Downloaden - Provincie Noord

Brabantlaan 1
Postbus 90151
Besluit
5200 MC ’s-Hertogenbosch
Telefoon (073) 681 28 12
Fax (073) 614 11 15
[email protected]
Antonissen Agrarisch Advies
Strijperstraat 19 c
NL- 5595 GA LEENDE
Onderwerp
Beslissing Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant op grond van artikel 7.17,
lid 1 van de Wet Milieubeheer.
www.brabant.nl
IBAN NL86INGB0674560043
*3665208*
Nummer
3665208
Inleiding
Op 1 juli 2014 hebben wij van J. van Bavel, Moleneind 5 te Gilze een
mededeling in de vorm van een aanmeldingsnotitie ontvangen ex artikel 7.16,
lid 1 van de Wet milieubeheer met het verzoek tot het nemen van een beslissing
of voor zijn voornemen een milieueffectrapport (MER) noodzakelijk is. Op 30
juli hebben wij om aanvullende gegevens gevraagd die wij op 15 augustus
hebben ontvangen. Het voornemen heeft tot doel het landbouwkundig
verbeteren door het op regelmatig afschot leggen van de huiskavel met een
oppervlakte van 17,3 ha aan het Moleneind en de Lijndonk te Gilze. Het
betreft de kadastrale percelen Gilze sectie P nummers 325, 326, 328, 319, 320
en 566. Voor dit voornemen is een ontgrondingsvergunning vereist op grond
van de Ontgrondingenwet.
Op grond van artikel 7.2 van de Wet milieubeheer is de activiteit aangewezen
in het Besluit milieueffectrapportage (m.e.r.). Ingevolge bijlage D, categorie
16.1 van het Besluit m.e.r. is de voorgenomen activiteit van heer J. van Bavel
m.e.r.-beoordelingsplichtig, omdat de ontgronding betrekking heeft op een
oppervlakte groter dan 12,5 ha en kleiner dan 25 ha. Gedeputeerde Staten van
Noord-Brabant dienen daarom te beslissen of ten behoeve van de
besluitvorming over de voorgenomen activiteit - een vergunning ingevolge de
Ontgrondingenwet - een MER dient te worden opgesteld door de heer J. van
Bavel.
Volgens artikel 7.17, lid 1 van de Wet milieubeheer dient er een MER
opgesteld te worden, als er sprake is van een activiteit die wordt ondernomen,
waarbij deze belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Hierna
Het provinciehuis is vanaf
het centraal station bereikbaar met stadsbus, lijn 61
en 64, halte Provinciehuis,
met de NS Zonetaxi en met
de OV-fiets.
geven wij aan hoe het gestelde in de aanmeldingsnotitie zich tot dit
toetsingskader verhoudt.
Nummer
3665208
De voorgenomen activiteit
De voorgenomen activiteit betreft het landbouwkundig verbeteren door op
regelmatig afschot leggen van de locatie. Hiervoor wordt de bouwvoor opzij
gezet en wordt het vrijkomend ophoogzand afgevoerd. Tevens wordt zwarte
teelaarde van elders aangevoerd ter verdikking en verbetering van de huidige
bouwvoor. In totaal zal circa 70.000 m3 grondverzet plaatsvinden.
Overwegingen ten aanzien van de activiteit
In artikel 7.17, lid 3 van de Wet milieubeheer is aangegeven dat, ter
beoordeling van de vraag of een voorgenomen activiteit belangrijke nadelige
gevolgen voor het milieu kan hebben die aanleiding kunnen geven tot een plicht
om een MER te maken, rekening dient te worden gehouden met de in bijlage
III van Richtlijn 2011/92/EU aangegeven omstandigheden. Deze luiden:
1. de kenmerken van de voorgenomen activiteit;
2. de plaats van de voorgenomen activiteit;
3. de kenmerken van de potentiële belangrijke nadelige gevolgen voor het
milieu.
Deze omstandigheden worden hierna ten aanzien van de voorgenomen
activiteit nader beschouwd.
1.1
De kenmerken van de voorgenomen activiteit
Bij de kenmerken van de voorgenomen activiteit dient in het bijzonder in
overweging te worden genomen:
De omvang van de voorgenomen activiteit/project
De locatie heeft een oppervlakte van circa 17,3 ha. In totaal zal 70.000 m3
grondverzet plaatsvinden gedurende een periode van circa 6 jaar. In het
plangebied wordt zowel ophoogzand als teelaarde tijdelijk in depot opgeslagen.
Het depot zal maximaal 2 ha per winning/aanvulling beslaan, de hoeveelheid
zand maximaal 4.000 m3.
Energie
Het energieverbruik blijft beperkt tot de aanlegperiode van circa 6 jaar. Voor
grondverzet en -vervoer zullen waar nodig machines en vrachtwagens worden
ingezet met gebruik van fossiele brandstoffen. Bij een netto belading van 20 m3
betekent dit 3.500 vrachtbewegingen (600 per jaar), zijnde gemiddeld 3
vrachten per werkdag.
Lucht
Tijdens de aanlegperiode kunnen bij de ontgrondingswerkzaamheden lokaal
hinder of overlast (stof, waaivuil) ontstaan en zullen de machines en voertuigen
2/5
een beperkte emissie van fijn stof en NOx tot gevolg hebben. Omdat sprake is
van een project van tijdelijke aard, kan worden gesteld dat over een langere
termijn nauwelijks sprake is van een toename. Tijdelijk kan sprake kan zijn van
een piektoename bij de afvoer van materiaal. Daarbij is uitgegaan van
maximaal 20 vrachtwagens per werkdag, dus maximaal 40 bewegingen per
werkdag. De bijdrage aan fijn stof en NOx van het extra verkeer is in dat geval
is lager dan 1,2 microgram/m3 waarmee het project niet in betekenende mate
(NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een stof in de buitenlucht. De
luchtkwaliteit vormt daarom geen belemmering voor de planrealisatie.
Nummer
3665208
Bodem en water
De huidige maaiveldligging wordt verlaagd en geëgaliseerd. In de gebruiksfase
ontstaat een egale en dikkere bouwvoor met een beter vochtleverend vermogen.
Na uitvoering van de ontgronding ligt het maaiveld op een gelijk of iets lager
niveau met de omliggende gronden. De voorgenomen activiteit heeft geen
significant negatieve effecten op de hydrologische situatie.
Geluid
De geluidsemissie zal gedurende de aanlegperiode toenemen als gevolg van het
gebruik van een graafmachine en grondtransport door vrachtwagens. De
toename zal met name merkbaar zijn ter hoogte van de bebouwing ter hoogte
van de wegen Moleneind en Lijndonk en de parallelweg van de A58 richting
afslag Gilze-Rijen. Aangezien de duur van deze werkzaamheden beperkt is en
het feit dat de gevoelige objecten al blootgesteld worden aan geluidsbelasting
afkomstig van de A58 en de vliegbasis Gilze-Rijen levert deze geluidsemissie
geen significante bijdrage aan de geluidsbelasting die al aanwezig is.
Cumulatie met andere activiteiten
In de directe omgeving van het plangebied zijn geen grootschalige ruimtelijke
ontwikkelingen gepland. Cumulatie van milieueffecten is daarom niet aan de
orde.
1.2
De plaats en omgeving van de voorgenomen activiteit
Bij de overwegingen ten aanzien van de kwetsbaarheid van het milieu dienen,
indien van toepassing, in het bijzonder in overweging te worden genomen:
1. het bestaande grondgebruik (industrieterrein, landelijk gebied etc.);
2. de relatieve rijkdom aan en de kwaliteit en het regeneratievermogen van de
natuurlijke hulpbronnen van het gebied;
3. aanwezigheid van gevoelige gebieden zoals aangeduid in
natuurbeleidsplannen of van (inter)nationaal beschermde gebieden (zoals
Habitatrichtlijn, Vogelrichtlijn, ecologische hoofdstructuur, landschappen
van historisch, cultureel of archeologisch belang etc., zie de nadere
specificatie in bijlage III van Richtlijn 2011/92/EU).
3/5
Het bestaande grondgebruik
In het vigerende Bestemmingsplan buitengebied van de gemeente Gilze Rijen is
het gehele blok aangeduid als agrarisch gebied. Het gebied is bestemd voor het
ontwikkelen van landbouwbedrijven.
Nummer
3665208
Beschermde gebieden
Het plangebied ligt niet binnen een beschermd gebied w.o. Natura 2000,
Ecologische Hoofdstructuur, Groenblauwe mantel of stiltegebied.
Archeologie
Binnen een deel van de locatie is de dubbelbestemming “Waarde –
archeologie” toegekend. Het betreft hier archeologische waarden in het kader
van oorlogsarcheologie. In 2010 is op grond van resultaten van archeologisch
onderzoek de hoge archeologische verwachting voor het gebied bijgesteld naar
een lage archeologische verwachting, m.u.v. waarden uit de Tweede
Wereldoorlog, nl. een tankgracht in het zuiden van het projectgebied. Op
grond van aanvullend onderzoek is geconcludeerd dat deze tankgracht een
geringe archeologische waarde heeft en grotendeels bewaard blijft bij de
ontgronding. Deze archeologische waarde vormt geen belemmering voor
uitvoering van het project.
1.3
De kenmerken van de potentiële nadelige gevolgen voor het milieu
Hieronder volgen de belangrijkste onderdelen uit de voorgaande overwegingen,
waarbij vooral de volgende kenmerken in beschouwing worden genomen:
- het bereik van de effecten;
- grensoverschrijdend karakter van de effecten;
- orde en grootte en de complexiteit van de effecten;
- waarschijnlijkheid van de effecten;
- duur, frequentie, cumulatie en de onomkeerbaarheid van de effecten.
De kenmerken van de belangrijkste (mogelijk) optredende nadelige gevolgen
voor het milieu zijn in de paragrafen 3.1 en 3.2 aan de orde gesteld. Daaruit
kan worden afgeleid dat de omvang en/of de duur van mogelijk nadelige
gevolgen op het gebied van hydrologie, geluid en luchtkwaliteit dermate gering
zijn dat er geen van bovenstaande kenmerken aanleiding geeft tot nader
onderzoek
Noodzakelijkheid MER
De in het voorgaande hoofdstuk geïnventariseerde kenmerken van het
voornemen dienen beschouwd te worden in relatie tot de ernst van de
milieugevolgen. Daarbij spelen de volgende aspecten een rol: de huidige situatie
en de autonome ontwikkeling, vigerende wetgeving en beleidsuitspraken, de
beschikbare kennis en informatie en de politieke en maatschappelijke
gevoeligheid.
4/5
Gelet op het vorenstaande zijn wij van oordeel dat de aard van de effecten die
gekoppeld zijn aan de uit te voeren activiteiten, in voldoende mate in beeld zijn.
Wij zijn daarom van oordeel dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden
die leiden tot dermate belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu dat het
maken van een milieueffectrapport toegevoegde waarde zou hebben.
Nummer
3665208
Conclusie
Op grond van bovenstaande zijn wij van oordeel dat geen sprake is van een
activiteit die belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben vanwege
de wijze waarop de activiteit wordt ondernomen. Dit betekent, dat voor de
besluitvorming over de ontgrondingsvergunning het maken van een MER niet
nodig is.
Besluit
Gelet op het voorafgaande, de bepalingen in de Wet milieubeheer en het
Besluit m.e.r. besluiten wij:
-
-
dat voor het voorgenomen grondverzet door de heer J. van Bavel,
Moleneind 5, 5126 NK te Gilze geen MER hoeft te worden opgesteld;
het origineel van dit besluit te zenden aan de heer J. van Bavel en een
afschrift te zenden aan het college van burgemeester en wethouders van de
gemeente Gilze-Rijen;
dit besluit bekend te maken op 18 september 2014.
’s-Hertogenbosch, 9 september 2014
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,
namens deze,
mw. ir. Y.A.M. van der Meulen MPA,
directeur Cluster Natuur en Milieu
In verband met geautomatiseerd verwerken is dit document digitaal ondertekend.
5/5