OER Masteropleiding Verdieping 2014-2015

Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
Onderwijs- en Examenregeling
PThU: Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
Vastgesteld door het College van Bestuur
te Amsterdam d.d. 26 augustus 2014
-1-
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
-2-
INHOUDSOPGAVE
Deel 1 – Algemeen deel ...................................................................................... 4
Paragraaf 1 – Algemene bepalingen ................................................................... 4
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
1.1
1.2
1.3
1.4
–
–
–
–
toepasselijkheid van de regeling .........................................................................
begripsbepalingen .............................................................................................
de opleidingen ..................................................................................................
eindtermen van de opleidingen ...........................................................................
4
4
5
5
Paragraaf 2 – Vormgeving van de opleidingen ................................................... 5
Artikel 2.1 – vorm van de opleidingen .................................................................................... 5
Paragraaf 3 – Taal van de opleidingen ................................................................ 5
Artikel 3.1 – voertaal ........................................................................................................... 5
Artikel 3.2 – niveau Engels en Duits....................................................................................... 5
Paragraaf 4 – Vooropleidingseisen ..................................................................... 6
Artikel 4.1 – toelatingseisen ................................................................................................. 6
Artikel 4.2 – toelatingsprocedure ........................................................................................... 6
Paragraaf 5 – Tentamens en examens ................................................................ 6
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
5.1 – de examens ..................................................................................................... 6
5.2 – studiebelasting en aanwezigheidsverplichting ....................................................... 6
5.3 – aanvraag examen ............................................................................................. 7
5.4 – de tentamens en de vorm van de tentamens ........................................................ 7
5.5 – aanmelding tentamens en herkansingen .............................................................. 7
5.6 – volgtijdelijkheid tentamens................................................................................. 7
5.7 – tijdvakken en frequentie tentamens .................................................................... 7
5.8 – fraude ............................................................................................................. 8
5.9 – procedure bij fraude bij examens en tentamens .................................................... 8
5.10 – plagiaat.......................................................................................................... 8
5.11 – beoordeling .................................................................................................... 9
5.12 – inzagerecht .................................................................................................... 9
5.13 – geldigheidsduur .............................................................................................. 9
5.14 – vrijstelling ...................................................................................................... 9
5.15 – hardheidsclausule tentamens en examens ......................................................... 10
5.16 – graad............................................................................................................ 10
5.17 – judicium ........................................................................................................ 10
Paragraaf 6 - Studievoortgang, studiebegeleiding en studieadvies .................. 10
Artikel 6.1 – studievoortgang ............................................................................................... 10
Artikel 6.2 – studiebegeleiding ............................................................................................. 11
Artikel 6.3 – duurzame functiestoornis .................................................................................. 11
Paragraaf 7 - Judicium Abeundi ........................................................................ 11
Artikel 7.1 – toepasselijkheid regeling ................................................................................... 11
Artikel 7.2 – blijk van ongeschiktheid.................................................................................... 11
Artikel 7.3 – procedure Judicium Abeundi .............................................................................. 11
Deel 2 – Opleidingsspecifiek deel ..................................................................... 12
Paragraaf 8 – Master Verdieping ...................................................................... 12
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
8.1
8.2
8.3
8.4
–
–
–
–
toepasselijkheid regeling ................................................................................... 12
specifieke eindtermen ....................................................................................... 12
examenprogramma .......................................................................................... 12
studieplanning ................................................................................................. 12
Paragraaf 9 – Masterexamen van de opleiding ................................................. 12
Artikel 9.1 – masterthesis ................................................................................................... 12
Artikel 9.2 – Masterexamen ................................................................................................. 12
Paragraaf 10 – Toelating tot de masteropleiding .............................................. 13
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
-3-
Artikel 10.1 – toelatingseisen ............................................................................................... 13
Artikel 10.2 – instroommomenten ........................................................................................ 13
Paragraaf 11 – Slotbepalingen ......................................................................... 13
Artikel
Artikel
Artikel
Artikel
11.1
11.2
11.3
11.4
–
–
–
–
hardheidsclausule ........................................................................................... 13
wijzigingen .................................................................................................... 13
bekendmaking ............................................................................................... 13
inwerkingtreding ............................................................................................ 13
Bijlagen ............................................................................................................ 14
Bijlage
Bijlage
Bijlage
Bijlage
1:
2:
3:
4:
Eindtermen van de opleiding ................................................................................ 14
Samenstelling van het examenprogramma ............................................................. 15
Regelingen inzake de masterthesis ........................................................................ 17
Toelatingseisen ................................................................................................... 20
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
-4-
Deel 1 – Algemeen deel
PARAGRAAF 1 – ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 – toepasselijkheid van de regeling
1. Deze regeling is van toepassing op de initiële masteropleidingen die ingesteld zijn in de
Protestantse Theologische Universiteit (hierna: de universiteit). De regeling beschrijft de
geldende procedures, rechten en plichten met betrekking tot het onderwijs, de tentamens en
de examens. Deel 1 van de regeling omvat bepalingen die van toepassing zijn op alle
opleidingen van de universiteit, voor zover daar in een bepaling van deel 2 niet expliciet wordt
afgeweken; in deel 2 zijn specifieke bepalingen per opleiding opgenomen.
2. De onderwijs- en examenregeling wordt vastgesteld of gewijzigd door het College van Bestuur
van de universiteit nadat de opleidingscommissie en de examencommissie daarover hebben
geadviseerd en de universiteitsraad ermee heeft ingestemd.
Artikel 1.2 – begripsbepalingen
In deze regeling wordt verstaan onder:
a) wet: de Wet op het Hoger Onderwijs en Wetenschappelijk Onderzoek;
b) student: degene die is ingeschreven aan de universiteit voor het volgen van het onderwijs
en/of het afleggen van de examens;
c) examen: masterexamen, bestaande uit examenonderdelen; indien al deze onderdelen met
goed gevolg zijn afgelegd, is aan de vereisten voor het examen voldaan;
d) examenonderdeel: een onderwijseenheid van de opleiding, in de zin van de wet;
e) examinator: hij die door de examencommissie voor het afnemen van tentamens en het
vaststellen van de uitslag daarvan is aangewezen.
f) cursus: een onderwijseenheid bestaande uit een samenhangend programma van colleges,
onderzoek, praktische oefeningen, voorbereidingstijd, studietijd of een combinatie hiervan,
afgesloten met een tentamen dat als examenonderdeel geldt;
g) praktische oefening: het deelnemen aan een practicum of andere onderwijsleeractiviteit, die
gericht is op het verkrijgen van vaardigheden. Onder deze activiteiten vallen:
a. het maken van een masterthesis;
b. het maken van een werkstuk;
c. het uitvoeren van een onderzoeksopdracht;
d. het doorlopen van een stage;
e. het volgen van een training;
f. het houden van een voordracht;
h) tentamen: een onderzoek naar de kennis, het inzicht en de vaardigheden van de examinandus
alsmede de beoordeling van de uitkomsten van dat onderzoek. Een tentamen kan opgebouwd
zijn uit deeltentamens:
i) ingangseis: cursus die met een voldoende resultaat moet zijn afgerond, dan wel waarin
participatie heeft plaatsgevonden voordat aan de cursus waarop de ingangseis betrekking
heeft, kan worden deelgenomen;
j) semester: deel van het studiejaar, beginnend op 1 september en eindigend op 31 januari, dan
wel beginnend op 1 februari en eindigend op 31 augustus;
k) Thesis danwel masterthesis: masterscriptie;
l) ects: European Credit Transfer System; eenheid waarin de studielast van een
onderwijseenheid wordt uitgedrukt; een studiepunt staat gelijk met een ects-credit; een ectscredit staat gelijk met 28 klokuren studie;
m) Examencommissie (EC): het orgaan dat op objectieve en deskundige wijze vaststelt of een
student voldoet aan de voorwaarden die de onderwijs- en examenregeling stelt ten aanzien
van kennis, inzicht en vaardigheden die nodig zijn voor het verkrijgen van een graad. De
examencommissie benoemt de examinatoren en bewaakt de kwaliteit van de examens en
tentamens.
n) (Conform artikel 5.8 van het Bestuursreglement van de universiteit);
o) Toelatingscommissie: De commissie die belast is met het beoordelen van de toelaatbaarheid
van een student tot een van de in de universiteit ingestelde masteropleidingen;
p) Opleidingscommissie (OC): adviescommissie ten behoeve van het College van Bestuur
(conform artikel 5.6 van het bestuursreglement van de universiteit);
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
-5-
q) College van Beroep voor de Examens (CBE): het college zoals bedoeld in artikel 5.9 van het
Bestuursreglement van de universiteit;
r) Nuffic: Nederlandse organisatie voor internationale samenwerking in het Hoger Onderwijs;
s) voertaal: de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd en de taal waarin wordt getentamineerd
en geëxamineerd;
t) Studentnet: het via de website van de universiteit te bereiken deel waarin algemene informatie
over het onderwijs beschreven wordt;
u) Onderwijscatalogus: via de website algemeen toegankelijke database waarin de inhoud, vorm,
studielast en ingangseisen van de onderwijseenheden beschreven worden.
De overige begrippen hebben de betekenis die de wet daaraan toekent.
Waar in deze Onderwijs- en Examenregeling sprake is van hij/hem, student, docent of examinator,
is ook resp. zij/haar, studente, docente en examinatrice bedoeld.
Artikel 1.3 – de opleidingen
1. In de universiteit is de volgende masteropleiding met een studielast van 60 ects ingesteld:
a. Verdieping
2. In de universiteit is de volgende masteropleiding met een studielast van 180 ects ingesteld:
a. Predikantschap
Artikel 1.4 – eindtermen van de opleidingen
1. De opleidingen beogen de studenten:
a. Kennis, vaardigheden en attitudeaspecten op het desbetreffende gebied bij te brengen;
b. Wetenschappelijk te vormen;
c. Voor te bereiden op een verdere (studie-)loopbaan.
2. Studenten aan wie voor één van de aan de universiteit ingestelde bacheloropleidingen een
graad als bedoeld in artikel 7.10a, eerste lid van de wet is verleend, worden overeenkomstig
artikel 7.30b van de wet toegelaten tot ten minste één van de masteropleidingen van de
universiteit.
PARAGRAAF 2 – VORMGEVING VAN DE OPLEIDINGEN
Artikel 2.1 – vorm van de opleidingen
De opleiding genoemd in artikel 1.3 lid 1 kent alleen een voltijdvariant in Groningen. De opleiding
genoemd in artikel 1.3 lid 2 kent een voltijdvariant in Groningen en Amsterdam en een
deeltijdvariant in Amsterdam.
PARAGRAAF 3 – TAAL VAN DE OPLEIDINGEN
Artikel 3.1 – voertaal
1. De volgende opleiding wordt in beginsel verzorgd in het Nederlands
a. Predikantschap;
2. De volgende opleiding wordt in beginsel verzorgd in het Engels
a. Verdieping.
3. De Engelse taal kan gebruikt worden bij onderdelen van de opleidingen indien de aard van het
onderwijs, dan wel de herkomst van de studenten of docenten daartoe aanleiding geeft. Bij de
bepaling van de voertaal is de door het College van Bestuur vastgestelde gedragscode van
toepassing.
Artikel 3.2 – niveau Engels en Duits
1. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens van de verdieping / het verdiepingsjaar in
de masteropleidingen is een voldoende beheersing van het Engels vereist. Aan deze eis is
voldaan, als de student:
a. binnen de EER een diploma heeft behaald dat toelating verschaft tot een universitaire
bacheloropleiding, of;
b. een score van ten minste 550, maar bij voorkeur 575 of hoger heeft gehaald bij het
TOEFL toets (paperbased versie) of een vergelijkbaar resultaat bij een ander tentamen.
2. Voor deelname aan het onderwijs en de tentamens van het verdiepingsjaar in de
masteropleiding predikantschap is voldoende passieve beheersing van het Duits vereist. Aan
deze eis is voldaan, als de student:
a. binnen de EER een diploma heeft behaald dat toelating verschaft tot een universitaire
bacheloropleiding, of;
Protestantse Theologische Universiteit
3.
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
-6-
b. anderszins blijk geeft van voldoende passieve beheersing van het Duits.
Indien van een student – blijkend uit een aantoonbare onvoldoende beheersing van het Duits,
zulks ter beoordeling van de docent die het betreffende onderwijs verzorgt - redelijkerwijs niet
gevraagd kan worden dat hij het onderwijs volgt en zich voorbereidt op het examen met
behulp van Duitstalige literatuur , schrijft de docent alternatief studiemateriaal voor in de
Nederlandse dan wel Engelse taal.
PARAGRAAF 4 – VOOROPLEIDINGSEISEN
Artikel 4.1 – toelatingseisen
1. Degene die voldoet aan de bij of krachtens de wet gestelde vooropleidingseisen wordt
toegelaten tot de daarvoor in aanmerking komende opleidingen.
2. De toelatingseisen voor de masteropleidingen zijn opgenomen in de bijlage bij het betreffende
opleidingsspecifieke deel.
Artikel 4.2 – toelatingsprocedure
1. De toelating tot de opleiding is opgedragen aan de toelatingscommissie van de opleiding. De
werkwijze van de toelatingscommissie is in een reglement vastgelegd.
2. Met het oog op de toelating tot de opleiding stelt de toelatingscommissie vast of de kandidaat
in het bezit is van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs of in het bezit is van
kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een graad Bachelor in het wetenschappelijk
onderwijs. Tevens stelt de toelatingscommissie vast of de kandidaat naast de eisen bedoeld in
de vorige volzin voldoet aan de kwalitatieve eisen voor de opleiding waartoe de kandidaat
toelating vraagt en die vermeld staan in het opleidingsspecifieke deel van deze regelingen
betreffende de opleiding waartoe de kandidaat toelating vraagt. De commissie betrekt bij haar
onderzoek de kennis van de taal waarin het onderwijs wordt verzorgd.
3. Deficiënties in de vooropleiding zoals vermeld in het opleidingsspecifieke deel van deze
regelingen worden vervuld door het afleggen van tentamens in nader te bepalen vakken of
programmaonderdelen op het niveau van het bachelorexamen zoals dit aan de universiteit
wordt afgenomen. De EC is verantwoordelijk voor het afnemen van toetsen en het beoordelen
daarvan
4. Een verzoek te worden toegelaten tot de opleiding wordt voor 1 mei (toelating per 1
september) ingediend bij de toelatingscommissie. In bijzondere gevallen kan de
toelatingscommissie een na deze sluitingsdatum ingediend verzoek in behandeling nemen.
5. De toelating wordt verleend onder de voorwaarde dat de kandidaat uiterlijk op de betreffende
begindatum van de opleiding zal voldoen aan de in artikel 4.1 bedoelde eisen zoals die blijken
uit getuigschriften van door hem gevolgde opleidingen.
6. De kandidaat ontvangt een toelatingsbewijs dan wel een afwijzende beslissing. Hiertegen is
beroep mogelijk bij het College van Bestuur.
7. In het toelatingsbewijs is opgenomen welke voorwaarden aan de toelating verbonden zijn.
8. Een bewijs van toelating geldt voor het instroommoment, voor de opleiding en voor de
afstudeerroute waarvoor deze is afgegeven.
PARAGRAAF 5 – TENTAMENS EN EXAMENS
Artikel 5.1 – de examens
De masteropleidingen worden afgesloten met het masterexamen.
Artikel 5.2 – studiebelasting en aanwezigheidsverplichting
1. De voor de cursus verantwoordelijke examinator geeft de studenten in de onderwijscatalogus
gedifferentieerd inzicht in de wijze waarop de studiebelasting van de cursus en zijn onderdelen
is berekend
2. Indien een student bepaalde contacturen niet bijwoont zonder goede reden, kan de examinator
een vervangende opdracht geven. Indien meer dan 20% van de contacturen worden gemist,
kan de student niet meer deelnemen aan het college, geen opdrachten meer inleveren en niet
deelnemen aan tentamens. Indien een student meer dan 20% van de contacturen heeft
gemist, dit tijdig heeft gemeld aan de examinator en de studentendecaan en er daarbij
aantoonbaar sprake is geweest van bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7.51
van de wet, kan de examinator dispensatie verlenen, waarbij de student in overleg met de
examinator een vervangende opdracht dient te presenteren.
3. Seminariecursussen, dat wil zeggen, cursussen met een S in de code, kennen een 100%
aanwezigheidsplicht.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
-7-
Artikel 5.3 – aanvraag examen
In het opleidingsspecifieke deel is geregeld hoe het examen voor een van de in de universiteit
ingestelde opleidingen kan worden aangevraagd.
Artikel 5.4 – de tentamens en de vorm van de tentamens
1. Cursussen worden afgerond met een tentamen.
2. Wanneer een tentamen uit twee of meer deeltentamens bestaat, is in de regel ten minste één
deeltentamen schriftelijk.
3. De vorm van het tentamen sluit aan bij de cursusdoelen.
4. Het mondeling afnemen van tentamens geschiedt in aanwezigheid van ten minste één andere
examinator of een door de EC aangewezen waarnemer, tenzij een volledige geluidsopname van
het tentamen wordt gemaakt. De geluidsopname en het gespreksverslag worden gearchiveerd
in het tentamendossier op de universiteit.
5. Mondeling wordt niet meer dan een persoon gelijk getentamineerd, tenzij de EC anders heeft
besloten.
6. Mondelinge tentamens zijn in beginsel openbaar, tenzij de EC of de desbetreffende examinator
anders heeft bepaald, dan wel de student daartegen bezwaar heeft gemaakt.
7. Per cursus wordt vóór het begin van het studiejaar bekend gemaakt op welke wijze de
tentaminering zal plaatsvinden. Tentameneisen zijn bij aanvang van de cursus bekend.
8. Aan studenten met een functiebeperking kan de EC de mogelijkheid bieden tentamens af te
leggen op een wijze die aan hun individuele handicap is aangepast. Alvorens hierover te
beslissen kan de EC deskundig advies inwinnen.
9. Op beargumenteerd verzoek van de student kan de EC toestaan dat in overleg met de
examinator een tentamen op een andere wijze dan in de online catalogus beschreven wordt
afgelegd.
10. Het nadere is vastgelegd in het door de EC vastgestelde toetsbeleid.
Artikel 5.5 – aanmelding tentamens en herkansingen
1. Voor elk (deel)tentamen geldt - tenzij de EC, al dan niet op verzoek van de student, anders
beslist – een maximum van twee pogingen, te weten een regulier (deel)tentamen en één
herkansing.
2. Herkansingen staan – met inachtneming van het in artikel 5.15 lid 2 bepaalde - uitsluitend
open voor wie aan het reguliere (deel)tentamen heeft deelgenomen.
3. De student wordt geacht deel te nemen aan de tentaminering van de cursus waar hij zich voor
heeft ingeschreven; niet deelnemen, zonder geldige reden, wordt als poging beschouwd
waarvoor als tentamenresultaat een één (1,0) wordt gegeven.
4. Een herkansing kent dezelfde voorwaarden als de reguliere tentaminering. De student schrijft
zich in voor een herkansing via Osiris Student.
Artikel 5.6 – volgtijdelijkheid tentamens
Aan examenonderdelen kan worden deelgenomen nadat het als ingangseis geldende
examenonderdeel met goed gevolg is afgerond. Deze ingangseisen staan vermeld in de
onderwijscatalogus die te raadplegen is via de website van de universiteit.
Artikel 5.7 – tijdvakken en frequentie tentamens
1. Tenzij anders is bepaald in het opleidingsspecifieke deel van de onderwijs- en examenregeling
wordt voor ieder onderdeel drie maal binnen een termijn van twaalf maanden en minimaal
twee maal per academisch jaar op vastgestelde data gelegenheid gegeven tot het afleggen van
tentamens.
2. De data waarop de tentaminering plaatsvindt worden, behoudens de cursussen bestaande uit
literatuurpakketten, in de roosters gepubliceerd en aan het begin van de cursus bekend
gemaakt.
3. Een tentamen ter afsluiting van een cursus dient uiterlijk aan het einde van het collegejaar te
zijn afgelegd.
4. Na overschrijding van deze tentamentermijn gelden de tentameneisen die op het moment van
tentaminering van toepassing zijn. Dit kan tot gevolg hebben dat de student (een deel van) de
onderwijseenheden opnieuw dient te volgen.
5. Voor de tentaminering van cursussen bestaande uit individuele literatuurpakketten, alsmede
voor herkansingen daarvan, wordt in overleg tussen de examinator en de student een datum
vastgesteld.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
-8-
6. Van de vastgestelde data mag niet worden afgeweken, tenzij toestemming is verleend door de
EC. Het tentamenmoment dient zodanig gepland te worden dat de student de mogelijkheid
heeft het tentamen op het voor de cursus vastgestelde herkansingsmoment af te leggen.
7. Ieder collegejaar zijn er vier herkansingsperioden die via het rooster bekend worden gemaakt.
8. De aard van de toetsing kan met zich meebrengen dat een herkansing buiten de
herkansingsweken wordt aangeboden.
Artikel 5.8 – fraude
1. Onder fraude wordt verstaan het handelen of nalaten van handelen door de student waardoor
het vormen van een juist oordeel over zijn kennis, inzicht en vaardigheden geheel of
gedeeltelijk onmogelijk wordt gemaakt.
2. In ieder geval wordt als fraude aangemerkt:
a. Het voorhanden hebben tijdens een tentamen of examen van geschriften, elektronische
apparatuur of enig ander middel met vergelijkbare eigenschappen of functie, waarvan de
raadpleging of het gebruik tijdens een tentamen of examen niet uitdrukkelijk is toegestaan;
b. Gedurende een tentamen afkijken bij mede-studenten of met hen op enigerlei wijze,
binnen of buiten de tentamenruimte, informatie uitwisselen;
c. Zich tijdens een tentamen of examen uitgeven voor een ander persoon dan wel een ander
persoon in de plaats van student een tentamen of examen laten afleggen;
d. De uitgereikte vraag- en/of antwoordformulieren verwisselen of met anderen uitwisselen;
e. Voorafgaand aan een tentamen of examen zichzelf of één of meer mede-studenten in het
bezit stellen van vragen of opgaven van het desbetreffende tentamen of examen;
f. Het aanbrengen van wijzigingen in de uitwerking van de tentamen of examen nadat de tijd
is verstreken en/of de uitwerkingen zijn ingeleverd;
g. Bij het uitvoeren van een (afstudeer)onderzoek de onderzoeksresultaten manipuleren of
niet correct weergeven, een en ander met het oogmerk van misleiding. Hiervan is onder
meer sprake als:
− gegevens gebruikt voor het onderzoek worden verdraaid, worden verzonnen of
onverantwoord selectief worden weergegeven;
− standpunten, interpretaties en conclusies van anderen met opzet verdraaid worden
weergegeven.
h. Het gelegenheid geven dan wel aanzetten van medestudenten tot fraude.
i. Het zonder toestemming van de examinator gebruik maken van bij een ander vak reeds
geproduceerd eigen werk.
j. Het inschrijven voor of het deelnemen aan een toets waarvoor men door de EC is
uitgesloten in verband met fraude.
Artikel 5.9 – procedure bij fraude bij examens en tentamens
1. Wanneer tijdens het afleggen van een schriftelijk tentamen bij een deelnemer fraude wordt
geconstateerd, wordt hiervan door de surveillant terstond op een daartoe aanwezig protocol
aantekening gemaakt. De surveillant maakt een aantekening op het antwoordblad van de
deelnemer die van fraude verdacht wordt ofwel op het moment dat de fraude geconstateerd
wordt, ofwel wanneer de deelnemer zijn examenset inlevert. Na afloop van het tentamen
maakt de surveillant een schriftelijk verslag op van de geconstateerde fraude. De student
wordt in de gelegenheid gesteld hieraan een schriftelijk commentaar toe te voegen. Het
schriftelijke verslag en het eventuele commentaar hierop worden ter hand gesteld aan de
betrokken examinator. Deze is verplicht contact op te nemen met de EC ter verdere
afhandeling.
2. In geval van fraude bij het afleggen van een examen of tentamen, in welke vorm dan ook, kan
de EC de student uitsluiten van verdere deelname aan het desbetreffende tentamen, alsmede
van deelname aan andere tentamens voor ten hoogste één jaar nadat de fraude is
geconstateerd.
3. Bij ernstige fraude kan op voorstel van de EC de inschrijving voor de opleiding van de
betrokkene definitief worden beëindigd.
4. Lid 2 en 3 zijn van overeenkomstige toepassing in geval van fraude bij het maken van
werkstukken en andere schriftelijke (of digitale) producten.
Artikel 5.10 – plagiaat
1. Onder plagiaat wordt verstaan: het overnemen door de student van teksten, gedachten,
redeneringen van anderen en deze laten doorgaan voor eigen werk en/of het overnemen door
de student van teksten, gedachten, redeneringen van anderen zonder correcte bronvermelding.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
-9-
2. Ter opsporing van plagiaat kan een examinator gebruik maken van het antiplagiaatprogramma Ephorus.
3. Ingeval de examinator plagiaat vermoedt, legt hij dit voor aan de EC die vervolgens vaststelt of
er plagiaat is opgetreden.
4. De EC bepaalt welke sancties er in het geval van plagiaat aan de student opgelegd worden. De
op te leggen sancties zijn hetzelfde als in artikel 5.9, lid 2 en 3.
Artikel 5.11 – beoordeling
1. De uitslag van een (deel)tentamen wordt binnen 15 werkdagen ná het afnemen of inleveren
van het (deel)tentamen bekend gemaakt. Dit geschiedt elektronisch via het studievolgsysteem
Osiris.
2. Cijfers worden gegeven op een schaal van 1 tot en met 10. De eindbeoordeling van een cursus
is voldoende dan wel onvoldoende, in cijfers uitgedrukt: 6 of hoger, respectievelijk 5 of lager.
Het cijfer 5 wordt niet van decimalen voorzien.
3. Alfanumerieke resultaten worden in onderstaande gevallen toegekend:
a. de student die staat ingeschreven voor een cursus en aan geen enkel toetsonderdeel
heeft deelgenomen ontvangt een ND (Niet Deelgenomen);
b. de student die staat ingeschreven voor een cursus maar niet aan alle toetsonderdelen
heeft deelgenomen ontvangt een NVD (Niet VolDaan);
c. indien de student heeft voldaan aan een onderdeel, maar hier geen cijfer voor
ontvangt, kan de student een V (Voldaan) als resultaat worden toegekend;
d. de student aan wie vrijstelling is verleend door de examencommissie ontvangt een VR
(VRijstelling);
e. indien fraude is geconstateerd door de examencommissie, kan de student een FR
(FRaude) als resultaat worden toegekend.
4. Zodra een cursus met een voldoende resultaat is afgesloten, is herkansen alleen mogelijk na
toestemming van de EC. Het herkansen van voldoende afgeronde cursussen uit het
praktijkgerichte deel van de masteropleidingen is niet mogelijk.
5. Wanneer een tentamen wordt herkanst telt alleen het laatst behaalde resultaat als resultaat
voor het tentamen.
6. Indien er over de beoordeling van een tentamen een geschil ontstaat tussen de desbetreffende
student en examinator, heeft de student het recht binnen vier weken na toezending dan wel
bekendmaking van het besluit van de examinator een verzoek tot herziening van het besluit in
te dienen bij de EC, onverminderd het recht binnen zes weken rechtstreeks beroep aan te
tekenen bij het College van Beroep voor de Examens. Hij richt hiertoe een schriftelijk verzoek
aan de voorzitter van de EC.
7. De voorzitter van de EC probeert in eerste instantie middels een minnelijke schikking tot een
oplossing te komen.
8. Tegen beslissingen van de examinator of de EC is beroep mogelijk (binnen zes weken nadat de
beslissing van de commissie aan betrokkenen is bekend gemaakt) bij het CBE, overeenkomstig
het reglement van orde voor het CBE.
Artikel 5.12 – inzagerecht
1. Gedurende ten minste dertig dagen na de bekendmaking van de uitslag van een schriftelijk
tentamen krijgt de student op zijn verzoek inzage in zijn beoordeeld werk. Tevens wordt hem
op zijn verzoek een kopie verschaft van dat werk.
2. Gedurende de in het eerste lid genoemde termijn kan elke belanghebbende kennis nemen van
vragen en opdrachten van het desbetreffende tentamen, alsmede van de normen aan de hand
waarvan de beoordeling heeft plaatsgevonden.
3. Studenten hebben recht op feedback op door hen gemaakte opdrachten en tentamens.
Artikel 5.13 – geldigheidsduur
1. De geldigheidsduur van de behaalde examenonderdelen is in beginsel onbeperkt.
2. In afwijking hiervan kan de EC voor een examenonderdeel dat meer dan 6 jaar geleden is
afgerond een aanvullend dan wel een vervangend tentamen opleggen.
3. Een eenmaal door de EC goedgekeurd studieprogramma blijft geldig gedurende de
aaneengesloten inschrijvingstermijnen.
Artikel 5.14 – vrijstelling
1. De EC kan een student op diens verzoek, gehoord de desbetreffende examinator, geheel of
gedeeltelijke vrijstelling verlenen van een examenonderdeel indien de student:
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 10 -
a.
ofwel een qua inhoud, omvang en niveau overeenkomstig onderdeel van een
universitaire of hogere beroepsopleiding heeft voltooid;
b. ofwel aantoont door relevante werk- of beroepservaring over qua inhoud, niveau en
tijdsinvestering voldoende kennis en vaardigheden te beschikken ten aanzien van de
desbetreffende cursus.
2. De masterthesis is van deze vrijstellingsmogelijkheid uitgezonderd.
3. Een verzoek tot vrijstelling dient schriftelijk te worden ingediend bij de EC en met redenen te
zijn omkleed.
4. Bij cursussen met een omvang kleiner of gelijk aan 3 ects wordt er in beginsel geen
gedeeltelijke vrijstelling verleend.
Artikel 5.15 – hardheidsclausule tentamens en examens
1. Indien een student in verband met bijzondere omstandigheden niet in staat is gebleken binnen
de tentamenperiode een cursus af te sluiten, kan hij de studentendecaan verzoeken de cursus
buiten de periode af te mogen sluiten. De studentendecaan beslist hierover in overleg met de
betreffende examinator(en). Voorwaarde hierbij is dat de bijzondere omstandigheden op het
moment dat deze zich voordeden, gemeld zijn aan de betreffende examinator(en) en de
studentendecaan.
2. De studentendecaan kan een student, op grond van bijzondere individuele omstandigheden,
vrijstellen van het in art. 5.5 lid 2 bepaalde. Voorwaarde daarvoor is dat dergelijke bijzondere
omstandigheden als ziekte of bijzondere omstandigheden zoals bedoeld in artikel 7.51 van de
wet door de student voorafgaande aan de tentaminering zijn gemeld bij zowel de examinator
als de studentendecaan. Het advies van de examinator gehoord hebbende, kan de
studentendecaan besluiten dat de student mag deelnemen aan de herkansing als eerste
tentamenmogelijkheid.
Artikel 5.16 – graad
Aan degene die het examen van een in de universiteit ingestelde masteropleiding met goed gevolg
heeft afgelegd wordt de graad Master of Arts (MA) verleend.
Artikel 5.17 – judicium
1. Bij het examen kunnen de volgende judicia uitgesproken worden, berekend op basis van het
gewogen gemiddelde van de numerieke resultaten (cursussen die met een ‘v’ worden
beoordeeld, tellen dus niet mee in de berekening):
a. cum laude: bij een gemiddelde van 8,75 of hoger altijd, ter discussie bij een gemiddeld
cijfer van 8,5 - 8,75
b. met veel genoegen: bij 8,0 of hoger
c. met genoegen: bij 7,5 of hoger
d. met vrijmoedigheid: bij 7,0 of hoger
e. geslaagd: overige
2. Vrijstellingen tellen niet mee voor het bepalen van het judicium
3. In aanvulling op lid 1 geldt dat het judicium ‘cum laude’ alleen kan worden toegekend aan het
masterexamen indien de opleiding binnen 1,5 jaar (eenjarige masteropleiding) of 4 jaar (3
jarige masteropleidingen voltijd) of 5,5 jaar (driejarige masteropleiding deeltijd) is afgerond.
4. Er kan geen judicium anders dan ‘geslaagd’ worden toegekend indien:
a. de omvang van de vrijstellingen in ects meer dan de helft van het totaal aantal te behalen
ects bedraagt;
b. één of meerdere tentamens meer dan eenmaal herkanst zijn;
c. een student eerder is betrapt op fraude en dit door de EC vastgelegd is in het dossier.
PARAGRAAF 6 - STUDIEVOORTGANG, STUDIEBEGELEIDING EN STUDIEADVIES
Artikel 6.1 – studievoortgang
1. De studievoortgang wordt ten minste jaarlijks bepaald aan de hand van het aantal behaalde
ects.
2. Indien een voldoende resultaat wordt verkregen voor een examenonderdeel, wordt het aantal
aan het desbetreffende examenonderdeel toegekende ects aangemerkt als zijnde behaald.
3. Het aantal aan een examenonderdeel toegekende ects is per cursus vastgelegd in de
onderwijscatalogus die via de website van de universiteit te raadplegen is.
4. De registratie van de behaalde studieresultaten geschiedt door het bureau studentenzaken.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 11 -
5. De cijfers worden met twee decimalen achter de komma geregistreerd op een schaal van 1,00
tot 10,00 in het studentvolgsysteem. Tussen de 5,00 en de 6,00 worden geen andere
decimalen dan ,00 geregistreerd.
6. De student heeft toegang tot zijn geregistreerde gegevens met betrekking tot de
studievoortgang via Osiris student. De student ontvangt jaarlijks aan het einde van het
collegejaar een studievoortgangsoverzicht.
Artikel 6.2 – studiebegeleiding
1. Voor informatie over bepaalde regelingen en bepalingen, over vrijstellingen en over de te
volgen studieroute of het indienen van verzoeken voor de EC kan de student zich wenden tot
de studentendecaan.
2. In het kader van de studiebegeleiding roept de studentendecaan ten minste eenmaal per jaar
elke student op voor een gesprek over de studievoortgang.
3. Wanneer de studievoortgang daartoe aanleiding geeft, dan wordt de student uitgenodigd voor
een gesprek met de studentendecaan.
Artikel 6.3 – duurzame functiestoornis
Studenten met een handicap of een chronische ziekte kunnen zich, na overleg met de
studentendecaan, tot de EC wenden met een verzoek tot onderwijsaanpassingen. Waar mogelijk
wordt het onderwijs en de toetsing aangepast aan de beperkingen die de functiestoornis
meebrengt.
PARAGRAAF 7 - JUDICIUM ABEUNDI
Artikel 7.1 – toepasselijkheid regeling
Binnen de driejarige masteropleiding, zoals genoemd in artikel 1.3 lid 2 kan een judicium abeundi
uitgesproken worden.
Artikel 7.2 – blijk van ongeschiktheid
1. Op grond van het bepaalde in artikel 7.42a van de wet kan het College van Bestuur de
inschrijving van een student voor de in artikel 7.1 genoemde opleiding beëindigen dan wel
weigeren, als die student door zijn gedragingen of uitlatingen blijk heeft gegeven van
ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de door hem gevolgde
opleiding hem opleidt, dan wel voor de praktische voorbereiding op de beroepsuitoefening.
2. Indien jegens een student vermoedens van ongeschiktheid bestaan zoals omschreven in het
eerste lid, wordt een onderzoek ingesteld, waarvan de student onverwijld op de hoogte wordt
gesteld. De examencommissie of de rector brengt geen advies uit dan na zorgvuldige afweging
van de betrokken belangen en nadat de betrokken student in de gelegenheid is gesteld te
worden gehoord.
3. Ongeschiktheid voor de uitoefening van een of meer beroepen waartoe de opleiding opleidt,
blijkt met name uit:
a. enig handelen of nalaten in strijd met de zorg die hij in de hoedanigheid van student,
behoort te betrachten ten opzichte van degene:
1. met betrekking tot wie hij binnen de onderwijssituatie (bijvoorbeeld tijdens een stage of
bij het opdoen van werkervaring) leidinggevend dienstwerk verricht als (semi-)
professional, vertrouwenspersoon, collega en als werkzaam in het geheel van de kerk;
2. de naaste betrekkingen van de onder 3.a.1° bedoelde persoon.
b. enig ander dan onder a bedoeld handelen of nalaten in die hoedanigheid in strijd met het
belang van een goede uitoefening van het beroep waartoe de opleiding opleidt.
Artikel 7.3 – procedure Judicium Abeundi
De procedure voor de afwijzing en beëindiging van inschrijving wegens blijk van ongeschiktheid
voor de beroepen waartoe de opleiding opleidt is geregeld bij een afzonderlijke regeling, die is
opgenomen in bijlage 1 bij de OER’en van de onder art. 1.3 lid 2 genoemde opleidingen.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 12 -
Deel 2 – Opleidingsspecifiek deel
PARAGRAAF 8 – MASTER VERDIEPING
Artikel 8.1 – toepasselijkheid regeling
Op de masteropleiding is het bepaalde in het Algemeen Deel van deze regeling van toepassing voor
zover daarvan in de navolgende bepalingen niet wordt afgeweken.
Artikel 8.2 – specifieke eindtermen
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.3 zijn voor de opleiding eindtermen vastgesteld, deze zijn
opgenomen in bijlage 1 bij deze regeling.
Artikel 8.3 – examenprogramma
1. De masteropleiding is gericht op de wetenschappelijke verdieping in een van de theologische
onderzoeksgebieden. De student heeft een keuze uit drie richtingen te weten:
a. Biblical and Historical Theology (Sources)
b. Systematic Theology (Beliefs)
c. Practical Theology (Practices)
2. Binnen elke richting kan de student kiezen voor een specialisme.
3. Binnen de masteropleiding neemt de student die de richtingen genoemd in lid 1 onder a, b of c
10 ECTS aan cursussen af aan de faculteit godgeleerdheid en godsdienstwetenschappen van de
Rijksuniversiteit Groningen. Deze cursussen worden in overleg met de begeleidend docent
gekozen. Dit geldt niet voor de internationale, niet zijnde EER-studenten;zij volgen in plaats
van de RUG mastercourses twee door de PThU zelf aangeboden courses.
4. Samenstelling en inrichting van het examenprogramma worden in bijlage 2 nader omschreven.
5. Na toestemming van de EC kan een student een of meer onderdelen van het
examenprogramma aan andere binnen- of buitenlandse universiteiten volgen.
Artikel 8.4 – studieplanning
1. Indien gewenst kan de student een beroep doen op de studentendecaan voor het maken van
een studieplanning.
2. De studieplanning mag niet tot gevolg hebben dat de bij cursussen behorende colleges en/of
praktische oefeningen niet kunnen worden gevolgd.
3. Indien een student door persoonlijke omstandigheden niet in staat is geheel te participeren in
het reguliere examenprogramma, kan hij de EC schriftelijk – onder opgaaf van redenen –
verzoeken hem toestemming te verlenen tot het verrichten van (gedeeltelijke) literatuurstudie
voor de betreffende cursus(sen). De EC stelt voor de aanvrager het te volgen
examenprogramma vast.
PARAGRAAF 9 – MASTEREXAMEN VAN DE OPLEIDING
Artikel 9.1 – masterthesis
1. Als onderdeel van de opleiding schrijven studenten een masterthesis op het terrein van het
gekozen theologische onderzoeksgebied (Sources, Beliefs of Practices)
2. Ten aanzien van de begeleiding, het schrijven, de afronding en de beoordeling van de thesis
geldt het in bijlage 3 gestelde.
Artikel 9.2 – Masterexamen
1. De EC stelt de uitslag van het examen vast zodra de student aan alle voor de examenonderdelen geldende eisen heeft voldaan.
2. De student krijgt uiterlijk twee weken nadat de EC de uitslag heeft vastgesteld een
afstudeerverklaring en cijferlijst toegestuurd.
3. Twee maal per jaar organiseert de universiteit een gezamenlijke buluitreiking, waarvoor alle
studenten die tot vier weken voor de uitreiking het examen hebben behaald worden
uitgenodigd.
4. De afgestudeerde ontvangt uiterlijk een week voor de gezamenlijke buluitreiking een
schriftelijke oproep voor de buluitreiking.
5. Het judicium wordt overeenkomstig het gestelde in artikel 5.17 van deze regeling vastgesteld
6. De student ontvangt een cijferlijst, een getuigschrift en een diplomasupplement.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 13 -
7. Wanneer een student de bul buiten de twee buluitreikingen om wil ontvangen, dient deze ten
minste vier weken voor de gewenste datum schriftelijk te worden aangevraagd bij het bureau
studentzaken van de betreffende vestiging van de universiteit. Een dergelijke aanvraag kan pas
geschieden als de student alle examenonderdelen heeft afgerond.
8. De termijnen voor internationale studenten , worden naar bevind van zaken aangepast. Zij
ontvangen direct na de succesvolle verdediging van hun thesis het getuigschrift, de cijferlijst
en het diplomasupplement.
PARAGRAAF 10 – TOELATING TOT DE MASTEROPLEIDING
Artikel 10.1 – toelatingseisen
1. Tot de opleiding worden toegelaten: degene die voldoet aan de toelatingseisen (conform
bijlage 4 van deze OER) en in het bezit is van het bewijs van toelating dat de
toelatingscommissie afgeeft.
2. De bezitter van het diploma van de bacheloropleiding Theologie Klassiek van de PThU, de
Bachelor Theologie (Joint Degree) die de PThU samen met de Vrije Universiteit aanbiedt of de
bezitter van het diploma van de Bachelor Theologie van de Rijksuniversiteit Groningen
inclusief het traject van 50 ects dat de PThU binnen deze bachelor-opleiding aanbiedt wordt
geacht te beschikken over de kennis genoemd in bijlage 4 en wordt uit dien hoofde toegelaten
tot de opleiding.
Artikel 10.2 – instroommomenten
Inschrijving voor de masteropleiding kan uitsluitend per 1 september plaatsvinden, tenzij de
Rector, op verzoek van de toelatingscommissie, anders beslist.
PARAGRAAF 11 – SLOTBEPALINGEN
Artikel 11.1 – hardheidsclausule
In alle gevallen waarin deze regeling niet of niet voldoende voorziet beslist de Rector.
Artikel 11.2 – wijzigingen
1. Een wijziging van deze regeling kan alleen betrekking hebben op het lopende studiejaar, indien
de belangen van de studenten daardoor redelijkerwijs niet worden geschaad.
2. Een wijziging mag voorts niet ten nadele van studenten van invloed zijn op enige andere
beslissing, die krachtens deze regeling door de EC wordt genomen ten aanzien van een
student.
Artikel 11.3 – bekendmaking
1. Het College van Bestuur draagt zorg voor een passende bekendmaking van deze regeling,
alsmede van tussentijdse wijziging.
2. Elke belangstellende kan op de website van de universiteit de OER, alsmede de in lid 1
bedoelde regelingen raadplegen.
Artikel 11.4 – inwerkingtreding
Deze regeling treedt in werking op 1 september 2014
Aldus vastgesteld bij besluit van het College van Bestuur van de Protestantse Theologische
Universiteit op 26 augustus 2014.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 14 -
Bijlagen
Bijlage 1:
Eindtermen van de opleiding
Het competentieprofiel is als volgt geordend:
I
De hermeneutische kerncompetentie (beneden nr. 1)
II
De academische competenties (nr. 2-3)
1.
Hermeneutische bekwaamheid. Het vermogen om methodisch, bereflecteerd en
vernieuwend teksten, tradities, verhalen en praktijken in hun contexten en wisselwerkingen
te lezen, te interpreteren, te verstaan en te vertolken en zichzelf hierbij te laten lezen,
interpreteren, verstaan en vertolken.
2.
Academische bekwaamheid. Het vermogen om zelfstandig de theologische wetenschap te
beoefenen, hierbij op wetenschappelijke wijze gebruik te maken van bronnen en van
relevante kennis uit andere wetenschapsgebieden, en verantwoording af te leggen van
eigen interpretaties, en daarmee een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de
protestantse theologiebeoefening.
3.
Disciplinaire bekwaamheid. Het vermogen om wetenschappelijk onderzoek in een van de
theologische onderzoeksgebieden (Sources, Beliefs, Practices) te verrichten en een
originele bijdrage daaraan te leveren.
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
Protestantse Theologische Universiteit
- 15 -
Bijlage 2:
Samenstelling van het examenprogramma
VERDIEPINGSMASTER 60 ects
Verdieping Groningen (voltijd)
Onderdeel
Cursus
Wetenschappelijke
verdieping (60 EC)
Algemeen deel (15
ects)
(Engelstalig)
Specialisatie (45 ects)
ect
s
Hermeneutics (integratieve cursus)
Sacred texts (integratieve cursus)
5
Community (integratieve cursus)
5
Master course RUG*
5
Master course RUG*
5
Methodology (Sources / Beliefs /
Practices)
5
Specialisation course
5
Literature for thesis
10
Thesis
15
5
* Internationale, niet zijnde EER studenten, volgen in plaats van een Mastercourse aan de RUG de
cursussen: Intercultural Theology (5 ects) en Exploring Issues (5 ects).
Biblical and Historical Theology
Speciale ingangseisen: voor de Bijbelse vakken kennis van het Hebreeuws en Grieks op het niveau
van de joint bachelor Theologie van de PThU/VU; kennis van het Latijn wordt (voor de historische,
en ook voor de theologiehistorische vakken) ten zeerste aanbevolen.
Keuzeonderdelen richting “Biblical and Historical Theology”
Onderdeel
Methodology: Biblical and Historical Theology
(The Lord’s Prayer in Different Contexts)
Keuze uit de volgende cursussen
•
Specialisation Course Church History
•
Specialisation Course New Testament
•
Specialisation Course Old Testament
EC
5
5
Systematic Theology
Speciale ingangseisen: geen, tenzij wordt gekozen voor een thesisonderwerp uit de periode voor
1800, dan kunnen aanvullende taaleisen worden gesteld (bijv. Latijn)
Keuzeonderdelen richting “Systematic Theology”
Onderdeel
Methodology: Systematic Theology (Theology of Love)
Keuze uit de volgende cursussen
•
Specialisation Course Crosscultural Theology
•
Specialisation Course Ethics
•
Specialisation Course History of Christian Doctrine
•
Specialisation Course Dogmatics
•
Specialisation Course Philosophy of Religion
EC
5
5
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 16 -
Practical Theology
Speciale ingangseisen: geen.
Keuzeonderdelen richting “Practical Theology”
Onderdeel
Methodology: Practical Theology (Doing research on practices of faith)
Keuze uit de volgende cursussen
•
Specialisation Course Religious communities in a Changing Civil Society
•
Specialisation Course Pastoral Care in Different Cultural and Social Contexts
EC
5
5
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 17 -
Bijlage 3:
Regelingen inzake de masterthesis
Omvang van de masterthesis
Voor het behalen van het masterexamen dient een masterthesis te worden vervaardigd. De
omvang van de werkzaamheden bedraagt 15 ECTS.
Het aantal woorden van de masterthesis bedraagt 15.000 à 25.000 woorden, exclusief eventuele
bijlagen, dat wil zeggen gedeelten die normaal gesproken niet tot het bestand van de thesis
behoren. De begeleidende docent kan toestemming geven voor een grotere of kleinere omvang ( =
aantal woorden) van de masterthesis met het oog op de aard van het onderzoek.
Taal
De masterthesis wordt geschreven in het Nederlands, Engels of Duits. In overleg kan de thesis ook
in een andere taal geschreven worden.
Begeleiding en verantwoordelijkheid
Het vervaardigen van de masterthesis vindt plaats onder de verantwoordelijkheid van een docent,
die tevens de begeleider is. Hiernaast dient de student, in overleg met de begeleider, een
beoordelaar te zoeken, die deskundig is op het terrein van de thesis of op een specifiek deelgebied
hieruit en die tot taak heeft in de aanvangsfase van het thesistraject de opzet goed te keuren en
aan het eind de masterthesis te beoordelen en deel te nemen aan de thesisbespreking. Als het
onderwerp er om vraagt, kan een tweede begeleider/beoordelaar bij het thesisproject betrokken
worden. Richtlijnen voor student en docent over planning en begeleiding staan in de regeling
‘begeleiding Masterthesis PThU’. En richtlijnen voor het schrijven van de thesis staan in de
scriptiehandleiding PThU. Beide zijn te vinden op intranet.
Opzet masterthesis en afspraken met betrekking tot de begeleiding
Er worden duidelijke afspraken gemaakt over de opzet van de masterthesis en over de begeleiding.
De procedure hiervoor is als volgt:
1. Oriëntatiefase
Ruim vóór de werkelijke start van de werkzaamheden dient de student met de begeleider één of
meerdere oriënterende gesprekken te houden over de keuze voor het onderwerp en de
haalbaarheid van haar/zijn plannen.
2. Opzet masterthesis
De opzet masterthesis dient te worden goedgekeurd door de begeleider en de beoordelaar en
bevat de volgende elementen:
1. omschrijving van het onderwerp, de probleemstelling en vraagstelling van de thesis, het doel
en de relevantie van het onderwerp en de methode;
2. globale aanduiding van het te verwachten resultaat van de thesis;
3. voorlopige indeling van de hoofdstukken;
4. planning van de werkzaamheden die tenminste de volgende onderdelen bevat:
- streefdata voor de verschillende onderdelen/hoofdstukken van de thesis
- een streefdatum voor afronding van de thesis
- frequentie van begeleidingsgesprekken;
5. literatuurlijst
3. Frequentie begeleidingsafspraken
In het thesistraject heeft de student recht op minimaal 3 en maximaal 6 gesprekken met de
begeleider.
4. Richtlijnen voor de uitwerking
De begeleider verschaft heldere instructies aangaande de stijl en de algemene opzet van de
masterthesis, in overeenstemming met het terrein van onderzoek.
5. Bemiddeling bij geschillen
Indien er tijdens de begeleiding problemen ontstaan tussen de betrokkenen, kan de student om
bemiddeling vragen bij de leerstoelhouder van de betreffende leerstoelgroep. Indien het een
geschil met deze hoogleraar betreft, kan de student zich wenden tot de voorzitter van de
examencommissie en als de klacht de voorzitter betreft, wordt een ander lid van de
examencommissie als bemiddelaar aangewezen.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 18 -
Voor geschillen aangaande de becijfering kan de student gebruik maken van de reglementair
gebruikelijke beroepsprocedure.
Eindtermen en beoordeling masterthesis
Eindtermen:
Na afronding van de masterthesis (15ECTS) is de student in staat zelfstandig een
wetenschappelijke verhandeling te schrijven, die gebaseerd is op door hem/haar verricht bronnen-,
empirisch en/of literatuuronderzoek naar een zelf gekozen probleemstelling.
Aandachtspunten voor de beoordeling
De volgende aandachtspunten worden bij de beoordeling van de thesis in acht genomen.
1. Algemeen
de masterthesis heeft qua methode, inhoud en presentatie voldoende wetenschappelijk
consistent, coherent, congruent en kritisch niveau. In de beoordeling wordt tevens
gelet op de onafhankelijkheid van werken en het niveau en de moeilijkheidsgraad van
het onderzoek.
2. Probleemstelling en vraagstelling
een helder geformuleerde en afgebakende onderzoeksopzet;
de probleemstelling geeft duidelijk aan waar in het gekozen onderzoeksveld problemen
liggen en geeft mogelijk tevens aan hoe de problemen eerder wetenschappelijk zijn
onderzocht;
de vraagstelling van de thesis (in een volzin) is gesitueerd in de probleemstelling van
het gekozen onderzoeksveld en biedt een mogelijke uitweg;
methode en doel passen bij de vraagstelling;
de onderzoeksresultaten zijn in de conclusies adequaat verwerkt;
de stand van het onderzoek en de weergave van posities op het veld van onderzoek is
goed en gericht op de vraagstelling;
de vraag is aan het slot van de thesis met passende argumenten beantwoord;
de werkwijze en methodische verantwoording daarvan staan expliciet vermeld;
bronnen/literatuur zijn op zorgvuldige en correcte wijze gebruikt;
de annotatie is accuraat en correct, passend bij de normen van de (sub)discipline;
eventueel: aantoonbare integratie van empirisch of bronnenmateriaal en theoretisch
materiaal;
de bestudeerde literatuur is relevant voor de probleemstelling en vraagstelling.
3. Relevantie
- probleemstelling en vraagstelling zijn relevant binnen het vakgebied
- de draagwijdte van de conclusies van het onderzoek is aangegeven
- de bijdrage van het onderzoek aan de ontwikkeling van de protestantse
theologiebeoefening is aangegeven.
4. Zelfstandigheid
er is zelfstandig en onafhankelijk gewerkt
een beargumenteerde eigen visie is aanwezig in de thesis
er is blijk gegeven van het op constructieve wijze kunnen hanteren van commentaar op
concepten van (gedeelten van) de thesis
de probleemstelling, de vraagstelling, de inhoudelijke argumentatie en reflectie en de
inhoudelijke beantwoording van de vraagstelling geven blijk van oorspronkelijkheid
5. Vorm
-
de thesis is verzorgd vormgegeven
het betoog is logisch opgebouwd
de omvang van de thesis is ca. 15.000-25.000 woorden voor 15 ects, hiervan kan in
overleg worden afgeweken
6. Formulering
het taalgebruik is correct
de betoogtrant is helder
eenduidigheid in en juist gebruik van termen
op de juiste wijze vermelding van bronnen
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 19 -
7. Planning
afspraken m.b.t. het aanleveren van conceptgedeelten en bespreking daarvan zijn
nagekomen
de thesis is binnen de geplande termijn afgerond
Beoordeling thesis
Nadat de thesis als voldoende is gekwalificeerd door de begeleider wordt de thesis ter beoordeling
voorgelegd aan de beoordelende docent. De beoordelaar kan aanwijzingen geven ter verbetering
van het geheel.
De begeleidende docent en de beoordelende docent geven binnen 10 werkdagen commentaar op
het ingeleverde materiaal.
Voor de vermenigvuldiging van de masterthesis is toestemming nodig van de begeleidende docent
en de beoordelende docent. Indien tussen de docenten geen eenstemmigheid blijkt te bestaan over
de goedkeuring van de thesis, wordt deze zaak door hen, onder bijvoeging van een kopie van het
manuscript en hun schriftelijke standpuntbepaling in dezen, voorgelegd aan de EC. De commissie
besluit vervolgens, of de gevraagde toestemming kan worden verleend.
De begeleider en beoordelaar stellen onafhankelijk van elkaar voorafgaand aan de thesisbespreking
een cijfer vast voor de eindversie van de thesis. Omdat de thesisbespreking deel uitmaakt van de
beoordeling van de thesis, wordt het eindcijfer vastgesteld in een beraad van de docenten na de
thesisbespreking.
Een eventuele extra begeleider/beoordelaar heeft volledig deel aan de beoordeling en becijfering.
Wanneer de geplande termijn ernstig overschreden wordt, dient dit meegewogen te worden bij de
vaststelling van het eindcijfer.
Indienen en publieke bespreking van de masterthesis
Na de definitieve goedkeuring van de masterthesis vraagt de student het examen aan bij de
medewerker onderwijsadministratie. Voor het aanvragen van het examen en het protocol van de
publieke bespreking is alle informatie te vinden op intranet.
Elke masterthesis zal worden genoemd in het jaarverslag van de PThU.
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 20 -
Bijlage 4:
Toelatingseisen
Om voor toelating tot de master Verdieping in aanmerking te komen, moet de student voldoen aan
een de toelatingseisen. De vooropleiding dient in elk geval door het ministerie erkend te zijn en dus
onder de WHW vallen.
Een actieve beheersing van het Engels en een passieve beheersing van het Duits is vereist, met
het oog op verplichte literatuur in deze talen. Het onderwijs in de Master Verdieping wordt in
beginsel in het Engels verzorgd.
Per afstudeerrichting kunnen nadere toelatingseisen worden gesteld. Afhankelijk van de
specialisatiekeuze is als instroomeis kennis van een of beide klassieke talen en/of Hebreeuws
verplicht.
Toelatingseisen WO afgestudeerden
Na een WO bachelor opleiding Theologie
Een student is toelaatbaar tot de master nadat een van de genoemde opleidingen in artikel 10.1,
lid 2 is afgerond of
Na een universitaire bachelor theologie aan een andere universiteit
Wanneer aan een andere universiteit een opleiding Theologie of een vergelijkbare opleiding is
afgerond, zal aan de hand van het studieprogramma dat daar is gevolgd, worden bekeken op
welke wijze je kunt instromen in de master. In de regel dient de student te beschikken over
equivalente kennis/competenties van het bachelorprogramma van de Bachelor Theologie (Joint
degree) aan de PThU/VU. Hiervoor is contact met de studentendecaan noodzakelijk. Voor het
wegwerken van eventuele deficiënties kan de student (zo mogelijk door middel van een tweede
inschrijving) gebruik maken van het onderwijsaanbod van de PThU in de bachelor Theologie.
Toelatingseisen studenten met een niet-theologische universitaire bachelor of master
Wanneer een niet-theologische universitaire bachelor of master is gedaan, zal aan de hand van de
keuze van het hoofdvak binnen de master een premaster pakket worden vastgesteld van circa 30
ects. Het premasterprogramma bevat inleidende en verdiepende vakken die voorbereiden op de
gekozen afstudeerrichting. Afhankelijk van de keuze van het hoofdvak kan het premasterpakket
groter dan 30 ects zijn en bijvoorbeeld uitgebreid worden met talenstudie.
Toelatingseisen studenten met een HBO theologie met ingedaalde premaster
HBO theologen Windesheim met premaster
De studenten van hbo-theologie Windesheim kunnen gelijk starten in de master Verdieping mits de
minor ‘premaster theologie’ op Windesheim met goed gevolg is afgerond. De hbo-bachelorscriptie
moet voorgelegd worden en gescreend worden op academisch niveau. Indien de bachelor scriptie niet
voldoet aan de academische eisen, geldt dat zij een aanvullend programma van één
verdiepingscursus dienen te volgen.
Premaster programma voor hbo-theologen CHE met ingedaalde premaster
Dit premaster pakket geldt voor studenten die aan de CHE vanaf studiejaar 2008-2009 het
ingebouwde premasterprogramma hebben gevolgd en afgerond.
Kerkgeschiedenis
Praktische theologie I
Ethiek
Totaal
6
6
6
18
ects
ects
ects
ects
Protestantse Theologische Universiteit
OER Master Verdieping
Academiejaar 2014-2015
- 21 -
Indicatie van het premaster programma voor afgestudeerde hbo-theologen zonder
ingedaalde premaster
Inleiding Systematische theologie
Filosofie
Kerkgeschiedenis
Praktische Theologie I
Theologiegeschiedenis & Dogmatiek
Totaal
6
6
6
6
6
30
ects
ects
ects
ects
ects
ects