In de lift

In de lift
Tekst: Helma Erkelens
Laura Teune zag in de Isala Klinieken, waar ze direct na haar afstuderen aan de slag kon, hoe
moeilijk het was om een precieze diagnose te stellen bij patiënten met Parkinson-achtige
klachten. Ze maakte er haar promotieonderzoek van en is nu AIOS bij Neurologie in het UMCG.
De symptomen van de ziekte van Parkinson, Multi-systeematrofie (MSA) progressieve supranucleaire
parese (PSP) en bepaalde vormen van dementie lijken in het begin op elkaar. Patiënten zijn stijf,
traag, beven soms en hebben soms geheugenklachten en balansproblemen. Toch zijn het
verschillende aandoeningen die allemaal anders verlopen. Je moet ze verschillend behandelen, stelt
Laura. “MSA lijkt in het begin erg op de ziekte van Parkinson maar verloopt veel sneller, mensen
raken sneller functies kwijt en overlijden ook eerder. De medicatie die we bij Parkinson voorschrijven,
werkt niet of nauwelijks. Maar omdat artsen niet precies kunnen zien welke ziekte het is, schrijven ze
die medicijnen wel vaak voor. Als er geen resultaat is, krijgt de patiënt vaak een hogere dosis.” Samen
met haar promotor Nico Leenders vroeg ze een onderzoekssubsidie aan bij het Internationaal
Parkinsonfonds en bijna een jaar geleden promoveerde ze.
Zijn die ziekten familie van elkaar?
“Het zijn in elk geval ziekten met veel overlap. Parkinson, MSA en PSP vallen in de categorie
parkinsonismen. De gemeenschappelijke oorzaak is dat er zenuwcellen in bepaalde gebieden van de
hersenen verloren gaan. Deze gebieden zijn voor elke neurodegeneratieve hersenziekte anders. Met
een FDG-PET scan kunnen deze gebieden met verlaagde suikerstofwisseling in beeld worden
gebracht. Met het blote oog zijn de verschillen op de scan echter pas in een vergevorderd
ziektestadium zichtbaar.”
Waar ging jouw onderzoek over?
“Ik heb onderzocht of je met behulp van FDG-PET scans en een bepaalde rekenmethode veel
preciezer in het begin van de ziekte kunt vaststellen welke neurodegeneratieve ziekte iemand heeft. Ik
heb gevonden dat Parkinson, MSA en PSP allemaal een eigen, herkenbaar patroon in de hersenen
hebben. Dat patroon wordt duidelijk als je de rekenmethode loslaat op de FDG-PET scans. Het
voordeel van de rekenmethode is dat je niet alleen groepen patiënten kunt vergelijken maar dat je ook
per patiënt kan berekenen hoeveel de scan lijkt op het patroon van Parkinson, MSA en PSP. Dit kan
een arts helpen om in een vroeg stadium een specifieke diagnose te stellen.”
Pas je deze methode al toe in de zorg?
“De rekenmethode moet nog verder worden gevalideerd. Dat is een project waar we op dit moment
mee bezig zijn in onze onderzoeksgroep. Daarnaast is het doel om hersenpatronen voor andere
vormen van parkinsonisme en dementie te valideren. Dus nee, het is nog geen reguliere zorg maar
dat is op termijn wel de bedoeling. In het GLIMPS-project, dat staat voor GLucose IMaging in
ParkinsonismS, sturen neurologen van het UMCG en andere ziekenhuizen geanonimiseerde FDGPET scans van patiënten naar ons op. Wij berekenen dan voor iedere patiënt op welk patroon de scan
het meest lijkt. De arts kan die informatie in de toekomst gebruiken en meewegen om uiteindelijk tot
een diagnose te komen. Zo hebben we straks veel data en hebben we de verschillen tussen deze
neurodegeneratieve ziekten nog duidelijker in beeld.”
Wat vind je leuk aan je onderzoek?
“Dat de uitkomsten van het onderzoek direct in de klinische praktijk toepasbaar zijn. De patient heeft
er baat bij als hij zo snel mogelijk de juiste diagnose krijgt. Direct iets voor je patiënten kunnen doen,
dat spreekt me heel erg aan.”
Op KennisInZicht laat Laura Teune zien hoe de hersenscans van patiënten met Parkinson, MSA en
PSP van elkaar verschillen. www.kennisinzicht.umcg.nl