Definitief Evaluatierapport 27 oktober 2014

Eindevaluatie Sociaal Team
Auteur: Esmée Gerritsen
Datum: 27-10-2014
Samenvatting
In januari 2014 is de gemeente Bunnik gestart met een pilot met een Sociaal Team. Het Sociaal Team
is een integraal werkend team dat gericht is op burgers met uiteenlopende, complexe vragen en problemen. Deze vragen kunnen betrekking hebben op heel verschillende levensdomeinen. De vorm en
functie van een sociaal (wijk) team kan variëren. De gemeente Bunnik heeft ervoor gekozen de pilot
op te starten met een team dat zich zal richten op de toeleiding naar ondersteuning, begeleiding en
hulp. Het team richt zich met haar taken op burgers en/of gezinnen met multiproblematiek, waarbij
diegene zelf niet (meer) in staat is om de regie te voeren. De aanleiding tot dit onderzoek was de
vraag van de gemeente Bunnik om een eindevaluatie uit te voeren van de pilot met het Sociaal Team.
Bij de start van de evaluatie is een centrale onderzoeksvraag vastgesteld. Deze onderzoeksvraag luidt
als volgt :
‘Is de doelstelling uit het startdocument, op basis van de opgedane ervaringen in de pilot, haalbaar?
Op welke punten zijn, met het oog op een meer structurele inbedding, wellicht nog wijzigingen of aanvullingen nodig in de samenstelling, taken, werkwijze, instrumentarium of benodigde deskundigheid
van het Sociaal Team?’
In aanvulling daarop wordt er ook ingegaan op de volgende inhoudelijke vragen:
1. Is ingezet op preventie en maximaliseren eigen kracht en informele netwerken?
2. Zijn er aanwijzingen dat het Sociaal Team bijdraagt aan het minimaliseren van zwaardere ondersteuning/begeleiding?
3. Hoe is de samenwerking met en de rol van de ketenpartners?
4. Wat is de benodigde instelling, kennis en vaardigheden die de ‘generalist’ in het Sociaal team
moet hebben?
5. Wat zijn belangrijke punten voor het functieprofiel van ‘de coördinator’ van het Sociaal Team?
Deze onderzoeksvragen zijn beantwoord aan de hand van literatuuronderzoek, dossieronderzoek en
interviews met leden en betrokkenen van het Sociaal Team.
De onderzoeksresultaten
Op 1 oktober 2014, aan het einde van de pilot, bestaat het Sociaal Team uit zes leden, afkomstig uit
zes verschillende disciplines: een jeugdverpleegkundige, een algemeen maatschappelijk werker, een
WMO-consulent, een cliëntondersteuner vanuit MEE, een coördinator van Handje Helpen en een
maatschappelijk intermediair van Krachtig Krommerijn.
De samenstelling van het team
De teamleden gaven in de interviews aan tevreden te zijn met de samenstelling van het team. Bij het
behandelen van de casuïstiek tijdens de pilot werd geen kennis of ervaring gemist binnen het team.
Tijdens de pilot heeft het team helaas geen ervaring op kunnen doen met de volledige omvang van de
doelgroepen.
2
Bij aanvang van de pilot is er om pragmatische redenen bewust voor gekozen geen expertise met betrekking tot inkomen en schuldhulpverlening in het ST op te nemen. Volstaan werd met korte lijnen
naar de Regionale Sociale Dienst als tweedelijns voorziening.
Er zijn geen casussen vanuit jeugdzorg en functie begeleiding uit de AWBZ behandeld door het team.
Het team is tijdens de pilot namelijk onvoldoende uitgerust geweest om complexe jeugdzaken op te
kunnen pakken.
Het team is pas op 1 september 2014 aangevuld met een jeugdhulpverlener, daarnaast wordt er in de
toekomst een toegangsmedewerker van bureau jeugdzorg aan het team toegevoegd. De verwachting
is dat met deze aanvullingen het team klaar is voor de nieuwe doelgroep Jeugd, de tijd en praktijk zullen dit moeten uitwijzen. Ervaringen met deze casuïstiek zullen in de periode September tot December
opgedaan moeten worden. Mede daarom is het van belang om bij de start van het Sociaal Team op 1
januari 2015 de samenstelling flexibel te houden. Op deze manier kunnen er ervaringen met de nieuwe doelgroepen opgedaan worden en kan, indien nodig, de samenstelling van het team nog aangevuld of aangepast worden.
Uit de gesprekken met de teamleden, pilottrekker en betrokkenen bleek dat het vooral belangrijk gevonden werd dat het team verschillende expertises in zijn totaliteit in huis moet hebben, maar dat een
expertise niet de basis van een teamlid vormt. Naast expertise worden competenties en vaardigheden
erg belangrijk gevonden. Vooral kenmerken als; bij een hulpvraag breed kunnen kijken buiten je eigen
specialisme en een brede vraagverheldering kunnen toepassen, werden belangrijk gevonden. Expertise of inhoud is niet altijd het belangrijkst, zolang er maar kennis is over waar welke hulp of expertise
gevonden kan worden.
De Ketenpartners
Voor het Sociaal Team van de gemeente Bunnik is het belangrijk om het contact met de ketenpartners
goed te houden. Het is zo goed als onmogelijk om alle kennis, ervaring en disciplines die denkbaar
zijn aan het Sociaal Team toe te voegen. Het is raadzamer om een compact team te hebben die weten waar ze moeten zijn voor externe hulp(verlening) of expertise, dan dat er een heel groot team is.
Korte lijntjes met de ketenpartners zijn daarom van belang, zodat er snel contact gezocht kan worden
met de partners indien specialistische kennis of zwaardere hulp bij een casus noodzakelijk blijkt.
De kwartiermaker
De kwartiermaker van het team zal in de contacten met de ketenpartners waarschijnlijk een grote rol
spelen. Uit de gesprekken bleek dat het gewenst is een kwartiermaker te hebben die een sturende,
coördinerende en verbindende rol heeft en die een schakel vormt tussen verschillende organisaties en
organisatie niveaus. Daarnaast zou de kwartiermaker volgens de geïnterviewden ook de methodieken
van gekantelde gespreksvoering en vraaggericht werken moeten beheersen, omdat deze werkwijze
de kern van het team vormt.
3
Onderlinge samenwerking en tijdsbesteding van het team.
De samenwerking en communicatie in het huidige team is goed ingebed. Het is goed geweest dat er
tijdens de pilot ervaringen zijn op gedaan met het samenwerken tussen verschillende disciplines in
één team. De sfeer in het huidige team is goed en open, de teamleden geven elkaar veel ruimte, maar
durven ook kritisch naar elkaar te zijn.
Tijdens de pilot heeft het team veel tijd gestoken in haar algemene ontwikkeling. Opvallend is dat, ondanks dat de algemene tijdsbesteding de gehele pilot hoog was, er in het tweede kwartaal een stijging
te zien was in de tijdsbesteding aan casuïstiek. Het team heeft tijdens de gehele pilot drieënveertig
casussen met multiproblematiek behandeld die via verschillende kanalen bij het team binnen kwamen.
Helaas zijn er door het team niet veel ondersteuningsplannen uitgewerkt en afgerond. Hier is ook niet
veel zicht op en dit is dus een punt waar de kwartiermaker in de toekomst aandacht aan zou moeten
blijven besteden.
Eigen kracht en informele netwerken
Bij de casussen die behandeld worden door het team wordt er actief gekeken naar wat de burger zelf
(nog) kan, wat er aan informeel netwerk is, wat hiervan ingezet zou kunnen worden en waar er gebruik gemaakt kan worden van vrijwilligers. Dit is niet bij elke casus mogelijk, maar het wordt volgens
de teamleden en pilottrekker zeker bij alle casussen geprobeerd. De teamleden worden zich steeds
meer bewust van het belang van informele netwerken en zorg. De toevoeging van de teamleden vanuit informele hulp hebben hier zeker een belangrijke rol in gespeeld.
Onafhankelijkheid
Onafhankelijk ten opzichtte van een moederorganisatie is belangrijk voor de teamleden, om dubbele
loyaliteiten te voorkomen, vooral wanneer het team ook zelf indicatiestellingen doet. In de tussenevaluatie kwam het zogenoemde het ‘pettenprobleem’ al naar voren. Tijdens deze eindevaluatie komt ook
dit punt weer naar voren. De teamleden geven aan dat ze, nu ze langer werkzaam zijn in de pilot, er
wel een weg in hebben gevonden, maar dat dit nog steeds erg lastig is. Mede daarom is het belangrijk
voor de teamleden om duidelijke taakomschrijvingen en werkkaders te hebben. Hierin zou moeten
staan wat het team wel en wat het team niet doet. Dit zorgt voor duidelijke kaders voor de teamleden
zelf, maar ook voor de betrokkenen zoals in de toekomst het Centrum voor Elkaar.
Aanbevelingen
Aan de hand van de conclusies kunnen de volgende aanbevelingen getrokken worden :

Het is aan te bevelen om de pilot periode te verlengen tot december 2014 zodat het team ervaringen kan opdoen met casuïstiek op het gebied van Jeugd.

Enerzijds is het belangrijk de samenstelling van het team flexibel te houden, vooral in de beginfase. Zodat er ervaringen opgedaan kunnen worden met de nieuwe doelgroepen en indien
nodig het team nog aangepast of aangevuld kan worden.
4

Anderzijds zou de gemeente er, bij de samenstelling van het team, rekening mee moeten
houden dat, naarmate er meer wijzigingen in de samenstelling van het team plaatsvinden, de
kans groter is dat de tijdsbesteding in algemene ontwikkeling in de eerst helft van 2015 groot
blijft.

Het verder ontwikkelen van de gespreksvoeringstechnieken en stimuleren van eigen kracht
van burgers is belangrijk. Dit vormt immers de kern van het Sociaal Team.

De kwartiermaker zou aandacht moeten blijven besteden aan het daadwerkelijke gebruik van
de ondersteuningsplannen. Of anders, wanneer dit wenselijk wordt gevonden, het format van
het ondersteuningsplan zodanig wijzigen dat het meer uitnodigt tot gebruik.

Contacten met ketenpartners zijn voor een team als dat van de gemeente Bunnik erg belangrijk. De kwartiermaker vormt hier een belangrijke rol in.

Het is belangrijk voor de teamleden om duidelijke taakomschrijvingen en werkkaders te hebben. Dit zorgt voor duidelijke kaders voor de teamleden zelf, maar ook voor de betrokkenen
zoals in de toekomst het Centrum voor Elkaar.

In de toekomst moet er rekening gehouden worden met de vraag of, wanneer er eenmaal
kwartier gemaakt is, er nog twee coördinatoren nodig zijn, één voor het Sociaal Team en één
voor het Centrum voor Elkaar. Of dat het voldoende is om één coördinator in te zetten. Hier
zou op een later moment, met de ervaringen van de kwartiermakers in ogenschouw genomen,
naar gekeken moeten worden.

Bij de verdere ontwikkeling van het Sociaal Team, in nauwe samenspraak met de Regionale
Sociale Dienst, bezien hoe ook expertise op het gebied van inkomensondersteuning en arbeidsparticipatie ingebed kan worden in het Sociaal Team.
5
Inhoudsopgave
Samenvatting ......................................................................................................................................2
Inleiding ..............................................................................................................................................7
1. Sociaal Team Bunnik in perspectief .................................................................................................8
2. Onderzoeksmethode ..................................................................................................................... 11
3. Resultaten..................................................................................................................................... 12
3.1 Het Sociaal Team Gemeente Bunnik en haar teamleden ......................................................... 12
3.2 Het functieprofiel van ‘de coördinator’ van het Sociaal Team .................................................... 16
3.3 Kritische geluiden op het Sociaal Team .................................................................................. 17
4. Conclusie en aanbevelingen ......................................................................................................... 18
4.1 Aanbevelingen ......................................................................................................................... 20
Literatuurlijst ..................................................................................................................................... 21
Bijlagen............................................................................................................................................. 22
Bijlage 1 : Samenvatting van de uitkomsten tussenevaluatie Sociaal Team.................................... 23
Bijlage 2 : Grafieken en tabellen met betrekking tot het Sociaal Team ............................................ 25
6
Inleiding
In januari 2014 is de gemeente Bunnik gestart met een pilot met een Sociaal Team. Het doel van deze
pilot was ‘Het opdoen van ervaringen, waardoor de samenstelling, vorm, omvang, taken, werkwijze,
verantwoordelijkheden, benodigde competenties en kosten van het uiteindelijke Sociaal Team Bunnik
kan worden vastgesteld´.
Een sociaal team is een integraal werkend team dat gericht is op burgers met vragen en problemen.
Deze vragen kunnen betrekking hebben op heel uiteenlopende levensdomeinen. De vorm en functie
van een sociaal (wijk) team kan variëren. De gemeente Bunnik heeft ervoor gekozen de pilot op te
starten met een team dat zich zal richten op de toeleiding naar ondersteuning, begeleiding en hulp. .
Het team richt zich met haar taken op burgers en/of gezinnen met multiproblematiek, waarbij diegene
zelf niet (meer) in staat is om de regie te voeren. Het doel van het Sociaal Team Bunnik, zoals vastgesteld in het startdocument, is : ‘Inwoners op weg helpen naar effectieve en doelmatige ondersteuning, begeleiding en/of hulp bij het vinden van oplossingen bij (meerdere) problemen op het gebied
van participatie in hun dagelijkse leven.’
Dit evaluatie onderzoek richt zich op de vraag in hoeverre de bovenstaande doelstelling haalbaar is
aan de hand van de in de pilot opgedane ervaringen. Daarnaast is er gekeken naar op welke vlakken,
met het oog op een meer structurele inbedding, wellicht nog wijzigingen of aanvullingen nodig zijn in
de samenstelling, taken, werkwijze, instrumentarium of benodigde deskundigheid. Tevens wordt er in
dit evaluatie onderzoek regelmatig teruggeblikt en gerefereerd naar de tussenevaluatie die in de periode februari tot juni 2014 is gedaan. In bijlage 1 zijn de uitkomsten van deze tussenevaluatie kort
weergegeven.
Ten slotte biedt de evaluatie op onderdelen, zoals de samenstelling, een doorkijk naar het Sociaal
Team zoals het de bedoeling is dat het per 1 oktober 2014 functioneert.
Leeswijzer
Het eerste hoofdstuk bevat een korte theoretisch inleiding op sociale teams. Het tweede hoofdstuk
gaat in op de gebruikte onderzoeksmethoden voor deze evaluatie. Het derde hoofdstuk gaat in op de
onderzoeksresultaten. Het vierde en laatste hoofdstuk bevat de conclusies en aanbevelingen
7
1. Sociaal Team Bunnik in perspectief
Sociale (wijk)teams zijn de laatste jaren een opkomend fenomeen. Veel gemeenten werken met een
sociaal (wijk) team. Een sociaal (wijk) team is een integraal en interdisciplinair werkend team (Arum.
S. V. Lub, 2014)1. Een sociaal team bestaat uit professionals uit verschillende disciplines die samenwerken om burgers met problemen op heel uiteenlopende domeinen te helpen.
De samenstelling van een sociaal team verschilt per gemeente. Echter zijn de aanleidingen tot het
vormen van een sociaal team wel hetzelfde namelijk; de naderende bezuinigingen, de aankomende
transities op het sociaal domein en de behoefte aan een beter op elkaar afgestemde dienstverlening
aan burgers (Arum. S. V. Lub, 2014)2.
De taken van het Sociaal Team van de gemeente Bunnik richten zich op de toeleiding tot ondersteuning, begeleiding en hulp voor burgers die dit nodig hebben, de kerntaken van de gemeente. Het team
voert dus niet zelf de daadwerkelijke hulp of ondersteuning uit. Het team richt zich met haar taken op
burgers en/of gezinnen met multiproblematiek, waarbij diegene zelf niet (meer) in staat is om de regie
te voeren. De taken van het team zijn als volgt 3:

Toeleiding:
-
Vraagverhelderen (inzicht krijgen in de vraag en de eventuele achterliggende vragen),
-
Onderzoek oplossingen (versterken eigen kracht, inzetten sociale netwerk, inzetten
informele netwerk, inzetten formele ondersteuning, begeleiding en/of hulp, inzetten
andere oplossingen),
-
Integraal plan (een plan met alle oplossingen, incl. eventuele toekenningen/(indicatie)besluiten

Doorverwijzing vraag (indien een oplossing op een ander terrein nodig is, bijv. verpleging, behandeling binnen de Zvw,

Coördinatie (indien de burger, of zijn vertegenwoordiger, zelf geen regie kan voeren),

Monitoring (het volgen of de oplossingen tot blijvende resultaten leiden),

Evaluatie (het afsluiten van het contact met vragen naar klantervaring).
Het formaat van de wijkteams verschilt, net als de samenstelling, per gemeente. Het Sociaal Team
van de gemeente Bunnik bestaat aan het einde van de pilot uit zes leden elk afkomstig uit verschillende disciplines:

Jeugdverpleegkundige

WMO-consulent

Algemeen Maatschappelijk werker

Cliëntondersteuner vanuit MEE

Coördinator Handje Helpen
1
Arum. S. V. Lub, (2014). Wat gemeenten van sociale wijkteams verwachten. Beleidsonderzoek Online.
Arum. S. V. Lub, (2014). Wat gemeenten van sociale wijkteams verwachten. Beleidsonderzoek Online.
3
Startdocument Sociaal Team
2
8

Maatschappelijk intermediair Krachtig Krommerijn
Er is voor deze samenstelling gekozen, omdat het allemaal generalisten zijn met een stukje specialistische kennis. Het team is op deze wijze ingericht, omdat het breed inzetbaar is en ondersteuning
biedt binnen de leeftijdsgroep van 0-100 jaar. De gemeente Bunnik heeft ervoor gekozen om één integraal werkend Sociaal Team te maken en geen onderscheid te maken tussen een jeugdteam en het
Sociaal Team. Waar bij andere gemeenten gesproken wordt over verschillende wijkteams, gekoppeld
aan buurten of wijken, heeft de gemeente Bunnik één Sociaal Team het is immers een kleine gemeente.
Een transformatie in werkwijze is van groot belang bij het opzetten van sociale teams. Zoals de Boer
en van der Lans schrijven in Buurtkracht in de wijk (2013) is het een risico dat institutionele schotten
4
niet voldoende weggenomen worden . “Wijkteams die binnen de oude institutionele en professionele
lijntjes blijven, zijn niet meer dan oude wijn in nieuwe zakken5”. Een wijkteam bestaat veelal uit gedetacheerde professionals. Het risico hiervan is dat de professionals op oude wijze blijven doorwerken
binnen het team. Dit kan leiden tot het doorzetten van verkokering en kan zorgen voor dubbele loyaliteiten. Er is in dat geval sprake van; in een nieuwe setting op oude wijze werken en niet van ontkokering. Daarnaast kan de transformatie naar werken in teams ertoe leiden dat gemeenten sturing en
structuur willen toepassen6. Dit kan vervolgens leiden tot nieuwe bureaucratie.
Vrijheid binnen een sociaal team is belangrijk. Vrijheid ten opzichte van regels en sturing, maar ook
moeten de professionals hun werk kunnen doen zonder daarbij rekening te moeten houden met belangen van organisaties. Het is daarom van belang dat organisaties meegaan in de veranderende
manier van werken.
Vergelijking met andere gemeenten
Na een vergelijking van de uitkomsten van diverse evaluaties van verschillende teams verspreid door
Nederland (Dongen, Zaanstad, Rotterdam, Nijmegen en Groningen) valt er te concluderen dat er
overeenkomsten zijn in aandachtspunten voor de teams tussen de verschillende gemeenten. Hier
wordt de focus gelegd op aandachtspunten die uit deze evaluaties komen.
Uit de verschillende evaluaties blijkt dat voor veel leden van de sociale teams het onderscheid tussen
het werken voor een moederorganisatie en het Sociaal Team lastig is. De teamleden vinden het moeilijk om onderscheid te maken tussen wanneer ze voor het team werken en wanneer voor de moederorganisatie. Hierbij speelt ook de vraag ‘waar geef ik prioriteit aan’. De scheidslijn tussen deze twee is
lastig voor de teamleden doordat het werk van de organisaties door elkaar heen ‘loopt’. Het risico
hierbij is dat de professionals door blijven werken volgens oude structuren en werkwijzen.
4
Boer. N. van der Lans. J (2013). Buurtkracht in de wijk. Platform 31
Boer. N. van der Lans. J (2013). Buurtkracht in de wijk. Platform 31
6
VNG Sociale wijkteams in ontwikkeling
5
9
Dit kan ervoor zorgen dat het team een extra systeem wordt boven op de bestaande en kan leiden tot
dubbele loyaliteiten en verkokering. Daarnaast wordt er aangegeven dat een duidelijke taakomschrijving met beschreven werkwijzen van het team belangrijk is. Hierin zou moeten staan wat het team wel
en wat het team niet doet. Dit zorgt voor duidelijke kaders voor de teams zelf, maar ook voor de betrokkenen. Zoals eerder beschreven is het wel belangrijk dat de teamleden een bepaalde mate van
vrijheid hebben ten opzichte van regels, sturing, vaststaande kader, maar ook ten opzichte van belangen van organisaties.
Tot slot blijkt dat het contact met ketenpartners erg belangrijk is. Dit contact is van belang wanneer er
extra expertise of specifieke zorg ingezet moet worden wat het Sociaal Team niet in huis heeft. Veel
gemeenten kiezen er voor om het Sociaal Team de zorg en hulpverlening, ondersteuning en begeleiding daadwerkelijk te laten uitvoeren. Dit in tegenstelling tot de situatie van de gemeente Bunnik, die
ervoor gekozen heeft om het Sociaal Team verantwoordelijk te laten zijn voor de toeleiding naar ondersteuning, begeleiding en zorg en hulpverlening. Mede doordat de gemeente Bunnik niet zelf de
hulpverlening of ondersteuning uitvoert is het des te meer van belang dat er korte lijntjes zijn naar en
met de ketenpartners die de zorg uitvoeren.
10
2. Onderzoeksmethode
Dit hoofdstuk beschrijft en verantwoordt de onderzoeksopzet die gekozen is voor dit onderzoek.
Bij de start van de evaluatie is een centrale onderzoeksvraag vastgesteld. Deze onderzoeksvraag luidt
als volgt :
‘Is de doelstelling uit het startdocument, op basis van de opgedane ervaringen in de pilot, haalbaar?
Op welke punten zijn, met het oog op een meer structurele inbedding, wellicht nog wijzigingen of aanvullingen nodig in de samenstelling, taken, werkwijze, instrumentarium of benodigde deskundigheid
van het Sociaal Team?’
In aanvulling daarop wordt er ook ingegaan op de volgende inhoudelijke vragen:
1. Is ingezet op preventie en maximaliseren eigen kracht en informele netwerken?
2. Zijn er aanwijzingen dat het Sociaal Team bijdraagt aan het minimaliseren van zwaardere ondersteuning/begeleiding?
3. Hoe is de samenwerking met en de rol van de ketenpartners?
4. Wat is de benodigde instelling, kennis en vaardigheden die de ‘generalist’ in het Sociaal team
moet hebben?
5. Wat zijn belangrijke punten voor het functieprofiel van ‘de coördinator’ van het Sociaal Team?
Deze onderzoeksvragen zijn beantwoord aan de hand van literatuuronderzoek, dossieronderzoek en
interviews met leden en betrokkenen van het Sociaal Team. Het literatuuronderzoek bestond uit een
verkenning van de verschillende evaluaties van sociale teams van andere gemeenten in Nederland.
Het dossieronderzoek bestond uit een analyse van de beschikbare kwantitatieve gegevens zoals uit
het urenregistratie systeem en het aantal (afgeronde) casussen en ondersteuningsplannen. Daarnaast
zijn er semigestructureerde interviews gehouden met de leden en betrokkenen van het Sociaal Team.
Een semigestructureerd interview heeft als voordeel dat het de mogelijkheid biedt om naast de vooraf
opgestelde vragenlijst ook ad hoc vragen te stellen en in te spelen op informatie dat gedurende het
gesprek naar boven komt.
11
3. Resultaten
In dit hoofdstuk worden de onderzoeksresultaten beschreven.
3.1 Het Sociaal Team van de gemeente Bunnik en haar teamleden
Het Sociaal Team van gemeente Bunnik bestond ten tijde van de pilot uit een WMO-consulent, cliëntondersteuner vanuit MEE, een algemeen maatschappelijk werker, een jeugdverpleegkundige, coördinator vrijwilligerswerk van Handje Helpen en een maatschappelijk intermediair van Krachtig Krommerijn. Hierbij moet worden opgemerkt dat de samenstelling van het team bij het einde van de pilot, niet
per definitie ook de samenstelling is die per 1 januari ingesteld wordt.
Over de rol van vertegenwoordiging van vrijwilligers in het team zijn de meningen bijvoorbeeld verdeeld. Waar de een zegt dat de vrijwilliger/informele hulp een rol speelt
als ‘bloemblaadje’ c.q. schilpartner (zie figuur 1), vindt de ander dat het
heel belangrijk is dat er iemand met veel verstand van vrijwilligerswerk
in het team komt. Dit omdat diegene denkt dat, wanneer je wilt dat de
inzet van vrijwilligers meer gebeurt, je deze deskundigheid in het team
moet hebben. Ditzelfde geldt voor de rol van de WMO-consulent. Hierbij
is er sprake van de vraag; ‘Hoort het WMO-loket/consulent thuis in het
Centrum voor Elkaar of in het Sociaal Team?’.
Figuur 1 : Het bloemblaadje
Voor de behandeling van de inhoudelijke casussen die tijdens de pilot binnen zijn gekomen is het
team tot nu toe altijd deskundig genoeg geweest. Daarbij moet worden opgemerkt dat er per 1 januari
2015 meer en andere doelgroepen op de gemeente afkomen dan tot nog toe behandeld zijn. Zoals
onder andere Jeugd (waaronder GGZ) en daarnaast de functie begeleiding van de AWBZ. Dit brengt
andere doelgroepen met zich mee en er zijn tot op heden geen casussen vanuit deze doelgroepen
behandeld. Dit simpelweg vanwege het feit dat de wettelijke verantwoordelijkheid voor deze doelgroepen nog niet bij de gemeente ligt. Deskundigheid op dit gebied kan dus niet geëvalueerd worden.
De jeugdhulpverlener is per 1 september toegetreden tot het Sociaal Team, daarnaast wordt er ook
nog een toegangsmedewerker van bureau jeugdzorg aan het team toegevoegd. Op deze wijze moet
het team de doelgroep Jeugd gaan invullen. Met deze aanvullingen wordt verwacht een eind te komen, maar de tijd en praktijk moeten dit uitwijzen.
Naast de aanvulling op het gebied van jeugd wordt er in de toekomst ook een wijkverpleegkundige
aan het team toegevoegd. De verantwoordelijkheid over de functie persoonlijke verzorging uit de
AWBZ is niet naar de gemeente gedecentraliseerd, maar de zorgverzekeraars worden hier per 1 januari 2015 verantwoordelijk voor. De gemeente Bunnik kiest ervoor om de wijkverpleegkundige in de
toekomst aan het team toe te voegen zodat de verbinding hiermee goed gemaakt kan worden. Met de
aanvulling van een wijkverpleegkundige is ook de verbinding met de huisartsen gemaakt.
12
Benodigde vaardigheden als teamlid
Uit gesprekken met huidige teamleden, pilottrekker en betrokkenen blijkt dat zij het belang van de instelling en vaardigheden van een teamlid verkiezen boven specialistische kennis. Uiteraard moet een
teamlid volgens hen een bepaalde specialistische kennis hebben, maar daarnaast moet diegene
breed kunnen kijken buiten zijn of haar eigen specialisme. Inhoud is niet altijd het belangrijkst, zolang
er maar kennis is over waar de benodigde expertise gevonden kan worden. Niet kennis, maar juist
een brede vraagverheldering, zodat je uiteindelijk bij de juiste hulpverlener terecht komt, wordt heel
belangrijk gevonden.
Het team moet de verschillende expertises in zijn totaliteit in huis hebben, maar een expertise is niet
de basis van een het teamlid. Als een teamlid methodieken en competenties als ‘vraagverhelderend
werken’, ‘de kanteling’, samenwerken, flexibiliteit, zelfsturend vermogen en sociaal communicatief
vaardig, niet beheerst ben je als hulpverlener niet geschikt voor een Sociaal Team.
Samenwerking, werkwijze en communicatie tussen de huidige teamleden
De samenwerking en communicatie binnen het huidige team is goed ingebed. Binnen het team wordt
er in de overleggen niet alleen aandacht besteed aan casuïstiek, maar kunnen de teamleden ook met
elkaar van gedachten wisselen over zorgen, lasten of onzekerheden bij een casus. Hierbij durven de
teamleden ook kritisch tegenover elkaar te zijn. Het wordt door de teamleden als prettig ervaren op
deze manier een ‘uitlaadklep’ te hebben. Er is een open sfeer in het huidige team, ze geven elkaar de
ruimte maar durven ook kritisch naar elkaar te zijn.
De communicatie tussen de teamleden verloopt ten tijde van deze eindevaluatie beter dan tijdens de
tussenevaluatie. De teamleden weten elkaar onderling inmiddels goed te vinden, zoeken elkaar ook
op en werken samen aan casussen. Zo gaan zij regelmatig met elkaar op gesprek met de burger. De
gezamenlijke teambesprekingen worden nauwelijks nog gebruikt voor casuïstiek bespreking. In de
team overleggen wordt nu gewerkt aan het bouwen van een samenwerking, het leren van elkaar over
hoe dingen zijn gelopen en het ventileren van zaken waar je tegenaan loopt. De teamleden bespreken
onderling de casussen buiten de overleggen. Het is ook niet altijd nodig dat alle teamleden alles over
één of elkaars casus weten. Ook hierbij moet worden opgemerkt dat de huidige samenstelling niet per
definitie de samenstelling is die per 1 januari ingesteld wordt. Ondanks dat de samenstelling van het
team per 1 januari nog onbekend is, is het belangrijk dat er ervaringen opgedaan zijn met samenwerking en communicatie binnen het team. Wanneer deze sfeer doorgezet kan worden in het definitieve
team dan is er al veel gewonnen.
Tijdsbesteding & casuïstiek
Het blijkt dat er tijdens de pilot veel tijd is gestoken in de algemene ontwikkeling van het team. Zoals in
figuur 2 te zien is wordt er structureel meer tijd besteed aan algemene ontwikkeling van het Sociaal
Team dan aan casuïstiek. Opvallend is dat er in tweede kwartaal een stijging te zien is in de tijdsbesteding van casuïstiek. Een risico blijft dat, naarmate er meer wijzigingen in de samenstelling van het
team plaatsvinden, de kans ook groter is dat deze tijdsbesteding aan algemene ontwikkeling in de
eerst helft van 2015 ook groot blijft.
13
Tijdsbesteding casusinhoudelijk versus algemeen
45
40
35
Ontwikkeling Algemeen (zonder reis)
Ontwikkeling Casusinhoudelijk
Aantal
30
25
20
15
10
5
36
35
34
33
32
31
30
29
28
27
26
25
24
23
22
21
20
19
18
17
16
15
14
13
12
11
9
10
8
7
6
5
4
3
0
Weeknummer
Figuur 2 : Tijdsbesteding Sociaal Team
De stijging van tijdsbesteding aan casuïstiek is ook te zien in het aantal casussen dat in het tweede
kwartaal is behandeld door het Sociaal Team. In het eerste kwartaal had het team nog maar veertien
casussen behandeld. Aan het einde van de pilot zijn hier nog eens negenentwintig casussen bij gekomen, een verdubbeling ten opzichte van het eerste kwartaal. Totaal heeft het team tijdens de gehele pilot drieënveertig casussen behandeld. In de kaders op de komende pagina’s kunt u een aantal
voorbeelden lezen van door het team behandelde casussen.
Tijdens de pilot is er niet met de volle omvang van de nieuwe doelgroep per 1 januari 2015 gewerkt.
Zoals eerder gezegd is er geen casuïstiek behandeld vanuit doelgroep jeugd en functie begeleiding
AWBZ. De leden van het team brachten casussen in tijdens de pilot, hierbij ging het om burgers met
een zogenoemde multiproblematiek. Het merendeel van de casussen werd binnengebracht via of door
MEE. Daarnaast zijn er ook een aantal casussen bij het team binnengebracht door bijvoorbeeld de
politie, het WMO-loket of rechtstreeks naar het team.
Casus A
Deze casus is via de wijkagent bij het Sociaal Team binnengekomen, niet via een meldingsformulier, maar gewoon mondeling. Het gaat om een mevrouw waarvan de vader
vanwege een misdaad zijn huis kwijt geraakt is en waardoor mevrouw niet (meer) bij hem
kon blijven wonen. Mevrouw heeft een minderjarige dochter die in deze gemeente op
school zit. De concrete vraag van deze mevrouw was dan ook ‘is er een mogelijkheid
voor een woning’.
En de andere vraag die ook naar boven kwam is hoe haar vader, die op dat moment in
de huis van bewaring zat, maatschappelijk werk kon ontvangen. De WMO-consulent
heeft toen contact opgenomen met deze mevrouw. Zij heeft het proces rondom wonen en
urgentie uitgelegd. Daarnaast heeft de WMO-consulent navraag gedaan over of maatschappelijk werk ingezet kon worden via het huis van bewaring of dat dit via de gemeente
verloopt. Dit bleek via maatschappelijk werk zelf te gaan, waarna de WMO-consulent een
telefoonnummer heeft doorgegeven aan mevrouw. Kortom: deze casus kwam via de
politie binnen, leek complex, maar kon met een redelijk eenvoudige uitleg/oplossing afgehandeld worden.
14
Inzet eigen kracht & informele netwerken in de werkwijze Sociaal Team
Ten aanzien van de tussenevaluatie zijn hier zeker stappen in gemaakt. Het toevoegen van de teamleden vanuit informele hulp heeft hier een belangrijke rol in gespeeld. Bij een casus wordt er actief
gekeken wat de burger zelf nog kan, wat er is aan informeel netwerk, wat hiervan ingezet zou kunnen
worden en waar er gebruik gemaakt kan worden van vrijwilligers.
Dit kan niet bij elke casus
gedaan worden, maar het
wordt volgens de teamleden
Casus B
Deze casus is via de wijkverpleegkundige bij het Sociaal Team binnengekomen is. De
wijkverpleegkundige kwam met de melding dat er zorg ingezet moest worden bij dit
gezin.
en pilottrekker zeker bij alle
De vader van dit gezin heeft recent de diagnose terminaal ziek gekregen. Op het mo-
casussen
De
ment dat vader die diagnose ontving was moeder zeven maanden zwanger en moest
teamleden wordt zich steeds
bevallen via een keizersnede. Daarnaast zijn er nog twee jonge kinderen in het gezin.
geprobeerd.
meer bewust van het belang
De (hulp) vraag van dit gezin was met name gericht op hulp met betrekking tot de kinderen.
van informele netwerken en
Vanuit het Sociaal Team heeft de maatschappelijke werker contact op genomen met dit
hulp.
gezin en geïnventariseerd. Er zijn toen een aantal zaken op poten gezet voor dit gezin.
Waaronder, buitenschoolse opvang voor de kinderen op het moment dat moeder naar
het ziekenhuis moest, tijdelijke indicatie voor huishoudelijk werk en thuisbegeleiding,
alles kortdurend. Daarnaast wordt dit gezin door een buurvrouw geholpen met onder
andere boodschappen. Tevens is vanaf september een vrijwilliger van Handje Helpen
ingezet om er op de woensdagmiddag te zijn voor de kinderen. Nu, op dit moment, ligt
er een aanvraag voor verlenging van de huishoudelijke hulp. Deze zal via de reguliere
kanalen, via de WMO, afgehandeld worden.
Op dit moment is het moeilijk te concluderen of het Sociaal Team zwaardere ondersteuning/begeleiding heeft voorkomen of geminimaliseerd. Het is immers moeilijk te constateren hoe een
casus verlopen zou zijn indien het Sociaal Team niet ingezet was. Daarnaast moet worden opgemerkt
dat de écht zware casuïstiek pas per 1 januari door het team zal worden gedaan wanneer de nieuwe
Jeugdwet en WMO 2015 van start gaan. Wel valt te concluderen dat er bij de casussen, waar mogelijk, gebruik is gemaakt van vrijwillige en informele hulp.
Casus C
Deze casus is via MEE bij het Sociaal Team terecht gekomen. Deze casus gaat om een
jongen met een lichamelijke beperking met een hulpvraag op het gebied van financiën.
Vanuit het Sociaal Team is de consulent van MEE naar deze jongen toegegaan en de
heeft daar de sociale netwerk strategie toegepast.
Waarbij in samenspraak met de burger en familie en vrienden een plan is opgesteld,
waarin vrienden en familie hulp hebben aangeboden. Daarnaast is er een vrijwilliger gezocht die wat administratieve taken met deze persoon wilde doen. Die vrijwilliger is gevonden, met behulp van Krachtig Krommerijn. Als gevolg van gesprekken, is er ook nog
een vraag met betrekking tot huishoudelijk werk naar boven gekomen. Hier is nog geen
officiële aanvraag voor gedaan. Wel is al berekend wat de eigen bijdrage voor deze persoon zou zijn, en of hij dit kan betalen.
15
Samenwerking en rol van de ketenpartners
Uit gesprekken met de teamleden en de pilottrekker blijkt dat de samenwerking met de ketenpartners
goed gaat. Er zijn korte lijntjes en ze weten elkaar te vinden. Er is veel bereidheid met elkaar mee te
denken. In samenwerking met Kwintes en Abrona zijn er cliënten gesprekken gevoerd met teamleden
en begeleiders van de organisaties. Bij de opstart hiervan is veel initiatief vanuit Kwintes en Abrona
gekomen. Hetzelfde geldt voor jeugdhulp op maat. Hiermee is er met vier jeugdzorgaanbieders om
tafel gezeten om casuïstiek te oefenen. Ook vanuit MEE is er een paar keer een (hulp) vraag geweest
die zij doorgezet hebben naar het Sociaal Team. Toch kan dit nog sterker zoals een teamlid zegt, ‘De
ketenpartners moeten goed in de gaten krijgen dat wij er zijn en dat we er niet voor niets zijn. Dit kan
nog wel steviger neergezet worden’. Hierin speelt de coördinator een belangrijke rol. Die van ‘spin in
het web’ en ‘verbinder’.
3.2 Het functieprofiel van ‘de coördinator’ van het Sociaal Team
Voor de coördinator/kwartiermaker van het Sociaal Team is er een belangrijke verbindende rol weggelegd. Er moet verbinding gecreëerd worden tussen bijvoorbeeld het Centrum voor Elkaar, de afdeling
Sociaal Domein en het Sociaal Team en daarnaast is ook de verbinding tussen het Sociaal Team en
haar ketenpartners erg belangrijk. Uit gesprekken met de huidige teamleden, pilottrekker en betrokkenen bleek dan ook dat het gewenst is een kwartiermaker te hebben die een sturende, coördinerende
én verbindende rol heeft. Een schakel tussen verschillende organisaties en organisatieniveaus, de
‘spin in het web’ zogezegd. Kortom, iemand die bezig kan zijn met de uitvoering in het team, maar
daarnaast ook de schakeling kan maken met het afdelingshoofd en de beleidsmedewerkers sociaal
domein. Hierbij zijn vaardigheden en competenties als een helikopterview, goede procesbewaking en
een resultaatgerichte aanpak belangrijk. Volgens de geïnterviewden moet de kwartiermaker daarnaast
ook de methodieken van de gekantelde gesprekvoering en vraaggericht werken goed beheersen, deze vormen immers de kern van de werkwijze van het team. Zodat diegene de teamleden ook kan stimuleren op deze wijze te werken en te blijven werken.
De coördinator moet volgens de geïnterviewden bovenal een generalist zijn, een coördinerende rol
hebben houdt volgens hen niet in dat er sprake moet zijn van specifieke vakkennis. Het is belangrijk
voor de coördinator om een breed beeld te hebben van het Sociaal Domein, wat hierbinnen speelt en
welke organisaties hierop actief zijn binnen de gemeente, maar specifieke kennis kan elders vandaan
gehaald worden.
Naast de kwartiermaker voor het Sociaal Team wordt er ook een kwartiermaker aangenomen voor het
Centrum voor Elkaar. Waar rekening mee gehouden moet worden in de toekomst is de vraag of, wanneer er eenmaal ‘kwartier gemaakt’ is, er nog twee coördinatoren nodig zijn, één voor het Sociaal
Team en één voor het centrum voor elkaar. Of dat blijkt dat het voldoende is om hier, wanneer er
eenmaal kwartier gemaakt is, één coördinator voor in te stellen. Het is belangrijk om hier op een later
moment naar te kijken met de ervaringen van de kwartiermakers in ogenschouw genomen.
16
3.3 Kritische geluiden op het Sociaal Team
Door verschillende geïnterviewden wordt er kritisch gereageerd als het gaat om de kwaliteiten en
competenties van het team ten opzichte van zwaardere casuïstiek.
Op het gebied van ervaring op doen met Jeugd(zorg) is de pilot teleurstellend geweest. De afgelopen
maanden is er een scheiding geweest tussen jeugdvraagstukken en het Sociaal Team. Dit kan gezien
worden als een gemiste kans. Tijdens de pilot hebben er niet een jeugdhulpverlener vanuit het CJG of
toegangsmedewerker vanuit bureaujeugdzorg aan het Sociaal Team deelgenomen. Het Sociaal Team
heeft hierdoor geen ervaring op kunnen doen met (complexe) jeugdhulp vraagstukken. Het contact
tussen het CJG en het Sociaal Team is er wel degelijk geweest, maar tot het daadwerkelijk overdragen en overnemen van taken door een jeugdhulpverlener in het Sociaal Team tijdens de pilot is het
niet gekomen. Dit had wel kunnen en moeten gebeuren. Tijdens de evaluatie kon niet helder en afgewogen achterhaald worden wat hier concreet de oorzaak van is geweest. Het aspect van uiteenlopende verwachtingen lijkt in elk geval een rol in gespeeld te hebben
Begin september is er alsnog een jeugdhulpverlener aangenomen voor het Sociaal Team. Er is veel
vertrouwen in de kwaliteiten van deze hulpverlener, maar hij had eerder aan het team toegevoegd
moeten worden. Vanuit bureau jeugdzorg moet er nog een toegangsmedewerker aangewezen worden
voor het Sociaal Team van gemeente Bunnik. Dit is tot op heden nog niet gebeurd. Naast een gemiste
kans op het gebied van Jeugd(zorg) heeft de pilot ook geen ervaringen op gedaan met de
(jeugd)GGZ. Binnen het Sociaal Team had geen enkel lid een GGZ-achtergrond en is er op dit gebied
geen ervaring opgedaan met casuïstiek. Op dit terrein schiet het team tot nog toe tekort. Met de toekomstige toevoeging van de toegangsmedewerker vanuit bureau jeugdzorg wordt verwacht dat de
kennis op het gebied van GGZ aangevuld wordt.
Daarnaast waren op het moment van de evaluatie de meningen verdeeld over de naamgeving van het
team. Niet iedereen was tevreden met de naam ‘Sociaal Team’. Dit omdat de term ‘Sociaal Team’ negatieve associaties op kan roepen met ‘sociale dienst’.
WMO-raad
De WMO-raad wilde graag betrokken worden bij de evaluatie, daarom is er tijdens het onderzoek een
gesprek gevoerd met hen over de evaluatie. Zij uitten hun bezorgdheid over het tijdspad en hadden
veel algemene vragen over de samenstelling, proces en de werkwijze van het team. Daarbij vinden ze
het cliëntenoogpunt erg belangrijk, ‘wat merkt de cliënt ervan’. Het roept bij de WMO-raad ook vragen
op dat er nog geen wijkverpleegkundige is toegevoegd aan het team.
17
4. Conclusie en aanbevelingen
Naar aanleiding van de uitkomsten van het onderzoek worden er in dit hoofdstuk conclusies getrokken
en aanbevelingen gedaan.
Op 1 oktober 2014, aan het einde van de pilot, bestaat het Sociaal Team uit zes leden, afkomstig uit
zes verschillende disciplines; een jeugdverpleegkundige, een algemeen maatschappelijk werker, een
WMO-consulent, een cliëntondersteuner vanuit MEE, een coördinator van Handje Helpen en een
maatschappelijk intermediair van Krachtig Krommerijn.
De teamleden gaven in de interviews aan tevreden te zijn met de samenstelling van het team tijdens
de pilotperiode. Bij het behandelen van de casuïstiek tijdens de pilot werd geen kennis of ervaring
gemist binnen het team. Tijdens de pilot heeft het team geen ervaring op kunnen doen met de volledige omvang van de doelgroepen, zo zijn er geen casussen vanuit jeugdzorg en functie begeleiding uit
de AWBZ behandeld door het team. Dit zijn wel doelgroepen die per 1 januari 2015 op het team af
zullen komen. Tijdens de pilot is het team onvoldoende uitgerust geweest om complexe jeugdzaken
op te kunnen pakken. Het team is op 1 september 2014 aangevuld met een jeugdhulpverlener, daarnaast wordt er in de toekomst een toegangsmedewerker van bureaujeugdzorg aan het team toegevoegd. De verwachting is dat met deze aanvullingen het team klaar is voor de nieuwe doelgroep
Jeugd, de tijd en praktijk zullen dit moeten uitwijzen. Ervaringen met deze casuïstiek zullen in de periode September tot December opgedaan moeten worden.
De toevoeging van de informele hulp aan het team in het eerste kwartaal was een goede aanvulling
volgens de teamleden. Toch wordt er over de invulling van de informele hulp binnen het team verschillend gedacht. Waar de een het standpunt heeft dat dit deel moet uitmaken van het team, zegt de ander dat dit geen deel moet zijn van het team, maar wel dichtbij het team beschikbaar moet zijn. Wanneer de discipline informele hulp niet deel uitmaakt van het team kan dit een valkuil vormen. Het risico
dat hiermee gelopen wordt is dat er minder informele hulp ingezet gaat worden door de professionals.
Het is belangrijk om bij de start van het Sociaal Team op 1 januari 2015 de samenstelling van het
team flexibel te houden, vooral in de beginfase. Op deze manier kunnen er ervaringen met de nieuwe
doelgroepen op gedaan worden en indien nodig kan de samenstelling van het team nog aangepast of
aangevuld worden. Daarbij moet worden opgemerkt dat het niet wenselijk is het team groter te maken
dan nodig. Het is simpelweg onmogelijk om alle kennis, ervaring en disciplines, die denkbaar zijn, aan
het Sociaal Team toe te voegen. Dit zou een niet-werkbare situatie creëren. Het is raadzamer om een
compact team te hebben dat weet waar het moet zijn voor externe hulp(verlening) of expertise dan dat
er een heel groot team is. Het team moet de verschillende expertises in zijn totaliteit in huis hebben,
maar expertise vormt niet de basis van een teamlid. Een teamlid moet breed kunnen kijken buiten zijn
of haar eigen specialisme, een brede vraagverheldering is hierbij belangrijk. Inhoud is daarbij niet altijd
het belangrijkst, zolang er maar kennis is over waar welke hulp of expertise gevonden kan worden.
18
Korte lijntjes met de ketenpartners zijn daarom van belang. Dit zodat er snel contact gezocht kan worden met de partners indien specialistische kennis of zwaardere hulp bij een casus noodzakelijk blijkt.
Het belang van goed contact met de ketenpartners wordt door vrijwel alle geïnterviewden aangegeven. De kwartiermaker van het team zal waarschijnlijk een grote rol spelen in de contacten met ketenpartners en betrokkenen. Uit de gesprekken bleek dat het gewenst is een kwartiermaker te hebben die
een sturende, coördinerende en verbindende rol heeft en die een schakel vormt tussen verschillende
organisaties en organisatie niveaus. Hierbij vormen competenties als helikopterview, procesbewaking
en resultaatgerichte aanpak een belangrijk punt. Daarnaast zou de kwartiermaker ook de methodieken van gekantelde gespreksvoering en vraaggericht werken moeten beheersen, volgens de geïnterviewden, omdat deze werkwijze de kern van het team vormt.
De samenwerking en communicatie in het huidige team is goed. Ondanks dat de samenstelling voor
het team per 1 januari nog onbekend is, is het goed geweest dat er ervaringen zijn op gedaan met het
samenwerken tussen verschillende disciplines in één team. De sfeer in het huidige team is goed en
open, de teamleden geven elkaar veel ruimte, maar durven ook kritisch naar elkaar te zijn.
Werkwijze van het team
Het blijkt dat er tijdens de pilot veel tijd is gestoken in algemene ontwikkeling van het team. Dit is heel
logisch aangezien er vanaf nul een team gevormd moest worden. Opvallend is dat, ondanks dat de
algemene tijdsbesteding hoog bleef, er in het tweede kwartaal een stijging te zien was in de tijdsbesteding aan casuïstiek. Dit is ook terug te zien in het aantal casussen dat er is behandeld. In het eerste kwartaal werden er veertien casussen behandeld, daar kwamen in het tweede kwartaal nog zo’n
negenentwintig casussen bij. Tijdens de pilot heeft het team drieënveertig casussen behandeld. Deze
casussen kwamen via verschillende kanalen binnen zoals MEE, politie en het WMO-loket. Het gaat
hierbij om casussen waarbij er sprake is van multiproblematiek.
Naast een ontwikkeling in het aantal casussen, heeft ook de werkwijze van het team zich positief ontwikkeld. Tijdens de tussenevaluatie werd gemerkt dat er met name in de overleggen over de burger
gepraat in plaats van mét de burger. De gezamenlijke teambesprekingen werden toen veel gebruikt
voor casuïstiek bespreking. Tijdens de eindevaluatie bleek dat de gezamenlijke teambesprekingen
nog nauwelijks werden gebruikt voor casuïstiek bespreking. Nu gaan de teamleden regelmatig met z’n
tweeën op bezoek bij de burger en wordt er meer samen mét de burger gepraat. Helaas zijn er de afgelopen periode nog niet veel ondersteuningsplannen uitgewerkt en afgerond. Hier is ook niet veel
zicht op en dit is dus een punt waar de kwartiermaker in de toekomst aandacht aan zou moeten blijven besteden.
Onafhankelijkheid ten opzichtte van een moederorganisatie is belangrijk binnen het team, om dubbele
loyaliteiten te voorkomen, vooral wanneer het team ook zelf indicatiestellingen doet. Het zou immers
tegenstrijdig zijn wanneer de maatschappelijk werker van het team te pas en te onpas zou kunnen
constateren dat er maatschappelijk werk ingeschakeld moet worden om zo de moederorganisatie van
omzet te voorzien.
19
Daarnaast is voor de teamleden zelf onafhankelijkheid van organisaties erg belangrijk. In de tussenevaluatie kwam het zogenoemde het ‘pettenprobleem’ al naar voren. De teamleden vonden het moeilijk
om te werken voor een moederorganisatie en het Sociaal Team, dit riep vragen op als ‘Wanneer ben
ik aan het werk voor het team en wanneer voor mijn moederorganisatie?, ‘Wanneer registreer ik uren
of casussen voor mijn moederorganisatie en wanneer voor het team’, enzovoort. Tijdens deze eindevaluatie komt ook dit punt weer naar voren. De teamleden geven aan dat ze, nu ze langer werkzaam
zijn in de pilot, er wel een weg in hebben gevonden, maar dat dit nog steeds erg lastig is. Mede daarom is belangrijk voor de teamleden om duidelijke taakomschrijvingen en werkkaders te hebben. Hierin
zou moeten staan wat het team wel en wat het team niet doet. Dit zorgt voor duidelijke kaders voor de
teamleden zelf, maar ook voor de betrokkenen zoals in de toekomst het Centrum voor Elkaar.
4.1 Aanbevelingen
Aan de hand van de conclusies kunnen de volgende aanbevelingen getrokken worden :

Het is aan te bevelen om de pilot periode te verlengen tot december 2014 zodat het team ervaringen kan opdoen met casuïstiek op het gebied van Jeugd.

Enerzijds is het belangrijk de samenstelling van het team flexibel te houden, vooral in de beginfase. Zodat er ervaringen opgedaan kunnen worden met de nieuwe doelgroepen en indien
nodig het team nog aangepast of aangevuld kan worden.

Anderzijds zou de gemeente er, bij de samenstelling van het team, rekening mee moeten
houden dat naarmate er meer wijzigingen in de samenstelling van het team plaatsvinden, de
kans groter is dat de tijdsbesteding in algemene ontwikkeling in de eerst helft van 2015 groot
blijft.

Het verder ontwikkelen van de gespreksvoeringstechnieken en stimuleren van eigen kracht
van burgers is belangrijk. Dit vormt immers de kern van het Sociaal Team.

De kwartiermaker zou aandacht moeten blijven besteden aan het daadwerkelijke gebruik van
de ondersteuningsplannen. Of anders, wanneer dit wenselijk wordt gevonden, het format van
het ondersteuningsplan zodanig wijzigen dat het meer uitnodigt tot gebruik.

Contacten met ketenpartners zijn voor een team als dat van de gemeente Bunnik erg belangrijk. De kwartiermaker vormt hier een belangrijke rol in.

Het is belangrijk voor de teamleden om duidelijke taakomschrijvingen en werkkaders te hebben. Dit zorgt voor duidelijke kaders voor de teamleden zelf, maar ook voor de betrokkenen
zoals in de toekomst het Centrum voor Elkaar.

In de toekomst moet er rekening gehouden worden met de vraag of, wanneer er eenmaal
kwartier gemaakt is, er nog twee coördinatoren nodig zijn, één voor het Sociaal Team en één
voor het Centrum voor Elkaar. Of dat het voldoende is om één coördinator in te zetten. Hier
zou op een later moment, met de ervaringen van de kwartiermakers in ogenschouw genomen,
naar gekeken moeten worden.

Bij de verdere ontwikkeling van het Sociaal Team, in nauwe samenspraak met de Regionale
Sociale Dienst, bezien hoe ook expertise op het gebied van inkomensondersteuning en arbeidsparticipatie ingebed kan worden in het Sociaal Team.
20
Literatuurlijst

Arum. S. V. Lub, (2014). Wat gemeenten van sociale wijkteams verwachten. Beleidsonderzoek Online.

Arum. S. V. Lub, (2014). Wat gemeenten van sociale wijkteams verwachten. Beleidsonderzoek Online.

Boer. N. van der Lans. J (2013). Buurtkracht in de wijk. Platform 31

Boer. N. van der Lans. J (2013). Buurtkracht in de wijk. Platform 31

Startdocument Sociaal Team

VNG Sociale wijkteams in ontwikkeling

Notitie door ontwikkeling Sociaal Team 2015, gemeente Dongen.

De wijkteams in Nijmegen. Evaluatie van de aanpak van multiproblematiek (2011). Gemeente
Nijmegen

De basis op orde. Evaluatieonderzoek Sociale Teams Rotterdam. (2014). Gemeente Rotterdam

Sociale wijkteams gemeente Zaanstad. Ervaringen, lessen en aandachtspunten. (2013). DSPgroep

Evaluatie Sociale Teams Groningen. (2013). Gemeente Groningen.
21
Bijlagen

Bijlage 1 : Samenvatting van de uitkomsten tussenevaluatie Sociaal Team

Bijlage 2 : Grafieken en tabellen met betrekking tot het Sociaal Team
22
Bijlage 1 : Samenvatting van de uitkomsten tussenevaluatie Sociaal Team
Al met al valt te concluderen dat momenteel de pilot met het Sociaal Team naar tevredenheid verloopt, op enkele knel- en leerpunten na. De fundering van het team is er, de werkprocessen waarlangs ze willen werken zijn vastgesteld en nu moeten deze in de praktijk gebracht worden.
In de komende periode zou er binnen het team meer tijd besteed moeten worden aan nieuwe casussen en casusinhoudelijke besprekingen. Daarbij zouden de teamleden in de toekomst meer samenwerking met elkaar moeten opzoeken en mèt de burger praten in plaats van over de burger. Dit gebeurt op dit moment nog onvoldoende. Op het moment dat meer ervaring opgedaan is met het bespreken en behandelen van casussen, is het verstandig om opnieuw te kijken naar de samenstelling
en deskundigheid van het team. Daarbij zou er gewerkt moeten worden aan het op eenzelfde basisniveau brengen van teamleden wat betreft de werkwijze van het team. Tevens is het aan te bevelen
dat de teamleden in de toekomst zoveel mogelijk onafhankelijk zijn van organisaties om het werken
vanuit dubbele ‘petten’ te voorkomen. De teamleden ervaren problemen met het tijdschrijfsysteem
op het gebied van ‘dubbele’ uren. Dit zijn uren waarbij zij aan een casus werken vanuit het Sociaal
Team, maar ook vanuit de moederorganisatie. Dit knelpunt zou opgelost kunnen worden door een
kolom voor ‘dubbele’ uren toe te voegen aan het tijdschrijfsysteem.
Naar aanleiding van de conclusies zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd:

In de komende periode zou er in de teamoverleggen meer tijd besteed moeten worden aan
nieuwe casussen en casusinhoudelijke besprekingen.

De teamleden zouden in de toekomst meer samenwerking met elkaar moeten opzoeken buiten de overleggen, door bijvoorbeeld samen naar burgers te gaan en buiten de overleggen
met elkaar te communiceren over casussen.

De teamleden zouden in de toekomst meer (gezamenlijk) moeten praten mét de burger in
plaats van over de burger. Dit zou gedaan kunnen worden door gezamenlijk op huisbezoek te
gaan bij de burger.

Er zou een kolom toegevoegd moeten worden aan het tijdschrijfsysteem voor ‘dubbele’ uren

Er zou gewerkt moeten worden aan het op eenzelfde basis niveau brengen van teamleden
wat betreft de werkwijze door middel van bijvoorbeeld het volgen van cursussen die gericht
is op vraaggericht en vraagverhelderend werken.

Wanneer er meer ervaringen opgedaan zijn met casussen is het verstandig om door middel
van een tweede evaluatie opnieuw te kijken naar de samenstelling en deskundigheid van het
team
23

Met oog op het ‘pettenprobleem’ is het aan te bevelen dat de teamleden zoveel mogelijk
onafhankelijk van organisaties zijn
24
Bijlage 2 : Grafieken en tabellen met betrekking tot het Sociaal Team
TOELICHTING
Deel 1 ALG Algemeen
OST
Ontwikkeling Sociaal Team
Regulier overleg Sociaal Team (is inclusief voorbereiding en acties n.a.v. de bijeen-
RST
komst)
Informatie en advies aan derden (I&A) - zowel interne organisatie als externe organisa-
IA
ties
REIS
Reistijd
(zonder woon-werk)
OVG
Overig (graag beschrijven wat dit is)
WGT
Werkgroep Toeleiding (alleen voor Margriet en Simone)
Deel 2 CAS Casusinhoudelijk
VVH
Vraagverheldering
OO
Onderzoek oplossingen
OP
Ondersteuningsplan opzetten (incl. alles wat erbij hoort;
DV
Doorverwijzen
MO
Monitoren
CO
Coördinatie
EV
Evaluatie
REIS
Reistijd
OVG
Overig (graag beschrijven wat dit is)
Tijdsbesteding casusinhoudelijk versus algemeen
45
40
35
30
Aantal
Ontwikkeling Algemeen (zonder reis)
Ontwikkeling Casusinhoudelijk
25
20
15
10
5
0
3
4
5
6
7
8
9
10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24 25 26 27 28 29 30 31 32 33 34 35 36
Weeknummer
25
Tijdsbesteding casusinhoudelijk versus algemeen
45
40
35
30
Ontwikkeling Algemeen (zonder reis)
25
20
15
10
5
36
35
34
33
32
31
30
29
28
27
26
25
24
23
22
21
20
19
18
17
16
15
14
13
12
11
9
10
8
7
6
5
4
0
3
Aantal
Ontwikkeling Casusinhoudelijk
Weeknummer
26
Singelpark 1
Postbus 5
3984 NC Bunnik
3980 CA Bunnik
Telefoon
(030) 659 48 48
Website
www.bunnik.nl
E-mail
[email protected]
Twitter
@gembunnik
27