De Kennismotor Initiatieven tot faciliteren en leren in de Rotterdamse gebiedsontwikkelingspraktijk 2 De Kennismotor Initiatieven tot faciliteren en leren in de Rotterdamse gebiedsontwikkelingspraktijk Definitieve publicatie 21 maart 2014 Auteurs: Dr. ir. Erwin Heurkens Ir. Wendy de Hoog Dr. ir. Tom Daamen In samenwerking met: Dr. Peter Pol Ir. Walter de Vries Katja Oostendorp, MBA Drs. Frank Delhij 3 Samenvatting Samenvatting Stadsontwikkeling in verandering De omstandigheden rondom stedelijke gebiedsontwikkeling zijn in Nederland sinds het uitbreken van de crisis in 2008 drastisch veranderd. In Rotterdam heeft dit, net als in vele andere gemeenten, grote gevolgen gehad voor de gemeentelijke diensten die zich richten op het beheren en ontwikkelen van de stad. In de havenstad zijn deze diensten sterk gekrompen en geïntegreerd in één cluster Stadsontwikkeling. Dat nieuwe cluster heeft de afgelopen jaren een nieuwe, zogenaamd ‘faciliterende rol’ bij stedelijke ontwikkelingsopgaven willen nastreven. In deze publicatie worden de eerste ervaringen hieromtrent gedeeld. Faciliteren en leren In deze publicatie staan de initiatieven van het kennis- en innovatieplatform van Stadsontwikkeling Rotterdam centraal: de Kennismotor. De projecten van deze Kennismotor worden vanuit een tweetal perspectieven geëvalueerd. Enerzijds is bekeken op welke wijze de faciliterende rol van Stadsontwikkeling Rotterdam in de projecten daadwerkelijk vorm krijgt, terwijl anderzijds gekeken is in hoeverre de projecten passen bij het idee van een veranderende, lerende organisatie. Uit deze evaluatie volgen lessen die voor Rotterdam, maar ook voor andere gemeenten interessant kunnen zijn. De Kennismotor Het besluit om in 2012 van start te gaan met de Kennismotor past bij de veranderende behoeften in de samenleving en huidige marktomstandigheden in stedelijke gebiedsontwikkeling. Het platform fungeert primair als een netwerk waarin kennis en ervaring over nieuwe en veelbelovende praktijken van stedelijke ontwikkeling wordt gedeeld en ontwikkeld. Dit gebeurt zowel intern tussen medewerkers als extern in interactie met verschillende partijen in en om de stad. De vraag die de TU Delft zich daarbij samen met de Kennismotor heeft gesteld, luidt: Op welke wijze faciliteert Stadsontwikkeling Rotterdam private partijen om te investeren in de stad, en in welke opzichten levert de Kennismotor een bijdrage aan de gewenste (rol)verandering van de gemeentelijke organisatie in gebiedsontwikkeling? Om deze vraag te beantwoorden is gebruik gemaakt van informatie over verschillende gebiedsinitiatieven in Rotterdam. Deze initiatieven zijn verdeeld over de Kennismotorthema’s Ontwikkelruimte, Maatschappelijk investeren, Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad, en Financieringsconstructies. De projecten van de Kennismotor zijn daarop geëvalueerd door bijeenkomsten te observeren, verstrekte documenten te analyseren en de resultaten van interviews en gesprekken in het licht van faciliteren en leren te plaatsen. Verbinden, arena en change agent Uit de verkenning blijkt dat er drie in elkaar grijpende manieren zijn waarop de Kennismotor haar bijdrage levert aan de veranderende rol van Stadsontwikkeling in de Rotterdamse gebiedsontwikkelingspraktijk. Dat doet zij allereerst door te verbinden. De activiteiten van de Kennismotor zorgen voor nieuwe en sterkere verbindingen tussen de gemeente en (semi)private partijen in de stad. Deze verbindende kracht van de Kennismotor is een belangrijk onderdeel van wat wij onder ‘faciliteren’ verstaan; zij tracht het vinden van nieuwe werkwijzen in stedelijke gebiedsontwikkeling te bespoedigen. Daarnaast biedt de Kennismotor een arena waarin het delen van kennis en kunde bewust zo vrij mogelijk wordt gehouden en vertrouwen tussen betrokkenen voorop staat. Dit vertrouwen is essentieel om te komen tot een lerende, op verandering gerichte organisatie die bovendien beter om zal kunnen gaan met de hedendaagse dynamiek in de stad. De Kennismotor stelt zich daarbij op als een change agent; een actor die de veranderende rol van Stadsontwikkeling Rotterdam door middel van haar activiteiten aanjaagt. Het tot stand brengen van concrete marktinitiatieven in gebiedsontwikkeling werkt daarbij uiteraard als de belangrijkste graadmeter voor het succes en de legitimering van nieuwe Kennismotorexperimenten. Aanbevelingen Er kunnen drie aanbevelingen worden geformuleerd die de gemeente kan helpen om de faciliterende rol in gebiedsontwikkeling verder vorm te geven en haar lerende vermogen uit te bouwen, te weten: 1. Maak marktbewuste(re) ontwikkelstrategieën op basis van gedeelde (markt)kennis en transparante, professionele en betrouwbare afwegingen; 2. Bouw een volwaardig kennisplatform dat breed wordt gedragen en de kennis en netwerken van medewerkers gebruikt en stimuleert; en 3. Stimuleer gerichte competentieontwikkeling om het lerende vermogen van de organisatie te bevorderen. 4 Voorwoord Voorwoord Stedelijke gebiedsontwikkeling staat voor grote uitdagingen. Grootschalige stedelijke vraagstukken als klimaatadaptatie, voedselvoorziening, duurzame energie gaan gepaard met veranderende economische structuren, fluctuerende marktvraag en verschuivende maatschappelijke behoeften. De praktijk van stedelijke ontwikkeling dient deze uitdagingen het hoofd te bieden, sterker, het vormt hét middel om deze uiteenlopende vraagstukken op een integrale wijze te verbinden. De stedelijke opgave is er een van groot formaat en vraagt om innovatieve oplossingen. Oplossingen die niet alleen door gemeenten zelf bedacht kunnen worden. De noodzaak voor bijdragen aan (ruimtelijke) kennis en investeringen van private en particuliere partijen is groter dan ooit. Dit vraagt van gemeentelijke organisaties zoals Stadsontwikkeling Rotterdam dat men een verandering doormaakt, die er voor zorgt dat marktpartijen en burgers geholpen worden hun gebiedsinitiatieven tot ontwikkeling te brengen. Dit vergt niet het loslaten van gemeentelijke regie, maar vraagt om juist andere vormen van publieke sturing. Door te experimenteren met nieuwe werkwijzen, instrumenten en coalities kan Stadsontwikkeling Rotterdam aan de markt laten zien dat de markt ruimtelijke investeringsbeslissingen kan nemen in de stad. Tegelijkertijd is het uitdragen van een eigen stedelijk gemeentelijk beleid van cruciaal belang om de genoemde uitdagingen te accommoderen. Voorliggend onderzoek is het resultaat van samenwerking tussen Stadsontwikkeling Rotterdam en de TU Delft (Real Estate & Housing, faculteit Bouwkunde). Het laat blijken dat Stadsontwikkeling Rotterdam, en in het bijzonder de Kennismotor, serieus werk maakt van het implementeren van en kennis delen bij innovatieve praktijken en projecten. Prof. Hans de Jonge Hoogleraar Vastgoedbeheer en –ontwikkeling, TU Delft 5 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Samenvatting 4 1. Een nieuwe werkelijkheid 1.1 De Kennismotor 7 7 2. Een faciliterende rol? 2.1 Gemeentelijke sturingsrollen 2.2 Sturen in de Rotterdamse praktijk 2.3 Conclusie 9 9 11 12 3. Naar een lerende organisatie 3.1 Lerende organisaties 3.2 Leren in de Rotterdamse praktijk 3.3 Conclusie 14 14 16 16 4. De Kennismotor: conclusies en aanbevelingen 4.1 Faciliteren 4.2 Leren 4.3 Aanbevelingen voor een faciliterende en lerende gemeente 4.4 Vermogen om te veranderen 18 18 18 19 20 Verantwoording 21 Bundel Verhalen uit de Kennismotor Kennismotorthema: Ontwikkelruimte Kennismotorthema: Maatschappelijk investeren Kennismotorthema: Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad Kennismotorthema: Financieringsconstructies 24 25 30 33 35 Verantwoording 38 6 1. Een nieuwe werkelijkheid 1. Een nieuwe werkelijkheid Sinds het uitbreken van de crisis in 2008 zijn de omstandigheden waaronder gebiedsontwikkelingsprojecten tot stand moeten komen drastisch veranderd. Projecten zijn, vaak door teruggelopen financiële middelen van partijen, afgeblazen of onder druk komen te staan. De grootste uitdaging van de gemeente Rotterdam is om in de nieuwe werkelijkheid van gebiedsontwikkeling publieke belangen te blijven borgen en investerend vermogen aan de stad te binden. De zoektocht naar nieuwe initiatieven, gebiedspotenties, rollen, werkwijzen en instrumenten is dan ook broodnodig. Dit vergt voor alle betrokkenen een omslag in denken en handelen. Binnen Stadsontwikkeling Rotterdam moet het kennis- en innovatieplatform Kennismotor aan deze omslag bijdragen. De sterk gewijzigde omstandigheden in gebiedsontwikkeling en de hierdoor noodzakelijk geworden rolverandering van gemeenten vormen zowel de aanleiding als de achtergrond van onze verkenning naar de activiteiten van de Kennismotor: een groep individuen die binnen de gemeente Rotterdam actief op zoek zijn naar nieuwe werkwijzen in gebiedsontwikkeling. Deze publicatie heeft als doel om de activiteiten van de Kennismotor te duiden door ze te spiegelen aan een aantal actuele wetenschappelijke inzichten. Daarnaast reflecteren wij op de rol die de Kennismotor speelt om veranderingen in de organisatie en werkwijze van de gemeente in gebiedsontwikkeling te bewerkstelligen. Samen met een aantal leden van de Kennismotor is hiertoe de volgende tweeledige hoofdvraag geformuleerd: Op welke wijze faciliteert Stadsontwikkeling Rotterdam private partijen om te investeren in de stad, en in welke opzichten levert de Kennismotor een bijdrage aan de gewenste (rol)verandering van de gemeentelijke organisatie in gebiedsontwikkeling? Om deze hoofdvraag te beantwoorden zijn verschillende activiteiten van de Kennismotor gevolgd en vastgelegd. Deze activiteiten vonden zowel intern binnen de organisatie plaats, als extern in interactie met marktpartijen. Wij hebben het veranderingsproces waarin Stadsontwikkeling Rotterdam zich momenteel bevindt vanuit een tweetal perspectieven bekeken. De eerste is een sturingsperspectief waarin partijen in gebiedsontwikkeling bepaalde rollen spelen en instrumenten hanteren. Het tweede is het perspectief van leren en institutionele verandering, waarbij de activiteiten van de Kennismotor gezien worden als bewuste pogingen om van Stadsontwikkeling Rotterdam een lerende organisatie te maken. Deze twee perspectieven worden in de volgende hoofdstukken uiteengezet aan de hand van een aantal voorbeelden uit de Rotterdamse praktijk. In dit hoofdstuk zal echter eerst worden uitgelegd wat de Kennismotor is en welke doelen zij binnen Stadsontwikkeling Rotterdam nastreeft. 1.1 De Kennismotor Stadsontwikkeling Rotterdam is in 2012 van start gegaan met het kennis- en innovatieplatform de Kennismotor. Dit platform moet binnen Stadsontwikkeling Rotterdam fungeren als een netwerk waarbinnen kennisuitwisseling over nieuwe en veelbelovende praktijken van stedelijke (gebieds)ontwikkeling plaatsvindt, zowel intern tussen ambtenaren als extern in interactie met verschillende maatschappelijke partijen. De Kennismotor agendeert onderwerpen die voor een groot deel van de organisatie van Stadsontwikkeling Rotterdam relevant zijn. Dat komt omdat de organisatie zich naar eigen zeggen in een langjarige transitie bevindt, waarbij de verbinding tussen Stadsontwikkeling en haar omgeving opnieuw vormgegeven moet worden. Medio 2012 tot medio 2013 is binnen de Kennismotor een grote variëteit aan activiteiten georganiseerd rondom de centrale kennisvraag: Hoe verleidt Stadsontwikkeling Rotterdam private partijen te investeren in de stad? Binnen de Kennismotor worden deze activiteiten aan de hand van de categorieën weten, vinden, doen gegroepeerd: • Weten: kennis opdoen van trends en ontwikkelingen; • Vinden: opinievorming gericht op kansen voor de stad; en • Doen: handelingsperspectief ontwikkelen en kansen benutten. Aan de hand van deze categorieën worden onder andere Kennismotorbijeenkomsten georganiseerd. Tijdens deze bijeenkomsten delen marktpartijen 7 1. Een nieuwe werkelijkheid hun kennis met de medewerkers van Stadsontwikkeling Rotterdam om zo tot gedeelde en/of nieuwe inzichten te komen met betrekking tot de hedendaagse stedelijke (gebieds) ontwikkelingspraktijk. De Kennismotorbijeenkomsten zijn gekoppeld aan een inhoudelijk thema zoals Ontwikkelruimte, Maatschappelijk investeren, Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad en Financieringsconstructies. In de bundel ‘Verhalen uit de Kennismotor’, die in deze publicatie is op genomen, zijn de activiteiten en resultaten binnen deze thema’s uiteengezet. Naast de bijeenkomsten hebben leden van de Kennismotor ook twee buitenlandexcursies naar Nantes en Berlijn ondernomen om nieuwe, internationale kennis over stadsontwikkeling op te doen. Andere kennisactiviteiten van deze groep ambtenaren zijn: • De doorgeefcolumn; waarin opinies en kansen voor de stad beschreven worden door medewerkers van de gemeente Rotterdam die vervolgens op de website van de Kennismotor worden gepubliceerd. • Succes in de etalage; interactieve sessies waarin medewerkers van Stadsontwikkeling Rotterdam behaalde successen van projecten presenteren en met elkaar bespreken. • De Time box Wijk BV; waarin door middel van speciale bijeenkomsten een nieuwe manier van ontwikkelen en beheren van een wijk wordt onderzocht. Bovengenoemde kennisactiviteiten hebben volgens Stadsontwikkeling Rotterdam tot doel medewerkers te inspireren en te motiveren, kennisontwikkeling te stimuleren en praktische resultaten te boeken. De TU Delft vroeg zich daarbij af wat voor kennis en informatie er gedeeld of gegenereerd wordt tijdens de verschillende activiteiten en hoe het initiatief en de werkwijze van de Kennismotor geïnterpreteerd kan worden. In de volgende hoofdstukken worden deze vragen in een breder perspectief geplaatst. 8 2. Een faciliterende rol? 2. Een faciliterende rol? In de huidige praktijk van gebiedsontwikkeling wordt vaak gesproken over veranderende rollen. Ambtenaren en lokale bestuurders spreken daarbij veelal over een verandering of transitie van een actieve naar een zogenaamde faciliterende rol voor de gemeente. Deze nieuwe rol is er kortweg op gericht om gebiedsinitiatieven van private partijen en particulieren te ondersteunen en waar mogelijk tot uitvoer te brengen zonder (grote) financiële steun. Bij Stadsontwikkeling Rotterdam wordt er op allerlei manieren en in verschillende gebiedsontwikkelingsprojecten invulling gegeven aan dit faciliteren. In dit hoofdstuk zetten we deze pogingen van Stadsontwikkeling Rotterdam in een breed sturingsperspectief. Hierdoor wordt het mogelijk om de faciliterende activiteiten van de gemeente van andere sturingsvormen te onderscheiden en ze op hun effectiviteit te beoordelen. 2.1 Gemeentelijke sturingsrollen In de ruimtelijke ordening en stedelijke ontwikkeling zijn uitnodigingsplanologie (Van Rooy, 2011), coalitieplanologie (De Zeeuw et al., 2011), organische gebiedsontwikkeling (Buitelaar et al., 2012) en privaat-gestuurde gebiedsontwikkeling (Heurkens, 2012a; 2012b) begrippen aan de hand waarvan de hedendaagse Nederlandse praktijk van gebiedsontwikkeling kan worden aangeduid. Deze begrippen komen voort uit de constatering dat marktpartijen (ontwikkelaars, investeerders, bedrijven en instellingen) en particulieren (ondernemers, bewoners en maatschappelijke organisaties) in de praktijk steeds vaker het initiatief nemen om te investeren in (stedelijke) gebieden. Overheden hebben de laatste jaren, vaak noodgedwongen, een stap terug moeten doen – zo ook in Rotterdam. In het rapport ‘Concern Rotterdam’ (Gemeente Rotterdam, 2012a) stelt de nieuwe dienst Stadsontwikkeling dan ook dat men de organisatie zo wil inrichten dat het zo goed mogelijk kan inspelen op de stads- en gebiedsontwikkelingsvragen die vanuit bestuurlijke opdrachtgevers, ondernemers en bewoners worden gesteld. Op deze manier denkt men de beleidsdoelen van een sterke economie en aantrekkelijke woonstad, ondanks de beperkte middelen, toch na te kunnen streven. De sturingsrollen die daarbij centraal staan zijn de kaderstellende, faciliterende en initiërende rol. Hoewel het kaderstellende, faciliterende en initiërende sturingspalet door de gemeente breed worden uitgedragen, blijkt het in de praktijk niet altijd duidelijk wat deze rollen precies inhouden en hoe zij zich tot elkaar verhouden. Moet er door de gemeente tussen deze rollen worden gekozen? Of wisselen deze rollen elkaar in de tijd af? Het antwoord op deze vragen kan worden gegeven door deze rollen in een breed, wetenschappelijk sturingsperspectief te plaatsen (bewerking van Adams & Tiesdell, 2012; Daamen, Franzen & Vegt van der, 2012; zie tabel 1). De verkenningen van de Kennismotor naar de faciliterende rol van de gemeente Rotterdam in gebiedsontwikkeling krijgen daarin een volwaardige plek. 2.1.1 Sturen door het stellen van kaders Volgens de gemeente Rotterdam (2012a) stelt Stadsontwikkeling Rotterdam in haar kaderstellende rol verschillende instrumenten op zoals woon- of ontwikkelvisies, nota’s van uitgangspunten en structuur- en bestemmingsplannen. Het recent door de Gemeenteraad vastgestelde document – ‘Kader Stedelijke Gebiedsontwikkeling, De Prospectus van de Stad’ (Gemeente Rotterdam, 2013) – verwelkomt alle gebiedsinitiatieven en investeringen van derden die binnen dergelijke kaders van de gemeente passen. Welke kenmerken deze kaders hebben is echter niet expliciet benoemd. Een belangrijk onderscheid dat hierbij gemaakt moet worden is die tussen juridisch-planologische en beleidsmatige kaders. De eerste komt voort uit wettelijke verplichtingen die de gemeente in de ontwikkeling van de stad in acht moet nemen, terwijl de tweede het resultaat zijn van gemeentelijke beleidsvorming. In de praktijk betekent dit dat de mate van flexibiliteit in de gemeentelijke kaders per gebied sterk kan verschillen. Zo maken bepaalde milieucontouren woningbouw in bepaalde gebieden wettelijk onmogelijk, hoe flexibel de gemeente beleidsmatig ook wil zijn. Daarnaast worden er in een gebied dikwijls informele afspraken gemaakt tussen bestuurders en partijen (zoals met corporaties of grote huurders) waardoor een initiatief binnen de beleidskaders valt en doorgang kan vinden. Beleidsmatige kaders van gemeenten hebben in de woorden van Adams & Tiesdell (2012) een marktvormende werking; ze geven aan wat voor soort ontwikkeling er in een gebied mogelijk is, door de gemeente wordt gewenst, of wordt 9 2. Een faciliterende rol? Tabel 1. Overzicht publieke sturingsrollen en sturingsinstrumenten (bewerking van Adams & Tiesdell, 2012; Daamen, Franzen & Vegt van der, 2012) Publieke sturingsrollen en sturingsinstrumenten Sturingsrol Sturingsdoel Sturingsinstrumenten Kaderstellend (beleidsmatig) Creëren van gebiedspotenties en de beslisomgeving van de markt vormgeven (markt-vormend) • • • • • • • Stedelijk beleid (economisch, sociaal, ecologisch) Visies (stad, wonen, gebied) Convenanten (regionale afspraken) Gebiedsprioritering (VIP gebieden) Ruimtelijke uitgangspunten (nota’s, programma van eisen) Masterplannen (niet-bindend) Beeldkwaliteitsplannen (niet-bindend) Kaderstellend (juridischplanologisch) Afbakenen van gebiedspotenties en de beslisomgeving van de markt beperken (markt-regulerend) • • • • • • • Structuurvisies Bestemmingsplannen Verordeningen Omgevingsvergunningen Bouwvergunningen Aanbesteding (procedure) Ontwikkelovereenkomsten (contracten) Initiërend Vergroten van gebiedspotenties en de beslisomgeving van de markt verruimen (markt-stimulerend) • • • • • • • • • Subsidies (ecologisch, sociaal) Premies (sloop) Belastingregelingen (TIF) Financiële constructies (BIZ) Verwerving (grond/opstal) Onteigening (grondeigendom) Investeringen (voorzieningen, infrastructuur) Beheer (openbare ruimte) Publiek vastgoed (leverage) Faciliterend Verkennen van gebiedspotenties en de beslisomgeving van de markt ondersteunen (markt-faciliterend) • • • • • Samenwerkingsvormen (formeel, informeel) Netwerken (actief, passief) Procesbegeleiding Gebiedsmanagers Gemeentelijke loketten voorgeschreven. Hier kunnen marktpartijen en particulieren vervolgens op inspelen door hun plannen in de richting van het beleid aan te passen. Vanuit de markt geredeneerd creëert het stellen van beleidskaders dus potenties voor gebiedsontwikkeling. Risico’s worden weggenomen omdat de publieke doelstellingen ten aanzien van stedelijke gebieden wordt aangegeven. Het onderstreept het belang van consistentie en continuïteit in deze marktvormende kaders: zwabberend beleid zorgt voor onzekerheden die gebiedsinitiatieven al snel onhaalbaar maken. De juridisch-planologische kaders van overheden hebben volgens Adams & Tiesdell (2012) een regulerende werking op het gedrag van marktpartijen: ze beperken de ontwikkelpotenties van een gebied. Vanuit de markt geredeneerd gaat het hier in essentie dus om een afbakening van ontwikkelmogelijkheden. Ook hier bieden de planologische kaders zekerheid voor marktpartijen bij het nemen van investeringsbeslissingen, omdat ze tamelijk harde, door wet- en regelgeving gesteunde randvoorwaarden stellen. Veranderingen doen zich slechts voor door wetswijzigingen of jurisprudentie, welke in de praktijk dikwijls veel aandacht krijgen. Bij het kaderstellend sturen is het belangrijk dat Stadsontwikkeling Rotterdam zich bewust is van het effect van haar kaderstellende instrumenten. Tevens is het goed om te beseffen dat marktpartijen daarin soms tegenstrijdige verlangens hebben. Zo kan het zijn dat zij enerzijds zekerheid eisen door het stellen van consistente kaders, terwijl zij anderzijds voldoende flexibiliteit wensen om binnen die kaders plannen bij te kunnen blijven stellen. Dat vraagt wat van het ontwikkelproces. Zowel bij de totstandkoming van kaders (vooraf) als in de interpretatie ervan (tijdens een gebiedsontwikkeling) is interactie tussen partijen raadzaam. 2.1.2 Sturen door te initiëren Naast de kaderstellende rol, wat volgens ons dus zowel een marktvormend als marktregulerend 10 2. Een faciliterende rol? effect kan hebben, geeft Stadsontwikkeling Rotterdam aan dat men in sommige gevallen van gebiedsontwikkeling een initiërende rol zal (blijven) spelen. Deze rol richt zich op gebieden waar marktpartijen en particulieren geen potentie voor gebiedsinitiatieven of -investeringen zien, maar waar een interventie maatschappelijk wel gewenst is. In dergelijke gebieden kan de gemeente financiële middelen inzetten om een ontwikkeling te ondersteunen of zelfs te organiseren. Een initiërende rol van de gemeente kan volgens Adams & Tiesdell (2012) ook worden gezien als een stimulerende sturingsvorm. Marktpartijen worden door het verstrekken van subsidies of het aanleggen van publieke voorzieningen immers gestimuleerd om aan ontwikkeling mee te doen (of er als free rider van te profiteren). Het effect van initiërende maatregelen is dus dat het gebiedspotenties vergroot. Vanuit de markt geredeneerd zorgt de initiërende rol van de gemeente er voor dat de financiële speelruimte van marktpartijen wordt verruimd. De business case van partijen verbetert, waardoor mogelijkheden ontstaan om private gebiedsinvesteringen te doen. Gesteld kan worden dat het spelen van een initiërende rol voor gemeenten vóór de crisis eerder regel dan uitzondering was. Met de geringe financiële slagkracht van vandaag is het zaak om deze rol weloverwogen te spelen. Publieke investeringen en/of fiscale maatregelen moeten daar worden ingezet waar ze écht nodig zijn (geringe potentie, grote behoefte) en waar ze het grootste maatschappelijke effect teweeg brengen. Vaak kan dat met bestaande instrumenten, maar soms is ook het vinden van vernieuwende oplossingen en constructies noodzakelijk om aan veranderende maatschappelijke behoeften en wensen te voldoen. 2.1.3 Sturen door te faciliteren In het ‘Kader Stedelijke Gebiedsontwikkeling, De Prospectus van de Stad’ (Gemeente Rotterdam, 2013) wordt gesteld dat wanneer partijen de kaders van de gemeente onderkennen, zij optimaal door haar gefaciliteerd zullen worden. Het stellen van kaders lijkt hierbij dus altijd aan het faciliteren vooraf te gaan. Wij vragen ons af of deze volgtijdelijkheid wel strookt met de praktijk. Kunnen faciliterende werkzaamheden niet ook tot het bijstellen van kaders leiden? Volgens de gemeente Rotterdam (2012a) heeft faciliteren vooral met de realisatie van gebiedsontwikkelingsprojecten te maken. Volgens ons moet faciliteren echter worden gezien als een integraal onderdeel van het gemeentelijke sturingsvermogen. Faciliteren kan in onze optiek dus zowel het resultaat als de aanleiding zijn om als gemeente in gebieden een initiërende en/of kaderstellende rol te (gaan) spelen. In feite is het bij een faciliterende rol belangrijk dat ambtenaren meer feeling krijgen met de maatschappelijke behoeften en ontwikkelkansen op verschillende plekken in de stad. Kort gezegd betekent dit dat men ‘naar buiten’ moet gaan, waar gebiedspotenties samen met initiatiefnemers kunnen worden verkend en vergroot. Het doel van faciliteren is in essentie het scheppen en versterken van relaties tussen actoren. Vertrouwen en commitment kunnen immers de risico’s van partijen wegnemen. Nieuwe relaties kunnen tot interessante nieuwe initiatieven of oplossingen leiden. Faciliteren is een integrale publieke sturingsrol omdat deze een directe relatie heeft met initiëren en kaderstellen. Door private initiatieven te faciliteren doen ambtenaren inzichten op die ertoe kunnen leiden dat beleidsmatige en juridischplanologische kaders worden aangepast. Daarnaast kunnen deze inzichten de gemeente ertoe bewegen om ook stimulerend op te treden in een gebied. Dit kan voor marktpartijen en particulieren van wezenlijk belang zijn, aangezien private initiatieven in de praktijk zelden perfect aansluiten op gemeentelijke doelen en voorwaarden. Faciliteren betekent dat hierover gesproken kan worden. Er kan gezamenlijk naar oplossingen worden gezocht. Belangrijk is dat Stadsontwikkeling Rotterdam zich realiseert dat met faciliterende werkzaamheden voor private gebiedsinitiatieven en -investeringen cruciale doorbraken gerealiseerd kunnen worden. Faciliteren is in feite ook niets nieuws. Faciliteren vond in het verleden vooral informeel plaats en bleef daardoor in vergelijking met andere sturingsvormen veelal onderbelicht. Een reden hiervan kan zijn dat er tijdens faciliterende werkzaamheden legitimiteitsproblemen kunnen ontstaan. Het invullen van de faciliterende rol van de gemeente is immers maatwerk. Zij is sterk afhankelijk van het soort gebieden, van de betrouwbaarheid van initiatiefnemers en van de competenties en integriteit van ambtenaren. 2.2 Sturen in de Rotterdamse praktijk Stadsontwikkeling Rotterdam geeft in de praktijk op uiteenlopende manieren sturing aan stads- en gebiedsontwikkeling. In tabel 2 worden de verschillende sturingsrollen die de gemeente zelf heeft gedefinieerd gekoppeld aan de hiervoor geschetste inzichten uit de internationale planningsliteratuur. Daarnaast worden de initiatieven van de Kennismotor (zie de bundel ‘Verhalen uit de Kennismotor’ opgenomen in deze publicatie) aan deze sturingsrollen gekoppeld. Verschillende inzichten komen hieruit naar voren. 11 2. Een faciliterende rol? Tabel 2. Publieke sturingsrollen en sturingsinstrumenten in de praktijk Publieke sturingsrollen en sturingsinstrumenten in de praktijk Sturingsrol Projecten Kantoren aanpak Zelfbouw Stadslandbouw Wijk BV Kaderstellend (beleidsmatig) Convenant kantoren aanpak Beleid Klein & Fijn Programma duurzaam Fictief bidboek Kaderstellend (juridischplanologisch) Wet Kraken en Leegstand Versnelling Bouwbesluit Verordening gebruik openbare ruimte Aanpassing parkeernormen Initiërend Premie sloop en transformatie Faciliterend Transformatie manager ESCo zwembaden Eén Blok Stad Prestatiecontracten Cascovergunning Geldelijke vergoeding verduurzaming vastgoed Transformatieloket en intakeloket Voorlichting en denktank Het opstellen van het Convenant Kantorenaanpak en de toepassing van de Wet Kraken en Leegstand zijn duidelijke voorbeelden van kaderstellende activiteiten. De inzet van de premie Sloop en Transformatie kan geduid worden als een initiërende actie en het aanstellen van een transformatiemanager en het oprichten van een transformatieloket kan een vorm van faciliteren worden genoemd. Het effect is dat de overwegingen van eigenaren en andere partijen om leegstaande panden te transformeren veranderd. Beslissingen om kantoren andere functies te geven vergemakkelijken, waardoor de kans dat de kantorenleegstand in de stad verminderd wordt. Een ander voorbeeld is de omvangrijke verduurzaming van Rotterdamse zwembaden door middel van het oprichten van Energy Service Companies (ESCo’s). Door middel van prestatiecontracten te sluiten met Strukton worden er kaders gesteld die aansluiten op het duurzaamheidbeleid van de gemeente Rotterdam. Daarnaast zijn er financiële vergoedingen voor het verduurzamen van de zwembaden door de gemeente beschikbaar gesteld, wat als een vorm van initiëren kan worden gezien. Door te experimenteren in innovatie-arena’s zijn er ten slotte energiekostenbesparingen en reducties in het onderhoudsbudget gerealiseerd en zijn er structurele verbeteringen van het binnenklimaat van Rotterdamse zwembaden mogelijk gemaakt. Deze arena’s zijn vormen van faciliterende sturing, die ook hier hebben geleid tot oplossingen die anders niet of moeilijker bereikt hadden kunnen worden. Timebox en symposium Innovatiearena experimenten Crowdfunding Subsidie Stadsinitiatief Informatieverstrekking procedures 2.3 Conclusie Er wordt in de praktijk wordt vaak gezegd dat de gemeente in gebiedsontwikkeling een duidelijke rol keuze moet maken. Vanuit het in dit hoofdstuk aangehouden sturingsperspectief zien we echter dat de gemeente er gelijktijdig verschillende rollen op na houdt. Ieder van deze rollen kent zijn eigen activiteiten en/of instrumenten. De beslissingen van derden om actief te zijn of zelfs te investeren in een gebied worden door deze activiteiten en instrumenten beïnvloed: zij geven vorm, beperken, verruimen en ondersteunen deze beslissingen. Niet een keuze tussen, maar juist een combinatie van faciliterende, kaderstellende, initiërende sturingsingrepen is daarbij de sleutel tot succes. Uit de onderzochte praktijk projecten blijkt enerzijds dat alle mogelijkheden hiertoe niet altijd benut worden. Anderzijds kan echter ook geconcludeerd worden dat faciliteren in de projecten van de Kennismotor vaak ook tot de aanpassing van kaders en het aanwenden van stimulerende maatregelen leidt. De vraag is of dit altijd het geval moet zijn, want als dat zo is ondermijnt het de premisse dat faciliteren tot meer private (en dus minder publieke) investeringen zal leiden. Uit de voorbeelden van de Kennismotor blijkt dat faciliteren een positief effect heeft op de investeringsbeslissingen van marktpartijen in gebieden. In geen van de voorbeelden is de rol van de gemeente echter louter faciliterend te noemen; er is vooralsnog meer nodig om partijen over de streep te trekken. Het begrip faciliteren staat in de huidige praktijk vaak synoniem voor de veranderde rol van 12 2. Een faciliterende rol? gemeenten in stedelijke gebiedsontwikkeling. Onze observaties bij Stadsontwikkeling Rotterdam en de Kennismotor passen echter meer bij het beeld van een veranderende rol die kenmerken van actief grondbeleid en bestaande juridisch-planologische werkzaamheden combineert met vernieuwende, expliciet extern-gerichte sturingsactiviteiten en instrumenten. In dit hoofdstuk is deze combinatie van rollen geduid en gekoppeld aan Rotterdamse beleidsbegrippen en praktijkvoorbeelden. Deze analyse richtte zich op het niveau van concrete gebiedsinitiatieven en -projecten die in 2013 binnen het kader van de Kennismotor vielen. In het volgende hoofdstuk richten wij ons op de veranderende rol van de gemeente op het niveau van de organisatie van Stadsontwikkeling Rotterdam. 13 3. Naar een lerende organisatie 3. Naar een lerende organisatie Binnen organisaties is kennis een bron van innovatie en verandering. Dat geldt ook zeker voor organisaties in de huidige gebiedsontwikkelingspraktijk. Bij het geven van sturing aan ruimtelijke projecten lijken leren en kennismanagement cruciale activiteiten te zijn. Door bewuster om te gaan met leerprocessen in gebiedsontwikkeling kan men de kwaliteit van beslissingen verhogen, innovatieruimte creëren en belemmeringen om nieuwe inzichten te laten doorwerken wegnemen. Een organisatie die open staat voor leren en kennismanagement is hiervoor uiteraard essentieel. Dit hoofdstuk gaat in op de essentie van de lerende organisatie en de mate waarin de kenmerken van lerende organisaties binnen (en buiten) de Kennismotor van Stadsontwikkeling Rotterdam te herkennen zijn. 3.1 Lerende organisaties Stedelijke gebiedsontwikkeling is doorgaans een langdurig, kennisintensief proces, dat vaak aan veranderingen en onzekerheden onderhevig is. Dit komt doordat de doelen en strategieën van betrokken actoren kunnen wijzigen, wat vaak het gevolg is van politieke, (markt)economische en sociaal-demografische dynamiek. Eén van de belangrijkste vaardigheden in stedelijke gebiedsontwikkeling is dan ook om effectief te kunnen omgaan met deze dynamiek. Ten grondslag aan deze vaardigheid ligt het vermogen om te leren. Dat leervermogen is het grootst als het zowel op individueel, als op het team- en/of organisatieniveau plaatsvindt (De Hoog, 2012). De aandacht voor het lerende vermogen van organisaties is de afgelopen jaren flink toegenomen. De grondlegger van de lerende organisatie is Peter Senge, een Amerikaanse wetenschapper. Volgens Senge (1992) zijn lerende organisaties, organisaties waarin medewerkers voortdurend hun capaciteit om te leren uit breiden, waardoor zij beter in staat zijn om de door hen gewenste resultaten ook daadwerkelijk te realiseren. Aanvullend beschrijft Tjepkema (1993) dat een lerende organisatie als eerste de onvoorspelbaarheid en veranderingen in hun omgeving accepteren. Daarnaast maken zij er bewust beleid van om lerend vermogen te combineren met een sterke doelgerichtheid, waardoor de organisatie een vermogen opbouwt om optimaal op veranderingen te kunnen anticiperen. Leren vindt in iedere organisatie plaats, maar hiermee is niet iedere organisatie ook een lerende organisatie te noemen. Ten grondslag aan de lerende organisatie staan individuen die bewust met hun leerproces omgaan. Daarnaast moeten zij kansen en mogelijkheden krijgen om zich binnen de organisatie te ontwikkelen en hun kennis te verspreiden. Organisaties leren dus via hun individuele medewerkers, maar ook door de sociale interactie die door de organisatie wordt ondersteund (Nonaka & Takeuchi, 1995). 3.1.1 Leerniveaus Leren kan op verschillende niveaus plaatsvinden, maar begint zoals gezegd in eerste instantie bij het individu. Volgens het leermodel van leerpsycholoog David Kolb (1984) bestaat individueel leren uit het opdoen van concrete ervaringen (voelen) die worden gereflecteerd (reflecteren) en omgezet worden naar algemene begripsbepalingen (denken), die vervolgens worden getest (experimenteren). Deze experimenten leiden weer tot concrete ervaringen, waardoor het leerproces zich herhaalt. Leren is echter niet alleen een individueel proces. Het vindt ook op collectief niveau plaats zoals in een team, afdeling, groep of ander samenwerkingsverband waar men van en met elkaar leert en kennis ontwikkelt. Collectief leren is gericht op het verhogen van de collectieve bekwaamheid van de leden. De nadruk ligt daarbij op het leren in groepsverband (Wijnalda, 2006). Organisatorisch leren is complexer en dynamischer dan leren in groepsverband (Kim, 1993). Organisatorisch leren is een proces waarin medewerkers structurele fouten of afwijkingen op het spoor komen om deze vervolgens uit te sluiten door hervormingen in de organisatie door te voeren. Ongeacht op welk niveau leren plaatsvindt, uiteindelijk leidt leren tot gedragsmatige en/of cognitieve veranderingen. Met andere woorden; door te leren gaan we anders denken en doen, kunnen we ons aanpassen aan veranderende omstandigheden en kunnen we een proces op gang brengen dat we institutionele verandering kunnen noemen. Deze verandering zorgt ervoor dat we op en manier gaan werken die past bij de dynamiek en onzekerheden waarmee een organisatie blijvend moet (leren) omgaan. 14 3. Naar een lerende organisatie Impliciet Impliciet Socialiseren Delen van gedeelde ervaringen Face-to-face Observeren & imiteren Impliciet I I I I G I I Articuleren Uitdrukken van impliciete kennis door het creëren van metaforen, theorieën, modellen, voorbeelden, afbeeldingen, geschreven documenten Expliciet I O G Impliciet Integreren Leren door te doen Experimenteren I Expliciet I Individu G Groep O Organisatie G G O G G Combineren Sorteren, toevoegen, combineren, categoriseren, verbinden van expliciete kennis Best practices Expliciet Expliciet Figuur 1. Kenniscreatie model (bewerking van Nonaka & Takeuchi,1995) 3.1.2 Leren in gebiedsontwikkeling Leren in stedelijke gebiedsontwikkeling kan gedefinieerd worden als het verzamelen en creëren van kennis waaruit nieuwe of gewijzigde activiteiten rondom een gebiedsontwikkelingsproject volgen. Dit is een continu proces waarbij leren en kennistoepassing in een iteratief proces met elkaar verbonden zijn. Leren (het proces) produceert nieuwe kennis (het product) waaruit acties voortkomen waarvan opnieuw geleerd kan worden (Vera & Crossan, 2003). Bewustwording van dit leerproces, bijvoorbeeld door het opzetten van een kennisnetwerk en het creëren van arena’s voor interactie, zorgt ervoor dat mensen en organisaties die betrokken zijn bij een project in staat zijn effectiever te sturen op de veranderingen en onzekerheden die zich in en rond het project voordoen (De Hoog & Daamen, 2013). 3.1.3 Kennisontwikkeling Kennisontwikkeling staat zoals gezegd in iedere lerende organisatie centraal. Bij de sociale interactie die er aan ten grondslag ligt, wordt volgens Nonaka & Takeuchi (1995) zowel expliciete (tastbare) en impliciete (niet-tastbare) kennis uitgewisseld. Denk daarbij aan de presentatie die door een collega is gegeven, versus het informele gesprek bij de koffieautomaat waarin enkele werkervaringen worden uitgewisseld. Beide leveren nieuwe kennis op, maar alleen het eerste wordt ervaren als tastbare, expliciete kennis. Als een organisatie bewuster met kennisontwikkeling wil omgaan, moet een cyclus van vier activiteiten worden doorlopen: socialiseren, articuleren, combineren en integreren. Bij socialiseren delen individuen ervaringen met elkaar. Uitgewisselde kennis blijft daarbij echter impliciet, omdat men ervaringen en vaardigheden vooral deelt door te observeren en te imiteren. Bij articuleren vindt daarentegen kennisuitwisseling plaats door individuele impliciete kennis (meestal verkregen door socialiseren) om te zetten naar expliciete kennis die in een groep gedeeld kan worden. Dit gebeurt door de impliciete kennis uit te drukken in termen van expliciete concepten, zoals theorieën, modellen, beelden en metaforen. Daarna volgt het combineren van kennis. Dit is grotendeels een rationeel proces waarbij mensen expliciete kennis, meestal verworven door articulatie, verder verwerken door middel van analyse, ordening, vergelijking en het leggen van verbanden. Hierdoor ontstaan nieuwe configuraties en combinaties van kennis. Deze vorm van kennisontwikkeling kan zowel op individuele basis als binnen groepen plaatsvinden, maar juist ook door kennis te combineren met kennis van buiten 15 3. Naar een lerende organisatie de organisatie. Effectief leren volgens dit proces leidt niet alleen tot meer kennis, maar tot aanpassing van al beschikbare kennis, waardoor een ander begrip van bijvoorbeeld een project of de projectomgeving kan ontstaan. Hierop volgt ten slotte het proces van integreren waarin de opgedane expliciete kennis geïnternaliseerd wordt in het individu, in de groepen of afdelingen binnen de organisatie, of zelfs binnen de organisatie als geheel. Dit is doorgaans een kwestie van leren door te doen. Kennisontwikkeling op organisatieniveau is een doorlopend, iteratief proces dat ontstaat wanneer door interactie impliciete en/of expliciete kennis van een individueel naar een hoger niveau wordt getild. Dit continue proces leidt na een aantal iteraties dus tot de ontwikkeling van nieuwe kennis op organisatieniveau, zoals weergegeven in figuur 1. Uitgangspunt bij dit kennisontwikkelingsmodel is dat het continu doorlopen van de vier fasen noodzakelijk is om binnen een kennisintensieve organisatie te blijven leren en te innoveren. 3.2 Leren in de Rotterdamse praktijk In de praktijk heeft Stadsontwikkeling Rotterdam met de start van de Kennismotor getracht het lerend vermogen van de organisatie te vergroten en kennisontwikkeling binnen de organisatie te stimuleren. Aan de hand van het kenniscreatiemodel van Nonaka & Takeuchi (1995) kunnen wij hierop reflecteren. Wij stellen daarbij de vraag in hoeverre de Kennismotor met bijbehorende kennisactiviteiten een bijdrage heeft geleverd aan de kennisontwikkeling die nodig is om de gewenste (rol)verandering van de gemeente in gebiedsontwikkeling te kunnen nastreven. Middels activiteiten als de zogenoemde Kennismotorsessies, de excursies en initiatieven als Succes in de etalage, de Doorgeefcolumn en de Time box Wijk BV is getracht medewerkers van de gemeente en externe partijen met elkaar te laten interacteren. Het doel was dan ook om van elkaar te leren door kennis te delen. Ideeën voor nieuwe werkwijzen zijn in de (Rotterdamse) stedelijke gebiedsontwikkelingspraktijk werden onderzocht en binnen het netwerk van de Kennismotor gedeeld en verspreid. In het licht van de vier activiteiten van Nonaka & Takeuchi zien we dat de activiteiten en projecten die in het kader van de Kennismotor zijn georganiseerd (zie de bundel ‘Verhalen uit de Kennismotor’ opgenomen in deze publicatie) vooral overeenstemmen met het socialiseren, articuleren en combineren van kennis. Tijdens de kennismotorsessies tracht men door middel van presentaties en discussies met private partijen de impliciete kennis van zowel de medewerkers van Stadsontwikkeling Rotterdam als de kennis van private partijen tastbaar te maken en met elkaar te combineren. Dit ondersteunt de zoektocht van zowel de gemeente Rotterdam als de private partijen naar nieuwe rollen, werkwijzen en instrumenten. Een goed voorbeeld van voorgaande constatering is de Time box Wijk BV (zie de bundel ‘Verhalen uit de Kennismotor’ opgenomen in deze publicatie). Hier lag de nadruk vooral op het articuleren en combineren van kennis om een nieuwe innovatieve vorm van wijkontwikkeling te verkennen. Door middel van een drietal bijeenkomsten is de kennis van betrokkenen gearticuleerd, waarna deze kennis van zowel private partijen als de beschikbare kennis van de gemeente actief bij elkaar is gebracht en gecombineerd. Na afloop van de sessies zijn er vervolgstappen geformuleerd. Door middel van experimenten, oftewel leren door te doen, wordt nu getest of de Wijk BV levensvatbaar is. Een ander initiatief dat wij hier kunnen noemen is Succes in de etalage, waar voornamelijk kennisuitwisseling plaatsvindt door behaalde successen onder de aandacht te brengen en van deze successen te leren (articuleren). 3.3 Conclusie Uit het verzamelde materiaal, het bijwonen van de Kennismotorsessies, de Time box Wijk BV en de reflectiesessies komt duidelijk naar voren dat de Kennismotor binnen Stadsontwikkeling Rotterdam als kennisplatform fungeert. Zij tracht hiermee binnen en buiten de organisatie een zogenaamde institutionele verandering te bewerkstelligen: een zoektocht naar andere werkwijzen die beter passen bij de dynamiek in de stedelijke omgeving waarin Stadsontwikkeling Rotterdam moet acteren. Het kennisplatform stimuleert de uitwisseling van ervaringen met nieuwe stedelijke gebiedsinitiatieven waarin medewerkers moeten proberen om private en particuliere gebiedsinitiatieven mogelijk te maken. Daarmee levert de Kennismotor een belangrijke bijdrage aan het lerende ofwel innoverende vermogen van Stadsontwikkeling Rotterdam. De kennisactiviteiten van de Kennismotor proberen nieuwe en sterkere verbindingen tussen de gemeente en (semi-)private partijen in de stad te kweken. Men tracht daarmee een brug te slaan tussen bestaande en toekomstige werkwijzen van stedelijke gebiedsontwikkeling. Uit onze observaties blijkt tevens dat Stadsontwikkeling Rotterdam inmiddels een hybride organisatie genoemd kan worden waarin traditionele bureaucratische functies (zij het voorzichtig) met innovatieve, lerende activiteiten worden gecombineerd. In onze analyse komt naar 16 3. Naar een lerende organisatie voren dat de effectiviteit van het lerende deel van de organisatie gebaat is bij de Kennismotor, omdat hier het delen van kennis en kunde expliciet vrij is en vertrouwen voorop staat. We zien echter ook dat de kennis die binnen de Kennismotor gecreëerd wordt (nog) niet gemakkelijk doorwerkt in en/of ondersteund wordt door de rest van de organisatie. Het lijkt er op dat het strategische belang van de Kennismotor zowel op individueel niveau, binnen groepen/afdelingen als bij de gemeentelijke organisatie vooralsnog niet overal aanwezig is. Dit blijkt tevens uit de reflectiesessie, gehouden op 2 juli 2013. De doorwerking van de opgedane kennis lijkt nog onvoldoende plaats te vinden bij individuen en binnen de relevante afdelingen van Stadsontwikkeling Rotterdam. Individuen lijken zich beperkt bewust van het leerproces en passen de opgedane kennis nog niet voldoende effectief toe in hun eigen werkzaamheden. Dit laatste blijkt uit de door ons bijgewoonde kennismotorsessies: de sessies leiden nog niet tot collectief leren zoals hiervoor bedoeld. Het integreren van de opgedane kennis tijdens de activiteiten van de Kennismotor is echter wel noodzakelijk om een blijvende bijdrage aan het lerend vermogen van Stadsontwikkeling Rotterdam te leveren. We kunnen tot slot drie in elkaar grijpende manieren onderscheiden waarop de Kennismotor haar bijdrage levert aan de verandering van Stadsontwikkeling Rotterdam. De eerste is door te verbinden, zoals wanneer ambtenaren en externe partijen samen zoeken naar een nieuwe aanpak van een gebiedsopgave. Daarnaast biedt de Kennismotor een arena waarbinnen het delen van ervaringen en kennis ogenschijnlijk vrijer is dan in andere werksituaties. De derde manier waarop de Kennismotor een bijdrage tracht te leveren aan de gewenste verandering is door deze verandering zelf expliciet te maken en hierdoor aan te jagen. Hiermee fungeert de Kennismotor als change agent: een actor die de gewenste verandering aanjaagt op basis van activiteiten en middelen (waaronder ook dit rapport). 17 4. Kennismotor: conclusies en aanbevelingen 4. Kennismotor: conclusies en aanbevelingen De praktijk van stedelijke gebiedsontwikkeling is aan het veranderen. Net als vele andere gemeentediensten is ook Stadsontwikkeling Rotterdam haar rol en werkwijze in gebiedsontwikkeling aan het herdefiniëren. Initiatieven als de Kennismotor kunnen hierin een belangrijke rol spelen. Zij onderzoekt in nauwe samenwerking met private en particuliere partijen nieuwe werkwijzen door deze te agenderen en te leren van experimenten. Afwachten heeft immers geen zin; de opgaven in de stad zijn onverminderd groot. Uit de door ons gevolgde thema’s en projecten van de Kennismotor blijkt dat de veranderingen waar Stadsontwikkeling Rotterdam voor staat al zijn ingezet. In dit laatste hoofdstuk sluiten wij af met een aantal algemene bespiegelingen op het kennisplatform en doen wij enkele aanbevelingen voor de toekomst. Deze publicatie doet verslag van een verkenning naar de pogingen van Stadsontwikkeling Rotterdam om vorm te geven aan een faciliterende rol van de gemeente in gebiedsontwikkeling. Hiervoor zijn ongeveer een jaar de verrichtingen van het platform De Kennismotor van deze gemeentelijke dienst gevolgd. De volgende vraag diende daarbij als leidraad: Op welke wijze faciliteert Stadsontwikkeling Rotterdam private partijen om te investeren in de stad, en in welke opzichten levert de Kennismotor een bijdrage aan de gewenste (rol)verandering van de gemeentelijke organisatie in gebiedsontwikkeling? Wij hebben de bovenstaande vraag in deze publicatie vanuit twee perspectieven benaderd: vanuit een sturingsperspectief en vanuit het perspectief van een lerende organisatie. De gemeente stelt zich immers ten doel om in stedelijke gebiedsontwikkeling faciliterend op te gaan treden, maar heeft echter nog geen exact beeld van de inhoud van deze nieuwe rol. Een deel van de organisatie is daarom actief op zoek gegaan naar deze rolinvulling, waarvoor verschillende activiteiten en projecten zijn ontplooid. De TU Delft is daarbij gevraagd om hierop te reflecteren. Uit onze observaties en aan ons beschikbaar gestelde informatie kunnen de volgende conclusies worden getrokken. 4.1 Faciliteren Het geven van sturing op de totstandkoming van private en/of particuliere gebiedsinitiatieven en investeringen is niet zonder meer effectief als Stadsontwikkeling Rotterdam louter faciliteert. Vanuit het in deze publicatie geschetste sturingsperspectief gaat het in gebiedsontwikkeling nadrukkelijk om een combinatie van kaderstellende, initiërende én faciliterende activiteiten en instrumenten die alleen gezamenlijk de investeringsbeslissingen van derden kunnen beïnvloeden. Faciliteren is in onze ogen dus niet de enige sturingsrol maar een cruciaal onderdeel van een breed sturingspalet, hoewel overduidelijk is dat het vermogen van de gemeente om in gebiedsontwikkeling initiërend te zijn drastisch is afgenomen. Toch verwachten wij dat faciliteren in de praktijk vaak zal moeten worden gecombineerd met andere sturingsrollen. Het is met andere woorden geen noemer waaronder de nieuwe werkwijze die Stadsontwikkeling Rotterdam volledig gevat kan worden. Faciliteren, zoals bedoeld in deze publicatie, wordt pas effectief indien de hierdoor gevormde relaties met andere partijen en (markt)inzichten leiden tot kaders en (waar nodig) initiërende maatregelen waardoor projecten daadwerkelijk van de grond komen. Het is dus van groot belang allereerst de relaties met private partijen en particuliere initiatiefnemers te versterken, zodat het (potentiële) effect van kaders en initiërende maatregelen zo goed mogelijk kan worden ingeschat. Ondanks de aanwezige veranderingsgezindheid en daadkracht bij Stadsontwikkeling Rotterdam om in de praktijk met de faciliterende publieke sturingsrol te experimenteren, is nog niet duidelijk welke private en/of particuliere gebiedsinitiatieven ook tot concrete projecten gaan leiden. Dit lijkt echter inherent aan de transitiefase waarin Stadsontwikkeling Rotterdam zich volgens ons bevindt. De nieuwe rollen en werkwijzen van Stadsontwikkeling Rotterdam zijn in deze fase nog niet door de organisatie geïnternaliseerd; de vernieuwing zit veelal nog besloten in de bij vernieuwende projecten betrokken medewerkers. 4.2 Leren Uit onze observaties in de Rotterdamse praktijk kan worden opgemaakt dat het binnen de gemeente nog ontbreekt aan een gedeelde visie ten aanzien van het nut en de noodzaak van de Kennismotor en haar activiteiten. Het formuleren van deze gedeelde 18 4. Kennismotor: conclusies en aanbevelingen visie blijkt echter van essentieel belang om de betrokkenheid, inzet en het leerproces van de medewerkers te bevorderen. Als het lerend vermogen van de gemeente Rotterdam daadwerkelijk vergroot moet worden dient het onderdeel te worden van beleid. De Kennismotor kan hiertoe bewust als verbinder, arena en/of change agent worden ingezet totdat leren een intrinsiek onderdeel wordt van (delen van) de gemeentelijke organisatie. Wanneer we het Kennismotorplatform en haar activiteiten opvatten als een leerproces, zien we dat deze nog niet zichtbaar leiden tot collectief of organisatorisch leren. Dit zou het vermogen van de organisatie om zich aan te passen aan de ‘nieuwe werkelijkheid’ in gebiedsontwikkeling ten goede komen. Ook zou dit de gewenste rolverandering – waarbij faciliteren, kaderstellen en initiëren effectief op elkaar afgestemd moeten worden – sneller tot stand brengen. We vergeten daarbij echter niet dat leren begint bij het individu. Het vertrouwen tussen de mensen binnen de gemeente Rotterdam is door de zware bezuinigingen op zijn zachtst gezegd niet gegroeid. Het is daarom van belang dat de gemeente Rotterdam dat vertrouwen in elkaar zo snel mogelijk weer doet toenemen. Vertrouwen en kennis zijn in onze optiek een belangrijk onderdeel van faciliteren, en het is juist deze sturingsvorm waarmee zij private en particuliere partijen wil overhalen om in de stad te investeren. Een faciliterende gemeente impliceert een werkwijze waarbij betrokken partijen, met begrip voor elkaars belangen, van elkaar leren en kennis ontwikkelen. Ook hierdoor zal vertrouwen ontstaan waardoor publieke instrumenten effectiever kunnen worden ingezet en private partijen hun investeringen als minder risicovol zullen beoordelen. 4.3 Aanbevelingen voor een faciliterende en lerende gemeente Op basis van de door ons verzamelde kennis en gegevens kunnen drie aanbevelingen worden geformuleerd die de gemeente Rotterdam kunnen helpen om tot een faciliterende rol in gebiedsontwikkeling en een lerende organisatie te komen. 1. Maak marktbewuste ontwikkelstrategieën Faciliteren betekent in dit rapport een marktbewust opererende gemeente, zowel intern als extern. De effectiviteit van dit faciliteren wordt vergroot als er netwerken worden gebouwd met en tussen private partijen en particulieren. Deze netwerken stellen de publieke organisatie in staat nieuwe werkwijzen te verkennen, actief te leren van hierbij opgedane ervaringen, en deze vervolgens te internaliseren. Dit betekent dat Stadsontwikkeling de Kennismotor nadrukkelijker moet inzetten als een ‘motor’ die ergens naar toe beweegt: het vermogen om effectief met marktpartijen te kunnen werken aan de ontwikkeling van de stad. Het maken van marktbewuste ontwikkelstrategieën wil zeggen dat er in samenwerking effectiever kan worden omgegaan met veranderende maatschappelijke behoeften en omstandigheden. Het gaat er dus om dat men binnen Stadsontwikkeling Rotterdam beseft dat het faciliteren van burgers en bedrijven die willen investeren in de stad, gebaat is bij openheid over de afwegingen die de gemeente ten aanzien van gebieden maakt (Heurkens, 2013). Het maken van marktbewuste ontwikkelstrategieën begint met scherpe beleidskeuzes en mandaten op basis waarvan gemeenteambtenaren participeren in netwerken en bijeenkomsten waarin kennis wordt uitgewisseld over de investeringsplannen en motieven van partijen in de stad. ‘Naar buiten gaan’ dus. Met de kennis die wordt opgehaald kan Stadsontwikkeling Rotterdam (gebieds)strategieën ontwikkelen waarin haar rol en verhouding tot marktinitiatieven in een gebied uiteengezet wordt. Iedere strategie dient kortom duidelijke criteria te bevatten op basis waarvan Stadsontwikkeling Rotterdam projecten ondersteunt. Dit resulteert in een gemeente die zichzelf manifesteert als een transparante, professionele en betrouwbare partner in gebiedsontwikkeling, ook wanneer zij besluit een bepaald marktinitiatief niet te steunen. 2. Bouwen een volwaardig innovatieplatform Uit onze verkenning blijkt dat de activiteiten en projecten van de Kennismotor het veranderingsproces van Stadsontwikkeling Rotterdam ondersteunt. De Kennismotor kan echter aan effectiviteit winnen als het een duidelijker mandaat en opdracht binnen de gemeentelijke organisatie krijgt. Het draagvlak voor en vertrouwen in de activiteiten en projecten van de Kennismotor is voor ons als onderzoekers onduidelijk gebleven. Zij lijkt binnen de organisatie van Stadsontwikkeling Rotterdam een niche, maar zou als volwaardig innovatieplatform in de gemeente beter tot haar recht komen. Hierop zouden dan ook andere medewerkers, initiatieven en projecten van Stadsontwikkeling Rotterdam kunnen aansluiten, waar gewenst met behoud van eigen identiteit. Een volwaardig innovatieplatform heeft tot doel aanwezige kennis en denkkracht binnen en buiten de organisatie te ontwikkelen en te benutten. Het bestaande, interne netwerk van medewerkers die de (door de gemeente mede-geïnitieerde) Master City Developer-opleiding hebben gevolgd, zou hierbij betrokken kunnen worden. De externe 19 4. Kennismotor: conclusies en aanbevelingen interactie met private partijen, maatschappelijke organisaties, kennisinstellingen en andere gemeenten dient verder aangemoedigd en uitgebreid te worden. 3. Stimuleer gerichte competentieontwikkeling Individuele competentieontwikkeling is binnen een lerende organisatie van groot strategisch belang. De Kennismotor kan medewerkers een plek bieden waar competentieontwikkeling wordt gevoed. Het uitgangspunt is simpel: door interactie te organiseren tussen medewerkers kan kennis directer door de organisatie verspreid worden. Om dit doelmatig te doen is bewustwording van dit leerproces op individueel-, team- en organisatieniveau essentieel. Het resultaat is dat er effectiever gestuurd zal kunnen worden op de veranderingen en onzekerheden die intern en extern met gebiedsontwikkeling samenhangen. Er zijn binnen de gemeente al leertrajecten voor medewerkers aanwezig waarmee aan competentieontwikkeling wordt gedaan. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in excellente medewerkers die (post-)academische opleidingen zoals de Master City Developer of interne leergangen volgen. Om tot verdere individuele competentieontwikkeling te komen verdient het de aanbeveling om opgedane opleidingskennis terug te koppelen binnen de organisatie. Om dit handen en voeten te geven zou Stadsontwikkeling Rotterdam bij de honorering van opleidingen aan medewerkers de verplichting mee kunnen geven om met collega’s terugkoppelingsmomenten te organiseren, bij voorkeur in samenwerking met de Kennismotor. Doel daarvan is om opgedane kennis naast bestaande praktijkwerkwijzen te leggen, om zodoende te identificeren aan welke competenties behoefte is in de stadsontwikkelingspraktijk. Op basis hiervan kan het management gerichte keuzes maken voor opleidingen voor medewerkers, is er een transparante financiële verantwoording van opleidingsbudgetten mogelijk, krijgt ze zicht op de persoonlijke groei van medewerkers en vindt er mogelijk een effectievere toepassing van opgedane kennis in de praktijk plaats. 4.4 Vermogen om te veranderen Organisatieverandering is geen vanzelfsprekend proces en is bovenal een langdurig traject. Wij hebben dit proces in deze publicatie geduid als een proces van institutionele verandering. Het vermogen van Nederlandse gemeenten om bestaande instituties in gebiedsontwikkeling te veranderen of te doorbreken – zoals wordt ervaren in het spanningsveld tussen kaderen en loslaten, of tussen lange termijnvisies en de ad hoc wensen van private partijen – is onlangs door een medewerker van Stadsontwikkeling Rotterdam onderzocht. De bevindingen van Ginter (2013), waarin zij enkele randvoorwaarden voor verandering identificeert (zie box) sluiten aan bij onze conclusies ten aanzien van de Kennismotor. De kern hiervan is dat ook bij Stadsontwikkeling Rotterdam institutionele verandering begint met de wil om te veranderen. Het vraagt om een open mindset en een transparante werkwijze bij alle medewerkers waarbij het veilig is bestaande instituties (zoals procedures en takenpakketten) ter discussie te stellen. Daarnaast moeten zowel interne als externe individuen in het veranderingsproces kunnen worden betrokken, waardoor positieve (nieuwe) relaties en vertrouwen wordt opgebouwd. Vanuit Stadsontwikkeling Rotterdam draait het hierbij om het opnieuw definiëren, uitdragen en communiceren van de positie die Stadsontwikkeling Rotterdam ten opzichte van andere partijen in gebiedsontwikkeling inneemt. De Kennismotor heeft de potentie om hier een rol in te spelen. Haar huidige activiteiten laten zien dat ze het middelpunt kan worden van de ingezette institutionele veranderingen binnen Stadsontwikkeling Rotterdam. Verandervermogen Randvoorwaarden voor de doorbreking van belemmerende gemeentelijke instituties in stedelijke gebiedsontwikkeling in Nederland (bewerking van Ginter 2013: pp. viii-x): • Gemeenten die de nieuwe werkwijze in de praktijk willen brengen dienen bestaande middelen, processen en organisatiewaarden ter discussie te stellen; • Draagvlak van politiek, bestuur en directie voor de nieuwe publieke werkwijze is cruciaal; • Het team dat de nieuwe werkwijze in gebiedsontwikkeling in de praktijk brengt dient in de organisatie een passend ‘gewicht’ te krijgen; • Dit projectteam dient stevige externe denkkracht te organiseren en marktpartijen, maatschappelijke organisaties en burgers te betrekken bij het zoek- en veranderingsproces; • Het bewustzijn van (belemmerende en bevorderende werking van) instituties draagt bij aan het vermogen om te veranderen. 20 Verantwoording Verantwoording Deze publicatie is het resultaat van het innovatie- en kennisplatform de Kennismotor uitgevoerd in het kader van een samenwerking tussen het cluster Stadsontwikkeling Rotterdam van de gemeente Rotterdam en de afdeling Real Estate & Housing, faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. In de periode van maart 2013 – maart 2014 is getracht de kennisactiviteiten die hebben plaatsgevonden in het kader van de Kennismotor vanuit de wetenschap te duiden aan de hand van een tweetal perspectieven: de faciliterende rol van Stadsontwikkeling Rotterdam bij gebiedsontwikkelingsprojecten en Stadsontwikkeling Rotterdam als lerende organisatie. Deze publicatie richt zich op het beter begrijpen, verbeteren en vernieuwen van de gebiedsontwikkelingspraktijk. Geraadpleegde literatuur Adams, D. & S. Tiesdell (2012). Shaping Places: Urban planning, design and development. Routlegde, London Buitelaar, E., S. Feenstra, M. Galle, J. Lekkerkerker, N. Sorel & J. Tennekes (2012). Vormgeven aan de Spontane Stad: Belemmeringen en kansen voor organische gebiedsontwikkeling. Planbureau voor de Leefomgeving & Urhahn Urban Design, Den Haag Daamen, T.A, Franzen, A.F. & Vegt van der, J. (2012). Sturen op waarde in Rotterdam. Afwegen en verbinden in de nieuwe realiteit van stedelijke gebiedsontwikkeling. TU Delft, Delft Gemeente Rotterdam (2013). Kader stedelijke ontwikkeling: “De prospectus van de stad”. Stadsontwikkeling Rotterdam, Juli, Rotterdam Gemeente Rotterdam (2012a). Concern Rotterdam. Overheidsorganisatie voor Rotterdammers. College van B&W, Rotterdam Ginter, D. (2013). Vermogen tot veranderen, een onderzoek naar nieuwe werkwijze in stedelijke gebiedsontwikkeling. MCD leergang 9, Rotterdam Heurkens, E.W.T.M. (2012a). Privaat-gestuurde Gebiedsontwikkeling: Sturing, Samenwerking & Effecten in Nederland en Engeland. TU Delft, Delft Heurkens, E.W.T.M. (2012b). Private Sector-led Urban Development Projects: Management, Partnerships and Effects in the Netherlands and the UK (dissertatie). Architecture + Built Environment, Vol.4. Delft University of Technology, Delft Heurkens, E.W.T.M. (2013). Een nieuwe rolverdeling: Privaat ‘in the lead’, publiek faciliteert. VHV Bulletin 40(3): 15-16 Hoog, de W. (2012). Learning within Urban Area Development: the case of HafenCity Hamburg. TU Delft, Delft Hoog, de W. & Daamen, T. (2013). Leren van leren in gebiedsontwikkeling. Rooilijn 46(5): 338-345 Kim, D.H. (1993). The link between individual and organizational learning. Sloan Management Review 35(1): 37-50 Kolb, D.A. (1984). Experiential Learning. Prentice Hall, New Jersey Nonaka, I. & Takeuchi, H. (1995). The Knowledge Creating Company: how Japanese companies create the dynamics of innovation. Oxford University Press, New York Senge, P.M. (1992). The Fifth Discipline: The Art and Practice of the Learning Organization. Doubleday, New York 21 Verantwoording Tjepkema, S. (1993). Senge’s kijk op lerende organisaties. Opleiding & Ontwikkeling: tijdschrift voor opleiden in arbeidsorganisaties, 6: 30-31 Van Rooy, P. (2011). Uitnodigingsplanologie als sociaal-cultureel perspectief. Building Business, 13(10) Vera, D. & Crossan, M. (2003). Organizational Learning and Knowledge Management: Toward an Integrative Framework. In: Easterby-Smith, M. & Lyles, M.A. The Blackwell Handbook of Organizational Learning and Knowledge Management, Blackwell Publishing Ltd, Maden USA Wijnalda, M. (2006). Organizational learning of lerende organisatie: een vergelijkende literatuurstudie. Tilburg Zeeuw, F. de, Franzen, A. & Rheenen, M. van (2011). Gebiedsontwikkeling in een andere realiteit, wat nu te doen?: Handreikingen voor de praktijk. Praktijkleerstoel Gebiedsontwikkeling TU Delft, Akro Consult, & Deloitte Real Estate Advisory, Delft 22 Deze publicatie is tot stand gekomen in het kader van de samenwerking tussen het cluster Stadsontwikkeling Rotterdam van de gemeente Rotterdam en de afdeling Real Estate & Housing, faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft. Delft, 21 maart 2014 Auteurs Dr. ir. Erwin Heurkens Ir. Wendy de Hoog Dr. ir. Tom Daamen Met dank aan het coördinatieteam van de Kennismotor bestaande uit Katja Oostendorp, Walter de Vries, Peter Pol en Frank Delhij voor de waardevolle informatie en de mogelijkheid om de Kennismotorsessie bij te wonen. Wij danken tevens de deelnemers van de interviewsessies voor hun betrokkenheid en waardevolle inbreng. TU Delft Urban Area Development Afdeling Real Estate & Housing Faculteit Bouwkunde Julianalaan 134, 2628 BL Delft T | +31 (0) 15 27 84159 F | +31 (0) 15 27 83171 E | [email protected] Website: www.bk.tudelft.nl 23 Verhalen uit de Kennismotor 24 Kennismotorthema: Ontwikkelruimte Kennismotorthema: Ontwikkelruimte Voor Stadsontwikkeling Rotterdam krijgt de manier waarop zij stuurt in de ontwikkeling van de stad opnieuw invulling. In plaats van grootschalige uitbreidingen is de focus verschoven naar het stimuleren van kleinschalige ontwikkelinitiatieven binnen de bestaande stadsgrenzen. Het transformeren van kantoren, scholen, kerken en het bevorderen van zelfbouw zijn daar voorbeelden van. Deze omwenteling is binnen de Kennismotor aangekaart in het kennismotorthema Ontwikkelruimte. Volgens Hartzema (2011) kent de stad namelijk een verscheidenheid aan plekken die herbestemd of opgevuld kunnen worden door kleinschalige initiatieven om zo de waardeontwikkeling van de stad te bevorderen. In dit thema worden enkele Rotterdamse voorbeelden van transformaties en zelfbouw initiatieven onder de aandacht gebracht. Aanleiding Als gevolg van de financiële en economische crisis wil de gemeente Rotterdam een nieuwe rol aannemen. De gemeente Rotterdam wil zich steeds meer naar buiten richten en samen met bewoners, bedrijven, instellingen en marktpartijen de stad ontwikkelingen. Dit wordt gedaan door een platform te bieden en mogelijkheden voor partijen te scheppen die projecten in de stad willen ontwikkelen. In het rapport ‘Concern Rotterdam’ (Gemeente Rotterdam, 2012a), stelt Stadsontwikkeling Rotterdam dat men vorm wil geven aan de nieuwe faciliterende rol door onder meer vanuit de vraag, de klant of het gebied te denken. Maar ook door kaders op te stellen die mogelijkheden scheppen en ruimte bieden, door samen te werken met marktpartijen en diensten te verlenen. Deze nieuwe rolbenadering is onder meer onder de aandacht gebracht in het kennismotorthema Ontwikkelruimte. Tijdens de bijeenkomsten ging het vooral over de veranderende rol van de gemeente om private partijen te faciliteren dan wel uit te nodigen om in de stad te investeren. Binnen het thema Ontwikkelruimte zijn twee centrale projecten te onderscheiden: (1) kantorenaanpak en (2) zelfbouw. Kantorenaanpak Door onder andere de aanhoudende crisis en de trends omtrent het nieuwe werken verwacht de gemeente Rotterdam de komende jaren een teruglopende behoefte aan kantoorruimten. Op 1 januari 2013 bedroeg volgens het Onderzoek en Business Inteligence (OBI) van de gemeente Rotterdam de kantorenleegstand in de gehele Stadsregio 13,5 procent van de voorraad kantoorruimte. Opvallend is de toename van leegstand in kleinere kantoren. Volgens het OBI (2013) is de kantorenleegstand in de gemeente Rotterdam met 114 duizend vierkante meter toegenomen ten opzichte van het jaar 2012, van 10,2 naar 13,3 procent. De totale kantorenleegstand in de gemeente Rotterdam komt daarmee op bijna een half miljoen vierkante meter. De gemeente Rotterdam heeft in samenspraak met marktpartijen meerdere strategieën ontwikkeld om de kantorenleegstand terug te dringen. Daaronder valt het onttrekken van (kwalitatief minder goed) vastgoed naar andere functies, oftewel het transformeren van gebouwen. De gemeente Rotterdam en ruim twintig marktpartijen tekenden op 13 april 2011 het convenant ‘Aanpak Kantorenleegstand’ om zo de kantorenleegstand structureel terug te dringen. Ieder half jaar zullen voor vijf pilots ontwikkelingsplannen worden opgesteld. Deze pilots worden geselecteerd uit een transformatiepool bestaande uit ruim 23 panden (237.000 m2) die geschikt zijn voor transformatie. In de praktijk moet blijken of transformatie en/of herontwikkeling voor de pilotprojecten haalbaar is. (Gemeente Rotterdam, 2013iii) Zelfbouw Begin 2012 is binnen Stadsontwikkeling Rotterdam gestart met het project Zelfbouw Rotterdam. Rotterdam kent namelijk vele plekken en kansen in de stad voor zelfbouw mogelijkheden. Het doel van het project is een breed aanbod van zelfbouw mogelijkheden te creëren, verspreid over de gehele stad. In de vorm van nieuwbouw en verbouw, voor individuen en in collectief particulier opdrachtgeverschap, koop en huur en grondgebonden en gestapeld. Zelfbouw in Rotterdam is een vorm van ontwikkelen waarbij particulieren of een collectief van particulieren de mogelijkheid krijgen om het ontwerp en de bouw van een eigen woning en/of werkplek in de stad te ontwikkelen. In Rotterdam is zelfbouw niet nieuw, integendeel, klushuizen en vrije kavels zijn al jaren een begrip in Rotterdam. Inmiddels kunnen particulieren, ondernemers, kleinschalige ontwikkelaars middels het beleid ‘Klein en Fijn’ zelf initiatief nemen om hun woning of kantoor in Rotterdam te (ver)bouwen (zie box Klein & Fijn). 25 Kennismotorthema: Ontwikkelruimte Kantorenleegstandconvenant De gemeente Rotterdam en ruim twintig marktpartijen starten een pilot waarbij jaarlijks tien langdurige leegstaande kantoren worden aangewezen voor herontwikkeling of transformatie naar andere functies, zoals woningen, scholen, hotels, detailhandel et cetera. De initiatiefrol ligt hierbij nadrukkelijk bij de markt, waarbij marktpartijen (eigenaren, beleggers, ontwikkelaars) aan zet zijn en de gemeente Rotterdam faciliteert. Om inzicht te krijgen in de belemmeringen die ontstaan bij herontwikkeling en transformatie heeft de gemeente Rotterdam samen met marktpartijen een knelpuntenlijst geformuleerd. Uit deze lijst blijkt dat er een aantal belangrijke belemmeringen zijn, zoals procedures en regelgeving, een hoge boekwaarde, eisen met betrekking tot het nieuwe werken, BTW en overdrachtsbelasting, technische belemmeringen en het feit dat eigenaren vaak buitenlandse fondsen zijn (Rotterdam, 2013iii). Om vanuit de gemeente Rotterdam een faciliterende houding aan te nemen worden concrete instrumenten toegepast om belemmeringen bij herontwikkeling en transformatie zoveel mogelijk weg te nemen, zoals een premie op sloop en transformatie, de toepassing van de Wet Kraken en Leegstand en het inzetten van het RO instrumentaria voor versnellingsmogelijkheden via het bouwbesluit en bestemmingsplannen. 26 Kennismotorthema: Ontwikkelruimte Best practices: transformatie Caland Estate, een voormalig kantoorgebouw aan de Calandstraat 25 in het Scheepvaartskwartier is getransformeerd naar negen hoogwaardige appartementen en twee penthouses. In totaal heeft het kantoorpand vijf jaar leeg gestaan en heeft de gemeente Rotterdam samen met de ontwikkelaar gezocht naar een nieuwe bestemming voor het pand. Door de ontwikkelaar wordt benadrukt dat het centrale loket voor transformatie een uitkomst biedt binnen het transformatieproces wanneer er vragen of onduidelijkheden zijn. Leerpunten die aangegeven worden tijdens de kennismotorsessie Kantoren Leegstandsaanpak gehouden op 17 september 2012 en gemeente Rotterdam (2013iv) zijn: • Maak de vergunningstermijn korter wanneer er geen technische bijzonderheden zijn; • Maak duidelijk wie verantwoordelijk is voor de klantvragen en kom dit ook consistent na. Soms raakt een vraag van de klant zoek in de organisatie, omdat er meerdere clusters binnen de gemeente Rotterdam bij betrokken zijn. Voor de klant kan dit overkomen als een blackbox. Iets dat niet gewenst is wanneer men tracht een faciliterende organisatie te bewerkstelligen; • Zorg voor continuïteit bij de contacten met de klant. Te veel personele wisselingen is lastig. Dit veroorzaakt ruis in de communicatie en helpt niet bij het opbouwen van het onderling vertrouwen; • Vaak weet de klant veel beter wat kansrijke plekken zijn dan mensen werkzaam bij de gemeente Rotterdam. Een ontwikkelaar die grond en vastgoed werft, weet meestal haarscherp waar potenties liggen en waar niet. Betere samenwerking met private partijen zal de gemeente Rotterdam meer inzicht geven waar kansen en knelpunten in gebiedsontwikkeling liggen; • Ontwikkelaars hebben sterke behoeften aan snellere procedures. Hiermee kunnen ze sneller handelen en veel kosten besparen. Een faciliterende gemeente zal hier veel meer energie in moeten gaan steken. 27 Kennismotorthema: Ontwikkelruimte Best practices: transformatie Wijnhaven 99-101 De transformatie van het voormalig kantoorpand het Graanhuis bevestigt dat leegstaande kantoorpanden ook getransformeerd kunnen worden tot onderwijsinstelling. Een deel van het leegstaande kantoorpand is namelijk hergebruikt voor het huisvesten van één van de locaties van de Hogeschool Rotterdam. De doorlooptijd van het gehele project (bouwaanvraag en bouwtijd) bedroeg slechts dertien maanden wat resulteerde in de oplevering van de onderwijsinstelling in september 2012. Dit bracht een einde aan een 5-jarige leegstand van het Graanhuis (Gemeente Rotterdam, 2013ii). The Student hotel Het voormalige kantoorpand van de Sociale Verzekeringsbank aan de Oostzeedijk 182 – 220 in de deelgemeente Kralingen-Crooswijk is herontwikkeld tot 250 hoogwaardige en volledig gemeubileerde studentenkamers. Na meer dan 5 jaar leegstand is er weer een nieuwe bestemming voor het pand gevonden. In samenwerking met de gemeente Rotterdam is binnen de kaders van de wet- en regelgeving gezocht naar flexibiliteit in de parkeernormen (Reflectiesessie Kennismotor, 2013). Kortom, marktpartijen kunnen zelf de grens opzoeken en de gemeente Rotterdam faciliteert om de ontwikkeling mogelijk te maken door regelingen te treffen, flexibiliteit te bieden binnen weten regelgeving, informatie te delen en de dienstverlening te optimaliseren (Gemeente Rotterdam, 2013ii; Reflectiesessie Kennismotor, 2013). 28 Kennismotorthema: Ontwikkelruimte Klein & Fijn In het beleid Klein en Fijn spelen particulieren samen met kleine ontwikkelaars en architecten een centrale rol bij de ontwikkeling van de stad. Nu de grootschalige uitbreidingslocaties vrijwel verleden tijd zijn en de focus naar binnenstedelijke verdichting is verschoven komen steeds meer kleinschalige locaties in aanmerking voor herontwikkeling. Uit een studie van Hartzema (2011) blijkt er een enorme hoeveelheid aan potentiële verdichtingslocaties te zijn waarmee bijvoorbeeld het woningaanbod in Rotterdam verbreedt kan worden en lege plekken kunnen worden opgevuld met architectonische hoogstandjes. Het initiatief ligt hier bij de toekomstige bewoner(s) of ondernemer(s) zoals architecten en kleine ontwikkelaars. Zodra de opdrachtgever, architect, uiteindelijke gebruiker (of doelgroep) bekend zijn kan het ontwikkelingsproces van start gaan waarin de gemeente Rotterdam een faciliterende rol inneemt. Dit houdt in dat een helpende hand wordt geboden door de gemeente Rotterdam door inzicht en informatie te verschaffen over de ontwikkellocatie, procedures, ontwikkeltraject, vergunningen en financiën. Om de dienstverlening van de gemeente Rotterdam te bewerkstelligen is een speciaal intake loket opgezet dat maatwerk levert voor het gehele ontwikkeltraject, zodat het proces en de kosten voor de initiatiefnemer overzichtelijk blijven. (Gemeente Rotterdam, 2013i) 29 Kennismotorthema: Maatschappelijk investeren Kennismotorthema: Maatschappelijk investeren Wie kan in deze tijden nog maatschappelijk investeren in de wijken van Rotterdam? De gemeente Rotterdam is noodgedwongen selectiever geworden in het aannemen van een actieve, investerende rol bij stedelijke vernieuwing. En ook woningcorporaties die de afgelopen jaren flinke maatschappelijke investeringen voor hun rekening namen lijken veelal terug te gaan naar hun basistaak van sociale woningbouwbeheerder. Daarnaast zien zorginstellingen zich door structuurveranderingen in de sociale zorgsector gedwongen zich terug te trekken als investeerder. Kortom, er ontstaat een maatschappelijk investeringsgat dat door andere partijen gevuld zou kunnen worden. In dit thema worden enkele voorbeelden van maatschappelijke investeringen onder de aandacht gebracht. Aanleiding Wijkontwikkelingen zijn de laatste jaren fors vertraagd, omdat financieringsconstructies en verdienmodellen niet meer bleken te werken. Dat neemt echter niet weg dat er mogelijk nog steeds voldoende geld- en investeringsstromen in de wijk aanwezig zijn voor maatschappelijke ontwikkelingen. Misschien alleen op andere plekken, door middel van andere invalshoeken, door nieuwe initiatieven of verbindingen tussen andere partijen of door nieuwe potentiële investeerders die zich aanbieden. Volgens STIPO (2013) kunnen geld- en investeringsstromen gevonden worden van zorg tot voedsel, van onderwijs tot leningen bij de bank, van arbeid tot energie, maar ook in data en informatie. Door het in kaart brengen van de geld- en investeringsstromen binnen een wijk en het slimmer verbinden van deze stromen aan sociale en ecologische doelstellingen kunnen maatschappelijke investeringen en ontwikkelingen tot stand komen. Het identificeren van deze waardestromen gaat volgens Voorburg (2013) over het creëren van collectieve waarden, over het belang om gedeelde ambities en belangen te definiëren voor investeringen in ruimte en wonen, infrastructuur, economie, ecologie en maatschappelijke waarden, creëren van onderscheidende elementen en toekomstige waarden. Van belang daarbij is de waardeketen inzichtelijk te maken, zo stelt Voorburg (2013). Welke ingrepen hebben welke effecten en voor wie zijn de baten? Met andere woorden wie investeert en wie incasseert? De effecten en het oplossend vermogen van sociaal-maatschappelijk en economische maatregelen kunnen daarmee worden aangetoond waardoor legitimering van beleid, maatregelen en financiële middelen tot stand kan komen. Binnen het Kennismotorthema Maatschappelijk investeren worden een tweetal projecten onderscheiden: (1) stadslandbouw en (2) hotspothutspot. Stadslandbouw en Hotspothutspot De betrokkenheid van burgers bij de in inrichting en het beheer van (open)bare ruimten is een opkomende trend. Voorbeelden van maatschappelijke ontwikkelingen die binnen de Rotterdamse wijken hebben plaatsgevonden zijn de verschillende stadslandbouw initiatieven. In mei 2011 heeft het College de Rotterdamse ambities voor een schone, groene en duurzame stad gepresenteerd in het Programma Duurzaam (Gemeente Rotterdam, 2012b). Doel van dit programma is om een balans te vinden tussen sociale, ecologische en economische belangen bij de ontwikkeling van de stad. Steeds meer commerciële en maatschappelijke initiatieven rondom het thema duurzaamheid en de productie van voedsel voor de regionale markt en/of eigen gebruik vinden zijn plek in Rotterdam, onder de noemer Stadslandbouw. Op braakliggende terreinen, binnentuinen en stukken groen ontstaan initiatieven van burgers, woningcorporaties en maatschappelijke organisaties om stadstuinen in te richten. Volgens de gemeente Rotterdam (2012b) hebben al deze initiatieven geleid tot veel positieve maatschappelijke effecten voor de sociale samenhang, gezondheid, vergroening en minder vervuiling en overlast op straat. Daarnaast biedt het initiatief Hotspothutspot tieners en buurtbewoners de kans om actief betrokken te zijn bij stadslandbouw en gezonde voeding. 30 Kennismotorthema: Maatschappelijk investeren Stadslandbouw Schiebroek-Zuid Het project Stadslandbouw Schiebroek-Zuid is ontstaan in 2011 en is sindsdien langzaam gegroeid tot een waar begrip in Rotterdam. Het initiatief is gestart door woningcorporatie Vestia die door het Bureau Except een toekomstvisie voor Schiebroek liet maken, waarin stadslandbouw een belangrijke rol speelde. De visie is pretentieus en men heeft voor ogen dat in de komende dertig jaar de wijk geheel zelfvoorzienend en zelfredzaam is (energie, voedsel productie). Om het spanningsveld tussen de duurzaamheidsambities voor de toekomst te overbruggen, is er klein begonnen met één stadstuin en in eerste instantie voor eigen gebruik. In opdracht van Vestia is Caroline Zeevat (tuinvrouw) in samenspraak met de bewoners een stadstuin begonnen. In Schiebroek zijn met het budget van Vestia, € 50.000 tot 100.000 per jaar, intussen vijfentwintig stadstuintjes ontstaan verspreid over de gehele wijk (Rotterdam, 2013v). Vestia stelt bewoners de middelen beschikbaar voor het aanleggen van de tuinen, kassen, watertappunten en opslag van materialen. Het onderhoud en de inkoop van zaden is een zaak van de bewoners. Naast een schonere wijk, sociale cohesie, begrip en contact tussen buren, heeft dit initiatief maatschappelijke ontwikkelingen en investeringen op gang gebracht volgens de betrokken bewoners. Daar worden nu letterlijk de vruchten van geplukt, zowel op sociaal-maatschappelijk niveau als op economisch niveau. Producten uit de stadstuin worden regelmatig op markten in de regio Rotterdam verkocht en cateringopdrachten stromen binnen. De omzet hiervan wordt door de bewoners weer geïnvesteerd in de tuinen. Echter, Vestia steekt er meer geld in dan het voor hen zelf oplevert. De baten zijn er wel, maar zitten veelal op een andere plek; scholen, gezondheidszorg, sociale dienst, politie, maatschappelijk werk et cetera. Volgens Voorburg (2013) is het de kunst om degene die profiteert van de waardeontwikkeling ook te laten betalen voor de kosten. De waardestromen en waardeketen dienen hiervoor inzichtelijk gemaakt te worden. 31 Kennismotorthema: Maatschappelijk investeren HotspotHutspot HotspotHutspot is een initiatief van Bob Richters in samenwerking met woningcorporaties Havensteder en Vestia om tieners en buurtbewoners actief te betrekken bij stadslandbouw en gezonde voeding binnen hun bereik te brengen. HotspotHutspot is momenteel gevestigd in de wijk Lombardijen en Schiebroek. Het biedt tieners een plek om na schooltijd een gezonde maaltijd te bereiden die zij zelf mogen nuttigen en daarnaast uit mogen serveren aan buurtbewoners en andere geïnteresseerden. Gasten zijn vanaf 17.30 uur welkom en betalen zeven euro voor een gezonde drie-gangen maaltijd bereid met verse producten uit eigen tuin of met seizoensproducten uit de streek. Deze initiatieven worden mogelijk gemaakt door leegstand in de wijk. Een leegstaand pand en een braakliggend terrein worden benut om er een restaurant te openen en landbouwactiviteiten uit te voeren. Door dit initiatief wordt de sociale binding in de wijk versterkt en de gezondheid in de buurt naar een kwalitatief hoger niveau gebracht. Tieners en buurtbewoners leren wat gezonde voeding inhoud en hoe je een gezonde maaltijd kunt bereiden. Persoonlijke ontwikkeling van de tieners staat hierbij voorop; een gezondere leefstijl aanmeten en competentiegericht leren werken. Hierdoor verandert de houding van tieners ten opzichte van school; men ontwikkelt bepaalde interesses en kan ook laten zien wat men weet en kan. Deze activiteiten veroorzaken bovendien minder overlast op straat. Inmiddels biedt het initiatief plek aan meer dan tachtig tieners, acht vrijwilligers, acht plaatsen voor re-integratiejongeren en vier betaalde krachten (HotspotHutspot, 2013). Ook hier geldt dat de investeringen ten goede komen op verschillende beleidsterrein. Er dient nagedacht te worden over de waardestromen en waardeketen, zodat degene die profiteert ook mee investeert om deze initiatieven te kunnen blijven ondersteunen. 32 Kennismotorthema: Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad Kennismotorthema: Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad De afgelopen jaren is duidelijk geworden dat veranderingen elders in de wereld een enorme impact kunnen hebben op de lokale stadsontwikkelingspraktijk. Veel partijen in gebiedsontwikkeling hebben enige jaren nodig gehad om de noodzaak van verandering en innovatie tot zich door te laten dringen. Geïnstitutionaliseerde ontwikkelstrategieën, samenwerkingsvormen en verdienmodellen staan ter discussie. Binnen Stadsontwikkeling Rotterdam wordt actief gezocht naar innovatieve werkwijzen waarmee de gebiedsgerichte belangen en doelen van private partijen aan die van de gemeente Rotterdam verbonden kunnen worden. Het veranderingsproces is door deze zoektocht al in gang gezet: kleine initiatieven van burgers worden gestimuleerd, creatieve projecten van ondernemers krijgen een kans en nieuwe investeerders kondigen zich aan. Maar is er ook op gebiedsniveau ruimte voor een radicaal andere aanpak? Stadsontwikkeling Rotterdam onderzoekt samen met marktpartijen de mogelijkheden van de zogenoemde Wijk BV. Verschillende private partijen committeren zich daarbij voor een langdurige tijd integraal aan de ontwikkeling van een wijk. De verkenning van deze innovatieve vorm van wijkontwikkeling maakt onderdeel uit van het kennismotorthema Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad en wordt hieronder beschreven. Aanleiding Biedt de Wijk BV een vervolgstap ofwel een uitkomst voor de hedendaagse wijkontwikkeling en stadsvernieuwingsproblematiek in Rotterdam? De huidige prachtwijken in Rotterdam leveren een complexe stadsontwikkelingsopgave op. Volgens Arjen van Klink, Frank Belderbos en Peter Pol is deze complexiteit ontstaan door de hoeveelheid van betrokken organisaties met verschillende doelen en belangen, de soms matige onderlinge samenwerking, de geringe investeringskracht en het gebrek aan sturing en leiderschap. Hierdoor blijft een effectieve aanpak uit. Probleemwijken bestaan immers nog steeds, zo blijkt uit een evaluatieonderzoek van krachtwijkaanpak ‘Werk aan de Wijk’ van het Sociaal Cultureel Planbureau. Ondanks de vele inspanningen, verbeteringen en investeringen staan deze wijken op een dunne sociale basis die gemakkelijk door tegenslagen en een veranderende context kan verdwijnen. Hierdoor kunnen deze wijken wederom afglijden. Een andere aanpak is dan ook zeer gewenst, waarbij een combinatie van lange termijn denken en leiderschap nodig zijn om duurzame resultaten te boeken. Het idee van de Wijk BV sluit hierop aan. De Wijk BV is binnen het Kennismotorthema Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad een centraal project. Wijk BV Voor het behalen van resultaten in de krachtwijken is een andere benadering van stedelijke vernieuwing opportuun dan de vaak fysiekgeoriënteerde ingrepen van de prachtwijken. De achterliggende gedachte van de Wijk BV komt voort uit de wens om de complexiteit van de wijkontwikkeling te verminderen, lange termijn denken en waardeontwikkeling te stimuleren en (lokaal) leiderschap te bevorderen. Een Wijk BV kan hiertoe uitkomst bieden. Eén of meerdere partijen leasen een wijk voor een lange termijn en ontwikkelen en beheren deze integraal ten eigen bate. Het gaat hierbij om het ontwikkelen en beheren van woningen, publieke voorzieningen, openbare ruimte en maatschappelijke voorzieningen, met als enige stuurvariabele waardecreatie op langere termijn. De focus ligt daarbij niet alleen op het vastgoed in de wijk, maar ook op het verbeteren en verduurzamen van het leefklimaat en de sociaal-economische positie van de bewoners. Bij het leasen van de wijk verplichten private partijen zich om, ieder vanuit hun eigen knowhow, integraal (fysiek, sociaal en economisch) te investeren in de wijk. Door bijvoorbeeld fysieke opgaven te koppelen aan investeringen in het opleidingsniveau en arbeidspositie van bewoners en ondernemers, wordt op wijkniveau aan waardecreatie gedaan. 33 Kennismotorthema: Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad Van belang bij dit gedachtegoed is dat private partijen geprikkeld worden om te investeren en rendement te verdienen op de lange termijn. Niet alleen door het vastgoed aan te pakken, maar ook door hen te belonen voor en verder stimuleren van prestaties. Dit kan door financiële gemeentelijke bijdragen overeen te komen voor bijvoorbeeld elke bewoner die werk vindt en elke leerling die met een bepaald (cito)niveau van de basisschool in de wijk afkomt. De rol van de gemeente Rotterdam in deze aanpak is geheel anders dan wat men nu gewend is. Het overdragen van maatschappelijke verantwoordelijkheden aan private partijen en het scheppen van kaders als prestatiecontracten vergt een omslag in denken en handelen. Stadsontwikkeling Rotterdam is samen met marktpartijen aan het onderzoeken of de Wijk BV kans van slagen heeft en hoe men als lokale overheid, door het stellen van randvoorwaarden, de legitimiteit van de aanpak en publiekrechtelijke verantwoordelijkheden van de gemeente Rotterdam kan borgen. Time box Wijk BV Naar aanleiding van de twee kennismotorsessies die gehouden zijn over de Wijk BV is de Time box methode toegepast om de verdere mogelijkheden van een Wijk BV te onderzoeken. Een Time box is een middel om in een korte periode tot voortschrijdende inzichten en oplos- en denkrichtingen te komen. In de Time box is het vraagstuk over de Wijk BV bekeken en besproken door publieke en private partijen met verschillende (inhoudelijk-professionele) achtergronden, kwaliteiten en invalshoeken. In een periode van drie maanden zijn een aantal medewerkers van de gemeente Rotterdam met een aantal marktpartijen bijeengekomen om in drie afzonderlijke sessies van drie uur de mogelijkheden van een Wijk BV te bespreken. Als praktijkcasus is de wijk BospolderTussendijken aangewezen. In de Time box hebben de deelnemers het volgende proces doorlopen (Gemeente Rotterdam, 2013): 1. Kennismaking en oriëntatie op het vraagstuk door middel van de 5W’s en H (Wat, Waarom, Wie, Waar, Wanneer en Hoe); 2. Divergeren, brainstormen, speelveld verkennen en richting kiezen; 3. Uitwerken; 4. Afronden tot (tussen) resultaat; 5. Oplos- en denkrichtingen presenteren. Uitkomst van de Time box is dat er een momentum is gecreëerd om de achterliggende gedachten van wijkvernieuwing ter discussie te stellen en de zoektocht naar nieuwe rollen en werkwijzen aan te scherpen. De concrete uitkomsten van de Time box zijn volgens initiatiefnemers Arjen van Klink, Frank Belderbos en Peter Pol: • Er is een praktische actielijst opgesteld om een aantal spelende zaken in de wijk Bospolder-Tussendijken te inventariseren (lijst leegstaand vastgoed, ondernemerschap en ondernemersinitiatieven); • Er is een team opgesteld om een fictief bidboek op te stellen waarin concrete kaders worden opgesteld. Het bidboek geldt als communicatiemiddel dat daarna samen met marktpartijen verder wordt uitgewerkt. Marktpartijen kunnen als het ware ideeën toevoegen (proces, financieel, geldstromen en nieuwe combinaties van partijen); • Er wordt een symposium georganiseerd waarin vergelijkbare casussen worden gepresenteerd om kennis te ontwikkelen over het proces, markt en randvoorwaarden; • Er dient een terugkoppeling plaats te vinden om de stand van zaken te beoordelen. 34 Kennismotorthema: Financieringsconstructies Kennismotor-thema: Financieringsconstructies Financiële middelen liggen in gebiedsontwikkeling niet meer voor het oprapen. In gebieden waar niets doen geen optie lijkt wordt de zoektocht naar nieuwe verdienmodellen en financieringsconstructies steeds urgenter. Stedelijke ontwikkelingsopgave komen abrupt tot stilstand doordat zowel gemeenten als woningcorporaties, ontwikkelaars en beleggers onvoldoende financiële middelen tot hun beschikking hebben om de gewenste ontwikkeling te realiseren. Toch blijken er pilotprojecten in Rotterdam aanwezig te zijn waarbij de financieringsconstructie de doorslaggevende factor is bij het realiseren van het gewenste eindresultaat. Hier ging echter wel een leerproces aan vooraf waarin de betrokken partijen een nieuwe rol binnen het ontwikkelproces hebben aangenomen. In dit thema worden de pilotprojecten beschreven die aan bod zijn gekomen tijdens het kennismotorthema Financieringsconstructies. Aanleiding Voor het uitbreken van de crisis was de gemeente Rotterdam bij tal van gebiedsontwikkelingen in de stad financieel actief betrokken. Dit kon doordat de gemeente Rotterdam dikwijls de grond in bezit had en een actief grondbeleid voerde waardoor marktpartijen met relatief beperkte risico’s woningen, kantoren en winkelcentra konden realiseren. De financiële risico’s van actief grondbeleid, met al zijn positieve bijdragen aan de verbetering van publieke voorzieningen en werken in de stad, bleken echter groot te zijn. Inmiddels wordt het voeren van actief grondbeleid op beperktere schaal toegepast. Daarbij overweegt de gemeente Rotterdam door de verscherpte condities ook meer kritisch of er in bepaalde gebieden niet beter een passief grondbeleid gevoerd dient te worden. Echter, ook bij marktpartijen wordt sinds de economische crisis kritischer gekeken naar gebiedsinvesteringen. Alleen die gebieden met marktpotentie worden nog ter hand genomen. Investeringsbeslissingen bij publieke en private partijen in gebiedsontwikkelingen worden door de financiële en economische werkelijkheid dientengevolge minder frequent en opportunistisch genomen. Het is dus een enorme uitdaging voor de gemeente Rotterdam om investerend vermogen van marktpartijen aan de stad te binden. Dit is onder andere te bereiken door slimme financieringsconstructies te bedenken in samenwerking tussen de betrokken partijen. Ondanks de beperkte middelen van de betrokken partijen heeft Stadsontwikkeling Rotterdam samen met marktpartijen een aantal pilotprojecten opgezet. Daarbij blijkt dat er met beperkte publieke middelen toch projecten gerealiseerd kunnen worden. Binnen het Kennismotorthema Financieringsconstructies worden een drietal projecten onderscheiden: (1) ESCo’s, (2) Eén Blok Stad en (3) crowdfunding. ESCo’s Een Energy Service Company (ESCo) is een nieuwe samenwerkings- en financieringsvorm waarbij de aanleg, onderhoud en beheer van (klimaat) installaties van gebouwen wordt overgenomen door een ESCo. Vernieuwing van de gebouwinstallaties gecombineerd met het meerjarig onderhoud moet ESCo zonnepanelen ESCo-constructies kunnen op vele manieren worden toegepast. Zo laat Wocozon zien dat middels een ESCo-constructie het plaatsen van zonnepanelen op corporatiewoningen mogelijk wordt. Bij deze financieringsconstructie is Wocozon verantwoordelijk voor het plaatsen en onderhouden van de zonnepanelen. De inning van de huur van de zonnepanelen vindt plaats via de woningcorporatie in de doorberekende servicekosten. In deze constructie investeren de huurder en de woningcorporatie niet, maar Wocozon. Als tegenprestatie ontvangen zij huur voor de zonnepanelen. Kenmerkend voor deze aanpak zijn het creëren van gemeenschapswaarde door middel van het betrekken van de bewoners bij het creëren van een duurzame wijk en aanpak. 35 Kennismotorthema: Financieringsconstructies ESCo Rotterdamse zwembaden Strukton heeft in samenwerking met de gemeente Rotterdam geëxperimenteerd met de ESCo-constructie door het toe te passen bij negen zwembaden in Rotterdam. Met een looptijd van tien jaar is ESCo Strukton verantwoordelijk voor het verduurzamen, onderhouden en beheren van de zwembaden op basis van het eerste Nederlandse onderhouds- en energieprestatie contract. Het project wordt kostenneutraal uitgevoerd en betaald uit de besparing op energie en water gedurende de looptijd van het contract. Dit houdt in dat de ESCo verantwoordelijk is voor de investeringen in energiebesparende maatregelen en dat de jaarlijkse rentekosten en aflossingen worden betaald uit de door de gemeente Rotterdam uit te keren jaarlijkse vergoeding voor de daadwerkelijk gerealiseerde energiebesparing. Het gaat hier dus om een prestatie-afhankelijke vergoeding, wat in dit geval geresulteerd heeft in een gegarandeerde energiekostenbesparing van 34 procent, een reductie van 15 procent op het onderhoudsbudget, structurele verbetering van het binnenklimaat en een totale besparing van 4,5 miljoen euro. (Strukton, 2013). Tijdens het proces is gebleken dat een ESCo een andere manier van samenwerking oproept (Kennismotorsessie Financieringsconstructies, 28 mei 2013). Er dienen diverse ontwikkelfases en disciplines bijeengebracht te worden (onderhoud, exploitatie, ontwerp, uitvoering) en er ontstaan andere rollen doordat deze financieringsconstructie dicht bij de gebruiker staat. Uniek aan de ESCo is dat de opdrachtgever (in dit geval gemeente Rotterdam) geen (financiële) risico’s draagt en niet hoeft te investeren in het verduurzamen van het vastgoed, dit doet de ESCo. Daarnaast vraagt de ESCo om een langdurige meerderjarige samenwerking, waarin de verschillende partijen samen op trekken als gelijkwaardige partners. Voorheen was de samenwerking vaak kortstondiger en veelal gericht op korte termijn rendement. Voor de gemeente Rotterdam houdt deze nieuwe samenwerkingsvorm ook in dat zij een andere rol aanneemt. Door voorwaarden en ruimte te scheppen voor dit experiment, kennis en informatie te verstrekken en door ruimte binnen de wet- en regelgeving en procedures te verschaffen wordt de realisatie van ESCo’s mogelijk gemaakt. Het leerproces binnen de ESCo’s gaat met vallen en opstaan. Dit is dan ook terug te zien in de ESCo-constructie van de Rotterdamse zwembaden, dat geen onverdeeld succes was. Het ESCo-project kwam onder druk te staan, omdat van de negen zwembaden er twee op de slooplijst staan. Alle berekeningen en terugverdiencapaciteit waren geraamd om negen zwembaden in plaats van zeven (Platform Duurzame Huisvesting, 2013). Geleerde lessen zijn (Platform Duurzame Huisvesting, 2012): • Breng het besparingspotentieel per gebouw op gebied van energie en onderhoud in beeld; • Bepaal welk vastgoed in de ESCo-constructie wordt geplaatst en dat het zeker zeven tot tien jaar in bezit en bezet moet blijven; • Verzamel alle beschikbare gegevens van het gebouw (energierekening, bouwtekeningen, installatie-en componentgegevens); • Bepaal welke installatie componenten er in het contract worden opgenomen; • Betrek de gebruiker bij het aanbestedingstraject, zodat alle eisen juist geformuleerd worden; • Plan periodieke overleggen en streef gezamenlijk naar het optimaliseren van oplossingen. 36 Kennismotorthema: Financieringsconstructies er voor zorgen dat bijvoorbeeld zwembaden, zorginstellingen en kantoren, moderner, energiezuiniger en comfortabelere worden. De ESCo levert gegarandeerde energiebesparing op inclusief de financiering hiervan. Dit wordt vastgelegd in een energieprestatiecontract waarin o.a. afspraken over de energiebesparing worden vastgelegd. Gemeente Rotterdam is de eerste gemeente die ervaring opdoet met deze vorm van contracteren en probeert dit vernieuwende concept toe te passen op verschillende projecten in de stad. Het ministerie van Binnenlandse Zaken heeft Rotterdam inmiddels aangewezen als voorbeeldgemeenten op het gebied van ESCo’s (Platform Duurzame Huisvesting, 2012). Eén Blok Stad Op vele plekken in Rotterdam hebben geïnteresseerde de mogelijkheid om een betaalbare woning te kopen in de vorm van klushuizen. Een voorbeeld hiervan is het project Eén Blok Stad, een privaat initiatief waarbij een projectontwikkelaar klushuizen aanbied. Crowdfunding Crowdfunding is een nieuw financieringsinstrument dat zijn oorsprong kent uit de kunst, film, literatuur of muziekindustrie en is overgewaaid uit Amerika. Crowdfunding is een verzamelbegrip voor allerlei initiatieven waarbij de input van de gemeenschap kan leiden tot het behalen van een doel van één partij. Vormen van crowdfunding in stedelijke gebiedsontwikkeling kunnen volgens Hol (2012) zijn: lening, investering en donaties. Een voorbeeld van crowdfunding in de Rotterdamse stadsontwikkelingspraktijk is de Luchtsingel. Een houten voetgangersbrug van 350 meter in het Rotterdam Central District. Inwoners van Rotterdam en bedrijven kunnen meebouwen aan het project door planken te sponsoren, zodat de brug gebouwd kan worden. De gemeente Rotterdam heeft dit project middels het Stadsinitiatief Rotterdam een financiële impuls gegeven. Door Rotterdamse inwoners te laten stemmen op hun favoriete stadsinitiatief werd een legitieme manier gevonden om dit maatschappelijke marktinitiatief te stimuleren. Tegelijkertijd zijn crowdfundingprojecten gebaat bij een actieve faciliterende houding van gemeentelijke projectleiders die zoeken naar de mogelijkheden om bijvoorbeeld bestemmingsplannen af te stemmen op initiatieven. Eén Blok Stad Eén blok stad is als pilotproject in Rotterdam begonnen. Het project sluit aan op een prominente behoefte van woningcorporatie Woonstad in Rotterdam; het renoveren en verhuren van monumentale panden is onrendabel, maar deze panden geven de stad karakter en dienen daarom behouden te worden. Era Contour hanteert in dit project een woningbouwformule waarin de gebruiker centraal staat en bepaalt wat er gemaakt wordt. Era Contour herstelt het gehele casco inclusief fundering, gevel en dak van de woning. Vervolgens kunnen toekomstige bewoners de woning verder opknappen en inrichten. De gehele transformatie wordt mogelijk gemaakt door de investeringen van Era Contour met de toevoeging van de v.o.n. som van de toekomstige kopers. Daarbij komt dat niet één individuele woning in een straat wordt aangepakt, maar tegelijkertijd alle woningen in de gehele straat worden opgeleverd, waardoor er een grotere hoeveelheid geld effectiever besteed kan worden. Deze nieuwe aanpak van woningontwikkeling vraagt echter wel om een flexibele houding van alle betrokken partijen. De rol van de ontwikkelaar verschuift naar een procesmanager die de ontwikkeling sturing geeft. Particulieren dienen meer initiatief te tonen en investeren meer, maar hebben hierdoor wel meer vrijheid in het creëren van een eigen woning. De rol van de gemeente Rotterdam beperkt zich tot het (op)stellen van regels (via het Bouwbesluit) en het behandelen van de vergunningsaanvragen. De gemeente Rotterdam toetst de plannen op basis van standaard plattegronden, omdat de indeling vaak nog niet bekend is. De cascovergunning biedt hiervoor een uitkomst. Door het aannemen van nieuwe rollen en het bedenken van een innovatief woningbouwconcept met vernieuwde financieringsconstructie is het toch mogelijk om ontwikkelingen in de stad te stimuleren. 37 Verantwoording Verantwoording Geraadpleegde literatuur Gemeente Rotterdam (2012a). Concern Rotterdam. Overheidsorganisatie voor Rotterdammers. College van B&W, Rotterdam Gemeente Rotterdam (2012b). Food & the City. Stimuleren van stadslandbouw in en om Rotterdam. Stadsontwikkeling Rotterdam Gemeente Rotterdam (2013). Time box beschrijving. Stadsontwikkeling Rotterdam, Rotterdam Hartzema, H. (2011). De Stadsdoorsnede. Klein en Fijn Rotterdam, stedenbouw per kavel. Gemeente Rotterdam Stadsontwikkeling, Rotterdam Hol, B. (2012). Crowdfunding, gemeenschapsfinanciering in stedelijke gebiedsontwikkeling. MCD Rotterdam Onderzoek en Business Inteligence (OBI) gemeente Rotterdam (2013). Kantoren bericht regio Rotterdam, de kantoren markt per 1 januari 2013. Rotterdam SCP (2013). Werk aan de wijk, een quasi-experimentele evaluatie van het krachtwijkenbeleid. Sociaal en Cultureel Planbureau, Den Haag Voorburg, A. (2013). Sociaal ecologisch urbanisme en waardenstromen. Websites • Gemeente Rotterdam (2013i). http://www.rotterdam.nl/kleinenfijn • Gemeente Rotterdam (2013ii). http://www.rotterdam.nl/transformatiekantoren • Gemeente Rotterdam (2013iii). http://www.rotterdam.nl/ gemeenteenmarktpartijenpakkenkantorenleegstandaan • Gemeente Rotterdam (2013iv). http://www.rotterdam.nl/leegstandsaanpakkantoren • Gemeente Rotterdam (2013v). http://www.rotterdam.nl/hetopzoomerenvoorbij • HotspotHutspot (2013). http://hotspothutspot.tumblr.com/over • Kennismotor (2013). http://www.rotterdam.nl/kennismotor • Platform Duurzame Huisvesting (2012). http://www.platformduurzamehuisvesting.nl/2012/09/19/ gemeente-rotterdam-case-2-8-aanbevelingen-bij-een-esco-contract/ • Platform Duurzame Huisvesting (2013). http://www.platformduurzamehuisvesting.nl/2013/07/16/ rotterdamse-kunsthal-duurzaam-gerenoveerd-met-esco/ • STIPO (2013). http://www.stipo.nl/Nieuwe_Maatschappelijke_Investeerders • Strukton (2013). http://www.strukton.nl/projecten/rotterdamse-zwembaden-esco/#tab-01 Andere bronnen • Kennismotorsessie Ontwikkelruimte (2012), 17 september 2012 en 29 oktober 2012 • Kennismotorsessie Maatschappelijk investeren (2013), 7 februari 2013 • Kennismotorsessie Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad (2012-2013), 4 december 2012 en 29 januari 2013 • Kennismotorsessie Financieringsconstructies (2013), 28 mei 2013 • Time box sessies (2013), 29 mei, 13 juni en 27 juni 2013 • Reflectiesessie Kennismotor (2013). 2 juli 2013 Deelnemers interview sessie • Robin von Weiler, kennismotorthema Ontwikkelruimte, 11-07-2013 • Walter de Vries, Caroline Zeevat, Tuinders van Schiebroek, kennismotorthema Maatschappelijk investeren, 16-07-2013 • Peter Pol, Arjen van Klink, Frank Belderbos, kennismotorthema Particulieren en ondernemers ontwikkelen de stad (wijk BV), 16-07-2013 38 Deze verhalenbundel is onderdeel van de publicatie De Kennismotor. Initiatieven tot faciliteren en leren in de Rotterdamse gebiedsontwikkelingspraktijk. Deze verhalenbundel is tot stand gekomen in het kader van de samenwerking tussen het cluster Stadsontwikkeling Rotterdam van de gemeente Rotterdam en de afdeling Real Estate & Housing, faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit Delft Delft, 21 maart 2014 Auteurs Dr. ir. Erwin Heurkens Ir. Wendy de Hoog Dr. ir. Tom Daamen Met dank aan het coördinatieteam van de Kennismotor bestaande uit Katja Oostendorp, Walter de Vries, Peter Pol en Frank Delhij voor de waardevolle informatie en de mogelijkheid om de Kennismotorsessie bij te wonen. Wij danken tevens de deelnemers van de interviewsessies Robin von Weiler, Caroline Zeevat, Tuinders van Schiebroek, Arjen van Klink en Frank Belderbos voor hun betrokkenheid en waardevolle inbreng. TU Delft Urban Area Development Afdeling Real Estate & Housing Faculteit Bouwkunde Julianalaan 134, 2628 BL Delft T | +31 (0) 15 27 84159 F | +31 (0) 15 27 83171 E | [email protected] Website: www.bk.tudelft.nl 39
© Copyright 2024 ExpyDoc