO 2012 - 2016

De Nederlandse school
SCHOOLPLAN
PRIMAIR EN
VOORTGEZET
ONDERWIJS
2012-2016
INHOUDSOPGAVE
Blz
1.
1.1
1.2
1.3
De functie van het schoolplan
Doelen en functies van het schoolplan
Totstandkoming en status van het schoolplan
Gerelateerde documenten en bronnen
4
4
4
5
2.
2.1
2.2
2.3
2.4
2.5
2.6
2.7
Context, missie en visie: de bestaansreden van de school
Missie
Visie
Schoolorganigram
Sterkte-, zwakte analyse van onze school
Evaluatie vorig schoolplan
Doelstellingen
Activiteiten
6
6
6
7
7
8
9
9
3.
3.1.1
3.1.2
3.1.3
3.1.4
3.2.1
3.2.2
3.2.3
3.2.3.1
3.3
3.3.1
3.4
3.4.1
3.4.2
3.4.3
3.4.4
3.4.5
3.4.6
Het onderwijs
Algemene doelstellingen en uitgangspunten
Adaptief onderwijs
Inzet van ICT
Onderwijstijd
Onderwijsaanbod
Woordenschatonderwijs
Cultuuronderwijs
Uitwerking in leerstofaanbod
Voortgezet onderwijs
Het onderwijsaanbod
Het volgen van de ontwikkeling PO en VO
Leerlingenzorg algemeen
Signalering Primair onderwijs
Diagnosticeren
Speciale begeleiding
Evaluatie
Rapportage
10
10
10
11
12
12
14
15
16
17
17
22
22
23
24
24
25
25
4.
4.1
4.2
4.3
Schoolorganisatie en ondersteunende processen
Bestuurlijke organisatie
Financieel beleid
Aanname beleid
25
25
26
27
2
4.4
4.5
4.6
4.7
4.8
4.8.1
4.8.2
Huisvesting
Personeelsbeleid
Veiligheidsbeleid
Klachten beleid
Contacten
Contact met ouders
Externe contacten
28
28
28
29
29
29
29
5.
5.1
5.1.1
5.1.2
5.2
5.3
Integrale zorg voor kwaliteit
Bepaling van de kwaliteit van de school (diagnose)
De bijdrage van de leraren en ouders
De bijdrage van het bestuur
Formuleren van verbeterpunten (kwaliteitsverbetering)
Hoe borgen we de kwaliteit?
30
30
30
31
31
31
6
Samenvattende beleidsvoornemens voor de komende vier jaar
32
Bijlage 1 Kerndoelen Nederlandse Taal en verdeling over de leerjaren
Bijlage 2 Kerninhouden Nederlandse Cultuur
Bijlage 3 Handelingsplan
Bijlage 4 Terugkoppeling ouderenquête aan ouders
3
33
39
41
42
1. De functie van het schoolplan
1.1 Doelen en functies van het schoolplan
Dit schoolplan is van de Stichting Nederlands onderwijs en cultuur in Zuid-Afrika. Ter wille van de
leesbaarheid wordt in dit document verder de term school gebruikt. Het bevat een beschrijving
van ons beleid met betrekking tot de gestelde prioriteiten en kwaliteit van het onderwijs dat
binnen de school wordt gevoerd.
Het plan is van toepassing voor de periode van 2012 tot 2016 en bevat de volgende onderdelen:
o
o
o
o
o
De missie en de visie van de school
Onderwijskundig beleid
Beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs
Financieel beleid
Personeelsbeleid
De verschillende beleidselementen zijn zodanig vastgesteld dat het gebruikt zal worden voor
planmatige schoolontwikkelingen en als uitgangspunt zal dienen voor de planning en praktische
implementatie van het beleid per schooljaar, welke wordt weergegeven in de schoolgids.
Het schoolplan is opgesteld in samenspraak tussen bestuur, directrice, leraren en ouders van de
leerlingen. En wordt volgens de geldende termijnen ingediend bij de Nederlandse overheid
(Stichting NOB, de inspectie buitenland) ter controle, advies en ondersteuning.
1.2 Totstandkoming en status van het schoolplan
Het schoolplan is tot stand gekomen via overleg tussen bestuur, leraren en ouders. Hiervoor zijn
de volgende stappen doorlopen:
o
o
o
Van november 2010 t/m februari 2011 heeft het bestuur een aantal vergaderingen gehad.
Hierin is het bestaande schoolplan doorgenomen en zijn de nieuwe richtlijnen vanuit het NOB
geïmplementeerd. Dit heeft geleid tot een nieuw concept schoolplan.
In maart 2011 is dit document aangeboden aan alle leraren van onze stichting. Vervolgens
zijn via een aantal sessies de verschillende elementen besproken en daar aangepast waar
nodig. Dit heeft geleid tot versie 2 van het concept schoolplan.
In april 2011 is het document aan de ouders beschikbaar gesteld en is via een bestuur-ouder
overleg antwoord gegeven op de vragen en opmerkingen. Dit heeft geleid tot het definitieve
4
o
o
o
o
schoolplan zoals het hier nu voor u ligt.
Eind mei 2011 is het document op ons deel van de website van het NOB geplaatst, hiermee
is het document officieel ingediend.
Het NOB stuurt een aparte ontvangst bevestiging van het document, deze zal door de
secretaris gearchiveerd worden.
In november 2011 is er gestart met het schoolplan voor het voortgezet onderwijs. We hebben
besloten de beide schoolplannen te integreren in 1 plan. Hiervoor is het plan doorgenomen
en daar waar het een onderscheid betreft is het besproken en toegevoegd in het plan.
Het geïntegreerde plan is in de eerste helft van 2012 besproken volgens dezelfde procedure
die we eerder voor het PO schoolplan hebben gevolgd.
1.3 Gerelateerde documenten en bronnen
Het schoolplan is gebaseerd op de statuten van de school en dient als basis voor de schoolgids
welke ieder jaar opnieuw wordt uitgegeven. Via het schoolplan wordt de lange termijn visie
bewaakt terwijl via de schoolgids hieraan op korte termijn invulling wordt gegeven op basis van
de situatie van de ontwikkelingen en de kwaliteitszorg in de school.
Schematisch
ziet dit er als volgt uit:
Statuten van
Oprichting
Eenmalig vastgesteld bij oprichting van de school in 1991 met de
uitgangspunten en belangrijkste voornemens
Schoolplan
Document voor 4 jaar t.a.v. te voeren beleid gebaseerd op de missie
en de visie van de school
Schoolgids en
klachten regeling
Jaarlijks informatief document voor ouders, waarin de school de
werkwijze voor het komend jaar beschrijft op basis van het schoolplan en rapporteert over de
bereikte resultaten.
Website
Mededelingen en
nieuwsbrieven
Actuele informatie voor ouders
betreffende planning van activiteiten
en relevante informatie
Evaluatie
instrumenten
3-Jaarlijkse (1x/3jr) zelf evaluatie (tevredenheids onderzoek) via
vragenlijsten voor leerlingen, leraren, ouders, directie en bestuur met betrekking tot alle
bovenstaande documenten en bronnen.
5
2. Context, missie en visie: de bestaansreden van de school
In 1991 ontstond bij enkele Nederlandse ouders uit Johannesburg de behoefte aan lessen
Nederlands voor hun kinderen. Door een tijdelijk bestuur werd gekeken naar de mogelijkheid om
een school te beginnen. Het bleek dat hiervoor ook in Pretoria veel belangstelling was. Er werd
besloten tot het oprichten van twee lesplaatsen: één in Pretoria en één in Johannesburg. Nadat
twee leraren waren aangesteld ging men in februari 1992 van start. Rekening houdend met de
doorstroming van leerlingen werd in 1998 ook een begin gemaakt met het aanbieden van
Nederlandse lessen voortgezet onderwijs.
Voor haar activiteiten maakt de school gebruik van de faciliteiten van de American International
School of Johannesburg (AISJ), en haar dependance in Pretoria. Het schooljaar loopt hierom
gelijk met de planning van de AISJ. Op beide locaties staan enkele eigen kasten en een eigen
ruimte voor de Nederlandse bibliotheek. Verder mag er op beide locaties gebruik gemaakt
worden van computers en videoapparatuur alsmede kopieerfaciliteiten.
De meeste leerlingen van de school zijn afkomstig uit gezinnen waar door beide ouders
Nederlands wordt gesproken. Aangezien alle leerlingen op een Engelstalige school zitten, is altijd
sprake van minimaal tweetaligheid, waarbij het Nederlands vaak niet meer de eerste taal is.
2.1 Missie
Onze school richt zich op het bevorderen van de Nederlandse Taal bij Nederlandse en Belgische
kinderen die in Zuid-Afrika wonen, met het oog op een eventuele terugkeer naar Nederland en
België. We richten ons op het toewerken naar de kerndoelen zoals deze geformuleerd zijn voor
de deelvaardigheden van de Nederlandse Taal.
Om de aansluiting met Nederland en België en het onderwijs daar zo goed mogelijk te laten
verlopen, maakt naast de Nederlandse taal ook de Nederlandse en Belgische cultuur deel uit van
ons onderwijsaanbod. Onze school kent een 2-tal uitgangspunten die belangrijk zijn voor onze
identiteit:
o alle leerlingen zijn gelijkwaardig
o wij respecteren ieders geloofsovertuiging of levensbeschouwing
2.2 Visie
De visie van de school is het waarborgen van de beschikbaarheid van kwalitatief goed onderwijs
door gediplomeerde leraren voor alle leerlingen op het niveau van NTC1 en NTC2 voor de regio
Johannesburg en Pretoria.
Dit betreft voor het Primair Onderwijs (PO) de groepen 1 t/m 8 en voor het Voortgezet Onderwijs
(VO) de groepen 1 t/m 4.
6
2.3 Schoolorganigram
Bestuur
Directrice
Schematisch ziet het organigram van de school er als volgt uit:
Het bestuur van de school bestaat minimaal uit een voorzitter, een secretaris
en een penningmeester. De taken en functies van de bestuursleden
afzonderlijk en van het bestuur als geheel zijn vastgelegd in de statuten van
de stichting.
De directrice is verantwoordelijke voor de dagelijkse coördinatie en uitvoering van het beleid op
de school.
Leraren
De leraren geven les aan de verschillende groepen.
Vertrouwens-persoon
Commissies, bijv kascommissie, bibliotheek,
etc
Tijdens een jaarlijkse oudervergadering legt het bestuur verantwoording af voor het beleid van
het voorafgaande jaar.
2.4 Sterkte-, zwakte analyse van onze school
We hebben een sterkte-, zwakte analyse gemaakt ten aanzien van onze stichting. Hiervoor
hebben we gekeken naar het vorige schoolplan, de inspectierapporten 2007 en 2012, het
bezoekverslag van het NOB, de zelf evaluatie van December 2011en gesprekken met leraren en
ouders.
De sterktes en zwaktes gaan over onze interne organisatie. Kansen en bedreigingen gaan over
wat er van buiten op de school afkomt (extern).
7
Sterktes:
o Goed geïntegreerd met de Nederlandse
gemeenschap en ambassade
o Goede gediplomeerde locale leraren voor
primair onderwijs
o Meerdere leraren
o Het niveau van de leerlingen sluit aan op
onderwijs in Nederland en België
o Individuele benadering van het kind mbt
wat hij/zij aan kan en aan toe is
o Actief beleid tav ontwikkeling van
leerkrachten
o Goede samenwerking/ interactie tussen
bestuur en leerkrachten
o Betrokken en enthousiast team
Zwaktes:
o Gezonde balans houden tussen
ontwikkelen als professionele school en de
tijd die wekelijks beschikbaar is
o Geen gediplomeerde leraar voor
bovenbouw Voortgezet Onderwijs
Kansen:
o Door de groei van de Zuid-Afrikaanse
economie, hebben we voortdurende
aanwas van kinderen
o Grote Nederlandse en Belgische
gemeenschap
o Contact met andere scholen in de regio
zoals bijv. Kaapstad tav uitwisselen kennis
en ervaring
Bedreigingen:
o Nieuwe richtlijnen die organisatie rondom
de school verzwaren in relatie tot de
doelstellingen
o Afhankelijk van welwillendheid AISJ t.a.v.
beschikbaarheid ruimtes en uren
o Kinderen wonen verspreid
o Verschillende vakantie periodes met locale
scholen, veel afwezigheid
o Buitenschoolse activiteiten waardoor geen
tijd voor Nederlandse school
In de schoolgids zal worden weergegeven hoe we als school willen omgaan met de zwaktes en
bedreigingen als wel het benutten van de kansen en vasthouden en uitbouwen van onze sterktes.
2.5 Evaluatie vorig schoolplan
In het vorige schoolplan is een aantal beleidsvoornemens weergegeven. Deze zijn als volgt
geëvalueerd:
Speerpunten
Voornemen
Resultaten
Meegenomen naar
huidig schoolplan
of gerealiseerd?
Kwaliteitszorg
om goed zicht te krijgen op de
kwaliteit van lesgeven wordt
gekeken naar mogelijkheden
om de schoolcoördinator
(directrice) lessen te laten
bezoeken van de diverse
leraren
Dit is gestart, betreft
continu proces.
Waarnemingen officieel
nog vastleggen, zijn wel
besproken met de leraren
Meenemen in
schoolplan
8
Kwaliteitszorg
het gebruik van computers in
en voor de les zal onderzocht
worden
Kwaliteitszorg
het woordenschat onderwijs
wordt geïmplementeerd
het verder toepassen van het
concept van adaptief onderwijs
Kwaliteitszorg
Onderzoek nog niet
afgerond. Tijdens de les
worden computers (nog)
niet gebruikt, buiten de
les wel
Geïmplementeerd met
goed gevolg
Gestart, betreft continu
proces, zie par. 3.1.2.
Onderzoek
afronden,
meenemen in
schoolplan
Gereed
Meenemen in
schoolplan
2.6 Doelstellingen
De belangrijkste doelstellingen voor de komende 4 jaar zijn als volgt:
1. Ter bevordering van de professionaliteit van het onderwijs wordt er jaarlijks een evaluatie
met de leraren gedaan om te bezien of aanvullende cursussen of opleidingen gewenst zijn.
2. Verdere ontwikkeling van kwaliteitszorg vanuit de terugkoppeling van ouders in het
tevredenheidonderzoek
3. Ter bevordering van de relatie met de AISJ zal periodiek een overleg worden opgezet om
elkaars visie en doelstellingen te begrijpen zodat beide scholen elkaar maximaal kunnen
ondersteunen.
4. Ter bevordering van de contacten met de Nederlandse ambassade zal er naar worden
gestreefd om minimaal 1 bestuurslid met een functionele relatie of een contact persoon met
de ambassade te hebben.
2.7 Activiteiten
Ter uitvoering van de doelstellingen zullen de volgende activiteiten ontwikkeld worden:
Activiteit
Planning
Verantwoordelijk
Implementatie nieuw leerling volgsysteem
Jaarlijks evaluatiegesprek met iedere leraar ter
bepaling van opleidingsbehoeftes etc + verslaglegging
Inplannen structureel (1x/4mnd) overleg met AISJ +
schoolhoofd locatie Pretoria
Ouder enquête / tevredenheids onderzoek /
zelfevaluatie
september 2011
mei
Directrice
Directrice
maart / oktober
Voorzitter
oktober 2011
oktober 2014
Nntb
Gebruik van computers onderzoek afronden
Werken met 9 pedagogische en didactische principes
van Marzano
Invoeren “nieuwsbegrip”
Aanschaf vernieuwde Cito-toetsen
Aanschaf toetsen LOVS Technisch lezen +
Leestechniek & leestempo
mei 2012
Vanaf mei 2011
Nntb
Leraren en directrice
maart 2011
juni 2011
juni 2011
Leraren en directrice
Directrice
Directrice
9
3. Het onderwijs
3.1.1 Algemene doelstellingen en uitgangspunten
De School heeft op haar afdeling basisonderwijs voornamelijk te maken met leerlingen met
Nederlandstalige ouders. Voor deze leerlingen geldt echter wel dat, gezien de voertaal op de
dagschool, hun cognitieve en sociale ontwikkeling voornamelijk in het Engels plaatsvindt.
Hierdoor blijven zowel de ontwikkeling van de moedertaal evenals hun begrip voor de
Nederlandse of Belgische cultuur achter. Dit kan bij eventuele terugkeer problemen opleveren bij
aanpassing in het Nederlandse of Belgische onderwijssysteem.
Het onderwijs in de Nederlandse taal is er op gericht dat de leerlingen:
o
o
o
o
Vaardigheden ontwikkelen waarmee ze de Nederlandse taal doelmatig gebruiken in
situaties die zich in het dagelijks leven voordoen.
Kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van de taal.
Plezier hebben of houden in het gebruiken en beschouwen van de taal.
Kennis, inzicht en vaardigheden verwerven om hun mogelijkheden als speler van een rol
te vergroten.
We richten ons op het toewerken naar de kerndoelen zoals deze geformuleerd zijn voor de
deelvaardigheden van de Nederlandse taal (zie website NOB).
3.1.2 Adaptief onderwijs
In de komende vier jaar zullen wij ons bezighouden met de verdere invulling van adaptief
onderwijs. Dit betekent dat we ons onderwijs op een zodanige manier vorm willen geven dat alle
kinderen er optimaal van profiteren. Bij onze invulling van het begrip adaptief onderwijs leggen wij
het accent op het scheppen van een pedagogisch klimaat dat kinderen uitdaagt, ondersteunt en
vertrouwt. Hierbij vinden wij vooral het gedrag van de leraar belangrijk.
Het bieden van uitdaging, ondersteuning en vertrouwen als onderdeel van het pedagogische
klimaat en didactisch handelen, past bij de drie basisvoorwaarden in opvoeding en onderwijs:
competentie (geloof en plezier in eigen kunnen), de relatie (het gevoel dat mensen je waarderen
en met je willen omgaan) en onafhankelijkheid (het gevoel dat je iets kunt ondernemen zonder
dat anderen je daarbij moeten helpen). Deze drie kenmerken zijn basisvoorwaarden voor een
actieve, gemotiveerde leerhouding bij leerlingen.
Uitgewerkt in concreet gedrag van de leraar (de gewenste en te bereiken kwaliteit op het gebied
van adaptief onderwijs) betekent dit:
Uitdaging/competentie
Leraren bevorderen bij leerlingen zelfstandigheid en het nemen van verantwoordelijkheid:
- dagen leerlingen uit tot meedenken en meebeslissen;
- geven leerlingen de ruimte om eigen opvattingen, ervaringen en ideeën in te brengen;
- gaan inhoudelijk in op de inbreng van leerlingen;
- bevorderen dat leerlingen elkaar de ruimte bieden om inbreng te hebben;
- leren leerlingen verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen gedrag;
- leren leerlingen zelfstandig problemen op te lossen.
10
Wij zorgen ervoor dat hierbij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- het onderwijs is zo georganiseerd dat interactie met en tussen leerlingen bevorderd wordt;
- leerlingen worden betrokken bij het opstellen van gedragsregels;
- leraren en leerlingen houden zich aan gedragsregels en mogen elkaar daarop aanspreken.
Ondersteuning/relatie
Leraren komen tegemoet aan de behoefte aan waardering van leerlingen:
- benadrukken de kennis en de vaardigheden die leerlingen al beheersen;
- stellen leerlingen in de gelegenheid te ervaren dat zij ondersteuning krijgen die aansluit op
hun behoeften.
Wij verwachten hierbij dat leraren aan de volgende voorwaarden voldoen:
- zij tonen belangstelling voor het werk en de ervaringen van de leerlingen;
- zij accepteren verschillen in kennis en vaardigheden;
- zij richten het onderwijs zo in dat dialoog met en tussen leerlingen mogelijk is.
Vertrouwen/onafhankelijkheid
Leraren versterken het zelfvertrouwen van leerlingen:
- geven positieve feedback op het werk en het gedrag van de leerlingen;
- laten merken dat zij vertrouwen hebben in de mogelijkheden van de leerlingen;
- bevorderen dat leerlingen successen aan zichzelf toeschrijven;
- houden rekening met verschillen in zelfvertrouwen tussen leerlingen;
- zorgen dat het onderwijs uitdagend is en blijft voor de leerlingen.
Wij zorgen ervoor dat hierbij aan de volgende voorwaarden is voldaan:
- het leerstofaanbod maakt voor alle leerlingen competentie-ervaringen mogelijk;
- leraren spelen bij de instructie en begeleiding in op verschillen tussen leerlingen;
- wij hebben afspraken gemaakt over het hanteren van prestatienormen op zodanige wijze dat
elke leerling de mogelijkheid heeft zich competent te voelen;
- wij aanvaarden verschillen in de prestaties en het tempo van kinderen.
We zijn reeds gestart met de invoer van adaptief onderwijs, daarvoor gebruiken we de input uit
cursussen zoals “wat werkt in de klas en adaptief onderwijs”
3.1.3 Inzet van ICT
Het gebruik van ICT is niet meer weg te denken uit de maatschappij. De leerlingen ontwikkelen in
een enorm tempo vaardigheden ten aanzien van het gebruik van computers en software. De
school probeert hier een stimulerende rol in te spelen. Er wordt voor in iedere klas een laptop
aangeschaft met bijbehorende software. Er wordt een beamer voor algemeen gebruik
aangeschaft. Tevens kan er gebruik gemaakt worden van de smartboards van AISJ. Gezien de
situatie in de huisvesting zal dit aan strenge voorwaarden moeten voldoen en wordt getracht
gelijke pas te houden met de ontwikkelingen binnen AISJ.
Qua kwaliteitszorg van de school wordt gebruik gemaakt van ICT middels leerling volgsysteem,
toetsen en rapporten van de kinderen. Hiernaast zijn de boeken van de bibliotheek
ondergebracht in een database met uitleen systeem.
11
3.1.4 Onderwijstijd
Wij zorgen ervoor dat er voldoende tijd is voor leerlingen om zich het leerstofaanbod eigen te
maken. Wij hebben - om het NTC-onderwijs succesvol te laten verlopen - als richtlijn een
minimum aantal onderwijsuren van 120 per jaar c.q. 2½ uur per week en een zestal op cultuur
gerichte zaterdagen. Deze leertijd zien wij als een centrale schakel tussen het leerstofaanbod dat
de leraar in de klas verzorgt en de resultaten die leerlingen behalen. Wij realiseren ons dat zelfs
voor kinderen in Nederland - met 8 uur taalonderwijs per week – het vaak al moeilijk is de
kerndoelen Nederlandse taal te halen; het behalen van de kerndoelen in 2½ uur per week door
NTC-leerlingen noodzaakt ons in ieder geval tot een efficiënt gebruik van de schaarse
onderwijstijd, en tot het stellen van leerstofprioriteiten.
De feitelijke onderwijstijd maximaliseren wij door het treffen van de volgende maatregelen:
o onze locatie voert een actief beleid om onnodig verlies van schaarse onderwijstijd
tegen te gaan: we zorgen ervoor dat de lessen op tijd beginnen, gaan
ordeverstoringen tegen en doen er alles aan om lesuitval te voorkomen;
o wij houden de tijd voor niet-onderwijsinhoudelijke zaken – klassenmanagement,
administratie, organisatie – tijdens de les zo beperkt mogelijk.
De netto onderwijstijd optimaliseren wij door onderwijs op maat en door leerlingen zelfstandig te
laten werken. Leerlingen met extra onderwijsbehoeften krijgen zo extra leertijd.
De beperkte tijd die ons ter beschikking staat noodzaakt ons ook tot het stellen van prioriteiten in
de aan te bieden leerstof: welke leerstofinhoud moet zeker wél en welke moet in mindere mate
aan bod komen in onze taallessen. Sterk accent krijgen instructie grammatica, spelling en
woordenschat.
3.2.1 Onderwijsaanbod
Onderwijsplanning
Bij het maken van een onderwijsplanning is allereerst een goede oriëntatie op de kerndoelen
nodig ( bijlage 1). De kerndoelen zoals geformuleerd voor de Nederlandse taal in het primair
onderwijs betreffen de domeinen: spreken en luisteren, lezen, schrijven en taalbeschouwing. Wat
betreft de onderwijsinhoud ziet ons aanbod er als volgt uit:
Vakgebied
Doelen van de
school
Methoden / materialen
12
Didactisch handelen in
de praktijk
Technisch lezen
Groep 1-2: Beginnende
geletterdheid:
verhaalbegrip /
woordenschat,
taalbewustzijn en
klank-tekenkoppeling
De Schatkast (gedeeltelijk)
- Plaat- en prentenboeken
- Loco-oefeningen
- Taalspelen
Begrijpend lezen
Groep 3: Aanvankelijk
Lezen:
de klanktekenkoppeling en het
leren lezen van Ned.
woorden en zinnen
- De leessleutel (groep3)
- Loco, woordkwartet,
prentenboeken,
voorleesboeken,
werkbladen uit diverse
andere methoden
Zie groepsmap
(map in de klas, van elke
leraar waarin lesinformatie
staat weergegeven)
Voortgezet lezen: goed
technisch leren lezen
en begrijpen van
moeilijkere woorden en
teksten
(avi4-9)
Groep 4-8: Voortgezet
lezen: goed technisch
leren lezen en
begrijpen van
moeilijkere woorden en
teksten ( avi4-9)
- Tekst van de week
(nieuwsbegrip etc.)
- Diverse leesboekjes
ingedeeld in
niveaus voor groepen 4/8
Mondelinge
taalvaardigheid
Vergroten van spreeken luistervaardigheid
In verschillende
situaties
- Leesleutel 3 (groep 3).
- Voorleesboeken
- Taal actief 3 / NTC module
mondelinge vaardigheden
geïntegreerd met: taalbeschouwingsopdrachten,
leesopdrachten,
stelopdrachten en
informatieverwerkopdrachten.
- Nieuwsbegrip
Zie groepsmap
Taalbeschouwing
Inzicht krijgen in de
opbouw van
woorden/zinnen/teksten
in Nederlandse taal
- Leessleutel (groep 3)
- Taal actief 3 en NTC
module
- Nieuwsbegrip
Zie groepsmap
13
Stellen en
informatieverwerking
Stelopdrachten met
gevarieerde
doelstellingen kunnen
maken,(zie ook
tussendoelen
gevorderde
geletterdheid
strategisch schrijven en
informatie-verwerking)
(voor advies website
st.NOB).
- Leessleutel (groep3)
- Taal actief 3 en NTC
module;
toepassingsgerichte
stelopdrachten, die zich
lenen
voor zelfstandige
werkopdrachten
in de klas en huiswerkopdrachten.
- Nieuwsbegrip
Zie groepsmap
Woordenschat
Verbreding en
verdieping van de
woordenschat
- Leessleutel (groep3)
- Taal actief 3 /NTC module:
- Nieuwsbegrip
Zie groepsmap.
Veel aandacht voor
werken met thema’s voor
het leren in betekenisvolle
situaties.
Inzet van de woordenschatdidactiek volgens
4 takt:
Voorbewerken
Semantiseren
Consolideren
Evalueren
Spelling
De spelling van de
Nederlandse taal zo
goed mogelijk kunnen
hanteren
- Leessleutel (groep3)
- Taal actief 3 /NTC
- Spellingsprogramma Taal
Actief 3
3.2.2 Woordenschatonderwijs
Onze school wordt bezocht door leerlingen die een relatief kleine woordenschat hebben. De
passieve beheersing van het Nederlands is behoorlijk, maar het schort soms aan vaardigheden in
begrijpend luisteren en lezen. Ook de spelling is vaak zwak en toont veel interferentiefouten met
de dagschooltaal.
Daarom hebben wij gekozen voor systematisch en intensief woordenschatonderwijs, en hebben
een passende methode (taal actief 3) aangeschaft die een moderne taaldidactiek hanteert en
veel aandacht besteedt aan woordenschatontwikkeling.
De volgende didactische cyclus in het aanleren van nieuwe woorden wordt gebruikt:
Fase 1: voorbewerken.
Bij het voorbewerken gaat het om het scheppen van een gunstige beginsituatie: organiseren van
een juiste context/activeren van voorkennis/verhogen van de betrokkenheid van de leerlingen bij
het aanbieden van het te leren nieuwe woord.
14
Fase 2: semantiseren.
Bij het semantiseren wordt de woordbetekenis duidelijk gemaakt met verbale en niet-verbale
middelen. Het gaat dus om het uitleggen en het toelichten van de betekenis. Het overdragen van
de betekenis van het nieuwe woord kan gebeuren met verbale middelen, maar ook aan de hand
van niet-verbale middelen:
– verbale middelen: geven van een definitie, geven van voorbeelden en contexten en het vertalen
in de eigen taal;
– niet verbale middelen: voordoen, uitbeelden, gebruik van diagrammen, tekeningen, foto’s,
prenten, laten zien, voelen, ruiken, proeven.
Fase 3: consolideren.
Bij het consolideren worden het woord en de behandelde betekenis ingeoefend. Het gaat om
inprenting in het geheugen.
Fase 4: controleren.
Om te checken of de nieuwe woordbetekenis ook werkelijk onthouden wordt, moet de leraar dat
woord terugvragen. De leraar krijgt zo zicht op de groei van de woordenschat.
Pas als deze vier fasen te zien zijn in het leraargedrag bij het aanleren van nieuwe
woordbetekenissen, is ons verbeterdoel ‘de beste didactiek om een woord te behandelen’ bereikt.
Daarenboven proberen we een taalstimulerende leeromgeving te scheppen door het vergroten
van het Nederlandse taalaanbod, zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Daarom wordt ieder jaar de
bibliotheek uitgebreid.
3.2.3 Cultuuronderwijs
Omdat de school ten doel heeft om de aansluiting met Nederland/België en het Nederlandse
onderwijs zo goed mogelijk te laten verlopen, maken naast de Nederlandse taal ook de
Nederlandse en Belgische cultuur onderdeel uit van het onderwijsaanbod. Daarbij is het wel
belangrijk om op te merken dat de beschikbare tijd voor de Nederlandse cultuurlessen gering is.
Gezien het ruime aanbod van Nederlandssprekende leerlingen uit België wordt er op school ook
aandacht besteed aan de Vlaamse cultuur.
Het cultuuronderwijs wordt zo veel mogelijk thematisch geïntegreerd in het taalonderwijs. Ook
komt cultuur apart aan bod, bijvoorbeeld rond een cultuurthema op de cultuurzaterdag.
Jaarlijks wordt circa 20% van de lestijd besteedt aan cultuur.
Algemene doelstelling
De lessen Nederlandse cultuur beogen het in stand houden en versterken van de verbondenheid
met de Nederlandse cultuur, om een succesvolle terugkeer naar Nederland te bevorderen. De
lessen Nederlandse cultuur worden gegeven ter ondersteuning van en als aanvulling op de
Nederlandse taallessen.
We onderscheiden de domeinen:
• festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes;
Leerlingen hebben kennis van en doen ervaringen op met typisch Nederlandse en Vlaamse
festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes.
• jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen;
Leerlingen zijn op de hoogte van actuele ontwikkelingen en de jeugdcultuur in Nederland.
• Nederlandkunde.
Leerlingen hebben kennis van de Nederlandse samenleving, vanuit historisch en (sociaal-)
15
geografisch perspectief.
De domeinen worden geïntegreerd en in onderlinge samenhang aangeboden, en zo veel
mogelijk ook in samenhang met de Nederlandse taallessen. (bijlage2)
3.2.3.1 Uitwerking in leerstofaanbod
Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes:
Voor alle groepen wordt de jaarlijkse cyclus doorlopen, waarbij in ieder geval aandacht is voor
Koninginnedag, Prinsjesdag en Sinterklaas. Jaarlijks worden daarnaast indien mogelijk andere
feestdagen benadrukt, zoals carnaval, vader- en moederdag, Pasen, Kerst, enz.
Incidenteel (als daartoe aanleiding is) worden typisch Nederlandse en Vlaamse evenementen
belicht, zoals bijvoorbeeld de Elfstedentocht, St. Maarten, de Kinderboekenweek.
In het domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen komt, mits daar genoeg tijd voor is, het
volgende aan bod:
Voor alle groepen:
- lezen van en spreken over Nederlandse kinder- en jeugdtijdschriften
- uitwisselen van persoonlijke ervaringen na contact met Nederland (bezoeken, visite,
- vakanties)
Groep 3 t/m 8:
- lezen van en spreken over Nederlandse tijdschriften, krantenberichten, websites, enz.
- de inhouden aan de orde laten komen in verwerkingsopdrachten
In het Domein Nederlandkunde komt, mits daar genoeg tijd voor is, het volgende aan bod:
Voor alle groepen:
In alle groepen vormen de inhouden van dit domein een aanvulling (op het gebied van
Nederlandse begrippen en de Nederlandse situatie) op het onderwijs dat in de dagschool al aan
de orde komt bij de lessen aardrijkskunde, geschiedenis en andere onderwerpen op het gebied
van ‘mens en maatschappij’.
Groep 1 t/m 4:
- Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de
dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse
situatie, zie hierboven.
Groep 5/6:
- Onderwerpen die in de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en
aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven.
- De kinderen nemen kennis van specifieke sociaal-geografische en geschiedkundige
kenmerken van de stad en/of regio waar men in Nederland (familie)banden mee heeft.
Groep 7/8:
- Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de
16
dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse
situatie, zie hierboven.
-
Een introductie tot de leerstof van het vakgebied aardrijkskunde voor groep 6: Nederland.
Onderdelen van de leerstof geschiedenis specifiek gericht op Nederland en Vlaanderen,
waaronder in ieder geval ontdekkingsreizen en expansie (de Gouden Eeuw), het
Koninkrijk na 1815, de Tweede Wereldoorlog en de hedendaagse maatschappij.
Materialen die voor deze drie domeinen gebruikt kunnen worden, zijn:
Land in zicht
Band met Nederland
Bibliotheekboeken
Toeristische folders/brochures/informatie
Internetwebsites (bijvoorbeeld Wereldkids)
Lesbrieven zoals die ontwikkeld worden door Nederlandse en Vlaamse musea en Stichtingen
(Bijvoorbeeld: De Wereldomroep: Media in Beeld; Museum Het Rembrandthuis: de
Rembrandtkrant naar aanleiding van de vierhonderdste verjaardag van Rembrandt; Het
Nederlands Architectuur Instituut: Lespakketten ivm Architectuur in Nederland; Nationaal Comité
4 en 5 mei.
Televisieprogramma’s
Nieuwsbegrip
3.3 Voortgezet onderwijs
3.3.1 Het onderwijsaanbod
De school heeft, zoals eerder vermeld, op haar VO-afdeling voornamelijk te maken met leerlingen
van Nederlandstalige ouders. Voor deze leerlingen geldt echter wel dat, gezien de voertaal op de
dagschool, hun cognitieve en sociale ontwikkeling voornamelijk in het Engels plaatsvindt.
Hierdoor blijven de ontwikkeling van de moedertaal en begrip voor de Nederlandse en Belgische
cultuur achter. Dit kan vervolgens problemen opleveren bij aanpassing in het Nederlandse of
Belgische onderwijssysteem bij eventuele terugkeer. Daarom heeft de school de volgende
algemene doelstellingen geformuleerd:
De actieve en passieve beheersing van de Nederlandse taal zodanig ontwikkelen dat
soepele aansluiting tussen het onderwijs op de Nederlandse school alhier en het
onderwijs in Nederland of België zoveel als mogelijk gewaarborgd is.
Aandacht besteden aan de Nederlandse en Belgische cultuur, ontwikkelingen in
Nederland en België en typische tradities uit de lage landen, zodat inpassing in de
maatschappij en onder leeftijdsgenoten bij terugkeer zonder al te veel problemen
verloopt.
Door de overheid is een aantal doelen gesteld voor de eerste drie jaren van het voortgezet
onderwijs, de zogenaamde basisvorming. De doelen zijn verdeeld over enkele gebieden:
Mondelinge taalvaardigheid
Leesvaardigheid
Schrijfvaardigheid
Fictie
Taal en cultuur
Deze zogenoemde kerndoelen staan uitgewerkt vermeld in bijlage 1. In aanvulling hierop heeft de
17
school nog één doel geformuleerd op het gebied van cultuur:
De leerlingen hebben kennis van de Nederlandse en Vlaamse samenleving vanuit historisch
perspectief en zijn op de hoogte van actuele ontwikkelingen betreffende politiek, levensstijl en
jeugdcultuur
In de concrete lespraktijk wordt de indeling gehanteerd die ook te zien is in de ordening van de
kerndoelen, het zogenaamde ovur-principe:
oriëntatie op de taak (bijvoorbeeld kerndoel 1)
voorbereiding van de taak (bijvoorbeeld kerndoel 2)
uitvoering van de taak (bijvoorbeeld kerndoel 3 t/m 8)
reflectie op de taak (bijvoorbeeld kerndoel 9)
Wanneer in opeenvolgende jaren steeds dezelfde taken en vaardigheden voorkomen, is het
vanzelfsprekend dat er sprake is van een opklimmende moeilijkheidsgraad. Deze kan in zes
verschillende dimensies uitgelegd worden, zoals hieronder weergegeven.
1. De mate van formaliteit in de communicatie. Naarmate deelnemers aan de communicatie
meer als onbekenden, en/of in een ongelijkwaardige machtsverhouding tegenover elkaar
staan, hanteren ze formeler taalgebruik. Daarnaast vereisen dergelijke situaties extra
oriëntatie en voorbereiding op de uit te voeren taak. Ze zijn dus complexer dan informele(re)
situaties.
2. De mate van voorkennis van de communicatiedeelnemers van het onderwerp van de
communicatie. Hoe minder voorkennis van het onderwerp, des te groter is de afstand tussen
hen en het onderwerp en des te complexer is voor hen de communicatieve situatie.
3. De moeilijkheidsgraad van het onderwerp. Hoe meer inhoud, hoe ingewikkelder formulering
en opbouw, des te complexer is de communicatieve situatie.
4. De mate van betrokkenheid bij het onderwerp. Hoe minder de leerlingen betrokken zijn bij het
onderwerp van de communicatie, des te groter is de afstand tussen hen en het onderwerp, en
des te complexer is voor hen de communicatieve situatie.
5. De lengte van de tekst. Hoe korter de tekst hoe minder complex de communicatieve situatie in
het algemeen voor de leerling zal zijn (als niet andere dimensies dit effect opheffen)
6. De mate van hulp bij de opdracht. Hoe minder hulp de leerkracht aanbiedt bij de opdrachten,
des te complexer zal de communicatieve situatie voor de leerlingen zijn.
Deze dimensies van opklimmende moeilijkheidsgraad zijn natuurlijk niet per se gebonden aan
leerjaren. Op veel locaties zal in kleine groepen worden gewerkt waarin leerlingen van
verschillende niveaus (soms wel, soms niet corresponderend met verschillende leerjaren) bij
elkaar zitten. Dan kan de leerkracht de dimensies gebruiken om met hetzelfde basismateriaal
differentiatie aan te brengen die op de dimensies gebaseerd zijn.
18
De leerlingen van het voortgezet onderwijs worden opgeleid tot en met de vierde klas van het VO
en kunnen deelnemen aan het examen voor het Cetificaat Nederlands als Vreemde taal
(CNaVT).
Het CNaVT biedt thans zes profielen waarvoor een examen kan worden afgelegd:
Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid (PTIT)
Profiel Maatschappelijke Vaardigheid
(PMT)
Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen
(PTPB)
Profiel Professionele Taalvaardigheid
(PPT)
Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs
(PTHO)
Profiel Academische Taalvaardigheid
(PAT)
Het PTIT en het PMT zijn bedoeld voor mensen die op een niet-professionele manier contact
willen hebben met de Nederlandse taal en cultuur. Met het PTIT kan iemand zich bijvoorbeeld als
toerist redden in een Nederlandse omgeving of een gesprek voeren met Nederlandse
familieleden. Met het PMT kan men functioneren binnen de Nederlandse samenleving en
bijvoorbeeld Nederlandse kranten lezen, een televisieprogramma volgen of een bankrekening
openen. Het PTPB, PPT, PTHO en PAT zijn specifiek bedoeld voor mensen die Nederlands
moeten gebruiken in hun professionele hoedanigheid: zij oefenen een beroep uit in Nederland of
België of ze gaan daar studeren. Met het PTPB is men in staat mondeling en schriftelijk om te
gaan met teksten die op de werkvloer voorkomen. Met het PPT is men in staat om vergaderingen
te volgen, te solliciteren en zakelijke verslagen te schrijven. Met het PTHO is men in staat
mondeling en schriftelijk om te omgaan met theoretische en wetenschappelijke teksten. Met het
PAT kan men deelnemen aan academische debatten en academische teksten lezen en
presentaties leveren.
Het PTPB, PPT, PTHO en PAT zijn van belang voor leerlingen die in Nederland of België tot een
vervolgopleiding (MBO, HBO en WO) toegelaten willen worden of daar een baan gaan zoeken.
Het PTIT en PMT zijn in de eerste plaats bestemd voor leerlingen die niet van plan zijn om in
Nederland te gaan werken of studeren.
Het CNaVT is niet curriculumgebonden en de nadruk ligt op het verwerven van taalvaardigheden. De examens bestaan telkens uit drie delen: Deel A is het auditieve gedeelte, deel B het
schriftelijke gedeelte en deel C het mondelinge gedeelte. Het examen van het PTPB komt overeen met niveau A2, dat van het PPT en PTHO komt overeen met niveau B2 en dat van het PAT
met niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader.
De examens bevatten geen onderdelen cultuur en fictie en zij missen dus de literaire component
van de Nederlandse schoolexamens, het staatsexamen en het IB. Bij de SNSK wordt echter in de
praktijk wel aandacht besteed aan bovengenoemde twee onderdelen en de leerlingen worden
ook gedurende het jaar daarover getoetst.
Exameneisen en examenvormen van het CNaVT
Deel A – luisteren en luisteren/spreken (mondelinge interactie) – wordt op alle zes niveaus in
opklimmende graad van moeilijkheid afgenomen.
Deel B – lezen – wordt op alle zes niveaus in opklimmende graad van moeilijkheid afgenomen.
19
Deel C – schrijven – wordt op alle zes niveaus in opklimmende graad van moeilijkheid
afgenomen.
PTIT:
Woordenschat: overwegend veel voorkomende woorden en standaarduitdrukkingen worden
gebruikt.
Grammatica: de teksten zijn overwegend opgebouwd uit eenvoudige zinnen.
Structuur: de teksten zijn overwegend kort, eenvoudig en duidelijk.
Onderwerp: de onderwerpen zijn meestal concreet, vertrouwd en informeel.
PMT:
Woordenschat: overwegend veel voorkomende formuleringen en uitdrukkingen.
Grammatica: De zinsopbouw is meestal vrij eenvoudig. Ingewikkelder zinnen komen soms voor.
Structuur: De teksten zijn overwegend duidelijk gestructureerd. Naast korte teksten komen ook
iets langere teksten voor.
PTPB:
Woordenschat: De woordenschat is gerelateerd aan het professionele domein. Teksten bevatten
overwegend algemene beroepswoordenschat, met voor verschillende sectoren ook vakspecifieke
woordenschat.
Grammatica: De zinsopbouw is over het algemeen vrij eenvoudig. Complexere zinnen komen in
zeer geringe mate voor.
Structuur: De teksten zijn overwegend eenvoudig, duidelijk en kort.
PPT:
Woordenschat: overwegend gerelateerd aan het professionele domein.
Grammatica: De zinsopbouw kan complex zijn. Lange, samengestelde zinnen kunnen
voorkomen.
Structuur: De teksten kunnen vrij lang en complex zijn, maar bevatten overwegend een duidelijke
structuur.
PTHO:
Woordenschat: De woordenschat is gerelateerd aan het theoretische, academische of
wetenschappelijke domein. De teksten bevatten overwegend algemene academische taal, met af
en toe ook vakspecifieke woordenschat.
Grammatica: De zinsbouw kan complex zijn. Lange, samengestelde zinnen komen vaak voor.
Structuur: De teksten zijn overwegend duidelijk gestructureerd. Lange teksten zonder expliciete
structuur kunnen nu en dan voorkomen.
PAT:
Woordenschat: De woordenschat is gerelateerd aan het academische, wetenschappelijke
domein.
Grammatica: De zinsopbouw is overwegend redelijk complex. Lange, samengestelde zinnen
komen vaak voor.
20
Structuur: De teksten zijn overwegend lang. De tekststructuur kan complex en slechts impliciet
aangegeven zijn.
Opbouw van de leerlijn naar het CNaVT
De leerstof is geordend volgens hetzelfde patroon als het CNaVT-examen: er wordt in
opklimmende graad van moeilijkheid geoefend met mondelinge vaardigheden, leesvaardigheid
en schrijfvaardigheid. De leerstof wordt zo aangeboden dat de leerlingen tegelijkertijd ook
algemene vaardigheden – eveneens in opklimmende graad van moeilijkheid – zoals zelfstandig
werken, reflecteren en communiceren aanleren.
Hieronder wordt de leerlijn in meer bijzonderheden opgesomd.
1. Mondelinge vaardigheden: leerlingen worden getraind in het adequaat verzamelen van
materiaal. Daarna oefenen zij in het voeren van discussies over het betrokken onderwerp, ze
leren om argumentstructuren te hanteren en hoe ze een voordracht/spreekbeurt moeten
houden.
2. Leesvaardigheid: in dit onderdeel oefenen de leerlingen in het analyseren van
tekststructuren, het analyseren en beoordelen van argumenten en het maken van
samenvattingen. Zij leren ook om tussen verschillende tekstsoorten te onderscheiden.
3. Schrijfvaardigheid: er wordt geoefend met het adequaat verzamelen van materiaal. Er wordt
een vaste structuur geleerd voor het schrijven van teksten, het hanteren van argumenten en
het beoordelen van schrijfproducten.
De leerlingen die doorstromen vanuit het basisonderwijs moeten aan het einde van groep acht
van het basisonderwijs een Cito-toets afleggen om te bepalen of zij op HAVO/VWO- niveau of
VBO/MAVO-niveau gaan studeren. Voor leerlingen die van buiten komen, wordt eveneens door
middel van een Cito-toets bepaald bij welk jaar zij kunnen beginnen en op welk niveau zij kunnen
werken.
Lesmateriaal
Sinds het jaar 2000 gebruikt de school het handboek Taallijnen. Dit handboek heeft als voordeel
dat het leerlingen van verschillend niveau en verschillende leeftijden in staat stelt om zelfstandig
te werken. Elk handboek bevat acht integraal verbonden hoofdstukken en daarnaast een module
spelling, grammatica, leerhulp en twee grote thema’s die de leerlingen in staat stellen om
zelfstandig een project uit te voeren. De methode biedt ook de mogelijkheid van extra
ondersteuning aan taalzwakke leerlingen. Het handboek wordt begeleid door audiovisueel
materiaal en werkboeken. De docent kan door middel van een handleiding en toetsboek het
leerproces sturen.
Verder wordt gebruik gemaakt van Nieuwsbegrip (niveau C en D). Nieuwsbegrip is een
vernieuwende en motiverende aanpak van begrijpend lezen. Op de website van Nieuwsbegrip
kan iedere week een actueel Nieuwsbegriptekst gedownload worden. Nieuwsbegrip speelt in op
de actualiteit in Nederland (cultuur) en heeft naast het begrijpend lezen ook nog een
grammaticaal thema.
. Elke leerling houdt minimaal één keer per semester een spreekbeurt over een Nederlands boek.
21
Rapportage over leerling-resultaten en examens
De leerlingen worden maandelijks getoetst op schrijfvaardigheid, spelling en grammatica, alsook
mondelinge vaardigheid. De methode afhankelijke toetsen van Taallijnen en de examens van het
CNaVT worden hiervoor gebruikt.
De leerlingen krijgen aan het eind van elk semester een rapport mee naar huis. Hierin staan de
resultaten van de toetsen en een algemene evaluatie van hun instelling, inzet, activiteiten
taalvaardigheid.
Indien nodig, kan er over de resultaten een gesprek plaatsvinden tussen de ouders van een
leerling en de leerkracht. Dit gesprek kan zowel op initiatief van de ouders als de leerkracht
gehouden worden.
Eenmaal per jaar in mei hebben de leerlingen de mogelijkheid om deel te nemen aan het
Certificaatsexamen Nederlands als Vreemde Taal. Het niveau van dit examen hangt af van hun
taalvaardigheid.
Extra ondersteuning voor de leerling
Indien een leerling extra ondersteuning nodig heeft, kunnen de leerkracht of ouders daarover
besluiten of dit kan op initiatief van de leerling zelf plaatsvinden. De ondersteuning kan gegeven
worden in de vorm van extra opdrachten of extra begeleiding op school, voor of na de les.
3.3.2 Woordenschatonderwijs
Zie 3.2.2
3.3.3 Cultuuronderwijs
Zie 3.2.3
3.4 Het volgen van de ontwikkeling PO en VO
3.4.1 Leerlingenzorg algemeen
In deze paragraaf geven we aan op welke wijze we bewaken dat leerlingen tussendoelen en
einddoelen bereiken en hoe we zorgen voor een ononderbroken ontwikkeling. We geven aan hoe
we de prestaties van leerlingen beoordelen en op welke wijze we werken aan de verdere invulling
van adaptief onderwijs.
Toetsing vindt plaats door observatie van het gemaakte schriftelijke werk evenals van de
mondelinge taken tijdens de les. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van de methodegebonden
toetsen. Deze toetsen de leerstof die op dat moment in de methode wordt aangeboden. De leraar
krijgt inzicht in de vorderingen van de leerling door gebruik te maken van methodeonafhankelijke
toetsen, zoals het Cito leerlingvolgsysteem.
22
Preventieve zorg vindt plaats door de inschatting van taalsituaties van leerlingen. Om te beginnen
heeft bij binnenkomst een intakegesprek plaats, waarbij de taalsituatie van de leerling wordt
bepaald en vervolgens wordt vastgesteld in welke groep hij/zij wordt geplaatst. We bespreken dit
met de ouders om wederzijdse verwachtingen op elkaar af te stemmen.
Voor elke taalsituatie zijn doelen gesteld en met behulp van signaleringstoetsen wordt in de loop
van het leerproces nagegaan of de leerling deze doelen haalt.
Curatieve zorg betreft doorgaans de groep leerlingen die moeite heeft om de vastgestelde doelen
te halen. Bijstelling van het programma is dan noodzakelijk. Bij uitval verricht de leraar nader
onderzoek en stelt een handelingsplan op, om dit vervolgens deels in de klas uit te voeren, maar
mogelijkerwijs ook huiswerk geeft voor de betrokken ouders. Ook kinderen die opvallend hoger
presteren dan de norm geven we een op onderdelen aangepast programma.
In de zorg voor leerlingen onderscheiden we in het algemeen vier fasen:
- signalering/opsporen van risicoleerlingen;
- diagnosticeren/doen van nader onderzoek;
- remediëren/speciale begeleiding;
- evaluatie van die speciale begeleiding.
In de volgende paragrafen volgt een beschrijving van de concretisering van deze fasen bij ons op
school.
3.4.2 Signalering primair onderwijs
Groep 1: taal voor kleuters
Groep 2: taal voor kleuters
Groep 3: Woordenschat, Technisch lezen (leestechniek en leestempo) en Spelling
Groep 4 t/m 6 : Leeswoordenschat, Technisch Lezen (leestempo), Spelling en Begrijpend Lezen
Groep 7 t/m 8 : Leeswoordenschat, Spelling, Werkwoordspelling en Begrijpend Lezen
Aanvullend voor alle groepen AVI
23
We hanteren het volgende toetsschema, dat is opgesteld in overeenstemming met
aanwijzingen in de handleidingen:
TOETSKALENDER
Toets
Groep 1/ 2
feb/mei
Taal voor
kleuters
Lees- en
taalvoorwaarden
3
4
5
6
7
8
ca.
maart
en ca.
mei
Woordenschattoets
Leeswoordenschat
Leestechniek
Leestempo
Spelling
Werkwoord
spelling
Begrijpend
Lezen
jan/mei
jan/mei
jan/mei
jan/mei
jan/mei
jan/mei
jan/mei
jan/mei
jan/mei
jan/mei
mei
feb
feb
jan/mei
januari
jan/mei
mei
jan
jan
feb
feb
feb/mei
jan/mei
3.4.3 Diagnosticeren
Wij diagnosticeren leerlingen die in de Cito-toets op E-niveau presteren. Voor het diagnosticeren
worden op onze NTC-leslocatie de volgende materialen gehanteerd: speciale leesbegeleiding,
AVI, PI dictee,Struiksma van der Leij,analyseschema van SVS 1, 2 en 3 (Cito-LVS) en Cito
spelling. Leerlingen die op E-niveau presteren komen altijd in een leerling-bespreking aan de
orde.
3.4.4 Speciale begeleiding
Indien blijkt dat naar aanleiding van de verzamelde informatie een handelingsplan noodzakelijk is,
bespreken we deze informatie in een leerling-bespreking. In of naar aanleiding van de leerlingbespreking stellen we de diagnose vast, als uitgangspunt van het handelingsplan. Als we een
handelingsplan opstellen, delen we dat mee aan de ouders.
In het handelingsplan staat aangegeven wat de vraagstelling is, welke leerdoelen we stellen voor
een vooraf vastgestelde periode, met welke middelen en werkwijzen dit bereikt wordt en hoe we
dit organiseren. De uitvoering van dit handelingsplan geschiedt in principe door de leraar in de
groep. Een handelingsplan bestrijkt in de meeste gevallen een periode van zes weken en kan na
een evaluatie verlengd worden. In plaats van (of naast) individuele handelingsplannen werken we
als dit mogelijk is ook met handelingsplannen voor een groep(je) leerlingen.
24
Er is binnen de lessen ruimte voor individuele begeleiding van zorgleerlingen. Wat zijn
zorgleerlingen? Enkele parameters zijn:
o Onvoldoende of matig op het rapport;
o E-scores op de verschillende Cito-toetsen;
o Houdingsproblemen in de groep zoals ruzie maken, weigeren samen te werken, enz.;
o Houdingsproblemen met het werk zoals een gebrek aan concentratie, voortdurend
slordig werken, (huis)werk niet afmaken, enz.
o Bovenmatig scoren
Minimaal twee maal per jaar vindt een leerling-bespreking plaats tussen de directrice en alle
leraren gezamenlijk, waarbij alle leerlingen besproken worden. Wordt hierbij vastgesteld dat
sprake is van een zorgleerling dan dient een handelingsplan opgesteld te worden door de leraar
en besproken te worden met de schoolcoördinator (directrice) en de ouders. In overleg met de
ouders kan zelfs contact worden opgenomen met de dagschool, indien nodig.
Bovengenoemd handelingsplan (Bijlage3) bevat een aantal concrete punten:
o wat is de concrete aanleiding om dit plan op te stellen;
o wat is de zorgvraag;
o wat is er al geprobeerd;
o wat gaat er nu gebeuren;
o aandachtspunten;
o eventuele vervolgafspraken/evaluatie.
3.4.5 Evaluatie
Evaluatie van zorgleerlingen vindt in ieder geval plaats bij de volgende leerling-bespreking, maar
eerder indien daarvoor aanleiding is.
Er wordt naar gestreefd leerlingen die opvallend hoger presteren dan de rest van de groep een
op onderdelen aangepast programma te geven.
3.4.6 Rapportage
Naast eventueel informeel mondeling contact tussen leraren en ouders wordt tweemaal per jaar
een schriftelijke rapportage over de vorderingen van de leerling gegeven. Dit gebeurt in
december en aan het einde van het schooljaar in mei. Door middel van een rapport wordt
aangegeven hoe de leerling presteert in de verschillende vakonderdelen en hoe hij/zij
functioneert in de groep. Naar aanleiding van dit rapport heeft met ouders een gesprek plaats.
4 Schoolorganisatie en ondersteunende processen
4.1 Bestuurlijke organisatie
In paragraaf 2.3. is middels het organigram de structuur van de school beschreven. In deze
paragraaf wordt het verschil in verantwoordelijkheid tussen bestuur en directrice omschreven.
Het bestuurstype wat we met de school voor ogen staan is een: Beleidsbepalend bestuur.
Dit wil zeggen dat het bestuur de kaders en de voorwaarden stelt waarbinnen de directrice met
de leraren het onderwijs vormgeeft. Deze kaders en randvoorwaarden zijn qua visie en beleid
25
vastgelegd in dit schoolplan en qua implementatie in de schoolgids.
Het bestuur draagt de eindverantwoording en is hierdoor in laatste instantie bepalend voor de te
verrichten activiteiten. De directrice voert uit, rapporteert daarover aan het bestuur en legt
verantwoording af.
In de school hanteren we de volgende overleg vormen:
Naam
Bestuursvergadering
Leraar vergadering
Deelnemers
Frequentie
Doel
Bestuur en directrice
Directrice + leraren
1x per 2 maanden
1x per maand
Leerling bespreking
Directrice + leraar
2x per jaar
Ouder vergadering
Bestuur, directrice,
leraren + ouders
Bestuur, directrice +
leraren
1x per jaar
Beleidsbepalend
Onderwijskundig en
dagelijkse coördinatie
Voortgangsevaluatie
en diagnose
Informatief + inspraak
Klassenmiddag
10-min gesprek
Overleg AISJ
Leraar + ouders
Leraar + ouders
Delegatie bestuur +
delegatie AISJ
1x per jaar
2x per jaar
2x per jaar
Overleg ambassade
Delegatie bestuur +
ambassade
1x per jaar
Bestuur plus
vergadering
2x per jaar
Beeldvormend,
evaluerend en
informerend
Informerend
Onderwijskundig
Beeldvormend,
informerend,
contractueel en
financieel
Informerend +
afstemmend
De besluitvorming in het bestuur ligt vast in de statuten van de school en is volstrekte
meerderheid t.a.v. de leden van het bestuur welke tenminste uit 3 personen bestaat. De directrice
is sterk adviserend maar heeft geen stem in deze besluitvorming.
4.2 Financieel beleid
De jaarlijkse financiële begroting bestaat uit directe uitgaven (salarissen, transport, lesmaterialen,
cultuurdagen etc.) en bevat voorts reserveringen voor (toekomstige) aanschaf van nieuwe
lesmethodes, evt. te maken kosten voor huisvesting en opleiding van leraren.
De school heeft als beleid, de begroting af te stemmen op:
1. een leerlingenbestand van 70 subsidiabele leerlingen per jaar,
2. een personeelsbestand van één directrice annex docent en daarnaast max 6 docenten
en invalkrachten.
De leraren worden op contract aangenomen en per gewerkt uur betaald en ontvangen daarnaast
een transportvergoeding. De directrice ontvangt daarnaast een maandelijks salaris en transporten telefoonkostenvergoedingen voor de werkzaamheden als coördinator van de school.
Contracten worden jaarlijks afgesloten voor de periode augustus tot en met juni.
Het bestuur ontvangt geen vergoedingen.
26
De school is voor circa de helft van zijn inkomsten afhankelijk van bijdragen van de ouders en
voor de andere helft van een jaarlijkse subsidie van de Stichting NOB. Sponsoring en donaties
worden niet actief gezocht en worden slechts incidenteel ontvangen.
De Stichting is momenteel financieel zeer gezond. Dankzij enkele jaren van groeiende
leerlingaantallen en gunstige marktomstandigheden is het gelukt een goede buffer op te bouwen.
Een financiële buffer wordt noodzakelijk geacht om de volgende redenen:
o Fluctuaties in de leerlingenaantallen;
o Eventuele daling van de NOB subsidie, uitgedrukt in lokale valuta i.v.m.
wisselkoersschommelingen;
o Het risico dat op termijn huur zal moeten worden betaald voor de lokalen van AISJ;
o De mogelijkheid dat op langere termijn onvoldoende gediplomeerde leraren lokaal
beschikbaar zijn, waardoor wellicht ondersteuning vanuit Nederland/Belgie nodig kan
zijn.
De afgelopen jaren zijn zowel de leerlingenaantallen als de personeelsuitgaven gestegen.
Gedurende deze periode is een bewust beleid gevoerd voor het aanleggen van een financiële
buffer voor de Stichting, die thans als voldoende wordt beschouwd. Voor de grootte van de buffer
wordt als vuistregel de kosten van een half schooljaar genomen. Dit betekent dat indien er
gedurende een schooljaar iets gebeurt het schooljaar altijd kan worden afgemaakt waarna een
nieuw financieel besluit kan worden genomen.
Voor de komende jaren wordt derhalve gestreefd naar jaarlijks begrotingsevenwicht, uiteraard
met inachtneming van incidentele grote uitgaven (aanschaf nieuwe lesmethoden). Gestreefd zal
worden om de uitgavenkant min of meer gelijk te houden met de inflatie zodat aan de inkomsten
kant geen onnodige verhogingen van lesgelden hoeft plaats te vinden.
Het financiële boekjaar loopt van 1 augustus tot 31 juli. De financiën worden gedurende het jaar
regelmatig door het bestuur besproken, en jaarlijks gecontroleerd door de kascontrolecommissie.
4.3. Aanname beleid
De school biedt onderwijs voor de NTC Richting 1- en 2. Dit houdt in dat de kinderen bij aanvang
in staat moeten zijn voldoende Nederlands te verstaan en te spreken om de lessen te kunnen
volgen.
Om te bekijken of een kind in aanmerking komt voor onderwijs op onze school, wordt allereerst
een intakegesprek gehouden met de ouders. Hiervoor wordt aan de ouders gevraagd het
leerlingendossier van de vorige Nederlandse of Belgische school mee te nemen. Hierin zijn bij
voorkeur opgenomen:
o het onderwijskundig rapport;
o recente toetsgegevens van het leerlingvolgsysteem;
o een kopie van het laatste schoolrapport.
Er wordt getracht een zo goed mogelijk beeld te krijgen van het kind en vooral van zijn/haar
niveau van het beheersen van de Nederlandse taal. Soms zijn aanvullende toetsen noodzakelijk
om een juist beeld van het taalniveau van de leerling te krijgen.
27
4.4 Huisvesting
Voor haar activiteiten maakt de school gebruik van de faciliteiten van de American International
School of Johannesburg (AISJ) en haar dependance in Pretoria. Het schooljaar loopt hierom
gelijk met de planning van de AISJ.
Op beide locaties staan enkele eigen kasten met daarin ook de Nederlandse bibliotheek, waar de
leesboeken op AVI-niveau gerangschikt zijn. Verder mag er op beide locaties gebruik gemaakt
worden van computers en videoapparatuur alsmede kopieerfaciliteiten.
4.5 Personeelsbeleid
In de visie ligt vast dat de school gebruik maakt van gediplomeerde leraren. Voor het benodigde
aantal wordt er gekeken naar het aantal leerlingen per groep en eventuele combinaties die hierin
mogelijk zijn.
De doelen van ons personeelsbeleid zijn:
o Het bevorderen van een goede werksfeer en een goed werkklimaat waarin het
personeel tot zijn recht komt, zich geaccepteerd en veilig voelt en waar
samenwerking bevorderd wordt.
o Komen tot verbetering en optimalisering van de kwaliteit van de arbeid.
o Het realiseren van een effectieve inzet van mensen ten behoeve van de doelstelling
van de school: het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs.
Alle leraren werken op basis van een 11-maanden contract welk aan het begin van het schooljaar
door leraar en voorzitter wordt ondertekend. Er wordt gestreefd naar een vaste groep van leraren.
Bij vertrek van 1 van de leraren wordt er naar een passende vervanging gezocht.
Vanuit de jaarlijkse functioneringsgesprekken wordt er gekeken of bijscholing noodzakelijk is. Dit
verzoek tot bijscholing wordt door de directrice voorgelegd aan het bestuur ter besluitvorming.
Hiervoor kan gekeken worden naar het aanbod middels de scholingsdagen van de Stichting
NOB, waarbij de keuze voor de cursussen in relatie dient te staan met de onderwijskundige
ontwikkeling van de school. De financiering van deze cursussen zal ieder jaar opnieuw
besproken worden aan de hand van de financiële situatie van de school.
Er kunnen redenen zijn waardoor leraren niet aanwezig zijn. In de regel zal de vervanging intern
worden opgelost, om zoveel mogelijk te voorkomen dat leerlingen vanwege afwezigheid van de
leraar lessen moeten verzuimen.
4.6 Veiligheidsbeleid
Aangezien de school gebruik maakt van de ruimtes van de AISJ is er geen apart veiligheidsbeleid
voor de school van kracht. Alle procedures van de AISJ worden gevolgd en uitgevoerd.
28
4.7 Klachtenbeleid
De klachtenregeling is van toepassing indien een ouder of leraar een klacht heeft over de school
of over een medewerker van de school. Uitgangspunt is dat klachten, problemen, vragen en
dergelijke in eerste instantie worden aangekaart bij diegene die direct met de kwestie te maken
heeft. Hiermee wordt voorkomen dat de positie van de leraar (of diens gezag in de klas) wordt
ondermijnd.
Bij een klacht wordt altijd een stappenplan gevolg. Dat ziet er als volgt uit:
Stap 1
De ouders nemen de klacht rechtstreeks op met de leraar.
Stap 2
Vinden de ouders en/of de leraar geen bevredigende oplossing voor het
probleem, dan wordt de directrice van de school ingeschakeld. Deze kan
overigens ook al in de eerste stap bij de kwestie worden betrokken, maar alleen
met instemming van beide partijen.
Stap 3
Indien ook na het overleg met de directrice de kwestie niet bevredigend kan
worden opgelost, wordt de zaak voorgelegd aan het schoolbestuur. Dit zal in
voortdurend overleg met de directrice de kwestie bezien en proberen tot een
goede oplossing te komen.
Ook kan worden besloten om de aan de school verbonden vertrouwenspersoon, zie schoolgids,
in te schakelen. Deze zal in voortdurend overleg met alle betrokkenen nagaan of de klacht door
bemiddeling bevredigend kan worden opgelost.
Mocht de aard van de klachtafhandeling in onderling overleg niet tot stand komen of heeft de
afhandeling niet naar tevredenheid plaatsgevonden, dan wordt er een beroep gedaan op de
Klachtenregeling Nederlands Onderwijs in het Buitenland.
4.8 Contacten
4.8.1. Contact met ouders
Het succes van de school staat of valt met de betrokkenheid van de ouders. Het is in het belang
van het kind dat er een goede samenwerking is tussen het schoolteam, het bestuur en de ouders.
Onze school wil hiertoe de belangrijke rol van de ouders meer voor het voetlicht brengen.
Hiervoor scheppen we voorwaarden in de vorm van onder andere nieuwsbrieven, een jaarlijkse
ouderbijeenkomst en contact via e-mail of persoonlijk contact.
Van ouders en leraren wordt verwacht dat zij handelen in het belang van het kind. Op school zijn
de leraren de eerstverantwoordelijken voor de kinderen; de directrice heeft de
eindverantwoordelijkheid over de algehele gang van zaken met betrekking tot de school. Het is
belangrijk dat ouders steeds op de hoogte zijn van de vorderingen van hun kind(eren). Juist in het
kader van het NTC-onderwijs is het bovendien noodzakelijk dat ouders en school dezelfde doelen
stellen ten aanzien van het te bereiken niveau van taalbeheersing. Dit heeft alleen kans van
slagen als de ouders zich betrokken en geïnteresseerd tonen en er blijk van geven zich te
realiseren dat de thuissituatie in hoge mate bepalend is voor het succes in de schoolsituatie.
29
4.8.2 Externe contacten
De school wil graag met andere NTC-leslocaties in Zuidelijk Afrika en dan voornamelijk met de
NTC-locatie in Kaapstad, samenwerken, informatie uit te wisselen etc., om zodoende te komen
tot kwaliteitsverhoging op organisatorisch, bestuurlijk en onderwijskundig gebied.
De school heeft regelmatig contact met stichting NOB voor vakkundige expertise bij
vraagstukken.
5 Integrale zorg voor kwaliteit
5.1 Bepaling van de kwaliteit van de school (diagnose)
Ten behoeve van het garanderen van onze visie en missie stellen we ons als bestuur regelmatig
(bij voorkeur 2x per jaar) de volgende vragen:
o
o
o
o
o
Doen we de juiste dingen gedurende het schooljaar met de verschillende groepen?
Doen we deze dingen goed?
Waarom vinden we van wel of waarom niet, wat is hiervan het bewijs?
Vinden ouders (en soms ook leerlingen) dit ook?
Wat doen we met deze informatie om de kwaliteit te verbeteren?
De kwaliteitszorg is een zaak voor de hele school, waarin alle deelnemende partijen – bestuur,
directie, leraren, ouders en leerlingen - zijn betrokken. Als voornaamste informatie bron hebben
we gebruik gemaakt van het inspectierapport 2007 en het tevredenheidsonderzoek van 2009 en
2011 zoals deze door de ouders is ingevuld. Tevens hebben er gesprekken plaats gevonden met
de leraren en met het bestuur. Het onderzoek is in het najaar van 2011 herhaald om te zien of we
met de uitgevoerde en ingezette acties op de goede weg zijn. Tevens zal de rapportage van het
inspectiebezoek van maart 2012 en het verslag van het NOB-bezoek naast dit schoolplan gelegd
worden om dit schoolplan te verbeteren.
5.1.1. De bijdrage van de leraren en ouders
Bij nieuwe aanmeldingen moet een indicatie gegeven worden wat het niveau van de Nederlandse
taal van de leerling is. Op basis van een gesprek met de ouders en een eventueel beschikbaar
rapport van de vorige school wordt het instroomniveau van de nieuwe leerling bepaald. Voor
zorgleerlingen wordt door de leraar in samenwerking met de directrice een handelingsplan
opgesteld.
Door het jaar heen worden naast de Cito-toetsen diverse methodegebonden toetsen afgenomen.
De ouders ontvangen twee keer per jaar een rapport. Deze rapporten worden uitgedeeld tijdens
een rapportbespreking van de leraar met de betreffende ouder(s).In voorkomende gevallen kan
door de school en de ouders om ondersteuning verzocht worden bij de Stichting NOB.
Als een leerling de school verlaat, wordt aan de ouders een onderwijskundig rapport overhandigd
dat bij een ontvangende school weer ingeleverd kan worden. In dit rapport wordt relevante
informatie over de leerling gegeven die belangrijk kan zijn voor de ontvangende school.
Van de ouders wordt ondermeer gevraagd dat zij toezicht houden op eventueel huiswerk en thuis
zoveel mogelijk Nederlands spreken met de kinderen.
30
5.1.2. De bijdrage van het bestuur
Het welbevinden van de leraren is voor het bestuur van groot belang. Kwalitatief goed onderwijs
kan gedefinieerd worden als het zo effectief en ongestoord mogelijk verlopen van het onderwijs.
Leraren en directrice vervullen hierin een sleutelrol. Het bestuur voert een personeelsbeleid dat
gekenmerkt wordt door te zorgen voor de juiste persoon op de juiste plaats met mogelijkheden
voor scholing en individuele ontwikkeling. Het bestuur beseft dat kwaliteitszorg niet alleen de
inhoud van het onderwijs betreft maar ook de proceskant.
Door middel van regelmatig overleg tussen de teamleden onderling en regelmatige
terugkoppeling van de directrice naar het bestuur worden acceptabele en effectieve beslissingen
genomen. Regelmatig wordt zowel de inhoud van het onderwijs als de proceskant van de
besluitvoering geëvalueerd. Deze evaluatie vindt voornamelijk mondeling plaats tijdens de
diverse vergaderingen. Minimaal eenmaal per jaar wordt bovendien met elke leraar afzonderlijk
een functioneringsevaluatie gehouden. De inhoud van deze gesprekken wordt op schrift gesteld.
5.2 Formuleren van verbeterpunten (kwaliteitsverbetering)
Uit het tevredenheidonderzoek van ouders, elke 3 jaar gehouden, de zelfevaluatie en het
inspectiebezoek, blijkt op welke punten verbetering van de kwaliteit mogelijk en gewenst is. De
samenvatting van deze punten is gedeeld met de ouders ( zie bijlage 4) en vervolgens is in
overleg met alle betrokkenen, het lerarenteam en het bestuur, een aantal prioriteiten uit deze lijst
gekozen. In de Schoolgids zal vervolgens worden aangegeven aan welke beleidsvoornemens dat
schooljaar zal worden gewerkt.
In paragraaf 2.4 t/m 2.6 is weergegeven waar we als school de komende 4 jaar aan willen
werken.
5.3 Hoe borgen we de kwaliteit?
Om te voorkomen dat als gevolg van wisselingen bij leraren en bestuur het wiel steeds opnieuw
moet worden uitgevonden, is het belangrijk om de kwaliteit en de verbeteringen voortdurend te
onderhouden. De school gebruikt op het ogenblik de volgende middelen om de kwaliteit te
handhaven en reeds verzamelde kennis aan nieuwe leraren, ouders en bestuursleden over te
dragen:
•
•
•
•
•
•
Schoolplan
De schoolgids
Website
Notulen
Evaluatie documenten
Ondersteunende documenten NOB-site
31
6 Samenvattende beleidsvoornemens voor de komende vier jaar
Op basis van de voorgaande hoofdstukken hebben we voor de komende vier jaar een aantal
beleidsvoornemens geformuleerd (zie paragraaf 2.5), op het gebied van onderwijs, personeel,
financiën en overige terreinen. Deze zullen in de komende periode volgens de hierboven
beschreven structuur worden uitgewerkt in verbeterplannen, vermeld schoolgids en opgevolgd in
de verschillende overlegvormen.
We hebben het afgelopen jaar hard gewerkt aan het formuleren van deze doelstellingen en
tevens het herschrijven van het schoolplan volgens de allerlaatste richtlijnen van het NOB. De
schrijfwijzer heeft ons hier enorm bij geholpen, hoewel er paragrafen zijn die we voor onze school
minder van toepassing vinden. Dankzij deze inzet en de inzet van bestuursleden, leraren,
directrice en ouders in de afgelopen jaren is de school geworden tot wat hij nu is d.w.z. dat er een
degelijke en grondige structuur is, zowel onderwijskundig als beleidsmatig. Het resultaat is een
goed lopende en goed georganiseerde school, met een stabiel aantal leraren en een voldoende
aantal leerlingen per groep. Het is op basis van en dankzij die degelijke structuur dat de school
zich in de komende jaren kan gaan bezighouden met een aantal belangrijke inhoudelijke zaken
en met kwaliteitszorg.
Al deze verbeterpunten hangen samen: het ene punt vloeit automatisch voort uit het andere. Het
formuleren van eigen taaldoelen van de school, het bevorderen van de samenhang van de
verschillende leerjaren, het formuleren van doelen per NTC-richting, een soepelere hantering van
de groepsindeling rekening houdend met de richting van het kind en de
meertaligheidproblematiek bij richting 2 kinderen – al deze verbeterpunten maken in onze optiek
deel uit van een holistisch proces. De school wenst deze verbeterpunten dan ook op holistische
wijze aan te pakken. We beseffen ook dat het hier vaak om een (geleidelijk) proces van
verbetering gaat.
32
Bijlage 1: Kerndoelen Nederlandse Taal en verdeling over de leerjaren
1.1
Kerndoelen Nederlandse Taal
1.1.1
Typering van het gebied
Het onderwijs in Nederlandse taal is erop gericht dat de leerlingen:
- vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken in situaties die zich
in het dagelijks leven voordoen;
- kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal;
- plezier hebben of houden in het gebruiken en beschouwen van taal.
1.1.2 Kerndoelen
A Domein mondelinge taalvaardigheid
1 De leerlingen weten dat men kan luisteren en spreken met verschillende doelen.
2 De leerlingen kunnen
de inhoud en bedoeling van wat er tegen hen gezegd wordt begrijpen;
vragen stellen om informatie te verzamelen over een door henzelf gekozen
onderwerp;
verslag uitbrengen;
iets uitleggen;
hun ervaringen, mening, waardering of afkeuring op persoonlijke wijze weergeven;
deelnemen aan een formeel gesprek.
3 De leerlingen kunnen bij het realiseren van het voorgaande in voorkomende situaties
gebruik maken van communicatiemiddelen.
B Domein leesvaardigheid
4 De leerlingen weten, dat men kan lezen met verschillende doelen.
5 De leerlingen kunnen
informatieve en betogende teksten, verhalen, poëzie en dialogen voor hoorspel,
poppenkast of toneel onderscheiden;
hun manier van lezen aanpassen aan een door henzelf of door de leerkracht gesteld
lezersdoel;
hoofdzaken van een informatieve tekst weergeven;
bij een betogende tekst de hoofdlijn van het betoog aangeven en weergeven hoe
hun mening zich verhoudt tot de mening in de tekst.
6 De leerlingen kunnen algemeen gebruikte schriftelijke informatiebronnen hanteren.
33
C Domein schrijfvaardigheid
7 De leerlingen weten, dat er geschreven wordt met het oog op verschillende doelen.
8 De leerlingen kunnen
hun gedachten, ervaringen, gevoelens en bedoelingen uiten bijvoorbeeld in een
verhaal, een gedicht en in een dialoog voor hoorspel, poppenkast of toneel;
teksten schrijven, waarin zij hun eigen ervaringen, mening, waardering of afkeuring
duidelijk weergeven;
een brief schrijven volgens algemeen geldende conventies;
op basis van eigen kennis en waarneming of op basis van verkregen informatie een
werkstuk maken;
schrijven toepassen als middel om gedachten, ervaringen, gevoelens en bedoelingen
voor henzelf te ordenen.
9 De leerlingen kunnen de vormgeving en de presentatie van hun teksten verzorgen door
aandacht te besteden aan de leesbaarheid van hun spelling, de leesbaarheid van hun
handschrift, zinsbouw, bladspiegel, beeldende elementen en kleur.
D Domein taalbeschouwing
10 De leerlingen kunnen met voorbeelden aangeven
hoe talen en taalvarianten relaties tussen mensen kunnen bepalen en hoe die
relaties samenhangen met culturele overeenkomsten en verschillen;
dat de betekenis van een taaluiting mede beïnvloed wordt door de situatie, de
vorm, onuitgesproken bedoelingen, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking en
gebaren;
dat een taal of taalvariant op verschillende manieren gebruikt kan worden;
dat mondelinge en schriftelijke communicatie gebaat is bij regels. Zij kunnen
voorbeelden van situaties geven, waarin zulke regels functioneel zijn.
11 De leerlingen kennen een aantal taalkundige principes en regels.
Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat
gezegde onderscheiden.
Zij kennen
- regels voor het spellen van werkwoorden;
- regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden;
- regels voor het gebruik van leestekens.
12 De leerlingen kunnen begrippen hanteren die het hun mogelijk maken over taal te denken
34
en te spreken:
-
-
1.2
betekenis, beeldspraak, letterlijk en figuurlijk taalgebruik, uitdrukking, gezegde,
spreekwoord, synoniem, gevoelswaarde, symbool, beeldtaal, pictogram;
moedertaal, tweede taal, vreemde taal, dialect, meertalig, gespreksregels, formeel en
informeel taalgebruik;
spelling, uitspraak, onderwerp van een zin, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde,
deelwoord, onbepaalde wijs, werkwoord, tegenwoordige tijd, verleden tijd, enkelvoud,
meervoud;
gedicht, poëzie, verhaal, drama, toneelstuk, jeugdboek, monoloog, dialoog;
hoofdstuk, paragraaf, alinea, zin, klemtoon, lettergreep, komma, punt, puntkomma,
vraagteken, uitroepteken, dubbele punt, aanhalingsteken.
Verdeling over de leerjaren
Onderstaand overzicht is afkomstig uit Een blauwdruk voor methoden voor taalonderwijs,
blz. 86 en verder, R. Beernink e.a., SLO, Enschede, 1997.
Voor geïnteresseerden: deze publicatie bevat tevens meer uitgebreide en gedetailleerde
overzichten van streefdoelen op de deelgebieden mondelinge vaardigheden
(luisteren/spreken), schriftelijke vaardigheden (lezen/schrijven) en taalbeschouwing, steeds
per twee leerjaren (groep 1 en 2, groep 3 en 4, groep 5 en 6, groep 7 en 8).
35
Het vogelvluchtoverzicht
3/4
1/2
Mondelinge taalvaardigheid (A)
1 Gespreksvaardigheid
1a voeren van alledaagse communicatie in de klas
1b uitdrukken van meningen en gevoelens
1c leveren van specifieke gespreksbijdragen
1d uitvoeren van schoolse taken
1e vervullen van alledaagse buitenschoolse functies
2 Begrijpend luisteren
2a begrijpen van verhalende, expressieve en poëtische teksten
2b verhalen en gebeurtenissen weergeven
2c begrijpen van uiteenzettingen van leerstof
2d opvolgen van instructies
2e begrijpen van betogen
3 Informatie geven
4 Institutionele interacties
4a interacties met ongelijkwaardige gesprekspartners
4b interacties bij openbare instanties
5 Gebruik van middelen
5a gebruik van telefoon
5b reageren op programma’s verspreid met massamedia
6 Spreektechniek
⊗♦0
6a verstaanbaar spreken
6b begrijpelijk spreken
Schriftelijk vaardigheden (B)
0 Beginnende geletterdheid
• ♦ ⊗ (a t/m i)
1 Leesplezier
• ♦
2 Begrijpend/Studerend lezen
2a weergeven van zelfgekozen verhalende, informatieve en
expressieve teksten
2b begrijpen van moeilijker verhalende, informatieve en
expressieve teksten
2c verwerven van informatie uit appelatieve en informatieve
teksten
2d gebruiken van middelen voor verwerving van informatie uit
teksten
36
7/8
5/6
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
3
4
5
6
7
2e gebruiken en interpreteren van informatie uit naslagwerken
Technische leesvaardigheid
•
3a ontsleutelen van tekst
3b verklanken van woorden
3c hardop lezen van tekst
Doelgericht en creatief schrijven
4a schrijven van korte teksten met gegeven kenmerken
4b schrijven van zelfbedachte teksten
4c aandacht besteden aan planning en verzorging
4d verbeteringen aanbrengen in eigen en andermans teksten
Handschrift
•
Formuleervaardigheid
⊗♦•
Spelling
•
Taalbeschouwing (C)
1 Vormen en klanken van taal
1a begrippen voor beginnende geletterdheid
1b tekensystemen
1c eenheden van taal en taalgebruik
1d klankverwantschappen en ritmische eigenschappen
1e leestekens
2 Kennis van tekstsoorten en invloed van situaties op het
taalgebruik
2a tekstkenmerken
2b factoren die invloed hebben op de tekstproductie en receptie
2c passend taalgebruik
2d taalgebruik in massamedia
2e metataal over tekstsoorten en taalgebruik
3 Reflectie op taalvariatie
3a kennis van accenten en dialecten
3b aanvaarding van taalvariatie
3c vreemde talen
4 Woordenschat
⊗♦•
4a participatie in schooltaal
4b definitievaardigheid
4c woordvorming
4d gebruik van context en woordvorm
4e woordenboekgebruik
37
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
*
4f metataal over woordbetekenis en woordvorm
5 Woordsoorten en zinsdelen
5a woordsoorten
5b zinsdelen
*
*
*
*
*
*
Toelichting Symbolen:
Bij sommige onderdelen zijn symbolen weergegeven. Deze onderdelen zijn van belang voor de
volgende doelgroepen:
⊗ = NT2
♦ = verbaal zwak
• = leerproblemen
0 = dialect
38
Bijlage 2: Kerninhouden Nederlandse cultuur
Algemene doelstelling:
De lessen Nederlandse cultuur beogen het in stand houden en versterken van de verbondenheid
met de Nederlandse cultuur, om een succesvolle terugkeer naar Nederland te bevorderen. De
lessen Nederlandse cultuur worden gegeven ter ondersteuning van en als aanvulling op de
Nederlandse taallessen.
We onderscheiden de domeinen:
- festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes;
- jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen;
- Nederlandkunde.
De domeinen worden geïntegreerd en in onderlinge samenhang aangeboden, en zo veel
mogelijk ook in samenhang met de Nederlandse taallessen.
Kerninhouden per domein:
Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes:
Leerlingen hebben kennis van en doen ervaringen op met typisch Nederlandse festiviteiten,
feestdagen, gebruiken en gewoontes.
Domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen:
Leerlingen zijn op de hoogte van actuele ontwikkelingen en de jeugdcultuur in Nederland.
Domein Nederlandkunde:
Leerlingen hebben kennis van de Nederlandse samenleving, vanuit historisch en (sociaal-)
geografisch perspectief.
Uitwerking in leerstofaanbod:
Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes:
Voor alle groepen wordt de jaarlijkse cyclus van feestdagen doorlopen, waarbij in ieder geval
aandacht is voor Koninginnedag en Sinterklaas. Jaarlijks worden daarnaast andere feestdagen
benadrukt, zoals carnaval, vader- en moederdag, Pasen, Kerst, enz.
Incidenteel (als daartoe aanleiding is) worden typisch Nederlandse evenementen belicht, zoals
bijvoorbeeld de Elfstedentocht, Luilak, St. Maarten.
Domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen:
Voor alle groepen:
- lezen van en spreken over Nederlandse kinder- en jeugdtijdschriften
- uitwisselen van persoonlijke ervaringen na contact met Nederland (bezoeken, visite,
vakanties)
Groep 3 t/m 8:
- contacten met kinderen in Nederland per post/e-mail/Internet
- lezen van en spreken over Nederlandse tijdschriften, krantenberichten, websites, enz.
- de inhouden aan de orde laten komen in verwerkingsopdrachten
Domein Nederlandkunde:
Voor alle groepen:
In alle groepen vormen de inhouden van dit domein een aanvulling (op het gebied van
Nederlandse begrippen en de Nederlandse situatie) op het onderwijs dat in de dagschool al aan
de orde komt bij de lessen aardrijkskunde, geschiedenis en andere onderwerpen op het gebied
van ‘mens en maatschappij’.
39
Groep 1 t/m 4:
Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de
dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse
situatie, zie hierboven.
Groep 5/6:
- Onderwerpen die in de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en
aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven.
- De kinderen nemen kennis van specifieke sociaal-geografische en geschiedkundige kenmerken
van de stad en/of regio waar men in Nederland (familie)banden mee heeft.
Groep 7/8:
- Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de
dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse
situatie, zie hierboven.
- De leerstof van het vakgebied aardrijkskunde voor groep 6: Nederland.
Onderdelen van de leerstof geschiedenis specifiek gericht op Nederland, waaronder in ieder
geval ontdekkingsreizen en expansie (de Gouden Eeuw), het Koninkrijk na 1815, de Tweede
Wereldoorlog en de hedendaagse maatschappij.
40
Bijlage 3: Handelingsplan
Naam:
Geboortedatum:
Datum handelingsplan:
Opgesteld door:
Concrete aanleiding:
Wat is de zorgvraag?
Wat is er al geprobeerd?
Wat gaan we doen?
Overige aandachtspunten:
41
Bijlage 4: Terugkoppeling ouderenquête aan ouders
Geachte ouders,
Langs deze weg willen we u graag bedanken voor de terugkoppeling over de school middels
het invullen van de enquête. Hieronder vindt u een samenvatting van de uitkomsten. In totaal
hebben we 18 reacties ontvangen.
De gemiddelde score (weergegeven als score 19) is 4.3. Er zijn 2 reacties die beduidend
lager scoren.
42
Hiernaast vindt u de gebruikte schaal. Een
score van 4.3 wil derhalve zeggen dat de
meerderheid meestal akkoord tot volledig
akkoord is met de gegeven stellingen.
Hier zijn we uiteraard erg blij mee.
De gemiddelde score per gegeven stelling is:
Hierin sprong er 1 vraag uit. Dit betrof vraag 11; De leerkrachten besteden voldoende extra
aandacht aan kinderen met leerproblemen. Hierbij is 4x een score 3 gegeven, dwz meestal
niet akkoord. Dit hebben we besproken in het bestuur en zullen dit een vervolg geven in het
leerkrachten overleg.
Tenslotte hebben we alle geschreven opmerkingen doorgenomen en naar de vragen gekeken
waar op individuele basis lagere scores zijn gegeven. We hebben de onderwerpen die bij een
aantal reacties terugkwamen prioriteit gegeven om in de komende bestuursvergadering
verder te bespreken. Op 21 januari, van 9.15 – 9.45 uur tijdens de cultuurdag, willen we u
43
graag de gelegenheid geven voor vragen en opmerkingen zodat we deze in de discussie nog
mee kunnen nemen.
Nogmaals dank voor de verleende informatie en vertrouwen erop u hiermee naar behoren te
hebben geïnformeerd.
Met vriendelijke groeten,
Bestuur van de Nederlandse School.
44