De Nederlandse school SCHOOLPLAN PRIMAIR EN VOORTGEZET ONDERWIJS 2012-2016 INHOUDSOPGAVE Blz 1. 1.1 1.2 1.3 De functie van het schoolplan Doelen en functies van het schoolplan Totstandkoming en status van het schoolplan Gerelateerde documenten en bronnen 4 4 4 5 2. 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5 2.6 2.7 Context, missie en visie: de bestaansreden van de school Missie Visie Schoolorganigram Sterkte-, zwakte analyse van onze school Evaluatie vorig schoolplan Doelstellingen Activiteiten 6 6 6 7 7 8 9 9 3. 3.1.1 3.1.2 3.1.3 3.1.4 3.2.1 3.2.2 3.2.3 3.2.3.1 3.3 3.3.1 3.4 3.4.1 3.4.2 3.4.3 3.4.4 3.4.5 3.4.6 Het onderwijs Algemene doelstellingen en uitgangspunten Adaptief onderwijs Inzet van ICT Onderwijstijd Onderwijsaanbod Woordenschatonderwijs Cultuuronderwijs Uitwerking in leerstofaanbod Voortgezet onderwijs Het onderwijsaanbod Het volgen van de ontwikkeling PO en VO Leerlingenzorg algemeen Signalering Primair onderwijs Diagnosticeren Speciale begeleiding Evaluatie Rapportage 10 10 10 11 12 12 14 15 16 17 17 22 22 23 24 24 25 25 4. 4.1 4.2 4.3 Schoolorganisatie en ondersteunende processen Bestuurlijke organisatie Financieel beleid Aanname beleid 25 25 26 27 2 4.4 4.5 4.6 4.7 4.8 4.8.1 4.8.2 Huisvesting Personeelsbeleid Veiligheidsbeleid Klachten beleid Contacten Contact met ouders Externe contacten 28 28 28 29 29 29 29 5. 5.1 5.1.1 5.1.2 5.2 5.3 Integrale zorg voor kwaliteit Bepaling van de kwaliteit van de school (diagnose) De bijdrage van de leraren en ouders De bijdrage van het bestuur Formuleren van verbeterpunten (kwaliteitsverbetering) Hoe borgen we de kwaliteit? 30 30 30 31 31 31 6 Samenvattende beleidsvoornemens voor de komende vier jaar 32 Bijlage 1 Kerndoelen Nederlandse Taal en verdeling over de leerjaren Bijlage 2 Kerninhouden Nederlandse Cultuur Bijlage 3 Handelingsplan Bijlage 4 Terugkoppeling ouderenquête aan ouders 3 33 39 41 42 1. De functie van het schoolplan 1.1 Doelen en functies van het schoolplan Dit schoolplan is van de Stichting Nederlands onderwijs en cultuur in Zuid-Afrika. Ter wille van de leesbaarheid wordt in dit document verder de term school gebruikt. Het bevat een beschrijving van ons beleid met betrekking tot de gestelde prioriteiten en kwaliteit van het onderwijs dat binnen de school wordt gevoerd. Het plan is van toepassing voor de periode van 2012 tot 2016 en bevat de volgende onderdelen: o o o o o De missie en de visie van de school Onderwijskundig beleid Beleid met betrekking tot de bewaking en verbetering van de kwaliteit van het onderwijs Financieel beleid Personeelsbeleid De verschillende beleidselementen zijn zodanig vastgesteld dat het gebruikt zal worden voor planmatige schoolontwikkelingen en als uitgangspunt zal dienen voor de planning en praktische implementatie van het beleid per schooljaar, welke wordt weergegeven in de schoolgids. Het schoolplan is opgesteld in samenspraak tussen bestuur, directrice, leraren en ouders van de leerlingen. En wordt volgens de geldende termijnen ingediend bij de Nederlandse overheid (Stichting NOB, de inspectie buitenland) ter controle, advies en ondersteuning. 1.2 Totstandkoming en status van het schoolplan Het schoolplan is tot stand gekomen via overleg tussen bestuur, leraren en ouders. Hiervoor zijn de volgende stappen doorlopen: o o o Van november 2010 t/m februari 2011 heeft het bestuur een aantal vergaderingen gehad. Hierin is het bestaande schoolplan doorgenomen en zijn de nieuwe richtlijnen vanuit het NOB geïmplementeerd. Dit heeft geleid tot een nieuw concept schoolplan. In maart 2011 is dit document aangeboden aan alle leraren van onze stichting. Vervolgens zijn via een aantal sessies de verschillende elementen besproken en daar aangepast waar nodig. Dit heeft geleid tot versie 2 van het concept schoolplan. In april 2011 is het document aan de ouders beschikbaar gesteld en is via een bestuur-ouder overleg antwoord gegeven op de vragen en opmerkingen. Dit heeft geleid tot het definitieve 4 o o o o schoolplan zoals het hier nu voor u ligt. Eind mei 2011 is het document op ons deel van de website van het NOB geplaatst, hiermee is het document officieel ingediend. Het NOB stuurt een aparte ontvangst bevestiging van het document, deze zal door de secretaris gearchiveerd worden. In november 2011 is er gestart met het schoolplan voor het voortgezet onderwijs. We hebben besloten de beide schoolplannen te integreren in 1 plan. Hiervoor is het plan doorgenomen en daar waar het een onderscheid betreft is het besproken en toegevoegd in het plan. Het geïntegreerde plan is in de eerste helft van 2012 besproken volgens dezelfde procedure die we eerder voor het PO schoolplan hebben gevolgd. 1.3 Gerelateerde documenten en bronnen Het schoolplan is gebaseerd op de statuten van de school en dient als basis voor de schoolgids welke ieder jaar opnieuw wordt uitgegeven. Via het schoolplan wordt de lange termijn visie bewaakt terwijl via de schoolgids hieraan op korte termijn invulling wordt gegeven op basis van de situatie van de ontwikkelingen en de kwaliteitszorg in de school. Schematisch ziet dit er als volgt uit: Statuten van Oprichting Eenmalig vastgesteld bij oprichting van de school in 1991 met de uitgangspunten en belangrijkste voornemens Schoolplan Document voor 4 jaar t.a.v. te voeren beleid gebaseerd op de missie en de visie van de school Schoolgids en klachten regeling Jaarlijks informatief document voor ouders, waarin de school de werkwijze voor het komend jaar beschrijft op basis van het schoolplan en rapporteert over de bereikte resultaten. Website Mededelingen en nieuwsbrieven Actuele informatie voor ouders betreffende planning van activiteiten en relevante informatie Evaluatie instrumenten 3-Jaarlijkse (1x/3jr) zelf evaluatie (tevredenheids onderzoek) via vragenlijsten voor leerlingen, leraren, ouders, directie en bestuur met betrekking tot alle bovenstaande documenten en bronnen. 5 2. Context, missie en visie: de bestaansreden van de school In 1991 ontstond bij enkele Nederlandse ouders uit Johannesburg de behoefte aan lessen Nederlands voor hun kinderen. Door een tijdelijk bestuur werd gekeken naar de mogelijkheid om een school te beginnen. Het bleek dat hiervoor ook in Pretoria veel belangstelling was. Er werd besloten tot het oprichten van twee lesplaatsen: één in Pretoria en één in Johannesburg. Nadat twee leraren waren aangesteld ging men in februari 1992 van start. Rekening houdend met de doorstroming van leerlingen werd in 1998 ook een begin gemaakt met het aanbieden van Nederlandse lessen voortgezet onderwijs. Voor haar activiteiten maakt de school gebruik van de faciliteiten van de American International School of Johannesburg (AISJ), en haar dependance in Pretoria. Het schooljaar loopt hierom gelijk met de planning van de AISJ. Op beide locaties staan enkele eigen kasten en een eigen ruimte voor de Nederlandse bibliotheek. Verder mag er op beide locaties gebruik gemaakt worden van computers en videoapparatuur alsmede kopieerfaciliteiten. De meeste leerlingen van de school zijn afkomstig uit gezinnen waar door beide ouders Nederlands wordt gesproken. Aangezien alle leerlingen op een Engelstalige school zitten, is altijd sprake van minimaal tweetaligheid, waarbij het Nederlands vaak niet meer de eerste taal is. 2.1 Missie Onze school richt zich op het bevorderen van de Nederlandse Taal bij Nederlandse en Belgische kinderen die in Zuid-Afrika wonen, met het oog op een eventuele terugkeer naar Nederland en België. We richten ons op het toewerken naar de kerndoelen zoals deze geformuleerd zijn voor de deelvaardigheden van de Nederlandse Taal. Om de aansluiting met Nederland en België en het onderwijs daar zo goed mogelijk te laten verlopen, maakt naast de Nederlandse taal ook de Nederlandse en Belgische cultuur deel uit van ons onderwijsaanbod. Onze school kent een 2-tal uitgangspunten die belangrijk zijn voor onze identiteit: o alle leerlingen zijn gelijkwaardig o wij respecteren ieders geloofsovertuiging of levensbeschouwing 2.2 Visie De visie van de school is het waarborgen van de beschikbaarheid van kwalitatief goed onderwijs door gediplomeerde leraren voor alle leerlingen op het niveau van NTC1 en NTC2 voor de regio Johannesburg en Pretoria. Dit betreft voor het Primair Onderwijs (PO) de groepen 1 t/m 8 en voor het Voortgezet Onderwijs (VO) de groepen 1 t/m 4. 6 2.3 Schoolorganigram Bestuur Directrice Schematisch ziet het organigram van de school er als volgt uit: Het bestuur van de school bestaat minimaal uit een voorzitter, een secretaris en een penningmeester. De taken en functies van de bestuursleden afzonderlijk en van het bestuur als geheel zijn vastgelegd in de statuten van de stichting. De directrice is verantwoordelijke voor de dagelijkse coördinatie en uitvoering van het beleid op de school. Leraren De leraren geven les aan de verschillende groepen. Vertrouwens-persoon Commissies, bijv kascommissie, bibliotheek, etc Tijdens een jaarlijkse oudervergadering legt het bestuur verantwoording af voor het beleid van het voorafgaande jaar. 2.4 Sterkte-, zwakte analyse van onze school We hebben een sterkte-, zwakte analyse gemaakt ten aanzien van onze stichting. Hiervoor hebben we gekeken naar het vorige schoolplan, de inspectierapporten 2007 en 2012, het bezoekverslag van het NOB, de zelf evaluatie van December 2011en gesprekken met leraren en ouders. De sterktes en zwaktes gaan over onze interne organisatie. Kansen en bedreigingen gaan over wat er van buiten op de school afkomt (extern). 7 Sterktes: o Goed geïntegreerd met de Nederlandse gemeenschap en ambassade o Goede gediplomeerde locale leraren voor primair onderwijs o Meerdere leraren o Het niveau van de leerlingen sluit aan op onderwijs in Nederland en België o Individuele benadering van het kind mbt wat hij/zij aan kan en aan toe is o Actief beleid tav ontwikkeling van leerkrachten o Goede samenwerking/ interactie tussen bestuur en leerkrachten o Betrokken en enthousiast team Zwaktes: o Gezonde balans houden tussen ontwikkelen als professionele school en de tijd die wekelijks beschikbaar is o Geen gediplomeerde leraar voor bovenbouw Voortgezet Onderwijs Kansen: o Door de groei van de Zuid-Afrikaanse economie, hebben we voortdurende aanwas van kinderen o Grote Nederlandse en Belgische gemeenschap o Contact met andere scholen in de regio zoals bijv. Kaapstad tav uitwisselen kennis en ervaring Bedreigingen: o Nieuwe richtlijnen die organisatie rondom de school verzwaren in relatie tot de doelstellingen o Afhankelijk van welwillendheid AISJ t.a.v. beschikbaarheid ruimtes en uren o Kinderen wonen verspreid o Verschillende vakantie periodes met locale scholen, veel afwezigheid o Buitenschoolse activiteiten waardoor geen tijd voor Nederlandse school In de schoolgids zal worden weergegeven hoe we als school willen omgaan met de zwaktes en bedreigingen als wel het benutten van de kansen en vasthouden en uitbouwen van onze sterktes. 2.5 Evaluatie vorig schoolplan In het vorige schoolplan is een aantal beleidsvoornemens weergegeven. Deze zijn als volgt geëvalueerd: Speerpunten Voornemen Resultaten Meegenomen naar huidig schoolplan of gerealiseerd? Kwaliteitszorg om goed zicht te krijgen op de kwaliteit van lesgeven wordt gekeken naar mogelijkheden om de schoolcoördinator (directrice) lessen te laten bezoeken van de diverse leraren Dit is gestart, betreft continu proces. Waarnemingen officieel nog vastleggen, zijn wel besproken met de leraren Meenemen in schoolplan 8 Kwaliteitszorg het gebruik van computers in en voor de les zal onderzocht worden Kwaliteitszorg het woordenschat onderwijs wordt geïmplementeerd het verder toepassen van het concept van adaptief onderwijs Kwaliteitszorg Onderzoek nog niet afgerond. Tijdens de les worden computers (nog) niet gebruikt, buiten de les wel Geïmplementeerd met goed gevolg Gestart, betreft continu proces, zie par. 3.1.2. Onderzoek afronden, meenemen in schoolplan Gereed Meenemen in schoolplan 2.6 Doelstellingen De belangrijkste doelstellingen voor de komende 4 jaar zijn als volgt: 1. Ter bevordering van de professionaliteit van het onderwijs wordt er jaarlijks een evaluatie met de leraren gedaan om te bezien of aanvullende cursussen of opleidingen gewenst zijn. 2. Verdere ontwikkeling van kwaliteitszorg vanuit de terugkoppeling van ouders in het tevredenheidonderzoek 3. Ter bevordering van de relatie met de AISJ zal periodiek een overleg worden opgezet om elkaars visie en doelstellingen te begrijpen zodat beide scholen elkaar maximaal kunnen ondersteunen. 4. Ter bevordering van de contacten met de Nederlandse ambassade zal er naar worden gestreefd om minimaal 1 bestuurslid met een functionele relatie of een contact persoon met de ambassade te hebben. 2.7 Activiteiten Ter uitvoering van de doelstellingen zullen de volgende activiteiten ontwikkeld worden: Activiteit Planning Verantwoordelijk Implementatie nieuw leerling volgsysteem Jaarlijks evaluatiegesprek met iedere leraar ter bepaling van opleidingsbehoeftes etc + verslaglegging Inplannen structureel (1x/4mnd) overleg met AISJ + schoolhoofd locatie Pretoria Ouder enquête / tevredenheids onderzoek / zelfevaluatie september 2011 mei Directrice Directrice maart / oktober Voorzitter oktober 2011 oktober 2014 Nntb Gebruik van computers onderzoek afronden Werken met 9 pedagogische en didactische principes van Marzano Invoeren “nieuwsbegrip” Aanschaf vernieuwde Cito-toetsen Aanschaf toetsen LOVS Technisch lezen + Leestechniek & leestempo mei 2012 Vanaf mei 2011 Nntb Leraren en directrice maart 2011 juni 2011 juni 2011 Leraren en directrice Directrice Directrice 9 3. Het onderwijs 3.1.1 Algemene doelstellingen en uitgangspunten De School heeft op haar afdeling basisonderwijs voornamelijk te maken met leerlingen met Nederlandstalige ouders. Voor deze leerlingen geldt echter wel dat, gezien de voertaal op de dagschool, hun cognitieve en sociale ontwikkeling voornamelijk in het Engels plaatsvindt. Hierdoor blijven zowel de ontwikkeling van de moedertaal evenals hun begrip voor de Nederlandse of Belgische cultuur achter. Dit kan bij eventuele terugkeer problemen opleveren bij aanpassing in het Nederlandse of Belgische onderwijssysteem. Het onderwijs in de Nederlandse taal is er op gericht dat de leerlingen: o o o o Vaardigheden ontwikkelen waarmee ze de Nederlandse taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen. Kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van de taal. Plezier hebben of houden in het gebruiken en beschouwen van de taal. Kennis, inzicht en vaardigheden verwerven om hun mogelijkheden als speler van een rol te vergroten. We richten ons op het toewerken naar de kerndoelen zoals deze geformuleerd zijn voor de deelvaardigheden van de Nederlandse taal (zie website NOB). 3.1.2 Adaptief onderwijs In de komende vier jaar zullen wij ons bezighouden met de verdere invulling van adaptief onderwijs. Dit betekent dat we ons onderwijs op een zodanige manier vorm willen geven dat alle kinderen er optimaal van profiteren. Bij onze invulling van het begrip adaptief onderwijs leggen wij het accent op het scheppen van een pedagogisch klimaat dat kinderen uitdaagt, ondersteunt en vertrouwt. Hierbij vinden wij vooral het gedrag van de leraar belangrijk. Het bieden van uitdaging, ondersteuning en vertrouwen als onderdeel van het pedagogische klimaat en didactisch handelen, past bij de drie basisvoorwaarden in opvoeding en onderwijs: competentie (geloof en plezier in eigen kunnen), de relatie (het gevoel dat mensen je waarderen en met je willen omgaan) en onafhankelijkheid (het gevoel dat je iets kunt ondernemen zonder dat anderen je daarbij moeten helpen). Deze drie kenmerken zijn basisvoorwaarden voor een actieve, gemotiveerde leerhouding bij leerlingen. Uitgewerkt in concreet gedrag van de leraar (de gewenste en te bereiken kwaliteit op het gebied van adaptief onderwijs) betekent dit: Uitdaging/competentie Leraren bevorderen bij leerlingen zelfstandigheid en het nemen van verantwoordelijkheid: - dagen leerlingen uit tot meedenken en meebeslissen; - geven leerlingen de ruimte om eigen opvattingen, ervaringen en ideeën in te brengen; - gaan inhoudelijk in op de inbreng van leerlingen; - bevorderen dat leerlingen elkaar de ruimte bieden om inbreng te hebben; - leren leerlingen verantwoordelijkheid te dragen voor hun eigen gedrag; - leren leerlingen zelfstandig problemen op te lossen. 10 Wij zorgen ervoor dat hierbij aan de volgende voorwaarden is voldaan: - het onderwijs is zo georganiseerd dat interactie met en tussen leerlingen bevorderd wordt; - leerlingen worden betrokken bij het opstellen van gedragsregels; - leraren en leerlingen houden zich aan gedragsregels en mogen elkaar daarop aanspreken. Ondersteuning/relatie Leraren komen tegemoet aan de behoefte aan waardering van leerlingen: - benadrukken de kennis en de vaardigheden die leerlingen al beheersen; - stellen leerlingen in de gelegenheid te ervaren dat zij ondersteuning krijgen die aansluit op hun behoeften. Wij verwachten hierbij dat leraren aan de volgende voorwaarden voldoen: - zij tonen belangstelling voor het werk en de ervaringen van de leerlingen; - zij accepteren verschillen in kennis en vaardigheden; - zij richten het onderwijs zo in dat dialoog met en tussen leerlingen mogelijk is. Vertrouwen/onafhankelijkheid Leraren versterken het zelfvertrouwen van leerlingen: - geven positieve feedback op het werk en het gedrag van de leerlingen; - laten merken dat zij vertrouwen hebben in de mogelijkheden van de leerlingen; - bevorderen dat leerlingen successen aan zichzelf toeschrijven; - houden rekening met verschillen in zelfvertrouwen tussen leerlingen; - zorgen dat het onderwijs uitdagend is en blijft voor de leerlingen. Wij zorgen ervoor dat hierbij aan de volgende voorwaarden is voldaan: - het leerstofaanbod maakt voor alle leerlingen competentie-ervaringen mogelijk; - leraren spelen bij de instructie en begeleiding in op verschillen tussen leerlingen; - wij hebben afspraken gemaakt over het hanteren van prestatienormen op zodanige wijze dat elke leerling de mogelijkheid heeft zich competent te voelen; - wij aanvaarden verschillen in de prestaties en het tempo van kinderen. We zijn reeds gestart met de invoer van adaptief onderwijs, daarvoor gebruiken we de input uit cursussen zoals “wat werkt in de klas en adaptief onderwijs” 3.1.3 Inzet van ICT Het gebruik van ICT is niet meer weg te denken uit de maatschappij. De leerlingen ontwikkelen in een enorm tempo vaardigheden ten aanzien van het gebruik van computers en software. De school probeert hier een stimulerende rol in te spelen. Er wordt voor in iedere klas een laptop aangeschaft met bijbehorende software. Er wordt een beamer voor algemeen gebruik aangeschaft. Tevens kan er gebruik gemaakt worden van de smartboards van AISJ. Gezien de situatie in de huisvesting zal dit aan strenge voorwaarden moeten voldoen en wordt getracht gelijke pas te houden met de ontwikkelingen binnen AISJ. Qua kwaliteitszorg van de school wordt gebruik gemaakt van ICT middels leerling volgsysteem, toetsen en rapporten van de kinderen. Hiernaast zijn de boeken van de bibliotheek ondergebracht in een database met uitleen systeem. 11 3.1.4 Onderwijstijd Wij zorgen ervoor dat er voldoende tijd is voor leerlingen om zich het leerstofaanbod eigen te maken. Wij hebben - om het NTC-onderwijs succesvol te laten verlopen - als richtlijn een minimum aantal onderwijsuren van 120 per jaar c.q. 2½ uur per week en een zestal op cultuur gerichte zaterdagen. Deze leertijd zien wij als een centrale schakel tussen het leerstofaanbod dat de leraar in de klas verzorgt en de resultaten die leerlingen behalen. Wij realiseren ons dat zelfs voor kinderen in Nederland - met 8 uur taalonderwijs per week – het vaak al moeilijk is de kerndoelen Nederlandse taal te halen; het behalen van de kerndoelen in 2½ uur per week door NTC-leerlingen noodzaakt ons in ieder geval tot een efficiënt gebruik van de schaarse onderwijstijd, en tot het stellen van leerstofprioriteiten. De feitelijke onderwijstijd maximaliseren wij door het treffen van de volgende maatregelen: o onze locatie voert een actief beleid om onnodig verlies van schaarse onderwijstijd tegen te gaan: we zorgen ervoor dat de lessen op tijd beginnen, gaan ordeverstoringen tegen en doen er alles aan om lesuitval te voorkomen; o wij houden de tijd voor niet-onderwijsinhoudelijke zaken – klassenmanagement, administratie, organisatie – tijdens de les zo beperkt mogelijk. De netto onderwijstijd optimaliseren wij door onderwijs op maat en door leerlingen zelfstandig te laten werken. Leerlingen met extra onderwijsbehoeften krijgen zo extra leertijd. De beperkte tijd die ons ter beschikking staat noodzaakt ons ook tot het stellen van prioriteiten in de aan te bieden leerstof: welke leerstofinhoud moet zeker wél en welke moet in mindere mate aan bod komen in onze taallessen. Sterk accent krijgen instructie grammatica, spelling en woordenschat. 3.2.1 Onderwijsaanbod Onderwijsplanning Bij het maken van een onderwijsplanning is allereerst een goede oriëntatie op de kerndoelen nodig ( bijlage 1). De kerndoelen zoals geformuleerd voor de Nederlandse taal in het primair onderwijs betreffen de domeinen: spreken en luisteren, lezen, schrijven en taalbeschouwing. Wat betreft de onderwijsinhoud ziet ons aanbod er als volgt uit: Vakgebied Doelen van de school Methoden / materialen 12 Didactisch handelen in de praktijk Technisch lezen Groep 1-2: Beginnende geletterdheid: verhaalbegrip / woordenschat, taalbewustzijn en klank-tekenkoppeling De Schatkast (gedeeltelijk) - Plaat- en prentenboeken - Loco-oefeningen - Taalspelen Begrijpend lezen Groep 3: Aanvankelijk Lezen: de klanktekenkoppeling en het leren lezen van Ned. woorden en zinnen - De leessleutel (groep3) - Loco, woordkwartet, prentenboeken, voorleesboeken, werkbladen uit diverse andere methoden Zie groepsmap (map in de klas, van elke leraar waarin lesinformatie staat weergegeven) Voortgezet lezen: goed technisch leren lezen en begrijpen van moeilijkere woorden en teksten (avi4-9) Groep 4-8: Voortgezet lezen: goed technisch leren lezen en begrijpen van moeilijkere woorden en teksten ( avi4-9) - Tekst van de week (nieuwsbegrip etc.) - Diverse leesboekjes ingedeeld in niveaus voor groepen 4/8 Mondelinge taalvaardigheid Vergroten van spreeken luistervaardigheid In verschillende situaties - Leesleutel 3 (groep 3). - Voorleesboeken - Taal actief 3 / NTC module mondelinge vaardigheden geïntegreerd met: taalbeschouwingsopdrachten, leesopdrachten, stelopdrachten en informatieverwerkopdrachten. - Nieuwsbegrip Zie groepsmap Taalbeschouwing Inzicht krijgen in de opbouw van woorden/zinnen/teksten in Nederlandse taal - Leessleutel (groep 3) - Taal actief 3 en NTC module - Nieuwsbegrip Zie groepsmap 13 Stellen en informatieverwerking Stelopdrachten met gevarieerde doelstellingen kunnen maken,(zie ook tussendoelen gevorderde geletterdheid strategisch schrijven en informatie-verwerking) (voor advies website st.NOB). - Leessleutel (groep3) - Taal actief 3 en NTC module; toepassingsgerichte stelopdrachten, die zich lenen voor zelfstandige werkopdrachten in de klas en huiswerkopdrachten. - Nieuwsbegrip Zie groepsmap Woordenschat Verbreding en verdieping van de woordenschat - Leessleutel (groep3) - Taal actief 3 /NTC module: - Nieuwsbegrip Zie groepsmap. Veel aandacht voor werken met thema’s voor het leren in betekenisvolle situaties. Inzet van de woordenschatdidactiek volgens 4 takt: Voorbewerken Semantiseren Consolideren Evalueren Spelling De spelling van de Nederlandse taal zo goed mogelijk kunnen hanteren - Leessleutel (groep3) - Taal actief 3 /NTC - Spellingsprogramma Taal Actief 3 3.2.2 Woordenschatonderwijs Onze school wordt bezocht door leerlingen die een relatief kleine woordenschat hebben. De passieve beheersing van het Nederlands is behoorlijk, maar het schort soms aan vaardigheden in begrijpend luisteren en lezen. Ook de spelling is vaak zwak en toont veel interferentiefouten met de dagschooltaal. Daarom hebben wij gekozen voor systematisch en intensief woordenschatonderwijs, en hebben een passende methode (taal actief 3) aangeschaft die een moderne taaldidactiek hanteert en veel aandacht besteedt aan woordenschatontwikkeling. De volgende didactische cyclus in het aanleren van nieuwe woorden wordt gebruikt: Fase 1: voorbewerken. Bij het voorbewerken gaat het om het scheppen van een gunstige beginsituatie: organiseren van een juiste context/activeren van voorkennis/verhogen van de betrokkenheid van de leerlingen bij het aanbieden van het te leren nieuwe woord. 14 Fase 2: semantiseren. Bij het semantiseren wordt de woordbetekenis duidelijk gemaakt met verbale en niet-verbale middelen. Het gaat dus om het uitleggen en het toelichten van de betekenis. Het overdragen van de betekenis van het nieuwe woord kan gebeuren met verbale middelen, maar ook aan de hand van niet-verbale middelen: – verbale middelen: geven van een definitie, geven van voorbeelden en contexten en het vertalen in de eigen taal; – niet verbale middelen: voordoen, uitbeelden, gebruik van diagrammen, tekeningen, foto’s, prenten, laten zien, voelen, ruiken, proeven. Fase 3: consolideren. Bij het consolideren worden het woord en de behandelde betekenis ingeoefend. Het gaat om inprenting in het geheugen. Fase 4: controleren. Om te checken of de nieuwe woordbetekenis ook werkelijk onthouden wordt, moet de leraar dat woord terugvragen. De leraar krijgt zo zicht op de groei van de woordenschat. Pas als deze vier fasen te zien zijn in het leraargedrag bij het aanleren van nieuwe woordbetekenissen, is ons verbeterdoel ‘de beste didactiek om een woord te behandelen’ bereikt. Daarenboven proberen we een taalstimulerende leeromgeving te scheppen door het vergroten van het Nederlandse taalaanbod, zowel in kwantiteit als in kwaliteit. Daarom wordt ieder jaar de bibliotheek uitgebreid. 3.2.3 Cultuuronderwijs Omdat de school ten doel heeft om de aansluiting met Nederland/België en het Nederlandse onderwijs zo goed mogelijk te laten verlopen, maken naast de Nederlandse taal ook de Nederlandse en Belgische cultuur onderdeel uit van het onderwijsaanbod. Daarbij is het wel belangrijk om op te merken dat de beschikbare tijd voor de Nederlandse cultuurlessen gering is. Gezien het ruime aanbod van Nederlandssprekende leerlingen uit België wordt er op school ook aandacht besteed aan de Vlaamse cultuur. Het cultuuronderwijs wordt zo veel mogelijk thematisch geïntegreerd in het taalonderwijs. Ook komt cultuur apart aan bod, bijvoorbeeld rond een cultuurthema op de cultuurzaterdag. Jaarlijks wordt circa 20% van de lestijd besteedt aan cultuur. Algemene doelstelling De lessen Nederlandse cultuur beogen het in stand houden en versterken van de verbondenheid met de Nederlandse cultuur, om een succesvolle terugkeer naar Nederland te bevorderen. De lessen Nederlandse cultuur worden gegeven ter ondersteuning van en als aanvulling op de Nederlandse taallessen. We onderscheiden de domeinen: • festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes; Leerlingen hebben kennis van en doen ervaringen op met typisch Nederlandse en Vlaamse festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes. • jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen; Leerlingen zijn op de hoogte van actuele ontwikkelingen en de jeugdcultuur in Nederland. • Nederlandkunde. Leerlingen hebben kennis van de Nederlandse samenleving, vanuit historisch en (sociaal-) 15 geografisch perspectief. De domeinen worden geïntegreerd en in onderlinge samenhang aangeboden, en zo veel mogelijk ook in samenhang met de Nederlandse taallessen. (bijlage2) 3.2.3.1 Uitwerking in leerstofaanbod Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes: Voor alle groepen wordt de jaarlijkse cyclus doorlopen, waarbij in ieder geval aandacht is voor Koninginnedag, Prinsjesdag en Sinterklaas. Jaarlijks worden daarnaast indien mogelijk andere feestdagen benadrukt, zoals carnaval, vader- en moederdag, Pasen, Kerst, enz. Incidenteel (als daartoe aanleiding is) worden typisch Nederlandse en Vlaamse evenementen belicht, zoals bijvoorbeeld de Elfstedentocht, St. Maarten, de Kinderboekenweek. In het domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen komt, mits daar genoeg tijd voor is, het volgende aan bod: Voor alle groepen: - lezen van en spreken over Nederlandse kinder- en jeugdtijdschriften - uitwisselen van persoonlijke ervaringen na contact met Nederland (bezoeken, visite, - vakanties) Groep 3 t/m 8: - lezen van en spreken over Nederlandse tijdschriften, krantenberichten, websites, enz. - de inhouden aan de orde laten komen in verwerkingsopdrachten In het Domein Nederlandkunde komt, mits daar genoeg tijd voor is, het volgende aan bod: Voor alle groepen: In alle groepen vormen de inhouden van dit domein een aanvulling (op het gebied van Nederlandse begrippen en de Nederlandse situatie) op het onderwijs dat in de dagschool al aan de orde komt bij de lessen aardrijkskunde, geschiedenis en andere onderwerpen op het gebied van ‘mens en maatschappij’. Groep 1 t/m 4: - Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. Groep 5/6: - Onderwerpen die in de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. - De kinderen nemen kennis van specifieke sociaal-geografische en geschiedkundige kenmerken van de stad en/of regio waar men in Nederland (familie)banden mee heeft. Groep 7/8: - Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de 16 dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. - Een introductie tot de leerstof van het vakgebied aardrijkskunde voor groep 6: Nederland. Onderdelen van de leerstof geschiedenis specifiek gericht op Nederland en Vlaanderen, waaronder in ieder geval ontdekkingsreizen en expansie (de Gouden Eeuw), het Koninkrijk na 1815, de Tweede Wereldoorlog en de hedendaagse maatschappij. Materialen die voor deze drie domeinen gebruikt kunnen worden, zijn: Land in zicht Band met Nederland Bibliotheekboeken Toeristische folders/brochures/informatie Internetwebsites (bijvoorbeeld Wereldkids) Lesbrieven zoals die ontwikkeld worden door Nederlandse en Vlaamse musea en Stichtingen (Bijvoorbeeld: De Wereldomroep: Media in Beeld; Museum Het Rembrandthuis: de Rembrandtkrant naar aanleiding van de vierhonderdste verjaardag van Rembrandt; Het Nederlands Architectuur Instituut: Lespakketten ivm Architectuur in Nederland; Nationaal Comité 4 en 5 mei. Televisieprogramma’s Nieuwsbegrip 3.3 Voortgezet onderwijs 3.3.1 Het onderwijsaanbod De school heeft, zoals eerder vermeld, op haar VO-afdeling voornamelijk te maken met leerlingen van Nederlandstalige ouders. Voor deze leerlingen geldt echter wel dat, gezien de voertaal op de dagschool, hun cognitieve en sociale ontwikkeling voornamelijk in het Engels plaatsvindt. Hierdoor blijven de ontwikkeling van de moedertaal en begrip voor de Nederlandse en Belgische cultuur achter. Dit kan vervolgens problemen opleveren bij aanpassing in het Nederlandse of Belgische onderwijssysteem bij eventuele terugkeer. Daarom heeft de school de volgende algemene doelstellingen geformuleerd: De actieve en passieve beheersing van de Nederlandse taal zodanig ontwikkelen dat soepele aansluiting tussen het onderwijs op de Nederlandse school alhier en het onderwijs in Nederland of België zoveel als mogelijk gewaarborgd is. Aandacht besteden aan de Nederlandse en Belgische cultuur, ontwikkelingen in Nederland en België en typische tradities uit de lage landen, zodat inpassing in de maatschappij en onder leeftijdsgenoten bij terugkeer zonder al te veel problemen verloopt. Door de overheid is een aantal doelen gesteld voor de eerste drie jaren van het voortgezet onderwijs, de zogenaamde basisvorming. De doelen zijn verdeeld over enkele gebieden: Mondelinge taalvaardigheid Leesvaardigheid Schrijfvaardigheid Fictie Taal en cultuur Deze zogenoemde kerndoelen staan uitgewerkt vermeld in bijlage 1. In aanvulling hierop heeft de 17 school nog één doel geformuleerd op het gebied van cultuur: De leerlingen hebben kennis van de Nederlandse en Vlaamse samenleving vanuit historisch perspectief en zijn op de hoogte van actuele ontwikkelingen betreffende politiek, levensstijl en jeugdcultuur In de concrete lespraktijk wordt de indeling gehanteerd die ook te zien is in de ordening van de kerndoelen, het zogenaamde ovur-principe: oriëntatie op de taak (bijvoorbeeld kerndoel 1) voorbereiding van de taak (bijvoorbeeld kerndoel 2) uitvoering van de taak (bijvoorbeeld kerndoel 3 t/m 8) reflectie op de taak (bijvoorbeeld kerndoel 9) Wanneer in opeenvolgende jaren steeds dezelfde taken en vaardigheden voorkomen, is het vanzelfsprekend dat er sprake is van een opklimmende moeilijkheidsgraad. Deze kan in zes verschillende dimensies uitgelegd worden, zoals hieronder weergegeven. 1. De mate van formaliteit in de communicatie. Naarmate deelnemers aan de communicatie meer als onbekenden, en/of in een ongelijkwaardige machtsverhouding tegenover elkaar staan, hanteren ze formeler taalgebruik. Daarnaast vereisen dergelijke situaties extra oriëntatie en voorbereiding op de uit te voeren taak. Ze zijn dus complexer dan informele(re) situaties. 2. De mate van voorkennis van de communicatiedeelnemers van het onderwerp van de communicatie. Hoe minder voorkennis van het onderwerp, des te groter is de afstand tussen hen en het onderwerp en des te complexer is voor hen de communicatieve situatie. 3. De moeilijkheidsgraad van het onderwerp. Hoe meer inhoud, hoe ingewikkelder formulering en opbouw, des te complexer is de communicatieve situatie. 4. De mate van betrokkenheid bij het onderwerp. Hoe minder de leerlingen betrokken zijn bij het onderwerp van de communicatie, des te groter is de afstand tussen hen en het onderwerp, en des te complexer is voor hen de communicatieve situatie. 5. De lengte van de tekst. Hoe korter de tekst hoe minder complex de communicatieve situatie in het algemeen voor de leerling zal zijn (als niet andere dimensies dit effect opheffen) 6. De mate van hulp bij de opdracht. Hoe minder hulp de leerkracht aanbiedt bij de opdrachten, des te complexer zal de communicatieve situatie voor de leerlingen zijn. Deze dimensies van opklimmende moeilijkheidsgraad zijn natuurlijk niet per se gebonden aan leerjaren. Op veel locaties zal in kleine groepen worden gewerkt waarin leerlingen van verschillende niveaus (soms wel, soms niet corresponderend met verschillende leerjaren) bij elkaar zitten. Dan kan de leerkracht de dimensies gebruiken om met hetzelfde basismateriaal differentiatie aan te brengen die op de dimensies gebaseerd zijn. 18 De leerlingen van het voortgezet onderwijs worden opgeleid tot en met de vierde klas van het VO en kunnen deelnemen aan het examen voor het Cetificaat Nederlands als Vreemde taal (CNaVT). Het CNaVT biedt thans zes profielen waarvoor een examen kan worden afgelegd: Profiel Toeristische en Informele Taalvaardigheid (PTIT) Profiel Maatschappelijke Vaardigheid (PMT) Profiel Taalvaardigheid Praktische Beroepen (PTPB) Profiel Professionele Taalvaardigheid (PPT) Profiel Taalvaardigheid Hoger Onderwijs (PTHO) Profiel Academische Taalvaardigheid (PAT) Het PTIT en het PMT zijn bedoeld voor mensen die op een niet-professionele manier contact willen hebben met de Nederlandse taal en cultuur. Met het PTIT kan iemand zich bijvoorbeeld als toerist redden in een Nederlandse omgeving of een gesprek voeren met Nederlandse familieleden. Met het PMT kan men functioneren binnen de Nederlandse samenleving en bijvoorbeeld Nederlandse kranten lezen, een televisieprogramma volgen of een bankrekening openen. Het PTPB, PPT, PTHO en PAT zijn specifiek bedoeld voor mensen die Nederlands moeten gebruiken in hun professionele hoedanigheid: zij oefenen een beroep uit in Nederland of België of ze gaan daar studeren. Met het PTPB is men in staat mondeling en schriftelijk om te gaan met teksten die op de werkvloer voorkomen. Met het PPT is men in staat om vergaderingen te volgen, te solliciteren en zakelijke verslagen te schrijven. Met het PTHO is men in staat mondeling en schriftelijk om te omgaan met theoretische en wetenschappelijke teksten. Met het PAT kan men deelnemen aan academische debatten en academische teksten lezen en presentaties leveren. Het PTPB, PPT, PTHO en PAT zijn van belang voor leerlingen die in Nederland of België tot een vervolgopleiding (MBO, HBO en WO) toegelaten willen worden of daar een baan gaan zoeken. Het PTIT en PMT zijn in de eerste plaats bestemd voor leerlingen die niet van plan zijn om in Nederland te gaan werken of studeren. Het CNaVT is niet curriculumgebonden en de nadruk ligt op het verwerven van taalvaardigheden. De examens bestaan telkens uit drie delen: Deel A is het auditieve gedeelte, deel B het schriftelijke gedeelte en deel C het mondelinge gedeelte. Het examen van het PTPB komt overeen met niveau A2, dat van het PPT en PTHO komt overeen met niveau B2 en dat van het PAT met niveau C1 van het Gemeenschappelijk Europees Referentiekader. De examens bevatten geen onderdelen cultuur en fictie en zij missen dus de literaire component van de Nederlandse schoolexamens, het staatsexamen en het IB. Bij de SNSK wordt echter in de praktijk wel aandacht besteed aan bovengenoemde twee onderdelen en de leerlingen worden ook gedurende het jaar daarover getoetst. Exameneisen en examenvormen van het CNaVT Deel A – luisteren en luisteren/spreken (mondelinge interactie) – wordt op alle zes niveaus in opklimmende graad van moeilijkheid afgenomen. Deel B – lezen – wordt op alle zes niveaus in opklimmende graad van moeilijkheid afgenomen. 19 Deel C – schrijven – wordt op alle zes niveaus in opklimmende graad van moeilijkheid afgenomen. PTIT: Woordenschat: overwegend veel voorkomende woorden en standaarduitdrukkingen worden gebruikt. Grammatica: de teksten zijn overwegend opgebouwd uit eenvoudige zinnen. Structuur: de teksten zijn overwegend kort, eenvoudig en duidelijk. Onderwerp: de onderwerpen zijn meestal concreet, vertrouwd en informeel. PMT: Woordenschat: overwegend veel voorkomende formuleringen en uitdrukkingen. Grammatica: De zinsopbouw is meestal vrij eenvoudig. Ingewikkelder zinnen komen soms voor. Structuur: De teksten zijn overwegend duidelijk gestructureerd. Naast korte teksten komen ook iets langere teksten voor. PTPB: Woordenschat: De woordenschat is gerelateerd aan het professionele domein. Teksten bevatten overwegend algemene beroepswoordenschat, met voor verschillende sectoren ook vakspecifieke woordenschat. Grammatica: De zinsopbouw is over het algemeen vrij eenvoudig. Complexere zinnen komen in zeer geringe mate voor. Structuur: De teksten zijn overwegend eenvoudig, duidelijk en kort. PPT: Woordenschat: overwegend gerelateerd aan het professionele domein. Grammatica: De zinsopbouw kan complex zijn. Lange, samengestelde zinnen kunnen voorkomen. Structuur: De teksten kunnen vrij lang en complex zijn, maar bevatten overwegend een duidelijke structuur. PTHO: Woordenschat: De woordenschat is gerelateerd aan het theoretische, academische of wetenschappelijke domein. De teksten bevatten overwegend algemene academische taal, met af en toe ook vakspecifieke woordenschat. Grammatica: De zinsbouw kan complex zijn. Lange, samengestelde zinnen komen vaak voor. Structuur: De teksten zijn overwegend duidelijk gestructureerd. Lange teksten zonder expliciete structuur kunnen nu en dan voorkomen. PAT: Woordenschat: De woordenschat is gerelateerd aan het academische, wetenschappelijke domein. Grammatica: De zinsopbouw is overwegend redelijk complex. Lange, samengestelde zinnen komen vaak voor. 20 Structuur: De teksten zijn overwegend lang. De tekststructuur kan complex en slechts impliciet aangegeven zijn. Opbouw van de leerlijn naar het CNaVT De leerstof is geordend volgens hetzelfde patroon als het CNaVT-examen: er wordt in opklimmende graad van moeilijkheid geoefend met mondelinge vaardigheden, leesvaardigheid en schrijfvaardigheid. De leerstof wordt zo aangeboden dat de leerlingen tegelijkertijd ook algemene vaardigheden – eveneens in opklimmende graad van moeilijkheid – zoals zelfstandig werken, reflecteren en communiceren aanleren. Hieronder wordt de leerlijn in meer bijzonderheden opgesomd. 1. Mondelinge vaardigheden: leerlingen worden getraind in het adequaat verzamelen van materiaal. Daarna oefenen zij in het voeren van discussies over het betrokken onderwerp, ze leren om argumentstructuren te hanteren en hoe ze een voordracht/spreekbeurt moeten houden. 2. Leesvaardigheid: in dit onderdeel oefenen de leerlingen in het analyseren van tekststructuren, het analyseren en beoordelen van argumenten en het maken van samenvattingen. Zij leren ook om tussen verschillende tekstsoorten te onderscheiden. 3. Schrijfvaardigheid: er wordt geoefend met het adequaat verzamelen van materiaal. Er wordt een vaste structuur geleerd voor het schrijven van teksten, het hanteren van argumenten en het beoordelen van schrijfproducten. De leerlingen die doorstromen vanuit het basisonderwijs moeten aan het einde van groep acht van het basisonderwijs een Cito-toets afleggen om te bepalen of zij op HAVO/VWO- niveau of VBO/MAVO-niveau gaan studeren. Voor leerlingen die van buiten komen, wordt eveneens door middel van een Cito-toets bepaald bij welk jaar zij kunnen beginnen en op welk niveau zij kunnen werken. Lesmateriaal Sinds het jaar 2000 gebruikt de school het handboek Taallijnen. Dit handboek heeft als voordeel dat het leerlingen van verschillend niveau en verschillende leeftijden in staat stelt om zelfstandig te werken. Elk handboek bevat acht integraal verbonden hoofdstukken en daarnaast een module spelling, grammatica, leerhulp en twee grote thema’s die de leerlingen in staat stellen om zelfstandig een project uit te voeren. De methode biedt ook de mogelijkheid van extra ondersteuning aan taalzwakke leerlingen. Het handboek wordt begeleid door audiovisueel materiaal en werkboeken. De docent kan door middel van een handleiding en toetsboek het leerproces sturen. Verder wordt gebruik gemaakt van Nieuwsbegrip (niveau C en D). Nieuwsbegrip is een vernieuwende en motiverende aanpak van begrijpend lezen. Op de website van Nieuwsbegrip kan iedere week een actueel Nieuwsbegriptekst gedownload worden. Nieuwsbegrip speelt in op de actualiteit in Nederland (cultuur) en heeft naast het begrijpend lezen ook nog een grammaticaal thema. . Elke leerling houdt minimaal één keer per semester een spreekbeurt over een Nederlands boek. 21 Rapportage over leerling-resultaten en examens De leerlingen worden maandelijks getoetst op schrijfvaardigheid, spelling en grammatica, alsook mondelinge vaardigheid. De methode afhankelijke toetsen van Taallijnen en de examens van het CNaVT worden hiervoor gebruikt. De leerlingen krijgen aan het eind van elk semester een rapport mee naar huis. Hierin staan de resultaten van de toetsen en een algemene evaluatie van hun instelling, inzet, activiteiten taalvaardigheid. Indien nodig, kan er over de resultaten een gesprek plaatsvinden tussen de ouders van een leerling en de leerkracht. Dit gesprek kan zowel op initiatief van de ouders als de leerkracht gehouden worden. Eenmaal per jaar in mei hebben de leerlingen de mogelijkheid om deel te nemen aan het Certificaatsexamen Nederlands als Vreemde Taal. Het niveau van dit examen hangt af van hun taalvaardigheid. Extra ondersteuning voor de leerling Indien een leerling extra ondersteuning nodig heeft, kunnen de leerkracht of ouders daarover besluiten of dit kan op initiatief van de leerling zelf plaatsvinden. De ondersteuning kan gegeven worden in de vorm van extra opdrachten of extra begeleiding op school, voor of na de les. 3.3.2 Woordenschatonderwijs Zie 3.2.2 3.3.3 Cultuuronderwijs Zie 3.2.3 3.4 Het volgen van de ontwikkeling PO en VO 3.4.1 Leerlingenzorg algemeen In deze paragraaf geven we aan op welke wijze we bewaken dat leerlingen tussendoelen en einddoelen bereiken en hoe we zorgen voor een ononderbroken ontwikkeling. We geven aan hoe we de prestaties van leerlingen beoordelen en op welke wijze we werken aan de verdere invulling van adaptief onderwijs. Toetsing vindt plaats door observatie van het gemaakte schriftelijke werk evenals van de mondelinge taken tijdens de les. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van de methodegebonden toetsen. Deze toetsen de leerstof die op dat moment in de methode wordt aangeboden. De leraar krijgt inzicht in de vorderingen van de leerling door gebruik te maken van methodeonafhankelijke toetsen, zoals het Cito leerlingvolgsysteem. 22 Preventieve zorg vindt plaats door de inschatting van taalsituaties van leerlingen. Om te beginnen heeft bij binnenkomst een intakegesprek plaats, waarbij de taalsituatie van de leerling wordt bepaald en vervolgens wordt vastgesteld in welke groep hij/zij wordt geplaatst. We bespreken dit met de ouders om wederzijdse verwachtingen op elkaar af te stemmen. Voor elke taalsituatie zijn doelen gesteld en met behulp van signaleringstoetsen wordt in de loop van het leerproces nagegaan of de leerling deze doelen haalt. Curatieve zorg betreft doorgaans de groep leerlingen die moeite heeft om de vastgestelde doelen te halen. Bijstelling van het programma is dan noodzakelijk. Bij uitval verricht de leraar nader onderzoek en stelt een handelingsplan op, om dit vervolgens deels in de klas uit te voeren, maar mogelijkerwijs ook huiswerk geeft voor de betrokken ouders. Ook kinderen die opvallend hoger presteren dan de norm geven we een op onderdelen aangepast programma. In de zorg voor leerlingen onderscheiden we in het algemeen vier fasen: - signalering/opsporen van risicoleerlingen; - diagnosticeren/doen van nader onderzoek; - remediëren/speciale begeleiding; - evaluatie van die speciale begeleiding. In de volgende paragrafen volgt een beschrijving van de concretisering van deze fasen bij ons op school. 3.4.2 Signalering primair onderwijs Groep 1: taal voor kleuters Groep 2: taal voor kleuters Groep 3: Woordenschat, Technisch lezen (leestechniek en leestempo) en Spelling Groep 4 t/m 6 : Leeswoordenschat, Technisch Lezen (leestempo), Spelling en Begrijpend Lezen Groep 7 t/m 8 : Leeswoordenschat, Spelling, Werkwoordspelling en Begrijpend Lezen Aanvullend voor alle groepen AVI 23 We hanteren het volgende toetsschema, dat is opgesteld in overeenstemming met aanwijzingen in de handleidingen: TOETSKALENDER Toets Groep 1/ 2 feb/mei Taal voor kleuters Lees- en taalvoorwaarden 3 4 5 6 7 8 ca. maart en ca. mei Woordenschattoets Leeswoordenschat Leestechniek Leestempo Spelling Werkwoord spelling Begrijpend Lezen jan/mei jan/mei jan/mei jan/mei jan/mei jan/mei jan/mei jan/mei jan/mei jan/mei mei feb feb jan/mei januari jan/mei mei jan jan feb feb feb/mei jan/mei 3.4.3 Diagnosticeren Wij diagnosticeren leerlingen die in de Cito-toets op E-niveau presteren. Voor het diagnosticeren worden op onze NTC-leslocatie de volgende materialen gehanteerd: speciale leesbegeleiding, AVI, PI dictee,Struiksma van der Leij,analyseschema van SVS 1, 2 en 3 (Cito-LVS) en Cito spelling. Leerlingen die op E-niveau presteren komen altijd in een leerling-bespreking aan de orde. 3.4.4 Speciale begeleiding Indien blijkt dat naar aanleiding van de verzamelde informatie een handelingsplan noodzakelijk is, bespreken we deze informatie in een leerling-bespreking. In of naar aanleiding van de leerlingbespreking stellen we de diagnose vast, als uitgangspunt van het handelingsplan. Als we een handelingsplan opstellen, delen we dat mee aan de ouders. In het handelingsplan staat aangegeven wat de vraagstelling is, welke leerdoelen we stellen voor een vooraf vastgestelde periode, met welke middelen en werkwijzen dit bereikt wordt en hoe we dit organiseren. De uitvoering van dit handelingsplan geschiedt in principe door de leraar in de groep. Een handelingsplan bestrijkt in de meeste gevallen een periode van zes weken en kan na een evaluatie verlengd worden. In plaats van (of naast) individuele handelingsplannen werken we als dit mogelijk is ook met handelingsplannen voor een groep(je) leerlingen. 24 Er is binnen de lessen ruimte voor individuele begeleiding van zorgleerlingen. Wat zijn zorgleerlingen? Enkele parameters zijn: o Onvoldoende of matig op het rapport; o E-scores op de verschillende Cito-toetsen; o Houdingsproblemen in de groep zoals ruzie maken, weigeren samen te werken, enz.; o Houdingsproblemen met het werk zoals een gebrek aan concentratie, voortdurend slordig werken, (huis)werk niet afmaken, enz. o Bovenmatig scoren Minimaal twee maal per jaar vindt een leerling-bespreking plaats tussen de directrice en alle leraren gezamenlijk, waarbij alle leerlingen besproken worden. Wordt hierbij vastgesteld dat sprake is van een zorgleerling dan dient een handelingsplan opgesteld te worden door de leraar en besproken te worden met de schoolcoördinator (directrice) en de ouders. In overleg met de ouders kan zelfs contact worden opgenomen met de dagschool, indien nodig. Bovengenoemd handelingsplan (Bijlage3) bevat een aantal concrete punten: o wat is de concrete aanleiding om dit plan op te stellen; o wat is de zorgvraag; o wat is er al geprobeerd; o wat gaat er nu gebeuren; o aandachtspunten; o eventuele vervolgafspraken/evaluatie. 3.4.5 Evaluatie Evaluatie van zorgleerlingen vindt in ieder geval plaats bij de volgende leerling-bespreking, maar eerder indien daarvoor aanleiding is. Er wordt naar gestreefd leerlingen die opvallend hoger presteren dan de rest van de groep een op onderdelen aangepast programma te geven. 3.4.6 Rapportage Naast eventueel informeel mondeling contact tussen leraren en ouders wordt tweemaal per jaar een schriftelijke rapportage over de vorderingen van de leerling gegeven. Dit gebeurt in december en aan het einde van het schooljaar in mei. Door middel van een rapport wordt aangegeven hoe de leerling presteert in de verschillende vakonderdelen en hoe hij/zij functioneert in de groep. Naar aanleiding van dit rapport heeft met ouders een gesprek plaats. 4 Schoolorganisatie en ondersteunende processen 4.1 Bestuurlijke organisatie In paragraaf 2.3. is middels het organigram de structuur van de school beschreven. In deze paragraaf wordt het verschil in verantwoordelijkheid tussen bestuur en directrice omschreven. Het bestuurstype wat we met de school voor ogen staan is een: Beleidsbepalend bestuur. Dit wil zeggen dat het bestuur de kaders en de voorwaarden stelt waarbinnen de directrice met de leraren het onderwijs vormgeeft. Deze kaders en randvoorwaarden zijn qua visie en beleid 25 vastgelegd in dit schoolplan en qua implementatie in de schoolgids. Het bestuur draagt de eindverantwoording en is hierdoor in laatste instantie bepalend voor de te verrichten activiteiten. De directrice voert uit, rapporteert daarover aan het bestuur en legt verantwoording af. In de school hanteren we de volgende overleg vormen: Naam Bestuursvergadering Leraar vergadering Deelnemers Frequentie Doel Bestuur en directrice Directrice + leraren 1x per 2 maanden 1x per maand Leerling bespreking Directrice + leraar 2x per jaar Ouder vergadering Bestuur, directrice, leraren + ouders Bestuur, directrice + leraren 1x per jaar Beleidsbepalend Onderwijskundig en dagelijkse coördinatie Voortgangsevaluatie en diagnose Informatief + inspraak Klassenmiddag 10-min gesprek Overleg AISJ Leraar + ouders Leraar + ouders Delegatie bestuur + delegatie AISJ 1x per jaar 2x per jaar 2x per jaar Overleg ambassade Delegatie bestuur + ambassade 1x per jaar Bestuur plus vergadering 2x per jaar Beeldvormend, evaluerend en informerend Informerend Onderwijskundig Beeldvormend, informerend, contractueel en financieel Informerend + afstemmend De besluitvorming in het bestuur ligt vast in de statuten van de school en is volstrekte meerderheid t.a.v. de leden van het bestuur welke tenminste uit 3 personen bestaat. De directrice is sterk adviserend maar heeft geen stem in deze besluitvorming. 4.2 Financieel beleid De jaarlijkse financiële begroting bestaat uit directe uitgaven (salarissen, transport, lesmaterialen, cultuurdagen etc.) en bevat voorts reserveringen voor (toekomstige) aanschaf van nieuwe lesmethodes, evt. te maken kosten voor huisvesting en opleiding van leraren. De school heeft als beleid, de begroting af te stemmen op: 1. een leerlingenbestand van 70 subsidiabele leerlingen per jaar, 2. een personeelsbestand van één directrice annex docent en daarnaast max 6 docenten en invalkrachten. De leraren worden op contract aangenomen en per gewerkt uur betaald en ontvangen daarnaast een transportvergoeding. De directrice ontvangt daarnaast een maandelijks salaris en transporten telefoonkostenvergoedingen voor de werkzaamheden als coördinator van de school. Contracten worden jaarlijks afgesloten voor de periode augustus tot en met juni. Het bestuur ontvangt geen vergoedingen. 26 De school is voor circa de helft van zijn inkomsten afhankelijk van bijdragen van de ouders en voor de andere helft van een jaarlijkse subsidie van de Stichting NOB. Sponsoring en donaties worden niet actief gezocht en worden slechts incidenteel ontvangen. De Stichting is momenteel financieel zeer gezond. Dankzij enkele jaren van groeiende leerlingaantallen en gunstige marktomstandigheden is het gelukt een goede buffer op te bouwen. Een financiële buffer wordt noodzakelijk geacht om de volgende redenen: o Fluctuaties in de leerlingenaantallen; o Eventuele daling van de NOB subsidie, uitgedrukt in lokale valuta i.v.m. wisselkoersschommelingen; o Het risico dat op termijn huur zal moeten worden betaald voor de lokalen van AISJ; o De mogelijkheid dat op langere termijn onvoldoende gediplomeerde leraren lokaal beschikbaar zijn, waardoor wellicht ondersteuning vanuit Nederland/Belgie nodig kan zijn. De afgelopen jaren zijn zowel de leerlingenaantallen als de personeelsuitgaven gestegen. Gedurende deze periode is een bewust beleid gevoerd voor het aanleggen van een financiële buffer voor de Stichting, die thans als voldoende wordt beschouwd. Voor de grootte van de buffer wordt als vuistregel de kosten van een half schooljaar genomen. Dit betekent dat indien er gedurende een schooljaar iets gebeurt het schooljaar altijd kan worden afgemaakt waarna een nieuw financieel besluit kan worden genomen. Voor de komende jaren wordt derhalve gestreefd naar jaarlijks begrotingsevenwicht, uiteraard met inachtneming van incidentele grote uitgaven (aanschaf nieuwe lesmethoden). Gestreefd zal worden om de uitgavenkant min of meer gelijk te houden met de inflatie zodat aan de inkomsten kant geen onnodige verhogingen van lesgelden hoeft plaats te vinden. Het financiële boekjaar loopt van 1 augustus tot 31 juli. De financiën worden gedurende het jaar regelmatig door het bestuur besproken, en jaarlijks gecontroleerd door de kascontrolecommissie. 4.3. Aanname beleid De school biedt onderwijs voor de NTC Richting 1- en 2. Dit houdt in dat de kinderen bij aanvang in staat moeten zijn voldoende Nederlands te verstaan en te spreken om de lessen te kunnen volgen. Om te bekijken of een kind in aanmerking komt voor onderwijs op onze school, wordt allereerst een intakegesprek gehouden met de ouders. Hiervoor wordt aan de ouders gevraagd het leerlingendossier van de vorige Nederlandse of Belgische school mee te nemen. Hierin zijn bij voorkeur opgenomen: o het onderwijskundig rapport; o recente toetsgegevens van het leerlingvolgsysteem; o een kopie van het laatste schoolrapport. Er wordt getracht een zo goed mogelijk beeld te krijgen van het kind en vooral van zijn/haar niveau van het beheersen van de Nederlandse taal. Soms zijn aanvullende toetsen noodzakelijk om een juist beeld van het taalniveau van de leerling te krijgen. 27 4.4 Huisvesting Voor haar activiteiten maakt de school gebruik van de faciliteiten van de American International School of Johannesburg (AISJ) en haar dependance in Pretoria. Het schooljaar loopt hierom gelijk met de planning van de AISJ. Op beide locaties staan enkele eigen kasten met daarin ook de Nederlandse bibliotheek, waar de leesboeken op AVI-niveau gerangschikt zijn. Verder mag er op beide locaties gebruik gemaakt worden van computers en videoapparatuur alsmede kopieerfaciliteiten. 4.5 Personeelsbeleid In de visie ligt vast dat de school gebruik maakt van gediplomeerde leraren. Voor het benodigde aantal wordt er gekeken naar het aantal leerlingen per groep en eventuele combinaties die hierin mogelijk zijn. De doelen van ons personeelsbeleid zijn: o Het bevorderen van een goede werksfeer en een goed werkklimaat waarin het personeel tot zijn recht komt, zich geaccepteerd en veilig voelt en waar samenwerking bevorderd wordt. o Komen tot verbetering en optimalisering van de kwaliteit van de arbeid. o Het realiseren van een effectieve inzet van mensen ten behoeve van de doelstelling van de school: het verzorgen van kwalitatief goed onderwijs. Alle leraren werken op basis van een 11-maanden contract welk aan het begin van het schooljaar door leraar en voorzitter wordt ondertekend. Er wordt gestreefd naar een vaste groep van leraren. Bij vertrek van 1 van de leraren wordt er naar een passende vervanging gezocht. Vanuit de jaarlijkse functioneringsgesprekken wordt er gekeken of bijscholing noodzakelijk is. Dit verzoek tot bijscholing wordt door de directrice voorgelegd aan het bestuur ter besluitvorming. Hiervoor kan gekeken worden naar het aanbod middels de scholingsdagen van de Stichting NOB, waarbij de keuze voor de cursussen in relatie dient te staan met de onderwijskundige ontwikkeling van de school. De financiering van deze cursussen zal ieder jaar opnieuw besproken worden aan de hand van de financiële situatie van de school. Er kunnen redenen zijn waardoor leraren niet aanwezig zijn. In de regel zal de vervanging intern worden opgelost, om zoveel mogelijk te voorkomen dat leerlingen vanwege afwezigheid van de leraar lessen moeten verzuimen. 4.6 Veiligheidsbeleid Aangezien de school gebruik maakt van de ruimtes van de AISJ is er geen apart veiligheidsbeleid voor de school van kracht. Alle procedures van de AISJ worden gevolgd en uitgevoerd. 28 4.7 Klachtenbeleid De klachtenregeling is van toepassing indien een ouder of leraar een klacht heeft over de school of over een medewerker van de school. Uitgangspunt is dat klachten, problemen, vragen en dergelijke in eerste instantie worden aangekaart bij diegene die direct met de kwestie te maken heeft. Hiermee wordt voorkomen dat de positie van de leraar (of diens gezag in de klas) wordt ondermijnd. Bij een klacht wordt altijd een stappenplan gevolg. Dat ziet er als volgt uit: Stap 1 De ouders nemen de klacht rechtstreeks op met de leraar. Stap 2 Vinden de ouders en/of de leraar geen bevredigende oplossing voor het probleem, dan wordt de directrice van de school ingeschakeld. Deze kan overigens ook al in de eerste stap bij de kwestie worden betrokken, maar alleen met instemming van beide partijen. Stap 3 Indien ook na het overleg met de directrice de kwestie niet bevredigend kan worden opgelost, wordt de zaak voorgelegd aan het schoolbestuur. Dit zal in voortdurend overleg met de directrice de kwestie bezien en proberen tot een goede oplossing te komen. Ook kan worden besloten om de aan de school verbonden vertrouwenspersoon, zie schoolgids, in te schakelen. Deze zal in voortdurend overleg met alle betrokkenen nagaan of de klacht door bemiddeling bevredigend kan worden opgelost. Mocht de aard van de klachtafhandeling in onderling overleg niet tot stand komen of heeft de afhandeling niet naar tevredenheid plaatsgevonden, dan wordt er een beroep gedaan op de Klachtenregeling Nederlands Onderwijs in het Buitenland. 4.8 Contacten 4.8.1. Contact met ouders Het succes van de school staat of valt met de betrokkenheid van de ouders. Het is in het belang van het kind dat er een goede samenwerking is tussen het schoolteam, het bestuur en de ouders. Onze school wil hiertoe de belangrijke rol van de ouders meer voor het voetlicht brengen. Hiervoor scheppen we voorwaarden in de vorm van onder andere nieuwsbrieven, een jaarlijkse ouderbijeenkomst en contact via e-mail of persoonlijk contact. Van ouders en leraren wordt verwacht dat zij handelen in het belang van het kind. Op school zijn de leraren de eerstverantwoordelijken voor de kinderen; de directrice heeft de eindverantwoordelijkheid over de algehele gang van zaken met betrekking tot de school. Het is belangrijk dat ouders steeds op de hoogte zijn van de vorderingen van hun kind(eren). Juist in het kader van het NTC-onderwijs is het bovendien noodzakelijk dat ouders en school dezelfde doelen stellen ten aanzien van het te bereiken niveau van taalbeheersing. Dit heeft alleen kans van slagen als de ouders zich betrokken en geïnteresseerd tonen en er blijk van geven zich te realiseren dat de thuissituatie in hoge mate bepalend is voor het succes in de schoolsituatie. 29 4.8.2 Externe contacten De school wil graag met andere NTC-leslocaties in Zuidelijk Afrika en dan voornamelijk met de NTC-locatie in Kaapstad, samenwerken, informatie uit te wisselen etc., om zodoende te komen tot kwaliteitsverhoging op organisatorisch, bestuurlijk en onderwijskundig gebied. De school heeft regelmatig contact met stichting NOB voor vakkundige expertise bij vraagstukken. 5 Integrale zorg voor kwaliteit 5.1 Bepaling van de kwaliteit van de school (diagnose) Ten behoeve van het garanderen van onze visie en missie stellen we ons als bestuur regelmatig (bij voorkeur 2x per jaar) de volgende vragen: o o o o o Doen we de juiste dingen gedurende het schooljaar met de verschillende groepen? Doen we deze dingen goed? Waarom vinden we van wel of waarom niet, wat is hiervan het bewijs? Vinden ouders (en soms ook leerlingen) dit ook? Wat doen we met deze informatie om de kwaliteit te verbeteren? De kwaliteitszorg is een zaak voor de hele school, waarin alle deelnemende partijen – bestuur, directie, leraren, ouders en leerlingen - zijn betrokken. Als voornaamste informatie bron hebben we gebruik gemaakt van het inspectierapport 2007 en het tevredenheidsonderzoek van 2009 en 2011 zoals deze door de ouders is ingevuld. Tevens hebben er gesprekken plaats gevonden met de leraren en met het bestuur. Het onderzoek is in het najaar van 2011 herhaald om te zien of we met de uitgevoerde en ingezette acties op de goede weg zijn. Tevens zal de rapportage van het inspectiebezoek van maart 2012 en het verslag van het NOB-bezoek naast dit schoolplan gelegd worden om dit schoolplan te verbeteren. 5.1.1. De bijdrage van de leraren en ouders Bij nieuwe aanmeldingen moet een indicatie gegeven worden wat het niveau van de Nederlandse taal van de leerling is. Op basis van een gesprek met de ouders en een eventueel beschikbaar rapport van de vorige school wordt het instroomniveau van de nieuwe leerling bepaald. Voor zorgleerlingen wordt door de leraar in samenwerking met de directrice een handelingsplan opgesteld. Door het jaar heen worden naast de Cito-toetsen diverse methodegebonden toetsen afgenomen. De ouders ontvangen twee keer per jaar een rapport. Deze rapporten worden uitgedeeld tijdens een rapportbespreking van de leraar met de betreffende ouder(s).In voorkomende gevallen kan door de school en de ouders om ondersteuning verzocht worden bij de Stichting NOB. Als een leerling de school verlaat, wordt aan de ouders een onderwijskundig rapport overhandigd dat bij een ontvangende school weer ingeleverd kan worden. In dit rapport wordt relevante informatie over de leerling gegeven die belangrijk kan zijn voor de ontvangende school. Van de ouders wordt ondermeer gevraagd dat zij toezicht houden op eventueel huiswerk en thuis zoveel mogelijk Nederlands spreken met de kinderen. 30 5.1.2. De bijdrage van het bestuur Het welbevinden van de leraren is voor het bestuur van groot belang. Kwalitatief goed onderwijs kan gedefinieerd worden als het zo effectief en ongestoord mogelijk verlopen van het onderwijs. Leraren en directrice vervullen hierin een sleutelrol. Het bestuur voert een personeelsbeleid dat gekenmerkt wordt door te zorgen voor de juiste persoon op de juiste plaats met mogelijkheden voor scholing en individuele ontwikkeling. Het bestuur beseft dat kwaliteitszorg niet alleen de inhoud van het onderwijs betreft maar ook de proceskant. Door middel van regelmatig overleg tussen de teamleden onderling en regelmatige terugkoppeling van de directrice naar het bestuur worden acceptabele en effectieve beslissingen genomen. Regelmatig wordt zowel de inhoud van het onderwijs als de proceskant van de besluitvoering geëvalueerd. Deze evaluatie vindt voornamelijk mondeling plaats tijdens de diverse vergaderingen. Minimaal eenmaal per jaar wordt bovendien met elke leraar afzonderlijk een functioneringsevaluatie gehouden. De inhoud van deze gesprekken wordt op schrift gesteld. 5.2 Formuleren van verbeterpunten (kwaliteitsverbetering) Uit het tevredenheidonderzoek van ouders, elke 3 jaar gehouden, de zelfevaluatie en het inspectiebezoek, blijkt op welke punten verbetering van de kwaliteit mogelijk en gewenst is. De samenvatting van deze punten is gedeeld met de ouders ( zie bijlage 4) en vervolgens is in overleg met alle betrokkenen, het lerarenteam en het bestuur, een aantal prioriteiten uit deze lijst gekozen. In de Schoolgids zal vervolgens worden aangegeven aan welke beleidsvoornemens dat schooljaar zal worden gewerkt. In paragraaf 2.4 t/m 2.6 is weergegeven waar we als school de komende 4 jaar aan willen werken. 5.3 Hoe borgen we de kwaliteit? Om te voorkomen dat als gevolg van wisselingen bij leraren en bestuur het wiel steeds opnieuw moet worden uitgevonden, is het belangrijk om de kwaliteit en de verbeteringen voortdurend te onderhouden. De school gebruikt op het ogenblik de volgende middelen om de kwaliteit te handhaven en reeds verzamelde kennis aan nieuwe leraren, ouders en bestuursleden over te dragen: • • • • • • Schoolplan De schoolgids Website Notulen Evaluatie documenten Ondersteunende documenten NOB-site 31 6 Samenvattende beleidsvoornemens voor de komende vier jaar Op basis van de voorgaande hoofdstukken hebben we voor de komende vier jaar een aantal beleidsvoornemens geformuleerd (zie paragraaf 2.5), op het gebied van onderwijs, personeel, financiën en overige terreinen. Deze zullen in de komende periode volgens de hierboven beschreven structuur worden uitgewerkt in verbeterplannen, vermeld schoolgids en opgevolgd in de verschillende overlegvormen. We hebben het afgelopen jaar hard gewerkt aan het formuleren van deze doelstellingen en tevens het herschrijven van het schoolplan volgens de allerlaatste richtlijnen van het NOB. De schrijfwijzer heeft ons hier enorm bij geholpen, hoewel er paragrafen zijn die we voor onze school minder van toepassing vinden. Dankzij deze inzet en de inzet van bestuursleden, leraren, directrice en ouders in de afgelopen jaren is de school geworden tot wat hij nu is d.w.z. dat er een degelijke en grondige structuur is, zowel onderwijskundig als beleidsmatig. Het resultaat is een goed lopende en goed georganiseerde school, met een stabiel aantal leraren en een voldoende aantal leerlingen per groep. Het is op basis van en dankzij die degelijke structuur dat de school zich in de komende jaren kan gaan bezighouden met een aantal belangrijke inhoudelijke zaken en met kwaliteitszorg. Al deze verbeterpunten hangen samen: het ene punt vloeit automatisch voort uit het andere. Het formuleren van eigen taaldoelen van de school, het bevorderen van de samenhang van de verschillende leerjaren, het formuleren van doelen per NTC-richting, een soepelere hantering van de groepsindeling rekening houdend met de richting van het kind en de meertaligheidproblematiek bij richting 2 kinderen – al deze verbeterpunten maken in onze optiek deel uit van een holistisch proces. De school wenst deze verbeterpunten dan ook op holistische wijze aan te pakken. We beseffen ook dat het hier vaak om een (geleidelijk) proces van verbetering gaat. 32 Bijlage 1: Kerndoelen Nederlandse Taal en verdeling over de leerjaren 1.1 Kerndoelen Nederlandse Taal 1.1.1 Typering van het gebied Het onderwijs in Nederlandse taal is erop gericht dat de leerlingen: - vaardigheden ontwikkelen waarmee ze deze taal doelmatig gebruiken in situaties die zich in het dagelijks leven voordoen; - kennis en inzicht verwerven omtrent betekenis, gebruik en vorm van taal; - plezier hebben of houden in het gebruiken en beschouwen van taal. 1.1.2 Kerndoelen A Domein mondelinge taalvaardigheid 1 De leerlingen weten dat men kan luisteren en spreken met verschillende doelen. 2 De leerlingen kunnen de inhoud en bedoeling van wat er tegen hen gezegd wordt begrijpen; vragen stellen om informatie te verzamelen over een door henzelf gekozen onderwerp; verslag uitbrengen; iets uitleggen; hun ervaringen, mening, waardering of afkeuring op persoonlijke wijze weergeven; deelnemen aan een formeel gesprek. 3 De leerlingen kunnen bij het realiseren van het voorgaande in voorkomende situaties gebruik maken van communicatiemiddelen. B Domein leesvaardigheid 4 De leerlingen weten, dat men kan lezen met verschillende doelen. 5 De leerlingen kunnen informatieve en betogende teksten, verhalen, poëzie en dialogen voor hoorspel, poppenkast of toneel onderscheiden; hun manier van lezen aanpassen aan een door henzelf of door de leerkracht gesteld lezersdoel; hoofdzaken van een informatieve tekst weergeven; bij een betogende tekst de hoofdlijn van het betoog aangeven en weergeven hoe hun mening zich verhoudt tot de mening in de tekst. 6 De leerlingen kunnen algemeen gebruikte schriftelijke informatiebronnen hanteren. 33 C Domein schrijfvaardigheid 7 De leerlingen weten, dat er geschreven wordt met het oog op verschillende doelen. 8 De leerlingen kunnen hun gedachten, ervaringen, gevoelens en bedoelingen uiten bijvoorbeeld in een verhaal, een gedicht en in een dialoog voor hoorspel, poppenkast of toneel; teksten schrijven, waarin zij hun eigen ervaringen, mening, waardering of afkeuring duidelijk weergeven; een brief schrijven volgens algemeen geldende conventies; op basis van eigen kennis en waarneming of op basis van verkregen informatie een werkstuk maken; schrijven toepassen als middel om gedachten, ervaringen, gevoelens en bedoelingen voor henzelf te ordenen. 9 De leerlingen kunnen de vormgeving en de presentatie van hun teksten verzorgen door aandacht te besteden aan de leesbaarheid van hun spelling, de leesbaarheid van hun handschrift, zinsbouw, bladspiegel, beeldende elementen en kleur. D Domein taalbeschouwing 10 De leerlingen kunnen met voorbeelden aangeven hoe talen en taalvarianten relaties tussen mensen kunnen bepalen en hoe die relaties samenhangen met culturele overeenkomsten en verschillen; dat de betekenis van een taaluiting mede beïnvloed wordt door de situatie, de vorm, onuitgesproken bedoelingen, lichaamshouding, gezichtsuitdrukking en gebaren; dat een taal of taalvariant op verschillende manieren gebruikt kan worden; dat mondelinge en schriftelijke communicatie gebaat is bij regels. Zij kunnen voorbeelden van situaties geven, waarin zulke regels functioneel zijn. 11 De leerlingen kennen een aantal taalkundige principes en regels. Zij kunnen in een zin het onderwerp, het werkwoordelijk gezegde en delen van dat gezegde onderscheiden. Zij kennen - regels voor het spellen van werkwoorden; - regels voor het spellen van andere woorden dan werkwoorden; - regels voor het gebruik van leestekens. 12 De leerlingen kunnen begrippen hanteren die het hun mogelijk maken over taal te denken 34 en te spreken: - - 1.2 betekenis, beeldspraak, letterlijk en figuurlijk taalgebruik, uitdrukking, gezegde, spreekwoord, synoniem, gevoelswaarde, symbool, beeldtaal, pictogram; moedertaal, tweede taal, vreemde taal, dialect, meertalig, gespreksregels, formeel en informeel taalgebruik; spelling, uitspraak, onderwerp van een zin, persoonsvorm, werkwoordelijk gezegde, deelwoord, onbepaalde wijs, werkwoord, tegenwoordige tijd, verleden tijd, enkelvoud, meervoud; gedicht, poëzie, verhaal, drama, toneelstuk, jeugdboek, monoloog, dialoog; hoofdstuk, paragraaf, alinea, zin, klemtoon, lettergreep, komma, punt, puntkomma, vraagteken, uitroepteken, dubbele punt, aanhalingsteken. Verdeling over de leerjaren Onderstaand overzicht is afkomstig uit Een blauwdruk voor methoden voor taalonderwijs, blz. 86 en verder, R. Beernink e.a., SLO, Enschede, 1997. Voor geïnteresseerden: deze publicatie bevat tevens meer uitgebreide en gedetailleerde overzichten van streefdoelen op de deelgebieden mondelinge vaardigheden (luisteren/spreken), schriftelijke vaardigheden (lezen/schrijven) en taalbeschouwing, steeds per twee leerjaren (groep 1 en 2, groep 3 en 4, groep 5 en 6, groep 7 en 8). 35 Het vogelvluchtoverzicht 3/4 1/2 Mondelinge taalvaardigheid (A) 1 Gespreksvaardigheid 1a voeren van alledaagse communicatie in de klas 1b uitdrukken van meningen en gevoelens 1c leveren van specifieke gespreksbijdragen 1d uitvoeren van schoolse taken 1e vervullen van alledaagse buitenschoolse functies 2 Begrijpend luisteren 2a begrijpen van verhalende, expressieve en poëtische teksten 2b verhalen en gebeurtenissen weergeven 2c begrijpen van uiteenzettingen van leerstof 2d opvolgen van instructies 2e begrijpen van betogen 3 Informatie geven 4 Institutionele interacties 4a interacties met ongelijkwaardige gesprekspartners 4b interacties bij openbare instanties 5 Gebruik van middelen 5a gebruik van telefoon 5b reageren op programma’s verspreid met massamedia 6 Spreektechniek ⊗♦0 6a verstaanbaar spreken 6b begrijpelijk spreken Schriftelijk vaardigheden (B) 0 Beginnende geletterdheid • ♦ ⊗ (a t/m i) 1 Leesplezier • ♦ 2 Begrijpend/Studerend lezen 2a weergeven van zelfgekozen verhalende, informatieve en expressieve teksten 2b begrijpen van moeilijker verhalende, informatieve en expressieve teksten 2c verwerven van informatie uit appelatieve en informatieve teksten 2d gebruiken van middelen voor verwerving van informatie uit teksten 36 7/8 5/6 * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 3 4 5 6 7 2e gebruiken en interpreteren van informatie uit naslagwerken Technische leesvaardigheid • 3a ontsleutelen van tekst 3b verklanken van woorden 3c hardop lezen van tekst Doelgericht en creatief schrijven 4a schrijven van korte teksten met gegeven kenmerken 4b schrijven van zelfbedachte teksten 4c aandacht besteden aan planning en verzorging 4d verbeteringen aanbrengen in eigen en andermans teksten Handschrift • Formuleervaardigheid ⊗♦• Spelling • Taalbeschouwing (C) 1 Vormen en klanken van taal 1a begrippen voor beginnende geletterdheid 1b tekensystemen 1c eenheden van taal en taalgebruik 1d klankverwantschappen en ritmische eigenschappen 1e leestekens 2 Kennis van tekstsoorten en invloed van situaties op het taalgebruik 2a tekstkenmerken 2b factoren die invloed hebben op de tekstproductie en receptie 2c passend taalgebruik 2d taalgebruik in massamedia 2e metataal over tekstsoorten en taalgebruik 3 Reflectie op taalvariatie 3a kennis van accenten en dialecten 3b aanvaarding van taalvariatie 3c vreemde talen 4 Woordenschat ⊗♦• 4a participatie in schooltaal 4b definitievaardigheid 4c woordvorming 4d gebruik van context en woordvorm 4e woordenboekgebruik 37 * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * * 4f metataal over woordbetekenis en woordvorm 5 Woordsoorten en zinsdelen 5a woordsoorten 5b zinsdelen * * * * * * Toelichting Symbolen: Bij sommige onderdelen zijn symbolen weergegeven. Deze onderdelen zijn van belang voor de volgende doelgroepen: ⊗ = NT2 ♦ = verbaal zwak • = leerproblemen 0 = dialect 38 Bijlage 2: Kerninhouden Nederlandse cultuur Algemene doelstelling: De lessen Nederlandse cultuur beogen het in stand houden en versterken van de verbondenheid met de Nederlandse cultuur, om een succesvolle terugkeer naar Nederland te bevorderen. De lessen Nederlandse cultuur worden gegeven ter ondersteuning van en als aanvulling op de Nederlandse taallessen. We onderscheiden de domeinen: - festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes; - jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen; - Nederlandkunde. De domeinen worden geïntegreerd en in onderlinge samenhang aangeboden, en zo veel mogelijk ook in samenhang met de Nederlandse taallessen. Kerninhouden per domein: Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes: Leerlingen hebben kennis van en doen ervaringen op met typisch Nederlandse festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes. Domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen: Leerlingen zijn op de hoogte van actuele ontwikkelingen en de jeugdcultuur in Nederland. Domein Nederlandkunde: Leerlingen hebben kennis van de Nederlandse samenleving, vanuit historisch en (sociaal-) geografisch perspectief. Uitwerking in leerstofaanbod: Domein festiviteiten, feestdagen, gebruiken en gewoontes: Voor alle groepen wordt de jaarlijkse cyclus van feestdagen doorlopen, waarbij in ieder geval aandacht is voor Koninginnedag en Sinterklaas. Jaarlijks worden daarnaast andere feestdagen benadrukt, zoals carnaval, vader- en moederdag, Pasen, Kerst, enz. Incidenteel (als daartoe aanleiding is) worden typisch Nederlandse evenementen belicht, zoals bijvoorbeeld de Elfstedentocht, Luilak, St. Maarten. Domein jeugdcultuur en actuele ontwikkelingen: Voor alle groepen: - lezen van en spreken over Nederlandse kinder- en jeugdtijdschriften - uitwisselen van persoonlijke ervaringen na contact met Nederland (bezoeken, visite, vakanties) Groep 3 t/m 8: - contacten met kinderen in Nederland per post/e-mail/Internet - lezen van en spreken over Nederlandse tijdschriften, krantenberichten, websites, enz. - de inhouden aan de orde laten komen in verwerkingsopdrachten Domein Nederlandkunde: Voor alle groepen: In alle groepen vormen de inhouden van dit domein een aanvulling (op het gebied van Nederlandse begrippen en de Nederlandse situatie) op het onderwijs dat in de dagschool al aan de orde komt bij de lessen aardrijkskunde, geschiedenis en andere onderwerpen op het gebied van ‘mens en maatschappij’. 39 Groep 1 t/m 4: Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. Groep 5/6: - Onderwerpen die in de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. - De kinderen nemen kennis van specifieke sociaal-geografische en geschiedkundige kenmerken van de stad en/of regio waar men in Nederland (familie)banden mee heeft. Groep 7/8: - Onderwerpen ‘mens en maatschappij’ (waaronder aardrijkskunde en geschiedenis) die op de dagschool aan de orde komen, met Nederlandse begrippen en aanvulling op de Nederlandse situatie, zie hierboven. - De leerstof van het vakgebied aardrijkskunde voor groep 6: Nederland. Onderdelen van de leerstof geschiedenis specifiek gericht op Nederland, waaronder in ieder geval ontdekkingsreizen en expansie (de Gouden Eeuw), het Koninkrijk na 1815, de Tweede Wereldoorlog en de hedendaagse maatschappij. 40 Bijlage 3: Handelingsplan Naam: Geboortedatum: Datum handelingsplan: Opgesteld door: Concrete aanleiding: Wat is de zorgvraag? Wat is er al geprobeerd? Wat gaan we doen? Overige aandachtspunten: 41 Bijlage 4: Terugkoppeling ouderenquête aan ouders Geachte ouders, Langs deze weg willen we u graag bedanken voor de terugkoppeling over de school middels het invullen van de enquête. Hieronder vindt u een samenvatting van de uitkomsten. In totaal hebben we 18 reacties ontvangen. De gemiddelde score (weergegeven als score 19) is 4.3. Er zijn 2 reacties die beduidend lager scoren. 42 Hiernaast vindt u de gebruikte schaal. Een score van 4.3 wil derhalve zeggen dat de meerderheid meestal akkoord tot volledig akkoord is met de gegeven stellingen. Hier zijn we uiteraard erg blij mee. De gemiddelde score per gegeven stelling is: Hierin sprong er 1 vraag uit. Dit betrof vraag 11; De leerkrachten besteden voldoende extra aandacht aan kinderen met leerproblemen. Hierbij is 4x een score 3 gegeven, dwz meestal niet akkoord. Dit hebben we besproken in het bestuur en zullen dit een vervolg geven in het leerkrachten overleg. Tenslotte hebben we alle geschreven opmerkingen doorgenomen en naar de vragen gekeken waar op individuele basis lagere scores zijn gegeven. We hebben de onderwerpen die bij een aantal reacties terugkwamen prioriteit gegeven om in de komende bestuursvergadering verder te bespreken. Op 21 januari, van 9.15 – 9.45 uur tijdens de cultuurdag, willen we u 43 graag de gelegenheid geven voor vragen en opmerkingen zodat we deze in de discussie nog mee kunnen nemen. Nogmaals dank voor de verleende informatie en vertrouwen erop u hiermee naar behoren te hebben geïnformeerd. Met vriendelijke groeten, Bestuur van de Nederlandse School. 44
© Copyright 2024 ExpyDoc