Ruimte voor participatie Tussen verzorgingsstaat en participatiesamenleving Prof. dr. Kim Putters NVRD, 2014 Inhoud 1. 2. 3. 4. 5. 6. Het Sociaal en Cultureel Planbureau De Sociale Staat van Nederland Decentralisaties en het beroep op de burger Het doel: een participatiesamenleving Dilemma’s bij decentralisatie en participatie De agenda 1. Het SCP: “Tussen Koning en Kiezer” Sociaal en Cultureel Planbureau 2. Sociale Staat van Nederland 2013 o Nederlanders ervaren welvaart en hoge kwaliteit van leven. o Tussen 2010 en 2012 wel verslechtering voor het eerst sinds 30 jaar. o Bij meest kwetsbare groepen (lage opleiding, laag inkomen, zonder werk en/of slechte gezondheid) sterkste achteruitgang. 6% bevolking. o Verschillen kwetsbare en niet-kwetsbare burgers toegenomen. o Effect bezuinigingen en hervorming pas na langere tijd zichtbaar. o Economische recessie wellicht op retour, sociale recessie niet. o Onzekerheid over betekenis decentralisaties voor kwetsbare groepen. 4 10 jaar ontwikkeling/verandering: 2003 – 2013 5 2003 2013 Reële nat. inkomen (1990=100) 146 156 Bevolking 16,2 milj. 16,8 milj. Huishoudens 7,0 milj. 7,6 milj. Bevolking 65+ 13,8% 16,8% Beroepsbevolking 7,4 milj. 8,0 milj. Armoede (NVMT) 6,8% 7,7% Personenauto’s 6,9 milj. 7,9 milj. 3. Decentralisaties en het beroep op de burger Herziening van de verzorgingsstaat, van ‘nationaal naar lokaal’: • Wet Maatschappelijke Ondersteuning • Jeugdwet • Participatiewet Er is in het verleden al veel gedecentraliseerd: o.a. de Welzijnswet, Onderwijswetgeving, Wet Werk en Bijstand en de eerste Wmo. Verschillende argumenten: bezuinigingen, maar ook een andere ordening van verantwoordelijkheden. Doel: participatiesamenleving. 4. Het doel: een participatiesamenleving Brief van Minister President Rutte aan de Tweede Kamer over de bedoelingen van de participatiesamenleving d.d 7 april 2014: De overheid tracht de ontwikkeling van nieuwe vormen van participatie te volgen, maar nog te vaak handelt zij vanuit klassieke hiërarchische verhoudingen (formeel, probleemgericht, risicomijdend en controleerbaar). De consequentie hiervan is dat maatschappelijk potentieel onbenut blijft. (…) Meer inzetten op eigen verantwoordelijkheid en kracht biedt ook kansen om de kwaliteit van voorzieningen op peil te houden (…) Hiermee kan tegelijkertijd de sterke groei van noodzakelijke overheidsmiddelen van de afgelopen jaren worden gestopt. SCP: er liggen nogal wat aannames onder het debat. Wat is participatie? Doen we het nog niet? Onvoldoende? Is er tijd? Arbeidsparticipatie Fundamentele veranderingen op de arbeidsmarkt • • • • • • • Vergroting (groeiend aantal werkenden) Vergrijzing (groeiend aandeel 45+) Ver-individualisering (groeiend aandeel alleenstaand/ 1 ouder) Verdwijnende kostwinners (meer tweeverdieners) Vervrouwelijking (groeiend aandeel vrouwen) Verkleuring (groeiend aandeel niet westers allochtoon; óók MOE-landers) Verflexing (groei zzp-ers; meer kleine banen van 12-24 uur) Bovendien: toepassing nieuwe technologie en herinrichting productieprocessen. 8 Maatschappelijke participatie en (informele) zorg Aantal ouderen 1950-2040 (in miljoenen) 5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5 0 1950 Bron: CBS 1960 1970 1980 1990 65-74 jaar 2000 75-84 jaar 2010 2020* 2025* 2030* 2040* > 85 jaar Hoge verwachtingen: meer zelf organiseren en zorgen in wijk/buurt Maatschappelijke participatie, zelfredzaamheid en eigen verantwoordelijkheid: • 41%: hulp bij langdurige ziekte moet zoveel mogelijk van vrienden of familie komen (39% oneens) • Op vrijwillige basis, niet als plicht • Vrijwillige hulp in combinatie met professionele hulp • Maakt uit voor wie (familie, buren), hoe lang (aantal maanden of langer) en wat (boodschappen, huishouden, zorg) Consequenties inrichting basisvoorzieningen wijken: • vastgoedinvesteringen in verpleeghuizen; domotica; wijk- en buurtwerk; openbaar vervoer detailhandel. 11 Participatie in de eigen omgeving: Ruimtelijke verschillen in sociale status Tevredenheid met de wijk Tevredenheid met de woonomgeving (relatie met participatie in wijk of buurt) Beleidsbeïnvloedende participatie (bestuurlijk en democratisch) Institutioneel vertrouwen 14 Dilemma’s bij decentralisatie en participatie 1. Solidariteit en eigen verantwoordelijkheid 2. Moreel appel en bevoogding 3. Vertrouwen en zeggenschap 4. Maatwerk en willekeur 5. Representatie en participatie 15 6. De agenda Economisch: lerende (duurzame) economie • Inzet nieuwe technologie vraagt om ander (regionaal) arbeidsmarktbeleid • Passend werk, positie WSW-ers, re-integratie. Maatschappelijk: kwaliteit van bestaan centraal • Lokale/regionale normen (ook aanspreken op gedrag). • Andere inrichting voorzieningen. Focus op kwaliteit van leven. • Inzet op combinaties werk/zorg, professionele hulp/vrijwillig, domotica/wijknet. Ruimtelijk: publiek-private samenwerking • Nieuwe vormen van democratie en zeggenschap (wijk en regio). • PPS vastgoed, MKB/winkels, duurzame energievoorziening en reiniging, aanpak leegstand. Democratisch: grotere rol ervaringskennis en zeggenschap • Inzet nieuwe media. • Weten waar je overheid of bedrijven op aan kunt spreken • Verschillen tussen regio’s in ‘(doe)democratie’’. 16
© Copyright 2024 ExpyDoc