remonstrants maandblad jaargang 25 nr. 5 mei 2014 Mozes ‘De bijbel laat ons het verhaal zien – Mozes dus ook – van hoe de mensheid was, is en altijd zal zijn. En welke lessen we daaruit kunnen trekken.’ thema van de xxxxx redac tie Mozes Was Mozes winnaar of verliezer, held of tragische figuur? In dit nummer hopen wij enig licht op deze vragen te kunnen werpen. Bert Dicou doet de aftrap. Met een leesgroep uit Hoorn vertaalde hij vroegmiddeleeuwse Mozesgedichten uit het Hebreeuws via het Engels in het Nederlands. U leest de gedichten en een uitgebreide inleiding daarbij. U kent pater Dries van den Akker s.j. als onze correspondent over christelijke iconografie. In dit nummer beschrijft hij hoe Mozes in de kunst is afgebeeld. Een grote wens van uw eindredacteur is in dit nummer gerealiseerd, met dank aan Johan Goud. De dichtkunst komt eindelijk eens in beeld. Johan schreef een artikel over drie dichters die aandacht hebben besteed aan Mozes en aan de Godsnaam die aan hem werd geopenbaard. De liberale rabbijn Marianne van Praag spreekt over de hedendaagse betekenis van Mozes voor het Jodendom. Zij is geïnspireerd door de Joodse mystiek, waardoor oude verhalen voor haar van betekenis blijven voor het leven nu. ‘Ik zie het verhaal van Mozes niet als een historisch, maar als eens symbolisch verhaal.’ Betty Broug - van der Haven vergelijkt weer de ko- ran en de bijbel. Hoe is nu het vuur uit Exodus dat Mozes zag, terecht gekomen in de twintigste soera van de Koran die begin zevende eeuw aan Mohammed in Mekka werd geopenbaard? Johannes Magliano Tromp plaatst in zijn overweging de grenzenloze verhoging van Mozes’ status door de eeuwen heen, tegenover de menselijke Mozes die hij zelf in de bijbel tegenkomt. Enkele anderssoortige artikelen ook. Tom Mikkers spreekt over de vorderingen van de Beleidscommissie Plan 2013+ en over het onderzoek van bureau Motivaction naar bekendheid en potentiële doelgroepen van de Remonstranten. Christa Anbeek ging in gesprek met Christine Hemmerechts over haar nieuwe boek over Michelle Martin, de vrouw van Marc Dutroux. Carolien Sieverink maakte een weergave van dit gesprek over het kwaad in de mens. • Michel Peters Eindredacteur Het juninummer van AdRem verschijnt op 6 juni 2014 in dit nummer onder meer: 3 Korte berichten 15Miniatuur 4 Mozes wil die berg niet op 16 De vrouw die de honden te eten gaf 6 Mozes in de kunst 17 ’t Rentmeestertje 8 Mozes en drie dichters 18 Beleidscommissie Plan 2013+ 10 Rabbijn Marianne van Praag 19 Rituele zin & onzin 5 12 Mozes, Moesa en het brandend braambos 20 Het gezicht van... 14Overweging colofon Redactie: Bert Dicou (hoofdredacteur), Joan van Esveld, Martijn Junte, Vanessa van Koppen-Enters, Michel Peters (eindredacteur) en Carolien Sieverink. Redactieadres: AdRem, p/a Nieuwegracht 27 a, 3512 LC Utrecht, tel. 030 2316970, [email protected] Administratie (adreswijzigingen en andere mutaties): info@remonstranten. org, of via bovenstaand redactieadres. ING 4088342 t.n.v. AdRem Utrecht Website: www.remonstranten.org Kosten: gratis voor remonstranten, 32,50 euro per jaar voor nietremonstranten. Advertentiewerving: Michel Peters, 06 27 62 55 88, [email protected], tarieven op aanvraag verkrijgbaar. Uitgave: Boekencentrum Uitgevers Ontwerp: Marjorie Specht, www.ontwerpkantoor.nl Druk: Koninklijke BDU Barneveld ISSN 0925-238X © Niets uit deze uitgave mag worden overgenomen zonder voorafgaande toestemming van de redactie. korte bericht en Mensen Algemene Vergadering zikale omlijsting. Met een meditatieve wandeling in de prachtige omgeving van Fredeshiem. Tijd: vrijdagavond 5 september t/m zondag 7 september na een (vroeg) ontbijt. De Werkgroep vertrekt dan met de buitenlandse gasten naar Groningen voor de kerkdienst, waarbij u vanzelfsprekend ook hartelijk welkom bent. Plaats: Buitengoed Fredeshiem, Eiderberg 2, 8346 KJ Steenwijk-de Bult www.fredeshiem.nl. Kosten: De hele conferentie kost 120 euro p.p. o.b.v. tweepersoonskamer in huisje Hiemsherne. Voor daggasten gelden speciale tarieven. Opgave: Vóór 31 mei 2014, d.m.v. uw betaling t.n.v. A.M.J. de Vries - Hamelberg, rekeningnr. NL51 ABNA 0473287765 o.v.v. deelname conferentie Fredeshiem. Meer informatie: Wietske Tinga, tel. 0505415189, [email protected] De Algemene Vergadering van Bestuur van de Remonstrantse Broederschap vindt dit jaar plaats op 14 juni 2014 in de Geertekerk Utrecht. Rectificatie • D s. Jelmer Koornstra uit Deventer gaat met emeritaat. Op zondag 18 mei wordt in het Penninckshuis te Deventer om 14.30 uur een feestelijke middag georganiseerd. • Ds. Joep de Valk wordt de nieuwe remonstrantse predikant van gemeente Vrijburg in Amsterdam. Momenteel is hij als interim predikant in die gemeente werkzaam na het vertrek van Joost Röselaers naar de Nederlande kerk in Londen. De intrededienst vindt plaats op 18 mei 2014 om 10.00 uur. • Evelijne Swinkels - Braaksma is student aan het Seminarium. Zij doet haar proponentsexamen op 17 mei om 15.00 uur in gemeente Vrijburg Amsterdam. Internationale conferentie Sustainable Stewardship De Werkgroep Internationale Contacten van de Remonstrantse gemeenten Groningen en Leeuwarden organiseert van 5 t/m 7 september een internationale conferentie over verantwoord toerisme in Buitengoed Fredeshiem in Steenwijk-de Bult. In de nieuwsbrief Geloof en Samenleving (ingesloten bij het februarinummer 2014 van AdRem) trof u de inhoudelijke informatie over dit initiatief al aan. Hier nog even de feiten. Het wordt geen bijeenkomst van keynote speaker, forum van deskundigen en vragen uit de zaal, maar een interactieve samenkomst rond concrete uitdagingen en creatieve oplossingen. Met spirituele en mu- Raven In één week kwamen ze twee keer voorbij in m’n leventje: bijbelse raven. Allereerst in de film Noach. Voor Radio 1 Vandaag mocht ik op de dag dat de film in première ging naar de bioscoop om later op de dag er wat over te vertellen op de radio. Raven worden losgelaten aan boord van de ark om te kijken of het water van de zondvloed al is gezakt. Maar Raven is ook de titel van het boek van Klaas van der Kamp, algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland. Hij benutte een periode van studieverlof om een boek te schrijven waarin hij reflecteert op de oecumene in Nederland. De titel Raven verwijst niet naar de ark van Noach, maar naar de raven uit het Lucasevangelie die door God worden gevoed. Raven dus. Het boek Raven geeft een buitengewoon boeiend inkijkje in de thema’s die spelen in de gesprekken tussen kerken anno nu. ‘Je kan de kerk het beste recht doen door in beelden te spreken’, schrijft Klaas van der Kamp aan het De redactie verhaspelde in de ‘korte berichten’ van het vorige nummer de naam van I Leng Tan, waarvoor onze excuses. De inhoud van de mededeling was wel correct. AdRem vraagt uw bijdrage Het zomernummer van AdRem gaat over plaatsen die voor iemand een bijzondere betekenis hebben. Dat kan van alles zijn. Heeft u ook zo’n plek? Stuur ons een digitale foto (in hoge resolutie) van die plek met een bijschrift over waar we naar kijken en waarom deze plek voor u van betekenis is. De redactie maakt een selectie van de inzendingen en plaatst deze in het zomernummer van AdRem. Inzenden s.v.p. vóór 10 juni naar: [email protected] slot van zijn boek. En zo is de titel Raven vast ook bedoeld. Maar het werkt bij mij niet helemaal. Raven doen mij vooral denken aan Hitchcock-achtige taferelen waarin grote zwarte vogels in zwermen over de daken vliegen. Raven zijn voor mij eerder vogels van het einde dan van het begin. Ik vind raven dus eng. In de film Noach zijn enge dieren overigens taboe. Alle dieren zijn lief, Noach is vegetariër en redt de dieren van de ondergang omdat ze onschuldig zijn. Ook de raven dus. In het boek van Klaas van der Kamp zijn raven verre van macaber of bedreigend. De bijbelse raven verwijzen in dit boek naar de vogels van diverse pluimage die samen de kerken vertegenwoordigen in Nederland. In de binnenkant van de kaft van het boek staan hun namen vermeld. En ik ontdekte zowaar ook mijn eigen naam. Tussen de raven. Ik kon het niet helpen. Het beeld kwam bij me op: Een zwerm krijsende raven vliegt over de wateren en ik zit er nog tussen ook als raaf. Brrr eng. • Tom Mikkers ‘Raven. Over eenheid als waardering van God.’ Uitgave Raad van Kerken, 2014. Themanummer 45/2014 in de serie Oecumenische Bezinning. thema Mozes Mozes wil die berg niet op Het was bij de berg Horeb in de Sinaï-woestijn, ook wel de berg Sinaï genoemd, dat Mozes kennismaakte met de Eeuwige. Vanuit een brandende braamstruik vertelde Hij hem dat hij was uitverkoren om het volk Israël uit Egypte weg te voeren. Toen het volk eindelijk, na een hele reeks verwikkelingen, op pad ging, kwamen ze in de woestijn langs dezelfde berg. Daar beleefde Mozes zijn gloriemoment. Hij mocht bovenop de berg Gods instructie voor het toekomstig samenleven van het volk in hun nieuwe land in ontvangst nemen. De tien geboden, geschreven op twee stenen tafelen, en alle andere wetten en regels: de Tora. In het laatste boek van de Tora (Deuteronomium) zijn we veertig jaar verder, maar opnieuw is er iets met Mozes en een berg. Het volk staat op de drempel van het beloofde land. Mozes mag niet mee het land in. Eén keer heeft hij in een uitbarsting van woede gedaan alsof híj, en niet de Eeuwige, de leider van de expeditie was. Dit was de straf. Maar er is nog een reden. Mozes is inmiddels 120 jaar oud, en hoewel hij nog onverminderd vitaal is, zit zijn tijd er gewoon op. Zijn opvolger Jozua staat klaar. Als ze bij de grensrivier, de Jordaan, aankomen, is het zover. Mozes zal de Jordaan niet oversteken. Nog eenmaal hoort hij Gods stem: ‘Klim deze berg op. Boven kun je het hele land zien. Dan zul je sterven’. En zo gebeurt het. Een ongetwijfeld zware klimtocht, en niet omdat de berg Nebo zo steil is. Bovengekomen, kijkt Mozes uit over het land waarnaar het volk en hij zo lang op weg zijn geweest. Het is het laatste wat hij ziet. ‘Zo stierf Mozes … En de HEER begroef hem in een vallei in Moab, tegenover Bet-Peor. Tot op de dag van vandaag weet niemand waar zijn graf is.’ (Deut. 34,5-6). Latere joodse tradities hebben geprobeerd zich voor te stellen hoe Mozes dit dramatische einde van zijn leven beleefd heeft. Zij veronderstelden dat Mozes er weinig vrede mee had. Hij had nog best door willen gaan. Immers, “tot het laatst toe waren zijn krachten niet afgenomen en zijn ogen niet verzwakt” (Deut. 34,7). Al bijna 30 jaar leid ik geïnteresseerden uit Purmerend en omgeving door de geheimen van de Hebreeuwse grammatica en de mooiste teksten uit de Hebreeuwse bijbel. Jaren terug gaven ze mij een prachtig boek, The Penguin Book of Hebrew Verse. Het bevat gedichten uit drie millennia, in het Hebreeuws en vertaald in het Engels. Ongeveer middenin staat een zeer fraaie Death of Moses Sequence, een anonieme reeks gedichten uit de vroege Middeleeuwen, ongeveer 1000 jaar oud dus. We hebben de gedichten destijds met onze leesgroep vertaald. Hieronder een selectie. De voornaamste inhoud: Mozes wil deze berg helemaal niet op. Eerst probeert hij, tevergeefs, de Eeuwige te overreden. Ten slotte geeft hij toe. In een ontroerend laatste gedicht, een dialoog met het volk, klaagt hij zijn nood, maar wenst zijn volk het beste. Het volk, ten slotte, bemoedigt hem: ga nu maar, we redden het ook zonder jou. Het is goed. De dood van Mozes Waarom? Mozes: Al in de moederschoot hebt U mijn geschiktheid beproefd en mijn spreken uitgekozen waarom moet ik nu dan sterven? God: Omdat er anders gezegd zou worden: de man van God is opgeklommen naar God, kijk, hij is zelf bijna God. M: In de tijd van het werken met leem en klei ben ik in een rieten mand gelegd. Ik bewaarde Uw woord waarom moet ik nu dan sterven? G: Omdat er anders gezegd zou worden: hij sprak met God van aangezicht tot aangezicht kijk, hij is zelf bijna God. M: Ook werd ik in de Nijl geworpen weg van voor het aangezicht van degenen die het licht naar beneden halen. Uw woord was voor mij het licht. waarom moet ik nu dan sterven? G: Omdat er anders gezegd zou worden: hij sloeg Cham met tien plagen en verloste haar wier ogen vijvers zijn kijk, hij is zelf bijna God. M: U spoorde de dochter van de geweldenaar aan om snel naar de oever van de Nijl te gaan om mijn levensdagen te verlengen waarom moet ik nu dan sterven? G: Omdat er anders gezegd zou worden: hij juichte toen hij naar Israël, Gods eigendom, gezonden werd en hij deed hen uitgaan onder gejubel, kijk, hij is zelf bijna God. God probeert Mozes te overreden G: Alle schepselen zijn geformeerd uit aarde hun einde is bij de worm en de made. Ik zweer bij mijzelf: Aan jouw lijk zal geen worm of made komen je zult niet sterven zoals ieder mens sterft. M: Hoe zou ik dan sterven? G:Troepen engelen en serafijnen zullen aan beide zijden klaarstaan zij zullen jou ten dienste staan en ik zal over jouw rijen het licht laten stralen. Ik zweer bij mijzelf: Geen mens zal jouw graf kennen je zult niet sterven zoals ieder mens sterft. [...] Mozes wil echt niet M: Ik wil niet sterven! Waarom moet ik sterven? Als ik het veroorzaakt heb door verkeerde woorden, door wat ik zei bij de brandende braamstruik toen ik U hoorde zeggen, van mond tot mond “jij, Aäron, zult voor hem tot mond zijn”, toen ik verkeerd deed door te zeggen dat ik zwaar van tong was zodat ik U kwaad maakte, U die de tong gechapen hebt - als dit mijn zonde is - wis het uit, breng het U niet in herinnering. De Gevreesde antwoordde hem diezelfde dag: Jouw woorden waren mij aangenaam daar bij de brandende braamstruik. Al waren ze ‘zwaar’, ze zullen door latere geslachten altijd herinnerd worden. Hoe kunnen ze dan als zonde beschouwd worden? Dat is het dus niet. Mozes neemt afscheid van zijn volk De weg die ik zal gaan is vastgesteld voor mij door de Koning. Ik word van jullie gescheiden en ga nu. Mijn volk, leef in vrede. Wij weten niet wat wij hieraan kunnen doen, Hij doet immers al wat Hem aanstaat, er is niemand die tegen Hem kan zeggen: “Wat bent U aan het doen?” Herder van ons, ga in vrede. Deze dag is mijn laatste aldus heeft Hij bepaald die de Eerste en de Laatste is ik word verzameld bij mijn gestorven familie, zoals eerder mijn broeder Aäron verzameld werd. Mijn volk, leef in vrede. Zo is het vastgestelde pad dat groten en kleinen moeten volgen. Wie zou er leven en dit pad niet tegenkomen? Herder van ons, ga in vrede. Dit is wat hij tegen mij gezegd heeft: “Ga de berg op en sterf daar”, Hij heeft mijn leven bitter gemaakt. Mijn volk, leef in vrede. Hij heeft de dood vastgesteld als lot van alle mensen kinderen kostbaar is de dood van zijn getrouwen. Nu je het volk verteld hebt van je smart, Herder van ons, ga in vrede. Het kwaad weegt zwaar op mij, de dood raakt mij al aan. Wat moet ik doen? - Ik weet het niet meer. Mijn volk, leef in vrede. Wees niet boos, wees niet bedroefd, de heerlijkheid wacht je, in de tuin van Eden. Herder van ons, ga in vrede. Bert Dicou Predikant doopsgezinde-remonstrantse gemeente Hoorn M: Als dat het niet is, waarom moet ik dan sterven? G:Mozes, ga de berg op en sterf, het is besloten dat je zult sterven. jaargang 25 nr. 5 mei 2014 5 thema Mozes M o z es in de kunst Pater Dries van den Akker s.j. weet alles van christelijke kunst. Hij leverde prachtige af beeldingen aan over Mozes en legt uit wat we eigenlijk zien. Oudste afbeeldingen Beroemd is de Mozes-cyclus uit de derde eeuw in de Joodse synagoge te Dura Europos. Daar gaat hij gekleed in tunica en wordt ofwel als baardloze jongeman afgebeeld, ofwel als oudere man met baard. Die voorstellingswijzen vinden we terug in de vroegchristelijke afbeeldingen in de catacomben te Rome. Afbeelding 3 is een illustratie bij de Doortocht door de Roze Zee (Exodus 14,21-22). Mozes is een baardloze, jonge held. De tunica duidt op zijn voorname plaats. Het hakenkruis (de swastika, door het nazisme helaas in zo’n kwaad daglicht geplaatst) verwijst naar Christus als heer van het heelal; nog eens benadrukt door de ster aan de hemel. Mozes staat tussen zijn volk en de machtige vijand in. Met een bijna achteloos gebaar van zijn staf wijst hij de machtige vijand terug. Elders wordt hij voorgesteld als wijze, oude man, met baard. Ook op afbeelding 1 is hij gekleed in een tunica. Met zijn staf doet hij uit de kale berg een bron ontspringen (Exodus 17,01-07). Zo is hij een symbolische aanduiding van Christus, de ware bron van levend water. Attributen In de kunst van het christelijke oosten wordt Mozes weergegeven als profeet met een beschreven banderol in de hand. In het westen is hij vanaf de middeleeuwen herkenbaar aan de hoorns op zijn hoofd. Die voorstellingswijze gaat terug op de Latijnse vertaling van Exodus 34,29 die op de Griekse tekst van de Septuagint was gebaseerd. Toen Mozes de berg afdaalde met de twee stenen tafelen straalde zijn gezicht. In het Grieks staat daar ‘dedoxastai’, afgeleid van ‘doxa’: heerlijkheid of macht. De Latijnse Vulgaatvertaling kiest daar voor macht en vertaalt ‘cornutus’, met hoorns. Dat waren symbolen die macht en gezag aanduidden. Sindsdien zijn die hoorns een vast attribuut, soms aangeduid als stralen of knobbels. Op afbeelding 2 draagt Mozes hoorns van wit licht. Belerend houdt hij het volk Gods Wet voor. Zo is hij voorafbeelding van Christus die achter hem is afgebeeld. Beroemd is de Mozes van Michelangelo (afb. 6). Bij hem zijn de hoorns geslonken tot knobbels. De vervaardiging van dit beeld heeft heel wat voeten in de aarde gehad. Het was besteld door paus Julius ii als onderdeel van diens grafmonument. Maar de paus veranderde steeds weer van idee. Na zijn dood wilden de erfgenamen het toch weer an6 adrem remonstrants maandblad 1 2 5 ders. Mozes werd ‘een tot persoon uitgegroeide ramp’. Is dat de verklaring voor zijn duistere blik? Sommigen menen dat hij zojuist de wetstafelen onder zijn rechterarm heeft ontvangen. Maar in de verte ziet hij hoe het volk een stierenbeeld heeft vervaardigd (Exodus 32). Anderen zien in Mozes’ houding het moment dat hij vanaf de berg het Beloofde Land mag aanschouwen zonder het ooit te mogen betreden (Deuteronomium 34). In datzelfde hoofdstuk wordt verteld hoe Mozes stierf. ‘Tot op heden, aldus de bijbeltekst, weet niemand waar zijn graf ligt.’ Dat leidde tot de legende dat hij door een engel in een geheim graf was gelegd. Afbeelding 5 is daar een van de zeldzame afbeeldingen van. Mozes in het Nieuwe Testament Tijdens Jezus’ gedaanteverandering op de berg Tabor verschijnen Mozes en Elia (Markus 09,04). Zeer vaak afgebeeld. In Openbaring 11,01-06 wordt in bedekte termen verwezen naar Mozes en Elia. Dat vinden we bijvoorbeeld op het beroemde 14e-eeuwse Openbaringstapijt in Angers. In de oostersorthodoxe kunst speelt Mozes nog een opvallende rol bij het Laatste Oordeel. Op afbeelding 4 zien we hoe hij de niet-christelijke volken der Hebreeën, Arabieren, Tataren, Armeniërs en Afrikanen naar Gods troon leidt om geoordeeld te worden. 1 Eind derde eeuw, muurschildering. Italië, Rome, Catacomben van Petrus en Marcellinus. 2 Elfde à twaalfde eeuw; handschriftilluminatie. Engeland, Cambridge, Bibl. Corpus Christi. 3 Halverwege vierde eeuw, muurschildering. Italië, Rome, catacomben aan de Via Latina. 4 1547, buitenschildering. Roemenië, Voronet, kloosterkerk. 5 Halverwege zestiende eeuw, icoon. Rusland, Moskou, Rublevmuseum. 6 1513, Michelangelo, marmersculptuur. Italië, Rome, San Pietro in Vinculi. 6 • Dries van den Akker s.j. 3 4 jaargang 25 nr. 5 mei 2014 7 Wat vurig staat geschrev Mozes vurig Ikop omgeef je van achter Wat en van vo Ikthema leg mijn hand je. Gij het hart hebt, ogen, d dat woord, dat Gij het hart hebt, hand op je. is’, dat woo Ik leg mijn oren is’, dat woord,isdat Mijn hand een eenzelvige korst opzijn’, je.zonsopga bond. Hoe dorsten wij te Hoe dorsten wij te weten wie Gij opgang, nieuw verMijn hand is een Wat vurig staat geschreven: dat Gij komt ‘redden wat eenzelvige verloren is’, datkorst woord Mozes Je voelt leem, de huid van Leviathan. Vastbe at Gij het hart hebt, ogen, dat Gij hoort, ‘Ik zal er zijn’, zonsopgang, nieuw oeroude Leviat han. ijn’, zonsopgang, nieuw verbond. Hoe dorsten wij te weten wie Ik houd mijn oog op je. Gij komt is’,Gij datzijt? woord, dat Gij het hart hebt, rbond. Hoe‘redden dorsten wat wij teverloren weten wie en drie dichters Het is niet zo makkelijk om te verklaren waardoor sommige mensen in staat waren de loop van de dingen ten goede te veranderen. Een gemeenschappelijk kenmerk is in ieder geval dat ze zowel leiders als slachtoffers, zowel winnaars als verliezers, zowel helden als tragische figuren waren. Martin Luther King en Mandela behoorden ertoe, maar ook Willem de Zwijger en Vaclav Havel, en in ieder geval ook Mozes. Hij was een succesvolle leider en bevrijder, maar mocht het beloofde land zelf niet betreden. Waarom dat laatste het geval was? Helemaal duidelijk is dat niet, al past het wel in een patroon. In de bijbel worden ‘grote’ figuren niet als moreel voorbeeldig of heilig neergezet. De bijbel kent geen onaantastbare helden. Denk bijvoorbeeld aan Jakob of David. Over Mozes merkte Elie Wiesel eens op dat God hem met opvallende strengheid tegemoet treedt. Hem wordt herhaaldelijk en op norse toon het zwijgen opgelegd: ‘zo en niet anders heb ik het beschikt’. Desondanks werd uitgerekend aan hem de heilige naam van God medegedeeld: èhjè asjèr èhjè . Alle eeuwen door hebben dichters en denkers zich door die vreemde naam geïnspireerd of geïrriteerd betoond. De vertaling maakt al veel uit: ‘ik ben die ik ben’ – een Aanwezigheid die onbeweeglijk en onverzettelijk is – of ‘ik zal zijn die ik zal zijn’ – een eerder ontwijkende verschijning, die zich in een woordspel lijkt te verbergen. Hoe dan ook, in geen van beide gevallen verheldert de Naam iets. Hij zet het geheim eerder extra aan. Ik wil nagaan hoe deze naam bij drie dichters van onze tijd landt en verwerkt wordt. Alle drie zijn ze vertrouwd met het bijbelse idioom; alle drie zijn ze bovendien als theoloog of religiewetenschapper opgeleid. In allerlei andere opzichten zijn ze zeer verschillend: qua leeftijd, generatie, levensgevoel en mate van betrokkenheid bij de Naam en wat erover geschreven staat. Huub Oosterhuis Huub Oosterhuis (1933), ex-priester, onvermoeibaar voorganger en spiritueel-cultureel organisator, dichter van vele geliefde kerkliederen, schreef dit lied dat als nummer 324 in het nieuwe Liedboek is opgenomen: Wat vurig staat geschreven: dat Gij komt ‘redden wat verloren is’, dat woord, dat Gij het hart hebt, ogen, dat Gij hoort, 8 adrem remonstrants maandblad ‘Ik zal er zijn’, zonsopgang, nieuw verbond (…) Hoe dorsten wij te weten wie Gij zijt? Huub Oosterhuis is een meester in het spreken van ‘drempeltaal’, die ook de van de kerkelijke traditie vervreemde lezers en zangers – waartoe hij overigens zelf behoort – bij het door die woorden aangeduide gebeuren betrekt. Hij zet hier wat grote geloofswoorden op een rij: redding van het verlorene, Ik zal er zijn, nieuw verbond, vergezeld van het opvallende ‘zonsopgang’ en gevolgd door die oproep aan het eind, die iets van een vraag heeft: Hoe zielsgraag zouden we weten wie u bent. Zijn lied geeft geen antwoord op deze vraag, maar is terecht in het kerkelijk liedboek opgenomen. Het roept van alles op, in het bijzonder door dat woordje ‘zonsopgang’. De allerminst vrome schrijver D.H.Lawrence bleef zich altijd een hymne uit zijn schooltijd herinneren: ‘Sun of my soul’. Die paar woorden hadden hem doordrongen van ‘het mysterie van het schemerlicht’. Zoiets is ook hier aan de orde. De ochtendschemer, wel te verstaan. Marjolijn van Heemstra Marjolijn van Heemstra (1981) studeerde in Amsterdam (VU) religiewetenschap, is columniste, theatermaakster, romanschrijfster, en publiceerde in 1910 de bundel Als Mozes had doorgevraagd. De bundel werd genomineerd voor de Buddingh’ – prijs 2011 en kreeg de Jo Peters - Poëzieprijs. Hij gaat over pogingen tot een omhelzing, zei ze ergens. Dat blijkt zeer zeker uit het titelgedicht. Ze confronteert zich daar met Mozes – in wie blijkens de beginregels ook twee andere bijbelse figuren zijn meegenomen (Abraham, Lot). Mozes liet zich bij de braamstruik afschepen met een autoritair ‘ik ben die ik ben’. ven: dat Gij komt ‘redden wat verloren is’,vurig dat woord, Wat staat Ik leg mijn hand op je. goren, staat geschreven: dat Gij komt ‘redden wat verloren dat Gij hoort, ‘Ikstaat zalgeschreven: er zijn’, zonsopgang, nieuw verWat vurig dat Gij komter ‘redden wat verlo zonsopgan zal er ord,Mijn dat Gijhand het hart hebt, ogen,eenzelvige dat Gij hoort, ‘Ikkorst is een woord, dat Gij het hart hebt, ogen, dat Gij hoort, ‘Ik zal er eang, weten wie GijHoe zijt? Gij zijt? nieuw verbond. dorsten wij te weten wie Gij zijt? gang, nieuw verbond. dorsten wij wat te weten wie Gij zijt td,op je.Je Wat voelt vurig staat geschreven: Gij komt ‘redden verloren . leem, dedatHoe huid van Leviathan eraden, w Als Mozes had doorgevraagd Moest ik mijn land verlaten: ik zou blijven. Stond mijn stad in brand: ik draaide om. Moest ik mijn kind offeren: ik weigerde. Zolang jij je niet laat kennen houd ik benen op de grond, armen om het kind. Mij scheep je bij geen bramenstruik af met ‘ik ben die ik ben’, een kleine vlam, een donderstem. Mozes was iemand van zijn tijd: dankbaar voor het leven, bang om door te vragen en ook: een man, die vragen niet zoveel. Ik was blijven staan bij die struik tot je verscheen. Geen smoesjes van doeken voor ogen omdat je straling te fel. Mozes was brandgloed gewend, ik tl. Kom maar op, zou ik zeggen. Zeg ik nu: Kom maar op. Als niet Mozes, maar ik bij Horeb had gestaan ging het zo: ik: Wie ben je? jij: Ik ben die ik ben. ik: Ik ook. jij: Ja, jij ook. Dan had ik je aangeraakt en jij mij. Was de Bijbel geen boek, maar een omhelzing. ring is er niets meer dat een laatste betekenis kan hebben en verdwijnt alles in spiegelingen: ‘Ik ken het heden vooral als toerist. Het is fotogeniek, / ook als het tragisch wordt.’ In deze poëzie wordt niet gedroomd over een reddend Gij - of het zou deze nachtmerrie-achtige variant van Psalm 139 moeten zijn: Ik omgeef je van achter en van voren, Ik leg mijn hand op je. Mijn hand is een eenzelvige korst op je. Je voelt leem, de huid van Leviathan. Vastberaden, oeroude Leviathan. Ik houd mijn oog op je. Alle grote woorden worden door deze jonge dichter van laconiek commentaar voorzien (‘Wij schrijven Apocalyps. Ze zeggen dat binnenkort de regering valt / of in ieder geval ontspant.’) En ook de ontmoeting met een erotisch en omhelzend Jij blijft dubieus: ‘We spelen het menselijk drama, het mysterie, / zodat we ons niet kapot vervelen.’ Af en toe schiet langs dit alles heen iets onthutsends voorbij: een verliefdheid, of een herinnering, misschien wel aan zoiets als het brandende braambos: ‘Wij lezen al zo lang fragmenten. / Waar is de ronde gezondheid van het vuur?’ Ontwenning Wat Mozes bij die brandende braamUit: Als Mozes had doorgevraagd, Thomas Rap, 2010 Trefzeker en glashelder formulerend, laat Marjolijn van Heemstra, anders dan Huub Oosterhuis, geen vraagtoon overheersen. Zij weet vrij precies wie ze is: ‘dit bonzend gewicht, deze brengende / halende benen, gesloten huid / die mij afschermt van buiten’ en schrijft lijfelijke, rechtstreeks contact zoekende regels. De openbaring van de goddelijke Gij wordt bij haar dichtbij getrokken, in een contact van huid op huid. De bemiddeling door letters en geleerden laat ze, evenals de soefi-mystica Rabi’a van Basri (achtste eeuw), achter zich: ‘Ze nadert licht voor licht, ons ver vooruit / Houdt op haar huid de openbaring / Onbegrepen vast’. En zo maakt in haar Mozesgedicht de fixatie op het heilige Boek plaats voor een omhelzing tussen een ik en een jij die tegen elkaar ‘ik ben die ik ben’ zeggen. Maarten de Graaff De derde en jongste dichter is Maarten van der Graaff (1987). Hij studeerde religiewetenschap in Utrecht en publiceerde in 2013 zijn debuutbundel Vluchtautogedichten, die door het poëzietijdschrift Awater tot de drie beste bundels van dat jaar gerekend werd en genomineerd is voor de Buddingh’-prijs 2014. In zijn erva- bos meemaakte is niet te achterhalen. Door sommige godsdienstfilosofen is het een ‘doopsituatie’ genoemd. Bij dat wonderlijke vuur dat niets verteerde, ontving de Godsnaam voor het eerst betekenis. Hij werd er als het ware ten doop gehouden. Een eindeloze keten van uitleggers heeft die betekenis vervolgens vertaald en getransformeerd. Het grote risico van zo’n keten is dat hij onder het mom van ‘interpretatie’ niets nieuws meer laat gebeuren. In kerk en theologie gaat het zo vaak toe. Van de profeten en de dichters kunnen we leren dat het telkens opnieuw om de ontwenning gaat. Een aardig chassidisch verhaal gaat daarover. Mozes hoorde bij die brandende braamstruik een stem die hem opdroeg: ‘Doe je schoenen uit’. Volgens de rabbi in dat verhaal betekende dat: ‘Doe de gewendheid af die om je voet zit. Dan zul je bemerken dat de plaats waarop je staat heilige grond is.’ Het loslaten van de gewendheid en de onthulling van wat ongewoon is – en meestal dichterbij dan je dacht – daarin precies ligt de diepste waarde van het bondgenootschap tussen dichters en gelovigen. Johan Goud Hoogleraar ‘Religie en Zingeving in Literatuur en Kunst’ aan de Universiteit Utrecht • jaargang 25 nr. 5 mei 2014 9 thema Mozes ‘ I k z ie de w e t t en en regelt jes ui t de ultieme Marianne van Praag is rabbijn in Den Haag, Gelderland en Flevoland. Ze zegt er zelf met een glimlach over: ‘Je hebt de rijdende rechter en de rijdende rebbe, die laatste ben ik.’ Ondanks haar drukke bestaan heeft ze tijd om de betekenis van Mozes uit de doeken te doen. Zelf weet ze zich geïnspireerd door de Joodse mystiek, waardoor de oude verhalen voor haar van betekenis blijven voor het leven nu. Rabbijn ‘Ik kom uit een liberaal nest en had altijd een sterke band met de Joodse manier van leven. Vanaf mijn 14de gaf ik Joodse les. De oorlog speelt een hele belangrijke rol in onze gemeenschap. Normaal zou er automatisch een nieuwe generatie zijn die taken overneemt, maar bij ons was geen natuurlijke overloop. Veel te jong kregen mensen al verantwoordelijkheden op hun schouders omdat er niet iemand anders was om het te doen. Ik vond het heel belangrijk om les te geven, maar had zo mijn eigen strijd met God. Ik kon het woord God ook niet uit mijn mond krijgen. Toch had ik het gevoel dat er iets voor me weggelegd was, maar ik wist niet wat. Elf jaar geleden kwam er een opleiding tot rabbijn in Nederland, daar ben ik meteen op in gesprongen. Ik was toen 47 en gelijk had ik het gevoel dat het allemaal klopte.’ Mystiek ‘Ik haal mijn Jodendom uit de Joodse mystiek. Het is een manier van denken waardoor alles vertaald wordt naar wat het eigenlijk is. Voor mij is de mystiek dus heel praktisch. God heeft ons een hoofd gegeven om te denken, het is aan ons om een keuze te maken. De vraag 10 adrem remonstrants maandblad in de mystiek is ook altijd weer: wat is de essentie van het zijn? Toen Adam en Eva van de verboden vrucht aten, is er een breuk ontstaan in de wereld. De taak van de mensheid is het om die breuk te herstellen, om weer terug te komen naar de oorspronkelijke eenheid van de schepping. Maar hoe doe je dat? Dat is makkelijk, want daar hebben we hulpmiddeltjes voor. Dat zijn de wetten. Maar het is niet zo dat als ik me maar aan die wetten houd, het dan goed komt. Want dan doe je het voor een beloning en dat is niet goed. Het gaat om het doen, om niet. Je doet iets, omdat je vindt dat je het moet doen. Sinds ik deze manier van denken heb geleerd, is er een wereld voor me open gegaan. Ik ben altijd al bezig geweest met het menselijke aspect en niet met het wetmatige aspect. Pas geleden overleed er iemand na een kort en zeer onverwacht ziekbed. Ik had hem beloofd dat er een bepaald liedje op zijn begrafenis zou worden gedraaid, maar op een Joodse begrafenis is er nooit muziek. Ik had hem die belofte gedaan en dat is heilig. De Joodse begraafplaats had grote moeite met de muziek, omdat ‘wij dat niet doen’. Ik dacht: gaat iemand daar boven op een wolk mij de bijbel als vorm van liefde ’ een dreun geven omdat ik die afspraak met die man heb gemaakt? Omdat ik daarmee een regel doorbreek? Je hebt er een bepaalde vorm van lef voor nodig, maar ik heb geen boodschap aan wat anderen vinden. Het gaat om mijn geweten, mijn verantwoordelijkheid en om die persoon. Dat is het enige en dat is heilig.’ Leviticus ‘Als ik de dienst doe in de synagoge, moet ik iets vertellen naar aanleiding van wat er die week uit de Torah wordt gelezen. We zijn nu in het boek Leviticus bezig, dat gaat alleen maar over wetten en regeltjes. Het gaat eindeloos door over de bouw van het tabernakel. Ieder spijkertje, ieder schroefje wordt beschreven. Ik vind het prachtig, want waarom is dit nog belangrijk? Ik zie het als de ultieme vorm van liefde. Het is zoals je een huis wilt gaan bouwen. Nadat je een stuk land hebt Elf jaar geleden kwam er een opleiding tot rabbijn in Nederland, daar ben ik meteen op in gesprongen. Ik was toen 47 en gelijk had ik het gevoel dat het allemaal klopte. uitgezocht en lang met de architect hebt overlegd, krijgt het droomhuis gestalte. Uiteindelijk, als het huis na vertraging en oplopende kosten staat en je het eigenlijk zat bent, moet de afwerking nog. De lichtknopjes, de deurknoppen, de lampen en de stoelen. Dat is de ultieme vorm van liefde: de afwerking tot in het kleinste detail. Als je zo over de wetsteksten nadenkt, kom je er verder mee.’ Mozes ‘ Ik zie het verhaal van Mozes niet als een historisch verhaal. Ik zie het symbolisch: wat vertelt dit verhaal me? Mozes symboliseert een kant die we allemaal in ons hebben. Een kant van leiderschap, jezelf uit een moeilijke positie kunnen halen. Wanneer hij zijn opdracht krijgt vindt niemand hem lief, niemand wil hem hebben. Voor de een is hij een verrader, voor de ander een moordenaar. Hij moet zich dus waarmaken, en zijn broer zal hem helpen. Zijn oudere broer Aaron is een interessant gegeven, zeker vanuit de mystiek. In de schepping heb je eerst God, die is alleen. God loopt over van liefde en moet dat met iemand delen, want anders barst hij uit elkaar van al die liefde. Daarom schiep hij de aarde en schiep hij daarop de mensheid. Dus van één komt er door de schepping ook de ander, twee, er ontstaat dualiteit. Alles in de wereld bestaat uit dualiteiten: licht en duisternis, koud en warm, man en vrouw, goed en slecht, land en zee. Eerst werden de dieren geschapen, en daarna de mensen. De mens heeft eigenlijk een dierenlichaam, maar heeft een extra ziel. Een dier heeft ook een ziel, maar die ziel is op een lager niveau. Een dier heeft een nefesh, de mens een neshama. Dit betekent in de mystiek dat als eerste het uiterlijk is geschapen, de condities zijn er. Als tweede komt de ziel er in, de extra dimensie, het innerlijke. Als je kijkt naar het verhaal van Kain en Abel, dan staan die twee ook voor het uiterlijk en het innerlijk. De oudste zoon heeft de jongste zoon gedood, het uiterlijk heeft het innerlijke overwonnen. Daarom ook heeft Mozes Aaron nodig. De een was de oudste, die staat voor het uiterlijk, voor de vorm. Bij de tweede kwam de ziel erin. Dat betekent niet dat de ziel meer waard is dan het lichaam. De ziel heeft het lichaam nodig. De een kan niet zonder het andere, de een vult de ander aan. Aaron was het uiterlijke, die kon makkelijk babbelen, die kon praten. Mozes zorgde voor de spirituele invulling.’ Lessen ‘Dit is ook de strijd die wij dagelijks voeren. Elk jaar vieren en herdenken we Pesach, de uittocht uit Egypte. Waarom moeten we dat nog ieder jaar vertellen alsof we het zelf beleven? Omdat we het iedere dag zelf beleven. We zijn elke dag bezig met het zoeken naar de essentie: waar ben ik mee bezig, waar gaat het om in het leven? Ben ik bezig met nog mooiere en grotere dingen te kopen of ben ik er voor de ander? Elke interpretatie van de bijbelverhalen begint bij het besef dat de bijbel geen geschiedenisboek is. Want als het een geschiedenisboek was had het niet zo lang overleefd. Dus die bijbel wil ons iets anders vertellen, maar wat dan? Die bijbel laat ons het verhaal zien – Mozes dus ook – van hoe de mensheid was, is en altijd zal zijn. En welke lessen we daaruit kunnen trekken.’ • Carolien Sieverink Redactielid AdRem, studentenassistent aan het Seminarium jaargang 25 nr. 5 mei 2014 11 thema Mozes B ijbel en Ko ran vergeleken Mozes, Moesa en het Brandend Braambos Daar verscheen de engel van de HEER aan hem in een vuur dat uit een doornstruik opvlamde. Mozes zag dat de struik in brand stond en toch niet door het vuur werd verteerd. (…) ‘Mozes! Mozes!’ ‘Ik luister,’ antwoordde Mozes. ‘Kom niet dichterbij,’ waarschuwde de HEER, ‘en trek je sandalen uit, want de grond waarop je staat is heilig. Ik ben de God van je vader, de God van Abraham, de God van Isaak en de God van Jakob.’ Mozes bedekte zijn gezicht want hij durfde niet naar God te kijken. Exodus 3: 2-6 Toen hij een vuur zag en zeide tot zijn lieden: Blijft staan ik heb een vuur bemerkt mogelijk dat ik u daarvan een flambouw breng (…) O Moesa! Ik ben het uw Heer Trek dus uw schoenen uit Gij zijt in de geheiligde vallei Toewa En Ik heb u uitverkoren. Soera 20: 9(8) – 14(14) Verschillen U kunt er nog steeds naar toe, naar het Brandend Braambos. Er zijn tal van toeristische reizen die u brengen naar die plek in de Egyptische Sinaï-woestijn, bij het St. Catherinaklooster. Ik heb er gestaan, voor die wat slordige struik achter een hek, en ondanks het besef van de onmogelijkheid was er ontroering. Al zoveel eeuwen is deze plek betekenisvol voor gelovigen, ook al is er geen direct bewijs in de Bijbel te vinden dat de ontmoeting van Mozes met zijn Heer juist hier zou hebben plaatsgevonden. In de derde, vierde eeuw was dit zuidelijk deel van de Sinaï-woestijn een toevluchtsoord voor christenen die door de Romeinen werden vervolgd. Zij waren het die de plek deze specifieke betekenis hebben gegeven: ‘Hier moet Mozes hebben gestaan.’ In de tiende, elfde eeuw werd het klooster vernoemd naar de heilige Catherina, de martelares uit Alexandrië, nadat een monnik een verschijning van Catherina had gezien op de berg Sinaï. En de struik, de rubus collinus, die in de rest van de Sinaï niet voorkomt, is ooit door de monniken geplant. 12 adrem remonstrants maandblad Moslimpelgrims zult u op deze plek niet veel tegenkomen. De geografische nauwkeurigheid waarmee de plek waar Moesa het vuur aanschouwde in de Koran wordt aangeduid, heeft in de eeuwen na de dood van de profeet Mohammed alleen maar voor verwarring gezorgd. De geheiligde vallei Toewa is in geen enkele atlas te vinden en onder moslimgeleerden wordt al eeuwenlang een discussie gevoerd over de juiste uitleg van deze term. Sommigen hebben de vallei Toewa even buiten Mekka gesitueerd, anderen meenden hem in de buurt van Jeruzalem te moeten plaatsen. Wel ligt er binnen het complex een kleine moskee, gebouwd in de elfde eeuw door de moslimheersers in Caïro. Het verhaal gaat dat de profeet Mohammed ooit zelf deze plek zou hebben bezocht. Hij wordt thans hoofdzakelijk door het personeel van het kloostercomplex gebruikt. Er is iets merkwaardigs aan de hand met Ex: 3:2-6. We kennen het ‘brandend braambos’ als een bijbelse uitdrukking – zo staat hij ook in de Van Dale vermeld – maar in de nieuwe vertaling uit 2004 is er weliswaar sprake van een doornstruik waaruit een vuur opvlamde, maar niet van een braambos en zeker niet van een brandend braambos. Het braem-bosch komt nog voor in de Statenvertaling van 1637, in de NBG-vertaling van 1951 (braamstruik), in de Statenvertaling van 1977 (braambos), maar in geen van deze vertalingen is er sprake van de ons zo vertrouwde uitdrukking ‘het brandend braambos.’ En in de Koran? Daar is in de tekst wel het vuur maar niet de struik aanwezig. Moesa is ook niet alleen, maar met een groepje mensen, te oordelen naar het Arabische woord zouden het familieleden zijn. Moesa ziet het vuur en zegt letterlijk tegen hen: ‘Wacht hier even, misschien kan ik wat vuur voor jullie gaan halen…’ In de oorspronkelijke Koranische tekst staat niet ‘flambouw’ maar een woord dat misschien eerder vertaald zou moeten worden met ‘stukje vuur’, iets waarmee je vuur kunt ontsteken. In vroeger tijden was het maken van vuur een moeilijke en tijdrovende zaak, men koesterde het vuur, nam het zelfs mee op reis. Vandaar dat Moesa als hij daar in de woestijn vuur ziet, het mee wil nemen ‘opdat gij u eraan moogt warmen.’ (soera 27:7). Het Brandend Braambos in de Amsterdamse Westerkerk, naar een idee van ds Fokkelien Oosterwijk, ontworpen door beeldhouwer Hans ’t Mannetje. Sinds eind 2007 in gebruik. U kunt er nog steeds naar toe, naar het Brandend Braambos ( foto: Betty Broug-van der Haven). Overeenkomsten Hoe is nu het vuur uit Exodus dat Mozes zag, terecht gekomen in de twintigste soera van de Koran die begin zevende eeuw aan Mohammed in Mekka werd geopenbaard? De mensen van het oude Palestina en de mensen van het Arabisch Schiereiland kunnen misschien niet tot eenzelfde cultuur worden gerekend, zij delen wel de gemeenschappelijke bakermat van de Semitische talen, beiden waren ook ooit woestijnbewoners. Voor beide, zo- wel voor de mensen van het Oude Testament als voor de eerste volgelingen van Mohammed, was de doornstruik een wonder: ondanks gebrek aan water, ondanks verzengende hitte hield de struik zich staande, zij moest wel een bijzondere kracht bezitten. De doornstruik werd dan ook gezien als een plek waar zich levenskracht manifesteerde, een plaats bij uitstek voor een goddelijke openbaring. Het verhaal van Mozes op die bijzondere plek was een herkenbaar symbool voor de moslims, en wellicht ook daarom een verhaal dat zij vanuit een orale traditie allang kenden. In het optreden van de nieuwe profeet Mohammed werd het optreden herkend van die vroegere profeet Mozes, waarvan al eeuwenlang het verhaal was doorgegeven. Mohammed paste in het beeld dat nu als het ware met terugwerkende kracht aan de profeet Mozes werd gegeven: hij was de voorloper van Mohammed, de paradigmatische profeet, Mohammed werd een tweede Moesa, zijn aankondiger. Moesa is dan ook na Mohammed de belangrijkste van alle profeten. Want, zo geloven moslims, vanaf het begin der tijden heeft God aan alle volken Zijn wil geopenbaard. Hij gaf aan Mozes de tauraat (thora), aan David de zaboer (psalmen), aan Jezus de indjiel (evangelie) en als laatste aan Mohammed de Koran. Mohammed is daarmee het zegel der profeten, een belangrijk dogma in de islam. • Betty Broug-van der Haven Lid van de gemeente Waddinxveen jaargang 25 nr. 5 mei 2014 13 overweging Menselijke Mozes Weinig Oudtestamentische figuren hebben in de geschiedenis van het jodendom en christendom zoveel tot de verbeelding gesproken als Mozes. Met name in het jodendom zoals dat na het ontstaan van de bijbel vorm heeft gekregen is er bijna geen grens aan de verhoging van zijn status en belang. Zijn wet, zijn tora, werd gezien als het inbegrip van alle wijsheid, de complete neerslag van alles wat God ooit aan zijn volk had willen openbaren. De grenzenloze verhoging van Mozes’ status heeft wel een prijs. Het beeld dat zo van Mozes wordt geschetst, is ongenaakbaar in zijn volmaaktheid en nogal onpersoonlijk. Het Oude Testament zelf – en dan met name vier van de eerste boeken ervan – biedt een heel ander beeld. Exodus begint met zijn wonderbaarlijke geboorte, en Deuteronomium eindigt met zijn tamelijk roemloze dood. Dat boek eindigt wel met de lof dat Israël na Mozes nooit meer zo’n grote profeet heeft gehad, maar tegelijk laat het verhaal over hem zich moeiteloos lezen als het verslag van een mislukt leven. Zijn geboorte was wonderbaarlijk: van de Egyptische kindermoord werd hij gered in een biezen mandje. En tijdens zijn leven heeft hij in opdracht van God menig wonder verricht: eerst om de farao ervan te overtuigen dat die het volk Israël moest laten gaan, dan om het volk met droge voeten de Schelfzee te laten oversteken, en ten slotte om het volk in de woestijn van eten en drinken te voorzien. Al deze dingen moest hij doen van God en slaagden dankzij God, niet op grond van zijn verdiensten. Mozes was al met de nodige tegenzin aan zijn opdracht begonnen. De Heer had hem opgedragen de leiding van Israël op zich te nemen, nu hij zich had voorgenomen het volk te bevrijden uit de slavernij in Egypte. Maar Mozes had tegengestribbeld, en zich als ongeschikt voorgesteld. De boodschap waarmee hij naar Israël en naar de koning van Egypte zou moeten gaan, was volgens hem ongeloofwaardig. Ook had hij er de nadruk op gelegd geen goede spreker te zijn, had min of meer bedankt voor de eer en de Heer verzocht maar een ander te zoeken. In zijn weerstand tegen de weg die God met hem wilde gaan, vond Mozes trouwens zijn gelijke in het volk Israël zelf. Toen het onder Mozes’ leiding aan de achtervolgende legers van farao ontsnapt was, kwam het in de 14 adrem remonstrants maandblad woestijn terecht. Het duurde niet lang voordat de mensen ontevreden werden en begonnen te zeuren. De tocht viel hun te lang, er was geen fatsoenlijk stuk brood te eten, en hoe erg was die slavernij in Egypte nou helemaal geweest? Op zeker moment waren verspieders vooruitgegaan naar het beloofde land en teruggekomen om verslag te doen. Ze hadden het wel een mooi en vruchtbaar land gevonden, maar de meesten van de verspieders geloofden niet dat Israël in staat zou zijn het in bezit te nemen. Zij adviseerden de hele onderneming te staken, en heel het volk begon te jammeren, wilde een nieuwe leider kiezen en teruggaan naar Egypte. Toen de Heer besloot dan maar een ander volk te zoeken om het beloofde land aan te geven, wist Mozes hem ervan te overtuigen de zaak toch doorgang te laten vinden. Daarin stemde God toe, maar met de bepaling dat niemand die de bevrijding uit Egypte had meegemaakt het beloofde land mocht bereiken. Voor hen werd het een bevrijding zonder perspectief. Mozes zelf mocht het land nog met eigen ogen aanschouwen; maar betreden mocht ook hij het niet. De voltooiing van de belofte was voor een volgende generatie. De vervulling van de belofte ligt altijd in de toekomst, waar ze veilig is voor verzadiging, teleurstelling en ontevredenheid. Dat is eigen aan het menselijke bestaan. Ook in die zin is het bijbelse beeld van Mozes menselijker dan in latere ontwikkelingen van de traditie. • Johannes Magliano Tromp Universitair hoofddocent Vroeg Jodendom aan de Faculteit Geesteswetenschappen van de Universiteit Leiden Miniatuur CV Dan kunt u het beste even mailen naar... ‘Zoekt u toevallig personeel’, vraagt mijn vriendje aan de winkelmedewerker. ‘Wat fijn dat je dat vraagt, want we hebben inderdaad mensen nodig. Vraag het beneden even aan de dame achter de balie’. En dat doet hij. En daar strandt het: of hij zijn CV even op wil sturen. Naar een emailadres. Van de dame achter de balie. Waar hij voor staat. Ik denk nog: Dit geloof ik niet, maar de dagen erna overkomt het mijzelf nog een aantal maal: ‘dan kunt u het beste even mailen naar: 1. onze klantenservice, 2. mijn leidinggevende, 3. de balie, 4. naar mij (een van mijn vrienden)’. Denkt u dat het werkt? In ongeveer de helft van de gevallen hoor ik inderdaad iets terug in de vorm van een bevestiging, wat nog geenszins een antwoord op mijn vraag of voorstel betekende. In de andere helft van de gevallen was er helemaal geen reactie. Nederland anno 2014: de virtuele versie van papieren is belangrijker dan de persoon die zich op dat moment voor je neus bevindt. In levende lijve. Omdat het makkelijker is iets meteen in je virtuele agenda te zetten? Omdat het te moeilijk is om tegen iemand die voor je staat te zeggen dat hij niet geschikt is? Omdat het nemen van een beslissing op een ander moment gebeurt, door andere mensen die je niet eens meer te zien krijgt? Ik weet het niet, maar goed vind ik het in elk geval niet. Het zegt iets over hoe we met onze tijd, maar vooral ook met elkaar omgaan. Vrienden maken virtueel afspraken met elkaar via virtuele agenda’s, zelfs als ze naast elkaar op een terras zitten. En de manager van een kledingzaak kan of mag zelf blijkbaar niet meer beslissen: ‘He, deze persoon lijkt me wel wat’. Nee, eerst een virtuele CV naar een anoniem hoofdkantoor. Die medewerkers hebben dus veel eigen ruimte en invloed verloren. Als mensen zich daar niet aan houden dan wordt het hilarisch: sta maar eens onaangekondigd bij vrienden voor de deur. Na wat opmerkingen van ‘had je niet even kunnen appen’ blijkt het toch nog leuk te worden, zo’n onverwacht moment. En Captain Jack de buschauffeur was hilarisch gisteravond, toen hij, vast tegen de regels van zijn busmaatschappij in, de automatische dame die haltes afroept uitschakelde en al zingend het eindpunt aankondigde. Terug naar de menselijke maat! Weiger zo nu en dan mee te doen aan de mallemolen waar de nieuwe media en de nieuwe daaraan verbonden regels ons managen! Verras elkaar weer eens door zomaar voor elkaars neus te staan, of te zeggen: ja, jou willen we, en die CV... die komt nog wel eens. • Jan Berkvens Lid van de gemeente Oude Wetering Wees adrem! Eigenzinnig remonstrants magazine over religie en cultuur. Met diepgang, dwarsheid, duiding en human interest. En natuurlijk met veel remonstrants nieuws. PROEFABONNEMENT: DRIE NUMMERS remonstrants maandblad jaargang 25 nr. 2 februari 2014 GRATIS! 25 nr. 4 april 2014 remonstrant s maandblad jaargang rem ons tran ts maa ndb lad jaar gan g Pa se n 20 14 25 nr. 3 maa rt 201 4 Maskers Delf mijn gezicht op, maak mij mooi, Wie mij ontmaskert, zal mij vinden. 32,50 jaarabonnement Water Levenbrenge nd en bedreigend Sch aar ste en ove rvl oed ‘Jul lie kun nen niet God dien en en de Ma mm on’ AdRem verschijnt maandelijks. Opgave via [email protected] / 030 23 16 970 / jaargang 25 nr. 5 mei 2014 15 of www.remonstranten.org boek presentatie Over he t k waad in de mens en eigen verantwoordelijkheid Onlangs vond er in Nijmegen een interessante discussie plaats tussen Christa Anbeek en Kristien Hemmerechts. Aanleiding van het gesprek was Hemmerechts nieuwste boek ‘De vrouw die de honden te eten gaf ’. Het is een roman geïnspireerd op Michelle Martin, de vrouw van Marc Dutroux. Het is geschreven als monoloog van de hoofdpersoon Odette, waarin Marc Dutroux als M wordt aangeduid. Onder leiding van Peter Nissen ontstond er een vraaggesprek over het kwaad in de mens en eigen verantwoordelijkheid. Anbeek: ‘Hoe kun je zo’n boek schrijven? Het was een vreselijk boek om te lezen, maar de lezer kan een boek zo nu en dan nog wegleggen. Een schrijver kan dat niet, die zit nog meer dan de lezer gevangen in het hoofd van Odette’ Hemmerechts: ‘Tijdens het schrijven van het boek ervoer ik extreme stress. Als schrijver sta je emotioneel en fysiek erg onder druk en met dit boek was dat nog een graadje erger. Ik voelde een diepe walging en afkeer van Michelle Martin. Ik wilde het liefst die kinderen uit de kelder redden, maar dat kon niet. Daarom is ook mijn onderliggende vraag aan de lezer: wat gebeurt er als het flinterdunne laagje beschaving van de mens wordt weggehaald? Ik wil lezers bij het nekvel grijpen en laten nadenken. Er wordt te weinig nagedacht in deze wereld en te veel gevoeld.’ Anbeek: ‘De filosoof van het denken is Hannah Arendt, zij wordt ook geciteerd in het motto van het boek. Zij zegt over Eichmann-processen dat het kwaad een gevolg is van het gegeven dat Eichmann niet zelf heeft gedacht en alleen maar bevelen heeft opgevolgd. Odette volgt ook alleen maar bevelen op en verontschuldigt zich daarmee. 16 adrem remonstrants maandblad Is het te idealistisch gedacht over de mens dat we keuzemogelijkheden hebben?’ Hemmerechts: ‘De neiging bestaat sterk om van Martin een monster te maken, maar zij is een mens. Tijdens mijn onderzoek kwam ik erachter dat ze in dezelfde buurt is opgegroeid als ik, ze schaatste op dezelfde schaatsbaan, ze ging in dezelfde stad naar school. Ik vind Arendt te gemakkelijk, zij gaat ervan uit dat ieder mens de innerlijke kracht heeft om na te denken. Martin was zwak, depressief en in doodsangst. In extreme stresssituaties overleeft de mens slechts enkel, dan is er geen tijd om na te denken. Het probleem van Odette is dat zij van onderwerping aan haar moeder naar onderwerping aan M gaat. En vervolgens verlangt zij naar volledige onderwerping aan God. Tot de laatste bladzijde neemt Odette geen verantwoordelijkheid.’ Anbeek: ‘Dat is wat het voor mij zo dubbel maakt: Odette lijkt voortdurend te zoeken naar zelfverontschuldiging. Dat lukt voor mij niet, ik blijf haar zeer onsympathiek vinden. Ik vind het belangrijk om er vanuit te gaan dat de mens ook tot het goede in staat is. Ik vind het te gemak- ’t Rentmeest ertje VLUCHTEN Vluchten doen we allemaal wel eens. Weg van een vervelende bijeenkomst, niet naar een feestje gaan, of al sportend proberen aan overweldigende gedachten te ontkomen. Soms gaat het echt ergens om, bijvoorbeeld als het om het proberen te ontlopen van verdriet gaat. Op veel andere momenten is het van minder noodzakelijke aard en gaat het vooral om gemaksvluchten. Sommige mensen hebben andere redenen om te vluchten. Omdat ze niet mogen zeggen wat ze vinden of omdat ze niet zichzelf mogen zijn. Vanwege oorlogen en geweld, maar soms ook omdat ze geen toekomst meer voor zichzelf of hun familie zien. Mensen op de vlucht hebben allemaal hun eigen verhaal. Als ze bij ons voor de grens staan, dan moeten ze dat eigen verhaal vertellen. Wat de reden van vluchten ook heeft mogen zijn, het zijn stuk voor stuk verscheurende verhalen. Iemand moet dan gaan bepalen of het vluchtverhaal authentiek en aanvaardbaar is. Heel vaak is het vertellen van dat verhaal moeilijk, soms ook omdat het verhaal niet voldoende is om toegelaten te worden. Dan moeten de papieren zoek worden gemaakt en de vingerpatronen verwijderd worden. Als iemand zo ver gaat om zichzelf kelijk om te denken dat iedereen in dezelfde situatie ook hetzelfde zou doen. Dan sluiten we onze ogen, laten we onze eigen verantwoordelijkheid los en vragen we daar ook nog begrip voor. Dan laten we volgens mij iets heel essentieels los.’ Hemmerechts: ‘Odette is geen aangenaam persoon. Het boek is mijn poging om na te gaan wat er in het hoofd van Michelle Martin kan zijn omgegaan. In mijn versie heeft ze letterlijk ontkend dat er kinderen in de kelder zaten. Dat heeft ze gedaan om te kunnen overleven. En zo zijn we allemaal: we ontkennen dingen om te kunnen blijven leven. Denk maar aan de verschrikkingen in Syrië of de klimaatproblemen waarmee wij worstelen. Dat soort problemen zijn te groot om voortdurend mee te leven, we zullen instorten als we het te veel erkennen. Dat menselijke mechanisme heb ik Odette laten toepassen.’ Nissen: ‘Had het boek ook anders kunnen aflopen?’ Hemmerechts: ‘Nee, ik heb nooit een ander einde willen schrijven. Ik vind dat het uiteindelijk makkelijker is te leven met de waarheid over hoe mensen zijn, dan met een leugen. Dit boek is fictie, gebaseerd op een waar gebeurd verhaal. Tijdens mijn onderzoek verbaasde het me hoe gemakkelijk ik aan dossiers over de zaak kon komen. Tegelijk zijn er ook hiaten, Dutroux en Martin hebben niet alles willen vertellen. Ik wilde Odette iets wreeds geven. Ze is zelf een vernederde vrouw en vindt dat alle vrouwen straf verdienen. Het agressieve van M is in Odette geslopen, ergens is ze het met hem eens. Het te beschadigen, is de wanhoop toch wel verschrikkelijk. Je zou dat maar over het vluchtverhaal van deze mensen moeten oordelen. En na zo’n oordeel verandert een leven: er zijn opeens weer mogelijkheden, of ze zijn er eigenlijk niet. Wij hebben daar een taak. Want of die mogelijkheden er nu zijn of niet, het gaat om mensen. Mensen die zonder mogelijkheden aan de kant van onze samenleving moeten staan en door niemand geholpen worden als ook kerken zich niet meer over hen mogen ontfermen. Die taak moeten wij kunnen blijven uitvoeren, het opkomen voor de zwakkeren in de samenleving. Niet iedereen kan blijven, maar niemand mag worden ontkend. • ’t Rentmeestertje komt uit de koker van de taakgroep Duurzame Ontwikkeling. Zie ook de website over het diakonale werk van de remonstranten, www.remonstrantengeven.nl Contactpersoon: Casper Ebeling Koning, tel. 06 54 95 1911, [email protected] boek is mijn poging om te verklaren waarom ze zo lang bij hem is gebleven. Want hoe kun je langer dan een dag bij zo’n man blijven? Het moet hele rare dingen met je hoofd doen om te kunnen slapen met een man van wie je weet dat hij ook vrouwen verkracht.’ Anbeek: ‘Is Odette verknipter dan Michelle Martin?’ Hemmerechts: ‘Nee, de citaten uit het boek komen uit de brieven van Martin aan haar moeder. Het is een heel gelovige vrouw, ze was ook een tijdje bij de Getuigen van Jehova. Voor haar eigen kinderen was ze een goede moeder, ze heeft als een leeuwin over hen gewaakt. Ze citeert regelmatig de gulden regel en zegt mee te lijden met de ouders van de ontvoerde kinderen. Hoe meer je dat soort teksten van haar leest, des te vreemder ze wordt. Maar in heel veel mensenlevens komen tegenstrijdige dingen voor. We hebben een ideaalbeeld van de mens, maar eigenlijk is niemand normaal. Als je goed luistert naar levensverhalen van mensen, dan hoor je hele vreemde dingen.’ Nissen: ‘Dat is eigenlijk de normaliteit van het abnormale. Het monster leeft niet alleen onder ons, maar ook in ons.’ • Carolien Sieverink Redactielied AdRem, studentenassistent aan het Seminarium Kristien Hemmerechts, ‘De vrouw die de honden te eten gaf’. Uitgeverij de Geus, januari 2014. Prijs 19,95. ISBN 9789044531589 jaargang 25 nr. 5 mei 2014 17 beleidscommissie plan 2013+ Nieuw beleid Kerken kunnen gezien worden als instituties die aansluiten bij de behoeften van oudere generaties. Dit stelde hoogleraar godsdienstsociologie Joep de Hart aan de orde tijdens de Algemene Vergadering in juni vorig jaar. Remonstranten bogen zich toen over de vraag wat hun rol in een veranderde samenleving zou kunnen zijn. Joep de Hart beschreef de teloorgang van het vrijzinnige protestantisme. Hij constateerde een generatiebreuk tussen de generaties 65 plus en de generaties daaronder. Daarnaast constateerde hij een kloof tussen kerkelijken en de seculieren. Kerken die groeien in onze tijd weten geen kerkverlaters aan te trekken maar groeien omdat mensen van kerk veranderen. Valt het tij te keren? We zijn inmiddels bijna een jaar verder. In juni bespreken de Remonstranten een beleidsplan tijdens de Algemene Vergadering waarvan het nadrukkelijk naar buiten treden een belangrijk deel uitmaakt. Nieuwe generaties De noodzaak om uit het verborgene te treden wordt groter. Tenminste wanneer we iets willen doen aan het dalende ledental en als we onze evangelische opdracht om niet alleen met onszelf te communiceren serieus nemen. Onder leiding van oud - Tweede Kamerlid en theologe Mirjam Sterk ging in 2013 een beleidscommissie van start. Op advies van deze commissie deed vervolgens Motivaction onderzoek naar mogelijke nieuwe doelgroepen van de Remonstranten. En nu ligt er een plan klaar. Eigenlijk gaat het werk dan pas beginnen. Laat het duidelijk zijn: de identiteit of boodschap van de Remonstranten verandert niet. Het fundament van het nieuwe beleidsplan is het Evangelie. Remonstranten weten zich geraakt door Jezus van Nazareth die er niet op uit was om een kerk te stichten of om religieuze regels in steen te beitelen. Het ging Jezus om de nabijheid van God en de naaste. Die boodschap is nog altijd relevant om uit te dragen. Maar we zullen de wijze waarop we dat doen op sommige punten wel aan moeten passen aan de behoeften van nieuwe generaties. Dat is de strekking van het nieuwe beleid. Gelukkig geeft het Evangelie van Jezus Christus ruimte om nieuwe wegen te bewandelen. Nog belangrijker, Jezus daagt ons voortdurend uit om het gesprek aan te gaan met anderen. In een tijd en samenleving waarin de christelijke religie door veel mensen wordt gewantrouwd of terzijde wordt geschoven is dat een niet geringe opdracht. Buitenperspectief Hoe is er het afgelopen anderhalf jaar gewerkt? Wat is er gedaan? Na enige tijd kregen we als commissie wel het gevoel dat we te zeer werkten vanuit een binnenperspectief. We hadden de indruk dat we onszelf aan het beschrijven waren zonder het beeld van 18 adrem remonstrants maandblad buitenstaanders daarbij te betrekken. Weten we eigenlijk wel bij welke mensen in de samenleving we aansluiting kunnen vinden? Hebben we wel voldoende zicht op welke media we kunnen gebruiken om deze mensen te benaderen? Wat verwachten mogelijke doelgroepen van de Remonstranten eigenlijk van een kerk? Wie heeft er eigenlijk belangstelling voor de remonstranten en wil ‘Wat mij betreft is het heel eenvoudig. Maria Magdalena heeft in het Paasverhaal een duidelijke opdracht van Jezus gekregen: ga aan de anderen vertellen dat je mij hebt gezien. Dat is een volkomen vormvrije opdracht. Jezus zegt nergens: bouw een kerk, ga theologen opleiden, maar alleen: vertel de anderen dat je mij gezien hebt. Als ik die boodschap zou horen met de oren van deze tijd, dan kwam het niet in mij op om een kerk te bouwen of ook maar een theoloog op te leiden. Ik zou als eerste een pr-bureau opbellen.’ Tom Mikkers in het blad Het Vermoeden – voorjaar 2014 daar ook tijd, energie en geld aan spenderen? Zijn we überhaupt wel voldoende bekend? Een belangrijke keuze in het proces was om Bureau Motivaction de opdracht te geven om een kansrijke doelgroep voor ledengroei voor de Remonstranten te definiëren. Zowel leden en vrienden 0, 9 % van de N ederlandse bev o lking geef t aan de R em o ns t ran t en g o ed t e kennen van de Remonstranten als mogelijke geïnteresseerden werden hierbij betrokken. Bureau Motivaction onderzocht ook de bekendheid van de Remonstranten. De uitslag van dit onderzoek geeft te denken. Slechts 0,9 % van de Nederlandse bevolking geeft aan de Remonstranten goed te kennen. Iets meer dan 29 % zegt wel eens van de Remonstranten gehoord te hebben al zijn de associaties die gelegd worden niet altijd juist; 70 % van de Nederlandse bevolking heeft nog nooit van de Remonstranten gehoord. verwachten de oudere leden en vrienden die gebleven zijn dat jongere leden en vrienden zich vooral aanpassen en het bestaande aanbod continueren? Hoe zit het met samenwerking met andere kerken of geestverwanten? Bestaat ‘de vrijzinnigheid’, zoals die een groot deel van de 20ste eeuw functioneerde nog wel in de vorm zoals we die soms veronderstellen? Onderzoek van Motivaction leerde dat het woord vrijzinnig niet meer begrepen wordt. En betekent dat niet voor remonstranten dat we onszelf en onze opdracht voor de 21ste eeuw opnieuw moeten uitvinden? Op al deze vragen is geen eensluidend antwoord te formuleren. Het nieuwe beleidsplan beoogt dat ook niet. Het is vooral een plan van aanpak. Hoe we samen willen werken om te laten zien dat het Evangelie van Jezus Christus een vooruitstrevende boodschap bevat waar ook toekomstige generaties zich aan kunnen laven. Introspectie Maar organisatorische introspectie was ook een belangrijk gespreksonderwerp in de commissie. Zijn we wel echt bereid om op een nieuwe wijze te werken en hoever willen we daarin gaan? Hoe ver reikt de autonomie van gemeenten of het ‘vrije beroep’ van predikanten als we in goede harmonie een gemeenschappelijk doel willen realiseren, bijvoorbeeld ledengroei? Durven we gebruik te maken van het internet om leden of vrienden te werven? Zijn we nog wel in staat om een gemeenschap te vormen waar jong en oud zich thuis voelt? Of • Tom Mikkers Algemeen secretaris van de Remonstranten en in die functie lid van de Beleidscommissie Plan 2013+ & onzin 5 Rituele zin Horen 1 Heeft u na de gemeenteraadsverkiezingen de Kloosterkerkdienst (http://www.ikonrtv.nl/kerkdiensten/ uitzending.asp?oId=2449), gezien, waarin Tom Mikkers zo indrukwekkend preekte over ‘ik ben onverdaagzaam’? Dan heeft u ook gezien hoe ijzersterk ons zondagmorgenritueel is. Een format waar vogels van zeer diverse pluimage zich moeiteloos lieten invoegen. En dat in drie dagen tijd! Wat een geluk dat alle aandacht naar de inhoud kon gaan, omdat over de vorm nauwelijks gebakkeleid hoefde te worden. Maar nu ter zake: Horen 1 gaat over de vorm van de ‘woorddienst’. Horen 2 in het volgende nummer zal over de inhoud gaan: wát lezen we? In weeftermen: 1 over de schering, 2 over de inslag. Nu dus over de wekelijks terugkerende orde. Tussen de spiegelbeeldige tegenhangers van begingroet en zegengroet aan het eind bevinden zich de al even spiegelbeeldige brandpunten: eerst ‘horend verstaan’ en als antwoord daarop ‘gevend bidden’. Ter wille van de concentratie is het ook nu zaak om over een herhaalbare vaste vorm te beschikken. Markeer voor beide brandpunten ook ruimtelijk een vaste plek: lezenaar en tafel. Een hoge kansel is meestal niet zinvol meer, zeker niet als ook gemeenteleden lezingen verzorgen. Want lezen vanaf de lezenaar en preken vanaf de kansel verbreekt niet alleen de samenhang, maar suggereert ook dat de dienaar boven het woord staat, dat hij/zij met uitleg en kanttekeningen juist dienen mag. Enige inleiding op de lezingen kan dienstig zijn, maar dan wel liever om wat voorafging en in welke samenhang ze staan aan te duiden dan om nu al de inhoud of het plot te verraden of zelfs uit te leggen. Dat breekt de spanning (‘o dat, dat kennen we al’). Lees altijd alsof u het nog nooit eerder gelezen heeft en laat de tekst niet buikspreken door nadruk te leggen op wat ú theologisch bijzonder belangrijk vindt. Dat kan allemaal in de preek. Vermijd ook en zeker hier allerlei niet terzake doend en afleidend gebabbel. Daartoe reken ik ook allerlei dienstregelings-aanwijzingen als hoofdstukken en verzen, die na 5 seconden al weer vergeten zijn. Zelfs zonder gedrukte liturgie volstaat het om de evangelielezing te beginnen met b.v.: ‘In die tijd zei Jezus, zo vertelt ons de evangelist Lucas, etc’. Hetzelfde geldt de veelal nodeloze aankondiging van liederen en gebeden. Voor alles wat zowel aan deze als de vorige columns nog toegevoegd is, zult u digitaal moeten gaan naar: henkvanwaveren.wordpress.com. Daar kunt u reageren of via e-mail: [email protected]. Zin of onzin? Ik hoor het graag. • Henk van Waveren jaargang 25 nr. 5 mei 2014 19 het gezicht van... Arriën Kruyt Ik kwam Arriën Kruyt twintig jaar geleden in mijn vroegere baan al tegen bij de landelijke Raad van Kerken. Humane omgang met vluchtelingen en migranten was daar onze gemene deler. Hij was altijd al een druk baasje, maar in alle rust vertelt hij over zijn leven. Jurist van opleiding, maar altijd meer organisator geweest, zegt hij zelf. De laatste twintig jaar als interim-manager werkzaam. Voorzitter van de Instelling Geloof en Samenleving in de Remonstrantse Broederschap. Fervent treinreiziger, het voorzitterschap van reizigersvereniging Rover doet hij met veel animo en inzet. Vorming ‘Ik kom uit een remonstrants gezin in Utrecht, maar heb voor mijn veertiende al in Rotterdam, Breda, Nijmegen en Zeist gewoond. Mijn eerste ervaring met de Remonstranten had ik toen ik 4 jaar was. Wij gingen naar de kerk in Rotterdam en ik vond het er maar eng en donker. Vanuit Zeist gingen wij naar de Geertekerk in Utrecht, ik ben daar enorm geïnspireerd door ds Wim Knoppers (de vader van Foeke, die nu predikant is in Twente). Tijdens mijn studie in Utrecht haalde ik die inspiratie bij de studentengemeente EUG. Daar liepen de beste pastores van katholieke, gereformeerde en hervormde huize rond. Met name Wim Overdiep was een voorbeeld voor me. Ik voel mij ook zeer betrokken bij de Nicolaï communiteit in Utrecht die dit jaar al 50 jaar bestaat. Ik kom er nog geregeld en neem af en toe deel aan een viering in de Dom. Op het moment ben ik lid van de Johanneskerk in Amersfoort een samenwerkingsgemeente van Doopsgezinden, Remonstranten en Vrijzinnig Protestanten. Ik zit er in de diaconie, ben koster en schenk met anderen koffie na de dienst. De sociaaldemocratie en de Remonstrantse Broederschap zijn mijn twee huizen. Daar ben ik gesocialiseerd en heb ik mijn normen en waarden meegekregen. Ik kan niet zonder het geloof. Dat geeft mij inzicht in hoe mensen met elkaar omgaan en hoe het zou moeten. De bijbel is een spiegel, waar je in moet kijken. Daar worden verhoudingen omgedraaid en alle vanzelfsprekendheden ter discussie gesteld. Die inspiratiebron voedt ook mijn maatschappelijke betrokkenheid.’ Vreemdelingen ‘Mijn hart ligt bij de bescherming van de rechtspositie van vreemdelingen in ons land. Ik was medeoprichter van Vluchtelingenwerk en van de Werkgroep Rechtsbijstand Vreemdelingen, een gezelschap van 20 adrem remonstrants maandblad meer dan vijfhonderd advocaten. Tot mijn 45e ben ik in loondienst geweest, onder meer bij het Nederlands Centrum voor Buitenlanders (NCB) en als directeur bij het Landelijk Bureau Racismebestrijding (LBR). Daarna heb ik als interim-manager op veel plekken gezeten, onder andere bij Cordaid, het NCDO, College Bescherming Persoonsgegevens, Politie Studie Centrum in Warnsveld en bij de Churches Commission for Migrants in Europe, een organisatie van de Europese protestantse kerken. Ik ben ook een periode wethouder in Amersfoort geweest met sociale zaken en werkgelegenheid, cultuur, sport, p&o en glasvezels in portefeuille. Horizon ‘Ik heb geregeld over de schutting heen mogen kijken en heb daar veel van geleerd. Door reizen naar Griekenland in mijn jonge jaren en bezoeken aan het Belgische klooster in Chevetogne ben ik in contact gekomen met het (Grieks-) orthodoxe geloof. De liturgie met oude bronnen is fascinerend, de dienst duurt heel lang, het is iets dat je echt fysiek ondergaat. Ook de rituelen van de Church of England zijn boeiend. Op verzoek van Taizé ben ik tussen 1971 en 1989 veelvuldig in de DDR geweest en heb daar contacten met jongeren onderhouden en uitwisselingen georganiseerd. Daar heb ik geleerd hoe een kerk onder druk kan functioneren. Er was onderlinge solidariteit, families van gevangenen werden ondersteund, de kerk was een profetische kerk en de kerkleiders waren uit een ander hout gesneden dan tegenwoordig. Indrukwekkend! Ik geniet van het opzoeken van kennissen en vrienden in Europa. In juni ga ik oude vrienden opzoeken in Griekenland. Mijn dochter werkt voor de Belgische ontwikkelingsorganisatie Broederlijk Delen in Bolivia. Het is heel boeiend om te zien hoe zij daar werkt. En daar zie ik dan ook mijn kleindochter. • Michel Peters
© Copyright 2024 ExpyDoc