Download hier de uitspraak

DE RIJDENDE RECHTER
Zaaknummer: S21-01
Datum uitspraak: 18 maart 2014
Plaats uitspraak: Zaandam
Bindend Advies
in het geschil tussen:
M. van Wijk-Diesman
te Elst
verder te noemen: Van Wijk-Diesman,
tegen:
C.G. van Lieshout en M.J.W. van Lieshout-Meeuwsen
te Elst
verder te noemen Van Lieshout,
gegeven door mr. F.M.Visser, verder te noemen de rijdende rechter.
De procedure.
Partijen zijn schriftelijk overeengekomen dit geschil door middel van een bindend
advies op basis van het bindend advies reglement "De Rijdende Rechter" editie
december 2012 te laten beslechten.
De vordering van Van Wijk-Diesman is opgenomen in de bindend advies
overeenkomst. Daarin is ook een tegenvordering van Van Lieshout opgenomen.
De rijdende rechter heeft kennis genomen van alle door partijen overgelegde
stukken.
Het geschil is behandeld op de hoorzitting van 9 december 2013, welke is
gehouden te Elst.
Partijen zijn behoorlijk opgeroepen voor de hoorzitting.
Voorafgaande daaraan heeft de rijdende rechter zich begeven naar de in deze
procedure bedoelde percelen en heeft hij deze in het bijzijn van partijen bezichtigd. Daarbij was tevens aanwezig W. Kamps (makelaar/taxateur) als deskundige.
De relevante kadastrale perceelgrens is gereconstrueerd door het kadaster
(landmeter: C.H. Vergeer). Partijen zijn in de gelegenheid gesteld op- en
aanmerkingen te maken.
Partijen zijn op de hoorzitting verschenen en hebben hun standpunten toegelicht.
De deskundige en de landmeter hebben mondeling verslag uitgebracht.
Hierna is de uitspraak bepaald op vandaag.
Vaststaande feiten.
In deze procedure mag van de volgende feiten worden uitgegaan, omdat deze
voldoende zijn komen vast te staan.
1. Van Wijk-Diesman is eigenaar van het woonhuis met garage, berging,
ondergrond en verdere aanhorigheden, staande en gelegen te Elst aan de
Ernst Casimirstraat 5, kadastraal bekend als gemeente Elst, sectie K,
nummer 1624. Dit perceel was op 21 juni 1991 in eigendom verkregen door
wijlen haar echtgenoot J.D. van Wijk.
2. Van Lieshout is eigenaar van het naastgelegen woonhuis met garage,
berging, ondergrond en verdere aanhorigheden staande en gelegen te Elst
aan de Ernst Casimirlaan 7, kadastraal bekend als gemeente Elst, sectie K,
nummer 1623.
3. In 1979 hebben Van Lieshout en de toenmalige eigenaar van Ernst
Casimirlaan 5 gelijktijdig en in onderling overleg ieder een garage
gebouwd, gelegen op het vrije stuk grond tussen hun beider woningen. De
voorkant van deze garages ligt een aantal meters achter de rooilijn van de
voorgevels van de woningen, waardoor van de straatkant gezien een ruime,
niet door een erfafscheiding onderbroken, oprit is gerealiseerd.
4. De achtertuinen van beide percelen worden wel door een erfafscheiding van
elkaar gescheiden. Deels bestaat deze uit een houten schutting en deels uit
een draadhek.
Het conflict (artikel 15 lid 2 van het bindend advies reglement ).
Het conflict dat partijen verdeeld houdt laat zich kort samengevat als volgt
omschrijven.
Partijen hebben onenigheid over de eigendomsvraag met betrekking tot een stuk
grond van ongeveer 15 m2. Inmiddels zijn de onderlinge verhoudingen dusdanig
verstoord geraakt dat voor- en achter om een schutting wordt gevraagd.
Standpunten van partijen.
Het standpunt van Van Wijk-Diesman komt kort samengevat en voor zover thans
van belang op het volgende neer.
Volgens Van Wijk-Diesman heeft wijlen haar echtgenoot hun huis met garage en
oprit gekocht zoals het er nu bijligt. Uit niets blijkt dat een stuk grond slechts in
bruikleen o.i.d. werd verkregen. Mocht blijken dat een stuk van haar grond ooit
wel aan Van Lieshout in eigendom heeft toebehoord, dan is het recht tot teruggave
al lang en breed verjaard.
Voor het geval de persoonlijke verhoudingen met Van Wijk-Diesman ernstig
verstoord blijken, wil Van Wijk-Diesman dat een door beide partijen te betalen
schutting over de hele lengte van de achtertuin wordt opgericht en wel van
dezelfde houtsoort en in dezelfde uitvoering als het daar reeds aanwezige
schuttingdeel.
Het standpunt van Van Lieshout komt kort samengevat en voor zover thans van
belang op het volgende neer.
Volgens Van Lieshout heeft hij in 1979, toen hij en zijn toenmalige buurman van
nummer 5 gelijktijdig een garage gingen bouwen op het vrije stuk grond tussen
hun beider woningen, een stukje grond van ongeveer 15m² in bruikleen gegeven
aan laatstgenoemde. Dit omdat die buurman anders niet voldoende ruimte had
voor zijn garage.
Van Lieshout is thans tot het besef gekomen, dat hij voor de WOZ-belasting al
jarenlang ook wordt aangeslagen voor dat stukje grond, dat wel van hem is maar
dat feitelijk door de buren wordt gebruikt. Van Lieshout wil daaraan een einde
maken door Van Wijk-Diesman te verplichten dat stukje grond van hem te kopen,
waarna de eigendom daarvan in de registers op naam van Van Wijk-Diesman
moet worden bijgeschreven. Ook als dat stukje grond (thans) geen eigendom
(meer) is van Van Lieshout, wil Van Lieshout in elk geval dat dit dan door Van
Wijk-Diesman in de registers wordt ingeschreven.
Voor het geval de vordering van Van Wijk-Diesman voor wat betreft de schutting
wordt toegewezen wil Van Lieshout dat de kosten daarvan geheel voor rekening
van Van Wijk-Diesman blijven. In dat geval wil Van Lieshout tevens dat ook vóór
een schutting komt.
De vordering van Van Wijk-Diesman.
Van Wijk-Diesman vordert kort gezegd, dat voor recht wordt verklaard, dat het in
deze procedure bedoelde, betwiste stukje grond haar eigendom is. Indien tijdens
de behandeling van deze zaak mocht blijven, dat de onderlinge verhoudingen
tussen partijen ernstig verstoord zijn geraakt, dan vordert Van Wijk-Diesman
bovendien dat op kosten van beide partijen achter een schutting wordt geplaatst op
de erfgrens, zoals hiervoor nader omschreven.
De tegenvordering vordering van Van Lieshout.
Van Lieshout vordert kort gezegd, dat voor recht wordt verklaard, dat het in deze
procedure bedoelde, betwiste stukje grond zijn eigendom is. Zo ja, dan vordert
Van Lieshout bovendien dat Van Wijk-Diesman dit stukje grond tegen een door
de rijdende rechter te bepalen bedrag van hem koopt en op haar naam laat
inschrijven in de registers. Ook in het geval het betwiste stukje grond (inmiddels)
eigendom is van Van Wijk-Diesman eist Van Lieshout dat Van Wijk-Diesman dit
dan ook als zodanig in de registers laat inschrijven. Daarnaast vordert Van
Lieshout dat hij bij toewijzing van de door Van Wijk-Diesman gevorderde
schutting in de achtertuin wordt gemachtigd een schutting vóór neer te zetten.
Resultaten van de kadastrale grensreconstructie.
Bij reconstructie van de kadastrale grens tussen de percelen van partijen is
gebleken dat deze geheel overeenkomt met de thans feitelijk aangehouden
grenzen.
Beoordeling van het geschil.
Wat betreft de grond.
Op grond van de reconstructie van de kadastrale erfgrens moet ervan worden
uitgegaan, dat Van Wijk-Diesman geen grond van Van Lieshout in gebruik heeft.
De kadastrale erfgrens komt overeen met de werkelijke eigendomsverhoudingen.
Daarmee is het gelijk van Van Wijk-Diesman in deze gegeven, zoals hierna bij de
beslissing te bepalen. Van Wijk-Diesman hoeft dus niets van Van Lieshout te
kopen, noch is zij gehouden enige verandering te laten inschrijven in de openbare
registers.
Wat betreft de schuttingen.
Op grond van het bepaalde in artikel 5.49 kunnen zowel Van Wijk-Diesman als
Van Lieshout eisen dat op de erfgrens tussen hun beider percelen op gezamenlijke
kosten een schutting (ondoorzichtig) wordt opgericht. Het bestaande schuttingdeel
achter voldoet aan die eis, het bestaande draadhek achter niet, terwijl vóór
helemaal niets staat.
Nu de onderlinge verhoudingen inderdaad ernstig verstoord blijken, gaat de
voorwaarde, waaronder Van Wijk-Diesman het oprichten van een schutting over
de volle lengte van de erfgrens achter heeft gevorderd, in vervulling en moet
dienovereenkomstig worden beslist. Van Wijk-Diesman wordt daarom
gemachtigd de bestaande schutting achter door te trekken. Het nieuwe
schuttingdeel moet op dezelfde wijze worden uitgevoerd als het al bestaande
schuttingdeel, tot een maximale hoogte van 2 meter, zodat de uiteindelijke
schutting één geheel wordt. Van Lieshout zal zijn helft van de kosten, op vertoon
van een behoorlijke factuur, aan Van Wijk-Diesman moeten betalen.
Met het voorgaande is tevens de voorwaarde vervuld, waaronder Van Lieshout
oprichting van een schutting over de volle lengte van de erfgrens vóór heeft
gevorderd en moet eveneens dienovereenkomstig worden beslist. Van Lieshout
wordt daarom gemachtigd om deze schutting op die erfgrens op te richten. Deze
schutting moet eveneens op dezelfde wijze worden uitgevoerd als het al bestaande
schuttingdeel achter. Dit echter met dien verstande, dat deze schutting niet hoger
mag zijn dan plaatselijk van overheidswege wordt toegestaan. Van WijkDiesman zal haar helft van de kosten, op vertoon van een behoorlijke factuur, aan
Van Lieshout moeten betalen.
Op grond van het voorgaande ben ik van oordeel, dat als volgt moet worden
beslist.
BESLISSING
Voor wat betreft de vordering en de tegenvordering.
Voor recht wordt verklaard dat Van Wijk-Diesman geen grond in gebruik heeft
van Van Lieshout en dat de kadastrale erfgrens, zoals door het kadaster in deze
zaak gereconstrueerd, overeenkomt met de werkelijke eigendomsverhoudingen.
Van Wijk-Diesman wordt gemachtigd de bestaande schutting achter door te
trekken. Het nieuwe schuttingdeel moet op dezelfde wijze worden uitgevoerd als
het al bestaande schuttingdeel, tot een maximale hoogte van 2 meter, zodat de
uiteindelijke schutting één geheel wordt. Van Lieshout zal zijn helft van de
kosten, binnen veertien dagen na vertoon van een behoorlijke factuur, aan Van
Wijk-Diesman moeten betalen. Bij niet-tijdige betaling loopt de wettelijke rente
over het verschuldigde vanaf de datum dat had moeten zijn betaald.
Van Lieshout wordt gemachtigd om over de volle lengte van de erfgrens vóór een
schutting op te richten. Deze schutting moet eveneens op dezelfde wijze worden
uitgevoerd als het al bestaande schuttingdeel achter. Dit echter met dien verstande,
dat deze schutting niet hoger en/of anders mag zijn dan plaatselijk van
overheidswege wordt toegestaan. Van Wijk-Diesman zal haar helft van de kosten,
binnen veertien dagen na vertoon van een behoorlijke factuur, aan Van Lieshout
moeten betalen. Bij niet-tijdige betaling loopt de wettelijke rente over het
verschuldigde vanaf de datum dat had moeten zijn betaald.
Het over en weer mogelijk meer of anders gevorderde wordt afgewezen.
Dit bindend advies is gegeven door mr. F.M.Visser als rijdende rechter en
uitgesproken te Zaandam op18 maart 2014.
Bindend adviseur
Secretaris
mr F.M. Visser
mr C.M. Sharif