Probrammaboektekst - Festival van Vlaanderen Vlaams

WOENSDAG 1 OKTOBER > 20.30u I GROTE AULA MARIA THERESIA
STEVEN OSBORNE
piano
17
Olivier Messiaen (1908–1992)
Vingt regards sur l’Enfant-Jésus
— Regard du Père
— Regard de l’étoile
— L’échange
— Regard de la Vierge
— Regard du fils sur le fils
— Par lui tout a été fait
— Regard de la Croix
— Regard des hauteurs
— Regard du temps
— Regard de l’Esprit de joie
— Première communion de la Vierge
— La parole toute-puissante
— Noël
— Regard des anges
— Le baiser de l’Enfant-Jésus
— Regard des prophètes, des bergers et des mages
— Regard du silence
— Regard de l’onction terrible
— Je dors, mais mon coeur veille
— Regard de l’église d’amour
Inleiding door Jan Christiaens om 19.45u.
In samenwerking met KU Leuven,
Faculteit Theologie en Religiewetenschappen
Coproductie Concertgebouw Brugge
Blikken werpen op het kindje Jezus
Jan Christiaens
18
Olivier Messiaen staat geboekstaafd als katholiek modernistisch componist, voorwaar een zeldzame
soort. De periode waarin hij zijn Vingt Regards componeerde – tussen 23 maart en 8 september 1944 –
was een bijzonder woelige tijd voor de Franse hoofdstad. De oorlog en de Duitse bezetting hadden de
lichtstad tot op de rand van de afgrond gebracht, en als gevolg van de malaise was het godsbesef naar
beneden getuimeld. Maar op 24 augustus keerde het tij: de geallieerden parkeerden hun tanks voor
het Hôtel de Ville, en de volgende dag al kon generaal de Gaulle met een triomfantelijke stoet van de
Arc de Triomphe naar de Notre Dame het einde van de Parijse bezetting vieren. Het grootste deel van
Vingt Regards werd met andere woorden in barre oorlogsomstandigheden geschreven.
Aan de oorsprong van deze twintigdelige pianocyclus ligt een opdracht van Henri Barraud, directeur
muziek van Radio France. Hij wou een radio-uitzending maken rond het kerstfeest, waarin teksten
van de Franse schrijver Maurice Toesca afgewisseld zouden worden met muziek van Olivier Messiaen.
De uitzending was begroot op twaalf overwegingen en ongeveer een kwartier muziek. Het project werd
uiteindelijk afgeblazen, maar zowel de tekst als de muziek vonden hun weg naar een uitgever. Toesca’s
tekst werd verlucht met sprekende gravures van de Franse kunstenaar Michel Ciry. Hij gaf zijn personages grote, bolle ogen, wier regards de diepte van het mysterie van de menswording peilen. Messiaen
van zijn kant beperkte zich niet tot een kwartier muziek; zijn twintig pianostukken nemen ruim twee
uur in beslag.
Als Messiaens muziek oorspronkelijk bedoeld was om nà een tekst te klinken, kan ze dan wel nog
functioneren zonder die tekst? Is er niet onvermijdelijk een betekenislaag geamputeerd? En wat dan
met de context waarin Messiaens muziek vandaag klinkt, de hedendaagse geseculariseerde maatschappij? Heeft het wel nog zin de ontkerkelijkte luisteraar van vandaag Messiaens muzikale peilingen
van een cruciaal geloofspunt uit de katholieke theologie voor te schotelen? Indien Vingt Regards niets
meer was dan een reeks van twintig zoutloze, devotionele pianostukken, dan zou het inderdaad geen
zin hebben deze muziek nu nog uit te voeren. Doch Messiaen had een gloeiende hekel aan duffe
devotiekunst die de eigen kerkelijke abonnees moest bedienen. Zijn artistieke invalshoek was niet
devotioneel, maar theologisch. ‘Une musique vraie’ – muziek met een waarheidsclaim – zo omschreef
hij het mikpunt van zijn esthetiek.
En dat doel streefde hij na als een onvervalste modernist die tegelijk belijdend katholiek was. Met
beide voeten stond Messiaen immers in de twintigste-eeuwse vernieuwende esthetiek, waarmee hij
evenwel een eeuwenoud doel trachtte te dienen. Zijn muziek laat zich dan ook niet degraderen tot
slaafse illustratie van katholieke dogma’s, maar ze ontplooit haar eigen wetmatigheden tot het uiterste.
Zo is ook Vingt Regards geen muziek bij iets wat uiteindelijk beter in woorden kan gezegd worden,
geen muzikale spin-off van een hoofdstuk uit de catechismus. In dit opzicht is het nog niet zo verwonderlijk dat het project van Henri Barraud uiteindelijk mislukte: Messiaens muziek liet zich immers
niet zomaar de levieten lezen door de tekst van Toesca. De paradox van Vingt Regards ligt juist in het
feit dat de muziek in en doorheen haar onherleidbaar eigen logica over andere dingen komt te spreken.
De componist bouwde zijn muzikale logica op rond drie thema’s die als herkenningspunten voor de
luisteraar fungeren. Het belangrijkste en meest in het oor springende is het zogenaamde thème de
Dieu. Dit Godsthema bestaat uit vijf bont gekleurde akkoorden, die in de eerste regard (Regard du Père)
gepresenteerd worden. Messiaen projecteert de vijf akkoorden daar op een majestueuze tijdschaal,
waardoor ze als imposante zuilen van tijd klinken, die afgemeten worden aan de gelijkmatig tikkende
hartslag van de zestiende noten in het hogere register van het pianoklavier. Hun onwankelbare regelmaat geeft deze schijnbaar roerloze muziek – God als onbewogen beweger – toch het karakter van een
gestage openbaring. Het Godsthema loopt als een rode draad doorheen een handvol van de Vingt
Regards, maar springt vooral in het oor in elke vijfde regard. Structureel gezien vormen deze regards
de fundamenten waarop het monumentale bouwwerk van Vingt Regards rust. Maar ook vanuit theologisch oogpunt zijn dit de belangrijkste blikken op het kind Jezus: de blik van de Vader (1), de Zoon (5),
en de Geest (10), alsook van de Zoon in de gedaante van de communie (15) en de Zoon in de gedaante
van zijn mystiek lichaam, de Kerk (20).
De vijfledige structuur die Messiaen zo door middel van het Godsthema articuleert, staat garant
voor een uitgebalanceerde dramaturgie. De cyclus opent met vijf regards die alle overwegend contemplatief en rustig van toon zijn. In de vijfde regard verschijnt het Godsthema opnieuw, niet langer in de
mysterieus versluierde bassen, zoals in de eerste, maar lichtend helder in het middenregister van de
piano. Het wordt gecombineerd met een ritmische canon tussen twee lagen akkoorden die bovenop
het thème de Dieu gestapeld worden. Die twee lagen gaan ijskoud hun gang in het hogere, zilverachtige
register van het pianoklavier, compleet onafhankelijk van het Godsthema. De ritmische canon die hun
interactie regelt, blijft voor de luisteraar even onpeilbaar als de theologische inspiratie van dit stuk dat
was voor Messiaen. Maar toch wordt ook deze nagenoeg rituele muziek vermenselijkt, met name op
de momenten dat de strakke afwikkeling van de canon onverhoeds opgeschort wordt door het buitelende gekwetter van Messiaens vogeltjes.
Deze idylle wordt bruusk verstoord door de inzet van de zesde regard, die Gods scheppende kracht
celebreert. Messiaen noemde deze energieke fuga met zijn elektriserende spanningsbogen graag de
‘big bang’ van Vingt Regards. En terecht, want in dat stuk wordt voor het eerst een energiebron aangeboord die de cyclus krachtig voortstuwt tot aan de extatische climax van de allerlaatste regard. Bij
de compositie van deze en andere ongebreideld virtuoze regards wist Messiaen zich ongetwijfeld geruggensteund door de immense pianistieke mogelijkheden van Yvonne Loriod, voor wie hij de bundel
componeerde. In 1943 nog, het jaar voorafgaand aan de compositie van Vingt Regards, had hij samen
met haar de première gespeeld van Visions de l’Amen voor twee piano’s. Ook daar al had hij maatwerk
geleverd: de pianopartij bedoeld voor Loriod is beduidend veeleisender dan de andere, die Messiaen
voor zijn rekening nam. Tussen de zesde en de tiende regard zitten drie kortere stukken van het type
dat Messiaen als immaterieel en symbolisch karakteriseerde: de regards van het kruis, van de hoogten en van de tijd. De pianoschriftuur is er speculatief eerder dan zinnelijk, uitgedund eerder dan virtuoos volgepakt.
De tweede helft van Vingt Regards, hoewel ook nog duidelijk gegroepeerd per vijf stukken, wordt
toch veeleer geritmeerd door enkele grootschalige regards in traag tempo, die op gelijke afstand van
elkaar voorkomen (nrs. 11, 15 en 19) en alle min of meer duidelijk het thème de Dieu weer opnemen.
Zo krijgt de luisteraar het gevoel dat er zich, ondanks de traagheid waarmee de tweede helft van de
cyclus dooraderd is, toch met toenemende urgentie een kern ontvouwt die pas in de laatste regard
helemaal aan het licht zal komen. Tot dat gevoel van urgentie draagt ook het feit bij dat Messiaen
tussen die breedopgezette regards telkens een trits van eerder gedrongen stukken plaatst (nrs. 12–14
en 16–18), die als een soort machinekamer fungeren waar brandstof gegeven wordt aan de voorwaartse stuwkracht van heel de cyclus.
Het brandpunt van Messiaens muzikale dramaturgie ligt in de laatste regard (Regard de l’Église
d’amour), goed voor ongeveer een kwartier muziek – de tijdsspanne die Henri Barraud oorspronkelijk
voor het geheel voorzien had! In dit stuk laat Messiaen de drie thematische herkenningspunten samenvloeien, als een voorbereiding op wat hij de ‘verheerlijking van het Godsthema’ noemt. Met deze
glorieuze climax – een waar negatiefbeeld van de eerste regard, qua klanksterkte, levendigheid en
virtuositeit – sluit Messiaen de cirkel van zijn indrukwekkende oorlogscyclus.
19