Uitvoeringsprogramma zoetwaterregio West

Uitvoeringsprogramma zoetwaterregio West-Nederland
12 maart 2014
Regio, gebruikers en rijk gaan er gezamenlijk voor
Regionale overheden, gebruikers en belangenorganisaties binnen de zoetwaterregio WestNederland erkennen het belang van voldoende zoetwater als voorwaarde voor een duurzame
leefomgeving en om de economische motor van West-Nederland te laten draaien. Vanuit die
overtuiging en de te verwachten klimaatverandering is een gezamenlijk commitment bereikt over
een uitvoeringsprogramma. Dat uitvoeringsprogramma is gericht op een robuuste en
toekomstbestendige zoetwatervoorziening die is opgewassen tegen (of: aan te passen aan) externe
ontwikkelingen. Door de beschikbare tijd en de fase in het proces naar één Deltaplan Zoetwater is
integrale behandeling in de diverse algemene besturen nog niet mogelijk geweest, maar ligt hier wel
een gezamenlijk stevige gedragen basis voor het vervolg traject.
Uitgebalanceerd pakket van maatregelen waarbij ieder zijn rol pakt
Basis bij het uitvoeringsprogramma is dat ieder zijn verantwoordelijkheid in samenhang pakt. Dat
betekent zowel regionale overheden, gebruikers als het rijk vanwege de aanvoer uit het hoofdwater
systeem hun rol moeten spelen. De uitgangspunten voor de bovenregionale aanvoerroutes worden
in de bijlage nader toegelicht.
In het regionale watersysteem is de inzet op meer doelmatig en efficiënt met water omgaan. De
gezamenlijke waterbeheerders en provincies bestendigen in de periode tot 2028 hun investeringen
van ca. € 30 milj/jaar voor het beschikbaar maken en houden van water van voldoende kwaliteit (ca.
15% van watersysteembeheer kosten: Sterk Consulting). Daar boven op is een pakket van ca € 27,5
miljoen aan extra inspanningen geïdentificeerd tot 2028, waarvan 80% voor 2021 wordt
geïnvesteerd. Dit gaat over maatregelen voor extra benutten van buffers (flexibel peil, faciliteren
bodemopslag), doelmatig doorspoelen (sturing, isolatie, remmen brakke kwel), optimaliseren van het
watersysteem, slim watermanagement, klimaatbestendige ruimtelijke inrichting met transparante
handelingsperspectieven (voorzieningenniveau). Daarnaast zetten wij in op innovatieve
ontwikkelingen die resulteren in een vermindering van de zoetwatervraag uit het
hoofdwatersysteem. Voorbeelden hiervan zijn effluent, hergebruik, druppelirrigatie, andere
natuurbeheer en -doeltypes etc.).
De gebruikers waaronder de landbouw zetten nu al forse stappen, vooral met eigen bassins en via
opslag, efficiëntie bedrijfsvoering en circulatie, alternatieve bronnen en schade acceptatie. Deze
investeringen kunnen lastig gekwantificeerd worden, maar zullen zeker enkele procenten van de
toegevoegde waarde bedragen (de toegevoegde waarde loopt in de miljarden/jaar). Ook de
drinkwater bedrijven (OASEN, Dunea) investeren in meer duurzame bronnen en extra
zuiveringsstappen (ontzilting). Deze investeringen lopen in de tientallen miljoenen de komende
jaren. Ook vanuit het bedrijfsleven zoals Heineken is en wordt veel geïnvesteerd in waterbesparing
en hergebruik. Ook wordt er gezocht naar meekoppelkansen voor natuur.
Zowel gebruikers als regionale overheden nemen hun verantwoordelijkheid. Voor eigen reguliere
taken wordt in het uitvoeringsprogramma niet uit te gaan van een bijdrage vanuit het Deltafonds.
Eerste stap in adaptatiepad met meerdere opties
De kern van het regionale uitvoeringsprogramma zijn korte termijn “geen spijt” stappen die ingebed
zijn in integrale adaptatiepaden waar nog meerdere ontwikkelingen in mogelijk zijn. Daarbij kunnen
ook externe ontwikkelingen binnen of buiten de regio sturend zijn voor de richting of de fasering in
de adaptatiestappen.
Potentiële ontwikkelingen die worden meegenomen zijn:
o Externe ontwikkelingen die de verzilting in de Rijnmond laten toenemen zoals een zout Volkerak
Zoommeer, verdiepen Nieuwe Waterweg, afzien van onderhoud aan de trapjeslijn;
o Meerwaarde om over te gaan naar een permanente oostelijke aanvoer
o Ontwikkelingen bij de zeesluis IJmuiden of Markermeer met invloed op de zoetwateraanvoer.
o Ontwikkelingen en innovaties in zoetwaterbesparing/aanbod (bijv. duurzaam hergebruik van
effluent).
o De waterverdeling van het hoofdwatersysteem in perioden met lage aanvoer (bijv. de extra afvoer
via de IJssel en het Maas-Waalkanaal)
Uitgangspunt bij externe ontwikkelingen is volledige compensatie. Er zijn dan extra maatregelen
noodzakelijk, maar de manier waarop staat niet bij voorbaat vast. De regio zal samen met de
betrokken actoren en het Deltaprogramma deze ontwikkelingen actief monitoren en waar relevant
onderzoeken en voorbereidingen treffen.
Alle vervolg stappen in het adaptatiepad waar onder een mogelijke Permanent Oostelijke Aanvoer
worden in een proces van Joint Fact Finding met maatschappelijke organisaties onderzocht. Waarbij
de uitkomsten van dit onderzoek vóór de volgende fase worden meegenomen, het onderzoek dient
daartoe voor 2021 afgerond te zijn. Voor de periode na 2028 zal door de onzekerheden in de
klimaatscenario’s nader onderzoek nodig zijn naar zoetwatervraag beperkende, innovatieve,
ontwikkelingen en ruimtelijke ontwikkelingen.
Bovenregionale aanvoer is een taak van het rijk én de regio
De regio is in droge tijden afhankelijk van aanvoer uit het hoofdwatersysteem veelal via boven
regionale routes (KWA, Bernisse, IJmeer). Het regionale uitvoeringsprogramma gaat er vanuit dat de
het op orde brengen van de bovenregionale aanvoerroutes mede een rijks verantwoordelijkheid is.
Om het watersysteem toekomstbestendig te maken zetten wij op korte termijn in op het uitbreiden
van de Kleinschalige Wateraanvoer (KWA) en optimalisatie van de zoetwaterbuffer in het
Bernisse/Brielse Meer systeem.
KWA in het adaptatiepad
Voor de KWA, die op dit moment een onvoldoende capaciteit (7 m3/s) heeft, is een aanpak
uitgewerkt:
Stap 1 van 2016 tot 2021 (7 naar circa 15 m3/s)
o Oplossen knelpunten Enkele Wiericke Oude- en Leidsche Rijn (10,5 m3/s)
o Beperken knelpunten GHIJ en route Keulevaart + baggeren GHIJ (tot
onderhouds/leggerdiepte + overdiepte van 20 cm) + reservering locatie mobiele
pomp/gemaal zowel voor Zuidersluis als voor Bossenwaard (4 m3/s)
Kosten
 Investering € 39,5 miljoen
 Exploitatiekosten: € 0,4 miljoen/jr (+ kosten bij inzet: € 0,3 miljoen)
Stap 2 na 2021 (15 m3/s naar 18 tot 24 m3/s)
o Scenario A: Lopikerwaard, Route Pleyt optimaliseren, oplossen knelpunten GHIJ, Doorslag
en Merwedekanaal van Waaiersluis tot ARK en mobiele pomp Zuidersluis
o Scenario B: gemaal Bosssenwaard, Route Enge IJssel, Zaagtand in GHIJ en oplossen
knelpunten GHIJ van Waaiersluis tot Doorslag
o Scenario c: POA of eventueel een ander alternatief pad
Kosten (indicatie)
 Investering € 30 tot 60 miljoen
 Exploitatiekosten: € 0,3 tot 0,9 miljoen/jr (+ kosten bij inzet: € 0,3 miljoen)
Om efficiënt te kunnen doorschakelen naar de vervolgstap zijn de maatregelen voor de eerste stap
‘no-regret’ ten opzichte van het vervolg
Het opvoeren van de capaciteit van de KWA blijkt de meest kosteneffectieve en betrouwbare
maatregel. De kosten verhouden zich positief tot de beschikbare informatie over zoutschades bij een
alternatief waarbij brak water wordt ingelaten. De kosten zijn ook in verhouding met het belang van
de leveringszekerheid voor de hoogwaardige teelten met een toegevoegde waarde in de orde van
miljarden, voor de nationale economie. Inlaat van brak water zal tevens in delen van West-Nederland
tot (onherstelbare) natuurschade leiden.
Financiering vanuit Deltafonds wordt gevraagd omdat:
o De oorzaak van de verzilting ligt in de suboptimale inrichting van het huidige hoofd- en regionale
watersysteem. Door klimaatverandering neemt de verzilting toe. De onderzoeken naar
mitigerende maatregelen in het hoofdwatersysteem (afdammen Nieuwe Waterweg, bellenpluim
en onderhoud trapjeslijn) geven aan dat deze maatregelen minder kosteneffectief en riskanter
zijn dan de bovenregionale aanvoer. Een Rijksbijdrage is op zijn plaats nu vanwege doelmatigheid
en kosteneffectiviteit voor een oplossing buiten het hoofdwatersysteem in het regionale systeem
wordt gekozen.
o De aanvoer is noodzakelijk voor rijksbelangen met specifieke waterkwaliteitseisen zoals
opgenomen in de SVIR (greenports, mainport, N2000/EHS)
o De kosten van de maatregel (uiteindelijk orde grootte € 70 - 100 milj) overtreffen de regionale
draagkracht. Als de regionale waterbeheerder die het extra water ontvangt, HH Rijnland, volledig
voor de kosten moet opdraaien, nemen de watersysteembeheer lasten ca 10% toe. Dit wringt
met de bestaande afspraken in het Bestuursakkoord Water voor gematigde lastenstijging of heeft
vergaande gevolgen voor andere waterdoelen.
Daarom verwacht de regio een volledige dekking uit het Deltafonds in eerste instantie voor
investeringen voor de eerste stap. De voorbereidings- en beheer- en onderhoudskosten (orde
grootte van enkele tonnen per jaar) neemt de regio op zich (analogie HWBP).
Bernisse
In de huidige situatie met een zoet Volkerak Zoommeer is er ook door klimaatverandering en de
recente ervaring met de Sinterklaasstorm aanleiding om de robuustheid van het Bernisse-Brielse
Meer systeem te verbeteren. Stap 1 in het adaptatiepad voor het Brielse meersysteem is
automatisering van inlaatpunten en wellicht een alternatieve inlaat bij Spijkenisse. De kosten
bedragen € 2 miljoen, waarvoor een bijdrage van 75% uit het Deltafonds wordt gevraagd. Deze
optimalisatie maakt het Brielsemeersysteem meer robuust tegen verzilting vanuit het HaringvlietHollandsch Diep.
Financiering vanuit het Deltafonds wordt gevraagd omdat:
o De oorzaak van de verzilting ligt in de suboptimale inrichting van het huidige hoofd- en regionaal
watersysteem. Een Rijksbijdrage is op zijn plaats nu vanwege doelmatigheid voor een oplossing
buiten het hoofdwatersysteem wordt gekozen.
o De aanvoer noodzakelijk is voor rijksbelangen zoals opgenomen in de SVIR (greenports, mainport,
N2000/EHS)
Innovatie: vermindering watervraag en verduurzaming
In aanvulling op het vergroten van de aanvoer van zoetwater uit het hoofdwatersysteem zet regio
West-Nederland sterk in op innovatie en verduurzaming. Als onderdeel van het adaptatiepad wordt
het watersysteem toekomstbestendiger door doelmatig met water om te gaan en nieuwe bronnen
van zoetwater te benutten.
Één van de projecten is Delft Blue Water, waarmee een forse hoeveelheid zoet en schoon
nagezuiverd effluent beschikbaar komt. Een stapsgewijze uitvoering van deze innovatie is mogelijk,
de totale investeringskosten bedragen ca. €25 miljoen. Het project sluit goed aan bij nationale
innovatie-ambities, het streven naar een circulaire economie en de deltafondscriteria, Zo wordt de
vraag uit het hoofdwatersysteem verkleind. Bovendien is opschaling nationaal en internationaal
mogelijk. Er wordt voor de investeringskosten een volledige bijdrage uit het Deltafonds gevraagd.
Hier staat een fors bedrag aan jaarlijkse exploitatiekosten tegenover (€ 600.000 per jaar).
Andere innovatieve projecten waar West-Nederland mee aan de slag gaat zijn onder meer het
beperken van de watervraag voor doorspoelen van de Haarlemmermeer, ondergrondse opslag van
hemelwater in de Greenports en hergebruik van industriewater.
Daarnaast zijn er ontwikkelingen als het remmen van bodemdaling en voorkomen funderingsschade
(paalrot) die in de toekomst mogelijke meer water gaan vragen.
Governance: Samen waar het meer waarde heeft!
De regionale overheden zetten in op het voorkomen van onnodige bestuurlijke drukte en pakken de
uitvoering van het zoetwaterprogramma zo veel mogelijk binnen de eigen organisaties op.
Vanzelfsprekend wordt ook de noodzaak van gezamenlijke coördinatie gezien, zeker waar dat het
monitoren van de adaptatiepaden betreft en afstemming met het rijk en Deltaprogramma. Daarvoor
zal de zoetwaterregio in afgeslankte vorm worden benut. Voor de uitvoeringsmaatregelen met rijk,
zoals KWA, wordt MIRT als de voor de hand liggende route gezien.
Verzilveren meekoppel- en synergiekansen
De externe ontwikkeling van de verdieping van de Nieuwe Waterweg biedt een meekoppelkans: Het
versterken van de concurrentiepositie van Mainport Rotterdam. In het beperken van de effecten van
het verder verdiepen van de Nieuwe Waterweg en het voorziene tijdpad voor die ontwikkeling, kan
een versnelde uitvoering van de KWA, naast maatregelen bij andere inlaatpunten en sluizen een rol
spelen. Wanneer de effecten van de verdieping van de Nieuwe Waterweg daartoe aanleiding geven,
zal het Havenbedrijf Rotterdam N.V. haar verantwoordelijkheid nemen voor de daaraan
gerelateerde robuustheidsmaatregelen voor zoetwater, bijvoorbeeld door bij te dragen aan een
vervroegde realisatie van deze maatregelen. Een financiële bijdrage bij de eerste stap van de KWA is
daar zeker een optie waar de regio over in gesprek wil gaan. De bijdrage uit het Deltafonds kan dan
navenant dalen.
Bij overige externe ontwikkelingen en uitbreidingen van de KWA worden meekoppelkansen en
eventuele negatieve effecten in beeld gebracht voor de landbouw, natuur, recreatie en andere
gebruiksfuncties.
Ook in kosten: ieder neemt zijn deel !!
Bijdrage
regionale
beheerders
Gebruikers
Regionale
maatregelen
€ 30 milj/jr (regulier)
€ 27,5milj (2016/28)
€ ?? milj/jr (regulier)
>50 milj (drinkwater)
Bijdrage
Deltafonds
0%
KWA stap 1
Bernisse
Delft Blue
water
B&O € 0,6
milj/jr
B&O € 0,4 milj/jr
+ € 0,3 milj/inzet
+ voorbereiding
n.v.t.
Invest € 0,25 milj
B&O € ? milj/jr
€ 39,5 milj (2016/21)
€ 30-60 milj (2021/28) ?
Investeringen: 100 %
€ 1,5 milj(2016/21)
€ 25 milj
Investeringen: 75 %
Invest: 100 %
Invest € 0,25 milj