Zienswijze Ontwerp tussentijdse wijziging Nationaal Waterplan Wij

Ministerie van Infrastructuur en Milieu
Directie Participatie
o.v.v. ‘Tussentijdse wijziging NWP’
Postbus 30316
2500 GH Den Haag
Zienswijze Ontwerp tussentijdse wijziging Nationaal Waterplan
Wij hebben kennis genomen van het ontwerp voor de tussentijdse wijziging van het Nationaal
Waterplan. Zoals gesteld in de gezamenlijke reactie van de natuur en milieuorganisaties missen wij
daarin de dubbeldoelstelling van waterveiligheid en ruimtelijke kwaliteit, waarbij investeringen in
waterveiligheid tegelijk de ruimtelijke kwaliteit dienen.
Waterveiligheidsopgave realiseren met ruimtelijke kwaliteit
In de Planologische Kernbeslissing Ruimte voor de Rivier is al geconstateerd dat de grote rivieren slechts
in beperkte mate binnen de huidige waterkeringen nog een extra volume water kunnen opvangen, met
behoud van de aanwezige grote landschappelijke, cultuurhistorische en ecologische waarden1. Deze
zelfde conclusie werd recent getrokken in het onderzoek van Smart Rivers2, waarbij langs de Waal
slechts de helft, bij de IJssel een tiende en bij de Maas een kwart van de aanvullende opgave gehaald kan
worden zonder deze waarden significant aan te tasten.
Waterveiligheidsopgave daarom naar een realistisch niveau
De NMF zetten een drietal vraagtekens bij de hoogte van de waterveiligheidsopgave.
In de eerste plaats zien wij dat vooral de economische waarde van het achterland maatgevend is
geweest bij de normering in de nieuwe overstromingsrisicobenadering. Deze waarde is gebaseerd op de
aanname van een groeiscenario van bijna 2% per jaar tot 2050, hetgeen tot bijna een verdubbeling leidt
van de economische waarde en als gevolg daarvan aanzienlijke extra investeringen in de waterveiligheid
vraagt.
In de tweede plaats vragen wij ons af of de ongewijzigde aanname in het huidige Nationaal Waterplan
van een mogelijke afvoer op langere termijn van 18.000 m3/s bij Lobith realistisch is. Van Duitse zijde is
herhaaldelijk betoogd dat deze afvoer nooit Nederland zal kunnen bereiken. Anderzijds is er mogelijk wel
sprake van instromen vanuit Duitsland noordelijk van Lobith via de Oude IJssel.
In de derde plaats blijkt de prioritering van het nieuwe hoogwaterbeschermingsprogramma (nHWBP)
gebaseerd op een generieke toepassing van een nieuwe rekenwijze voor piping (zandmeevoerende
1
Het gebied van de rivieren en de uiterwaarden is op veel plaatsen van grote landschappelijke, cultuurhistorische en
ecologische betekenis. Omdat deze waarden behouden dienen te blijven, is het niet mogelijk de opgave voor de lange termijn
geheel buitendijks op te lossen. Het kabinet gaat er van uit dat 1.400 m³/s van de op de lange termijn verwachte extra 3.000
m³/s (het verschil tussen de huidige 15.000 m³/s en de 18.000 m³/s aan het eind van deze eeuw) door het buitendijkse gebied
kan worden afgevoerd” (Strategische beleidskeuzen PKB Ruimte voor de Rivier, deel 4, 2006).
2
Hydraulische beoordeling uiterwaardinrichting, WAQUA-simulaties voor ingrepen langs de Waal, IJssel en Zandmaas, Smart
Rivers, september 2013. 'Smart Rivers' is een samenwerkingproject van een groot aantal overheids- en private partijen en wil
een stimulans zijn voor de kwaliteit van de grote rivierprojecten.
wellen), die in het verleden bij het dijkontwerp locatie specifiek geen problemen bleek op te leveren.
Ook omdat daarbij de voorlanden werden beschouwd, die nu niet worden meegerekend omdat ze
buiten het beheersgebied van het waterschap vallen.
Alle drie de aannames bepalen straks wel de nieuwe normspecificaties in de Waterwet en hebben
daarmee grote gevolgen voor de mogelijkheid de ruimtelijke kwaliteit te behouden. Een bescheiden
maatregel als Stroomlijn binnen het programma Ruimte voor de Rivier maakt al zichtbaar wat de
negatieve effecten zijn voor de ruimtelijke kwaliteit bij het verwerken van hogere afvoeren binnen de
huidige waterkeringen.
Wij verzoeken u de tijd te nemen voor een nadere onderbouwing en wellicht aanpassing van deze
aannames, inclusief overleg met Duitsland, en deze op te nemen in de onderzoeksagenda, waarbij
onnodige investeringen in dijkversterkingen op de korte termijn worden voorkomen.
Waterveiligheidsopgave op een realistisch niveau heeft ook ruimte nodig
Bij een toenemende klimaatverandering zal er ook volgens de Europese afspraken toch meer ruimte
gevonden moeten worden voor extremere waterafvoeren, zonder deze af te wentelen op
benedenstrooms gelegen gebieden. Deze ruimte kan deels gevonden worden door dijkverlegging,
waarbij tegelijk de onderhoudskosten tot een minimum beperkt kunnen worden, deels door retentie,
bijvoorbeeld in het Rijnstrangen gebied, en deels door de aanleg van overstroombare Deltadijken.
Immers niet elke druppel water hoeft in dergelijk extreme omstandigheden helemaal naar zee afgevoerd
te worden.
Tenslotte zien wij de verankering met een watertoets als voorwaarde voor een bewuste ruimtelijke
adaptatie, waarbij de aangenomen toename van de economische waarde in het achterland zich meer zal
concentreren op de minder kwetsbare locaties.
Wij verzoeken u ruimte oplossingen als dijkteruglegging, retentie en overstroombare deltadijken ook in
de periode tot 2050 centraler te stellen bij de realisatie van de veiligheidsopgave.
Zienswijze PlanMER Ontwerp tussentijdse wijziging Nationaal Waterplan.
De planMER gaat uit van de conclusie in het Deltaprogramma dat een optimalisatie van het huidige
watersysteem tot 2050 voldoende is om aan de gestelde opgave te voldoen. De planMER constateert
daarbij dat er op dat schaalniveau geen significante effecten optreden. Die kunnen wel optreden bij de
uitwerking op lagere schaalniveaus. De planMER is niet meer ingegaan op mogelijke alternatieven of de
in de tussentijdse wijziging opgenomen oplossingen voor de langere termijn na 2050.
Wij hebben eerder gevraagd om bij de reikwijdte ook alternatieven die gebaseerd zijn op de veerkracht
van het watersysteem mee te nemen bij de beoordeling van de milieueffecten. Ook voor de langere
termijn na 2050. Dat geldt retentie, bijvoorbeeld in het Rijnstrangengebied, voor een systeemoplossing
als de Waal Maas connectie, waarvoor serieus onderzoek door de Deltacommissaris is toegezegd, en de
inzet van overstroombare Deltadijken.
Wij verzoeken u deze alternatieven alsnog te beoordelen en de resultaten eventueel te betrekken bij het
formuleren van een meest milieuvriendelijk alternatief.
Namens de Natuur en Milieufederaties,
Ir. G. Wijffels, portefeuillehouder water NMF