Diogenes of Archimedes? (Calmeyn, Leijssen, De Wachter, Eneman)

Symposium Mens en psychiatrie: Diogenes of Archimedes? (Calmeyn, Leijssen, De Wachter, Eneman)
7e Vlaams Geestelijke Gezondheidscongres. Antwerpen 16/9/2014
De Spirit in therapie. De therapeut en de cliënt als spirituele wezens.
Mia Leijssen. [email protected]
Abstract: Wat de mens ten diepste beroert is dat een gespreksonderwerp in therapie? Hoe zou een protocol
voor het vinden van het ‘ziel pad’ eruit zien? In de USA wint ‘Spiritueel georiënteerde therapie’ veld. Daarmee
wordt in feite bevestigd hoe ongewoon het is om de mens als spiritueel wezen te erkennen. Terwijl het
volkomen natuurlijk zou kunnen zijn om erkenning te geven aan wat iemand beleeft als bron en bestemming
van zijn/haar leven.
Gelukkig heb ik maar 15 minuten spreektijd.
Bij een thema als dit is het mijn ervaring dat er soms iets verloren kan gaan in ‘teveel woorden’.
Het is met een zekere schroom dat ik toch zal proberen over te brengen wat mij hieromtrent
dierbaar is en dat mij de moeite lijkt om hier te delen.
Het gangbare medisch model zet vooral de fysieke aspecten van de mens voorop, is probleemgericht,
met analyse van klachten, diagnoses van ziektebeelden en remediëren van ziekte en pathologie.
Complementair wens ik een humanistisch/existentieel model te belichten waarin de ganse mens in
het centrum staat, met aandacht voor talenten en het bevorderen van gedrag dat bijdraagt aan
zinvol leven.
Ik spreek hierbij graag over ‘wel-zijn’-therapie, waarin de mens erkend wordt in zijn fysieke, sociale,
psychische en spirituele bestaansmodaliteiteni.
Omdat de spirituele bestaanswijze minder belicht wordt in de geestelijke gezondheidszorg, zal ik
hierrond iets concretiseren en verdiepen met mijn bijdrage over: De therapeut en de cliënt als
spirituele wezens
Laat ik beginnen met een casus Ingrid, een vrouw iets in de veertig. Ze heeft een lange geschiedenis
in de psychiatrie. Ze heeft meerdere opnames gekend in periodes dat ze zichzelf ernstig verwondde,
onder dwang van een niet te controleren innerlijke drive met een dissociatief en psychotisch
karakter. Ik zie haar voor een ‘crisisinterventie’ op haar eigen vraag. Naar haar eigen zeggen had
haar psychiater een nieuwe opname voorgesteld.
Ik voel mij in dit gesprek wat machteloos tegenover haar problematiek omdat ik weet dat ‘alles’ al
geprobeerd is door de talrijke specialisten die haar pad gekruist hebben.
Ik blijf gewoon zorgvuldig luisterend aanwezig.
Innerlijk kan ik contact houden met ‘het beste in mezelf’ dat ik zou benoemen als ‘liefdevolle
aanwezigheid’ niet gehinderd door eigenbelangen. Ik kan ook in voeling blijven met mijn
waardering voor deze vrouw, voor haar moedige strijd tegen haar demonen. En er is mijn
mededogen met het lijden waarmee zij geconfronteerd is, reeds vanaf haar vroege kinderjaren.
Ik zit gelukkig lang genoeg in dit vak om mij niet meer zo snel te laten opjagen door een idee van:
“ik moet dit of dat DOEN’ of “zou die of die therapeutische benadering misschien kunnen helpen?”
Ik heb leren vertrouwen dat het leven eigenlijk vooruit wil - “living forward” noemt Gendlin dat
geloof in de actualisatietendens. Mijn geloof in het constructieve leven breng ik mee in de therapie
en communiceer ik wellicht woordeloos in mijn wijze van aanwezig zijn en luisteren.
Tot mijn verrassing zegt Ingrid in de tweede helft van het gesprek spontaan: “Ik kies niet voor alweer
een opname van maanden in de psychiatrie. Ik heb twee kinderen die mij nodig hebben. Ik wil er zijn
als hun mama. Dat is nu belangrijker dan die stemmen in mijn hoofd. Met deze steun van u kan ik die
stemmen opzij zetten.”
Deze onverwachte wending in het gesprek raakt mij, vooral omdat ik zo weinig gezegd of gedaan heb
in dit gesprek. Ik heb vooral een open ruimte gelaten waarin zij zich ten volle zonder
terughoudendheid kan uitspreken. Die ontvankelijke openheid lijkt ook de ruimte te zijn waarin de
‘spirit’ zich kan tonen.
De spirit is voelbaar in dat moment waarin er onverwacht iets beweegt, er roert zich iets, dat
ontroert vaak ook. Een moment dat ‘levenskracht’ tastbaar of zichtbaar wordt, lijfelijk gevoeld.
Concreet drukt de cliënt uit hoe het ‘beste in haar’ zich hier en nu manifesteert in haar
verbondenheid met haar kinderen. Daar toont zich voor haar een zinvol leven waarin ze meer wenst
te investeren dan in het bezig blijven met haar problemen. Haar ‘problemen’ hebben we niet
‘weggepraat’, integendeel, ze zijn ten volle uitgesproken en erkend.
En dan komt daar vanuit haar eigen beleving die ruimte voor wat zij ‘meer’ is dan die problemen. Dat
is niet iets dat haar van buiten uit aangereikt wordt, maar het komt als een persoonlijke ontvouwing
van binnenuit haar zelf. Haar lichamelijk doorvoelde beleving toont zich als een wegwijzer op haar
ziel pad.
Ik noem dit de ‘spirit’ die zich toont. Ik zie de ‘spirit’ als een universele beleving die concreet wordt
in de persoonlijk doorleefde/doorlijfde ervaring van zich verbonden voelen met iets dat het kleine
zelf overstijgt. Dat ‘iets’ kan de natuur zijn, dat kunnen andere mensen zijn, dat kan een gevoelde
kracht zijn in jezelf, of iets dat je buiten jezelf plaats, waaraan je moeilijk woorden kunt geven.
Sommige mensen benoemen dit ook als een ervaring van een ‘goddelijke’ kracht.
Eigen aan de therapeutische discipline is dat ze ruimte laat voor zoveel verschillende wijzen waarop
mensen zich kunnen bewegen in die spirituele dimensie.
Ik ben geen voorstander van ‘Spiritueel georiënteerde therapie’ zoals die in de USA opgang maakt. Ik
zie daarin het risico dat je jezelf of de ander te zeer wil sturen in een specifieke richting, zonder dat
er echte aansluiting is met wat er hier en nu aandacht nodig heeft. Het risico ook om prematuur
pasklare ‘oplossingen’ aan te reiken die niet van binnenuit gevoed worden. Het risico om de
aandacht vooral te richten op de ‘betreden paden’ die kunnen dienen als een landkaart.
Mijn voorkeur gaat uit naar de zoektocht om het eigen unieke ziel pad te laten oplichten met zorg
voor de specifieke hindernissen die daar de weg versperren.
Cruciaal is daarbij wel of the therapeut ‘inspirerend’ gezelschap is!
De therapeut heeft immers – zoals elke gesprekspartner - altijd een interactioneel effect op de cliënt
en ook omgekeerd.
Met ‘de therapeut als spiritueel wezen’ verwijs ik naar die capaciteit om dichter en puurder bij jezelf
te blijven en het beste in jezelf te kunnen aanspreken.
Wanneer de therapeut geen voeling heeft met die spirit in zichzelf, kan de cliënt daar in zichzelf ook
geen aansluiting mee maken.
Als therapeut krijgen wij vaak veel miserie binnen in onze gespreksruimte. Confrontatie ook met
onze eigen existentiële kwetsbaarheid. We raken leeg en opgebrand wanneer we onze bronnen en
onze voeding niet kunnen aanspreken. (Wel-zijn; ‘Wel’=bron) Om de ‘spirit’ erin te houden is het
nodig om verbinding te maken met onze bronnen die altijd over meer gaan dan ons beperkte
geïsoleerde ik. Hoe je die verbinding maakt en met welke woorden je dat ‘meer’ verbindt, dat is
bijkomstig. Cruciaal is de doorleefde/doorlijfde ervaring van het contact met je bron waardoor het
beste in jezelf en de ander gewekt wordt.
i
Diepgaand beschreven in:
Leijssen, M. (2013). Leven vanuit liefde. Een pad naar existentieel welzijn. Tielt: Lanoo.
Zie ook de KU Leuven online opleiding Counseling existentieel welzijn. www.existentieelwelzijn.be