AVERS NIEUWS mededelingenblad van AVER de genealogische vereniging van de Universiteit Twente Jaargang 16, nummer 4 – augustus 2014 Redactie Avers-nieuws: Secretariaat Aver: WEB-pagina Aver: Cees van Hoogmoed (hoofdred.), e-mail: [email protected]; Hans Hein, e-mail: [email protected] en Henk Alblas, e-mail: [email protected] Homme Martinus, e-mail: [email protected] http://wesp.snt.utwente.nl/~aver/ Van de redactie In dit nummer eerst een presentatie in het kader van “De eeuw van mijn vader”. Vervolgens een weergave van de voordracht van Klaasjan Visscher over “Militaire voorouders”. “De eeuw van mijn vader” I: De Maatschappij van Weldadigheid (MvW) oprichting van de MvW daar in Drenthe een nieuw bestaan zijn op gaan bouwen. Zoals genoegzaam bekend kregen kinderen toen nog de naam van de grootouders. Dus geen Byoncé, Latiffa of Leroy, maar gewoon Adrianus Thomas naar zijn moeders vader. Het eerste jongetje in het gezin van mijn grootvader heette Martinus Nicolaas en was zoals gebruikelijk vernoemd naar zijn vaders vader. Hij is vroeg overleden door verdrinking in een beek vlakbij het ouderlijk huis. We schrijven het jaar 1911. Bij het Rotterdamse politiekorps wordt de maatschappelijk werker Dina Sanson als eerste Nederlandse politieassistente en eerste politievrouw geïnstalleerd. Ze gaat werken bij de zedenpolitie. De doopsgezinde Anne Zernike wordt de eerste vrouwelijke predikant in Nederland (in het Friese Bovenknijpe). De Nederlandse natuurkundige Heike Kamerlingh Onnes ontdekt supergeleiding bij extreem lage temperaturen. Het zal hem in 1913 de Nobelprijs voor natuurkunde opleveren. In de Maatschappij van Weldadigheid, die op 1 april 1818 is opgericht, wordt het laatste kolonistengezin in de vrije koloniën opgenomen. Dit zijn zo maar wat losse historische gebeurtenissen van meer of minder betekenis om te schetsen hoe (populair gezegd!) de vlag er toen bij hing. Wanneer mijn vader op 23 maart 1911 in Frederiksoord in een kolonistengezin geboren wordt is hij een lid van één van de ruim 1400 gezinnen van vrije kolonisten die sinds de Bid- of gedachtenisprentje van Klaasje van Hoogmoed. e Avers-nieuws, 16 jaargang, nummer 4,augustus 2014 Pagina 1 Mijn vader had behalve genoemde Martinus Nicolaas nog twee broers en drie zussen. Allen zijn kinderen van Cornelis Anthonius van Hoogmoed en Cornelia Maria Deems. Links zijn grootvader Marten Visscher als huzaar voor de oorlog, rechts na de oorlog. Trouwboekje van Kees en Cornelia. Een belangrijke bron voor onderzoek naar dienstplichtigen vormen de militieregisters, die intussen voor een aantal provincies zijn gedigitaliseerd en tot 1941 toegankelijk zijn. Mijn grootouders waren beiden nazaten van vroege kolonisten. De familie Van Hoogmoed werd in 1821 vanuit Haarlem opgenomen en de familie Deems in 1822 vanuit Schiedam. Hieronder het koloniehuisje aan de Van Naamen van Eemneslaan nummer 9. Militairen tijdens de mobilisatie, met geheel rechts zijn overgrootvader Jan Stoel. Wilhelminaoord, 12 augustus 1956. V.l.n.r.: broer Gerard, vader, moeder en zus Corrie. Cornelis Anthonius van Hoogmoed Militaire voorouders Op 7 april presenteerde Klaasjan Visscher zijn onderzoek naar militaire voorouders. Om te beginnen enkele foto’s uit de mobilisatie tijdens de Eerste en Tweede Wereldoorlog. Avers-nieuws, 16e jaargang, nummer 4,augustus 2014 In 1811 voerden de Fransen de militaire dienstplicht in, onder meer om mensen op te roepen voor de Grande Armée, waarmee Napoleon in 1812 naar Rusland trok. Vanaf 1814 tot medio 1996 moest elke man de militaire dienstplicht voor de Nederlandse staat vervullen. Op 18-jarige leeftijd werden de mannen in de gemeente waarin ze woonden als zodanig geregistreerd. De registers waarin ze werden ingeschreven werden militieregisters genoemd. Dit zijn registers van een bepaalde lichting (een bepaald jaar). De dienstplichtigen werden in hun 20ste levensjaar opgeroepen voor de Nationale Militie. Deze bestond uit vrijwilligers en ingelote dienstplichtigen. Tot 1898 kon iemand de dienstplicht ontlopen door zich te laten vervangen door een remplaçant. Dit werd vaak in een notariële akte vastgelegd. In 1898 werd de persoonlijke dienstplicht ingevoerd en was vervanging niet meer mogelijk. In 1938 werd het Pagina 2 systeem van loting afgeschaft. In militieregisters vinden we niet alleen de namen, geboortedata en geboorteplaatsen van de dienstplichtigen, maar ook hun beroep en de namen van hun ouders. Verder het signalement, de reden van vrijstelling of afkeuring en tenslotte de datum van inlijving en het korps waarin iemand werd ingelijfd. Je kon worden vrijgesteld van militaire dienst als 2 broers gediend hadden of als een broer in dienst was overleden. Een lichamelijk gebrek kon reden zijn voor afkeuring. Een voorbeeld is het missen van een oog. Elke man die in het huwelijk wilde treden moest een certificaat overleggen waaruit bleek dat hij ingeschreven stond bij de Nationale Militie. In dit certificaat stond of hij al dan niet in dienst was geweest en bij welk regiment. Dit certificaat bevatte vaak ook een beschrijving van het uiterlijk van de loteling, zoals zijn kleur haar, de kleur van de ogen, de vorm van zijn gezicht en zijn lengte. Deze certificaten van de Nationale Militie geven dus als bijlagen bij de huwelijksakten belangrijke informatie van onze voorouders. Als het regiment bekend is, dan verschaffen ook de militaire stamboeken een belangrijke bron van informatie. Daarin staat van soldaten en onderofficieren hoe de diensttijd is verlopen. Verder de namen van hun ouders, de laatste woonplaats, de geboorteplaats en -datum en het signalement. Bovenstaand portret is van Anthonie Cz van Lunteren, een voorvader van de vrouw van Klaasjan. Deze Anthonie deed mee aan de Avers-nieuws, 16e jaargang, nummer 4,augustus 2014 tiendaagse veldtocht tegen de opstandige Belgen. Gezien de beschrijving vond men in die tijd het aangezicht ovaal, het voorhoofd lang, de kin spits en de neus breed. Anthonie werd op 28 maart 1831 ingelijfd door de genietroepen, overgenomen van de 13e afdeling infanterie. Hij was in 1831 tijdens de opstand eerst in de vesting Nijmegen en in 1832 in Bergen op Zoom. Hij verdiende het metalen kruis op 5 april 1832 en werd op 22 juni 1833 ontslagen uit de dienst wegens ‘ligchaamsgebreken’. Zijn gegevens zijn te vinden in het stamboek van het Regiment Genietroepen. In de 17e en 18e eeuw hadden de Nederlanden een staatsleger, deels bestaande uit een beroepsleger (in het bijzonder de officieren) en geronselde soldaten die voor 6 jaar tekenden. Genealogisch is het lastig speuren, want waar komen de soldaten vandaan? Veel soldaten kwamen uit het buitenland. Er vochten nogal wat Zwitsers en Schotten mee. Soldaten kwamen vaak uit de onderste lagen van de bevolking en hadden geen of weinig onroerend goed. Dus is er meestal niets te vinden over koop en verkoop. Klaasjan laat zien hoe van Everhardus Holleman, jonge man en soldaat onder overste Raasvelt en kolonel Mulert, toch het één en ander kon worden gevonden. Uit het trouwboek van Zwolle blijkt dat hij op 16 december 1743 trouwt met Gerritdina Hendriks de Graaff, van buiten de Sassenpoort. Voor verdere naspeuringen volgen we zijn commandant. Het regiment van kolonel Mulert bevindt zich in 1731 in Venlo, in 1737 in Zwolle/Kampen, in 1744 in Engeland, in 1746 in Deventer, in 1749 in Groningen en in 1751 en 1753 in Zutphen, Doesburg en Bredevoort. Dit is te vinden in www.dutchregiments.org. Uit het huwelijk van Evert en Gerritdina zijn vooralsnog 4 kinderen bekend. Christina is op 8 oktober 1747 gedoopt in de Zuiderkerk in Amsterdam vanuit het Gasthuis, Hendrik is in Groningen geboren (Kromme Elleboog, Boterdiep) en op 22 januari 1749 gedoopt in de A kerk, Christiaan is op 8 september 1752 gedoopt in Zutphen, en Hermine op 23 juni 1755 in Zwolle. De geboorte en doop van de oudste laat zich niet verklaren uit de garnizoensplaatsen. Bij de geboorte van de jongste zijn de echtelieden teruggekeerd naar de geboorteplaats van Gerritdina, waar zij vervolgens ook blijven wonen. Uit de Gouden Eeuw kennen we schilderstukken van schutterijen of schuttersgilden, met als meest bekende de Nachtwacht van Rembrandt. In de Middeleeuwen werden milities, bestaande uit burgers, opgericht om de stad of het dorp te Pagina 3 beschermen tegen aanvallen van buiten en de orde te handhaven bij oproer of brand. Schutterijen waren aanvankelijk gegroepeerd naar het wapen dat ze gebruikten: de handboog, de voetboog of het vuurroer. Later waren ze ook wel gegroepeerd naar hun wijk. De oefenterreinen, de doelen, lagen meestal bij de stadsmuur, zodat ze – het waren tenslotte amateurs – zo min mogelijk schade aanrichtten. Tegenwoordig bestaan er nog enkele folkloristische schutterijen in Vlaamse steden. Niet alleen in steden, maar ook op het platteland waren er burgermilities. Deze speelden vooral een rol in oorlogstijd, zoals de tachtigjarige oorlog, het rampjaar 1672, en aan het eind van de Oostenrijkse successieoorlog, toen Nederland in 1747/48 door de Fransen werd aangevallen. Deze milities bestonden uit gewapende weerbare mannen. De officieren waren afkomstig uit de plaatselijke elite. Lokaal was dat een kapitein of een majoor. Daarboven stond regionaal een superintendent. Uit de monsterrollen kan worden opgemaakt welke wapens men droeg. Bijvoorbeeld Hermen Thueren, ‘metselaer’ uit de Benedenste Middelbuurt no 54v in Veenendaal heeft in 1672 een ‘roer, rappier ende draeghbant’. In de monsterrollen van de superintendent van Zuid-Beveland zien we welke boetes werden uitgedeeld. Bijvoorbeeld een boete wegens mankeren op de exercitie, of het veroorzaken van ‘eenen valschen allarm’. In 1631 wordt Gerrit Francke veroordeeld tot 8 dagen op water en brood omdat hij met een slechte piek op de dijk was verschenen, terwijl hij geacht werd een roer te dragen. Toen hij door de provoost terecht werd gewezen, had hij brutaal geantwoord ‘Segt den superintendent dat hij mijn gadt kust’. Zijn straf kon hij afkopen met 20 schellingen voor de armen in Goes. Mensen waren voortdurend betrokken bij oorlogen. In kwartierstaten lezen we daarover veel bijzonderheden. Bijvoorbeeld over Hillebrant Vonck van Lienden. Hij is boer en kerkmeester in Lienden en koopt in 1525 een Culemborgs leengoed onder Lienden. In 1527 krijgt hij van hertog Karel van Gelre vrijdom van pondschatting wegens zijn diensten bij de inneming van Rhenen (door diens veldheer Maarten van Rossum). Dikwijls waren ook burgers bij de oorlogen betrokken. In de Middeleeuwen lag het Huys Scherpenzeel strategisch op de grens van Gelre en het Sticht (Utrecht). De hertog van Gelre en de bisschop van Utrecht hadden het regelmatig met elkaar aan de stok, met als gevolg dat het Huys Scherpenzeel dan weer Utrechts en dan weer Gelders bezit was. Sinds 1380 was het een Gelders leen. In 1481 tijdens de Utrechtse Avers-nieuws, 16e jaargang, nummer 4,augustus 2014 burgeroorlog verwoestten krijgslieden van bisschop David van Bourgondië het Huys en het dorp Scherpenzeel, waarvan de heer fel antiBourgondisch was. De inwoners van Amersfoort trokken daarop, onder leiding van hun burgemeester Jan van Westrenen, ten strijde om het buitgemaakte vee terug te veroveren. Ten Noorden van Scherpenzeel stuitten zij op ruiterij uit Wijk bij Duurstede (wellicht onder leiding van Jan van Schaffelaar). Het liep slecht met de Amersfoortse burgers af. Een paar honderd man werden gedood, 233 gevangen genomen. De burgemeester wist te ontkomen. Tenslotte de adel. Klaasjan toont een gedeelte van een oorkonde uit 1411 waarin Thoenman Aernts soen en Pieter ende Jan Rijn trouw beloven aan Floris van Borselen. Deze Floris was een telg uit een belangrijke familie met veel gebieden in Zeeland. Het drietal beloofde trouw hetgeen betekende dat er zo nodig meegevochten moest worden. De voordracht eindigt met Laurens Plouch, een militair tijdens de Tachtigjarige Oorlog. Hij is wellicht een voorvader van zowel Klaasjan Visscher als van Rob van Waarde. Deze Laurens Plouch wordt voor de eerste keer genoemd als stalmeester van admiraal Lumey. Hij zou Lumey vergezeld hebben bij een tocht naar Amsterdam. Van 1581 tot 1588 is hij sergeant-majoor en superintendent van Geertruidenberg. Deze stad lag strategisch aan de Donge. Het niet of onvoldoende uitbetalen van soldij leidde in een aantal plaatsen en ook in Geertruidenberg tot muiterij, waardoor de situatie in Geertruidenberg instabiel werd en de stad in 1589 door de Engelsen aan de Spanjaarden werd verkocht. In 1592/94 wordt Laurens Plouch door Oldenbarnevelt op een geheime missie naar Groningen gestuurd met een plan om Groningen over te dragen aan de hertog van Brunswijk. In 1599 wordt hij drost te St. Maartensdijk. In 1600 is hij gedeputeerde ter Staten-Generaal als vertrouweling van de graaf van Hohenlowe. De graaf overlijdt in 1606. Laurens Plouch overlijdt zelf in 1625. Tot slot enkele belangrijke links: http://militieregisters.nl http://www.genver.nl/nl/zoekmil.htm http://www.gahetna.nl/vraagbaak/onderzoeksgidse n/persoon/militairen http://www.nederlandsmilitairerfgoed.nl/nl/ http://keevel.fme.im/milinf/solgen.htm Pagina 4
© Copyright 2024 ExpyDoc