Artikel in Tijdschrift voor conflicthantering #5, oktober 2014

ARTIKELEN
Pilots met mediation in strafzaken: een eerste evaluatie
Bepaling 51h Sv van de in 2011 ingevoerde Wet ter versterking van de positie van het slachtoffer in het strafproces
bevordert bemiddeling tussen slachtoffers en verdachten van misdrijven. De bepaling maakt het mogelijk
mediation structureel in te zetten als onderdeel van een strafzaak. Bij de rechtbanken van Amsterdam, Breda, Den
Bosch, Rotterdam, Noord-Holland en Den Haag worden momenteel pilots gehouden met mediations in strafzaken.
Deze worden in 2015 geëvalueerd door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC). Dit
onderzoek zal uitwijzen hoe succesvol mediation in strafzaken is en of en hoe het verder geïmplementeerd kan
worden in ons rechtssysteem. Dit artikel neemt hierop alvast een voorschot.
Door Judith Stoop
S
lachtoffer-dadergesprekken hebben hun meerwaarde
reeds bewezen. Het draagt bij aan herstel en verwerking
en aan vermindering van recidive, aldus Mariëlle van den
Berg, woordvoerder van Stichting Slachtoffer in Beeld (SIB).
Dat het ook binnen een strafproces een meerwaarde heeft, lijkt
een terechte veronderstelling. In de landen om ons heen (zoals
België, Duitsland, Oostenrijk en Frankrijk) maakt mediation
allang geaccepteerd deel uit van strafprocessen.1 Nederland
loopt relatief achter op dit gebied. Lange tijd werd gedacht dat
het niet paste binnen ons rechtssysteem. Strafrecht was een
zaak tussen dader en overheid. En de handhaving van het
strafrecht was een exclusieve overheidstaak. Eigenrichting paste
Artikel 51h Wetboek van Strafvordering
1. Het openbaar ministerie bevordert dat de politie in een
zo vroeg mogelijk stadium het slachtoffer en de verdachte mededeling doet van de mogelijkheden tot bemiddeling.
2. Indien een bemiddeling tussen het slachtoffer en de
verdachte tot een overeenkomst heeft geleid, houdt de
rechter, indien hij een straf en maatregel oplegt, daarmee
rekening.
3. Het openbaar ministerie bevordert bemiddeling tussen
het slachtoffer en de veroordeelde, nadat het zich ervan
heeft vergewist dat dit de instemming heeft van het
slachtoffer.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere
regels worden gesteld betreffende bemiddeling tussen
het slachtoffer en de verdachte of tussen het slachtoffer
en de veroordeelde.
TIJDSCHRIFT CONFLICTHANTERING Nummer 5, 2014 Sdu Uitgevers
Voor dit artikel werden geïnterviewd:
Mariëlle van den Berg - woordvoerder van Stichting Slachtoffer in Beeld;
Kim Roelofs - MfN registermediator;
Janny Dierx - MfN registermediator en onder meer
coauteur van het boek Mediation in strafzaken;
Maurice van Heemst - coördinerend ZSM-officier van
justitie bij arrondissementsparket Rotterdam.
daar niet bij.2 Het strafrecht en de strafoplegging zoals we dat
nu kennen legt een sterke nadruk op het gegeven dat de dader
een overheidsregel overtreedt en inbreuk maakt op de publieke
rechtsorde. Dat een dader vaak ook inbreuk maakt op de
rechten van een ander persoon is de afgelopen eeuwen in
juridische zin op de achtergrond gedrongen.3 Maar dat
verandert nu.
Nederland ontwikkelde al wel een reeks van alternatieve
sancties die pasten binnen de ideeën van herstelrecht (werkstraffen, leerstraffen, schadebemiddeling, civiele voeging).
Wellicht was het ook daarom dat voor mediation in strafzaken
lange tijd geen vruchtbare bodem leek te bestaan. Er werd
immers al veel gedaan aan herstel, dus waarom ook het
rechtssysteem veranderen?4
Meerwaarde
Door mediation in te voegen in een strafzaak, wordt over de
grenzen van het rechtssysteem heengekeken. ‘Je geeft het echte
conflict terug aan de betrokkenen’, zo legt Kim Roelofs uit. Zij
is een van de mensen die vanuit SIB als mediator betrokken is
45
ARTIKELEN
bij de pilots. SIB verzorgt al jaren gesprekken tussen slacht­
offers en daders, maar niet eerder waren deze gesprekken
onderdeel van het strafproces. Tweehonderd van de vierhonderd voor de pilots gewenste succesvol afgeronde mediations
zijn toevertrouwd aan deze stichting. De andere helft van de
zaken wordt gedaan door vrijemarktmediators. Per rechtbank
is een team van opgeleide mediators samengesteld.
Dit is mede georganiseerd door Janny Dierx die ook zelf
mediations in strafzaken doet. Niet alleen is zij ervaren
mediator, ook schreef zij met Anneke van Hoek het boek
Mediation in strafzaken en is zij mede-oprichter van de
stichting Mediation in strafzaken. Ze vertelt: ‘Een rechtszaak
polariseert. Het nodigt een verdachte uit zich te verdedigen en
(signaal naar deze persoon) en genoegdoening. Het is volgens
Roelofs juist dit laatste waarvoor tot kort te weinig aandacht
was en wat met mediation de aandacht krijgt.
Geschikte zaken
Bij de Amsterdamse rechtbank vond reeds in 2010-2011 een
pilot plaats. Hierbij werden door het Openbaar Ministerie
(OM) 61 zaken aangedragen voor mediation. Aanvankelijk
werd als criterium onder meer gesteld dat een verdachte schuld
moest bekennen om aan mediation deel te nemen. Dit
criterium werd snel losgelaten. Een verdachte die betrokkenheid bij het incident erkent, blijkt voldoende.5 Dat geldt ook
in de recente pilots. Van Heemst zegt dat betrokkenheid
Mediation leidt soms tot hele creatieve afspraken die een rechter
nooit kan opleggen
zijn betrokkenheid te minimaliseren. Mediation is een poging
de relatie te herstellen en recht te doen aan het eigenlijke
conflict. Het helpt om elkaar weer als mens te zien. Om uit het
sjabloon te stappen die van de dader een monster maakt en het
slachtoffer nog zieliger maakt’.
Maurice van Heemst is coördinerend ZSM-officier van justitie
in Rotterdam. ZSM staat onder andere voor Zo Simpel,
Spoedig, Samen en Selectief Mogelijk zaken afdoen. Het gaat
over zaken als vernieling, winkeldiefstal en mishandeling. Ook
Van Heemst ziet een duidelijke meerwaarde van mediation in
strafzaken: ‘Met straffen los je niet altijd een conflict op. Neem
als voorbeeld een burenruzie. Als je de ene buurman straft, kan
die rancuneus worden en wordt het conflict wellicht versterkt.
Mediation kan ze juist bij elkaar brengen. En als ze er dan
uitkomen, heeft een extra strafrechtelijke afdoening dan nog
zin? Soms niet.’ Lichte zaken worden bij een succesvolle
mediation vaak geseponeerd, al dan niet voorwaardelijk, vertelt
Van Heemst.
Een interessante constatering is dat mediation soms tot hele
creatieve afspraken leidt. Zo had Roelofs laatst een mediation
waarin mensen afspraken maakten over hoe ze elkaar zouden
groeten op straat. Dat zijn afspraken die een rechter nooit kan
opleggen. Dierx geeft een voorbeeld van een dader die zijn
vakantiehuis ter beschikking stelt aan een slachtoffer, omdat
deze door alle commotie niet in staat was geweest met zijn
gezin vakantie te vieren.
‘De slachtoffer-dadergesprekken van SIB richten zich heel erg
op het belang van de mensen zelf en hun emotionele herstel’,
vertelt Roelofs. ‘En dat mooie stukje tussen daders en slacht­
offers implementeer je nu in het strafsysteem.’ Roelofs legt uit
dat het strafrecht vier aandachtspunten heeft: repressie,
generale preventie (signaal naar het volk), speciale preventie
46
erkennen het belangrijkste criterium is. Een ander veel­
genoemd criterium is dat verdachte en slachtoffer een relatie
met elkaar hebben en elkaar weer tegenkomen. In de praktijk
blijkt dit een belangrijke indicatie voor succes, maar een
voorwaarde voor mediation is het niet.6 Tot slot zou mediation
beter geschikt zijn voor lichtere, meer voorkomende, mis­
drijven. Bij de recente pilot in Rotterdam blijkt het inderdaad
zo te zijn dat er bij lichtere zaken vaker mediation wordt
toegepast, vertelt Van Heemst. ‘Dit sluit echter zeker niet uit
dat het niet ook bij zwaardere misdrijven succesvol toegepast
kan worden’, vervolgt hij. Alle zaken kunnen zich ervoor lenen.
‘Maar uiteindelijk is het voornaamste criterium of het nuttig is
in een zaak’, zo zegt hij. Het is dus een inschatting van een
officier, of van een rechter, afhankelijk van de fase waarin een
zaak zich bevindt.
Initiatief tot mediation
En het is ook de officier of rechter die uiteindelijk beslist of
mediation opportuun is. Uiteraard vindt het alleen plaats als
zowel slachtoffer als dader dat willen. Een slachtoffer of dader
of diens advocaten kunnen weliswaar om mediation verzoeken,
maar zij zijn niet degenen die bepalen of het kan plaatsvinden.
Officier van justitie en rechter bepalen zelf welke zaken zich
wel of niet voor mediation lenen, beaamt Van Heemst. In
andere landen zie je dat dader en slachtoffer het ook zelf
mogen initiëren, vertelt Dierx. Op dit moment heeft de wet dit
nog niet duidelijk geregeld. Je mag het vragen, maar er staat
nergens dat je het ook krijgt. Soms wordt een advocaat die
mediation verzoekt door de rechter overruled, ziet Dierx
gebeuren. Hierover zullen, zo meent zij, ongetwijfeld procedures volgen, zodat ook aan dit punt nadere invulling wordt gegeven.
Mfn TIJDSCHRIFT CONFLICTHANTERING Nummer 5, 2014
ARTIKELEN
Binnen het OM zijn er voor- en tegenstanders van mediation
in strafzaken, is de ervaring van Roelofs. Zij meent dat daar
een beleid in moet komen. Het is naar haar mening niet
correct dat een officier of rechter zelfstandig bepaalt dat een
zaak te ernstig is voor mediation. Een officier of rechter mag
niet op de stoel van het slachtoffer gaan zitten: ‘Ook als een
slachtoffer “nee” zegt, heb je hem toch een stukje regie terug in
handen gegeven.’ Het gaat om wat partijen willen. Als die het
beide willen, moet het kunnen, aldus Roelofs. ‘Maar natuurlijk
is het aan het OM of de rechtbank in hoeverre zij de uitkomst
van de mediation laten meewegen bij de verdere beoordeling
van een strafzaak.’ Ook Van den Berg ervaart dat sommige
officieren en rechters nog wat huiverig zijn: ‘Want je laat het
wel een beetje los. En ook het feit dat het nog relatief nieuw is
zal bijdragen aan het gegeven dat nog niet alle officiers en
rechters er even actief op inzetten.’ Van Heemst herkent zich
overigens niet in deze terughoudendheid. Ook zijn collegaofficieren zijn enthousiast, denkt hij. Maar dat het meer
bekendheid moet krijgen, deelt ook hij.
De waarde van de uitkomst van mediation
‘Het is belangrijk dat je slachtoffer en verdachte goed voorlicht.
Ze gaan niet zelf over de straf. Het is een driehoeksverhouding
met de maatschappij en daarin kun je niet alles zelf beslissen’,
zo vertelt Dierx. Een officier of rechter beslist over vervolgstappen. Verdachte en slachtoffer kunnen gezamenlijk verzoeken te
seponeren, maar het blijft de officier die daarover beslist. Soms
is dat frustrerend. Dat merkt ook Roelofs: ‘Dan heb ik een hele
mooie mediation, die ik terugkoppel aan de officier, waarin
staat hoe partijen willen dat de zaak verder wordt afgedaan.
Waarbij het slachtoffer zegt: voor mij is het klaar zo, ik wil
geen vervolging. Maar een officier kan dan toch gaan vervolgen.’ Een officier of rechter moet rekening houden met de
gelezen als een pleidooi van een advocaat, meent ze. ‘Ze
moeten zich realiseren dat dit echt de wensen zijn van beide
partijen. Ze moeten het welwillend lezen. Want er wordt nog
wel eens van een mediator gedacht dat die erg naïef is. Maar de
dader is ook een mens die iets goeds kan doen.’ Officier en
rechter zijn autoriteiten. Ze zijn gewend dat ze het mogen
zeggen. Het is nieuw om betrokkenen te vragen er ook zelf iets
over te zeggen.
Van Heemst pleit ervoor dat het resultaat van mediation los
gezien moet worden van een eventuele verdere afdoening door
een officier. Een officier kijkt niet alleen naar wat dader en
slachtoffer overeen zijn gekomen, maar ook naar het maatschappelijk belang. Mediation gaat over de relatie tussen deze
twee partijen, terwijl de afdoening een bredere context heeft,
legt hij uit. ‘Anders zou je strafrecht door mediation kunnen
vervangen.’ Dat sluit prima aan bij het opportuniteitsbeginsel,
legt hij uit. Ofwel, een officier van justitie beslist op gronden
aan het algemeen belang ontleend of hij een verdachte wel of
niet beboet of voor de rechter brengt.
Wanneer Van Heemst mediation aanvraagt, heeft hij van
tevoren al in zijn hoofd wat hij wil gaan doen als de mediation
slaagt. Zoals een voorwaardelijk sepot of een geldboete. Slagen
betekent dat de mediation resulteert in een vaststellingsovereenkomst. De inhoud van deze overeenkomst weegt daarbij in
principe niet mee. Wel is het zo dat een slachtoffer invloed kan
uitoefenen op de strafrechtelijke afdoening, als deze aangeeft
dat te willen. ‘Ik probeer maatschappelijk relevant te handelen’,
vertelt Van Heemst.
Dossierkennis
Een ander punt van aandacht is volgens Dierx dat een mediator niet het hele dossier kent. Is een verdachte een zogeheten
first offender of een veelpleger? Dat kan uitmaken, meent
Het is een driehoeksverhouding met de maatschappij en daarin kun je
niet alles zelf beslissen
uitkomst, schrijft artikel 51h voor, maar er is geen model over
hoe er rekening mee gehouden moet worden.
‘Een officier die doorverwijst, moet er wel iets mee willen
doen’, vindt ook Dierx. ‘De pilots worden ook gevolgd door
advocaten. Er wordt nu op het scherpst van de snede gewerkt.
Want advocaten zullen met vaststellingsovereenkomsten aan de
haal gaan. Zij gaan heus een keer procederen over een overeenkomst waar een officier aan voorbij gaat. Dan krijgt het geheel
vanzelf meer inhoud.’
Het vertrouwen van OM en rechters in mediators moet
groeien, denkt Dierx. Mediators zijn nieuwe spelers in het veld.
Een vaststellingsovereenkomst wordt door een rechter soms
TIJDSCHRIFT CONFLICTHANTERING Nummer 5, 2014 Sdu Uitgevers
Dierx. ‘Ik wil weten met wie ik het slachtoffer uitnodig in
gesprek te gaan. Inzicht in het strafdossier zou ik eigenlijk heel
normaal vinden.’ In Argentinië, waar Dierx ooit startte als
mediator, is dat gebruikelijk. Zij meent dat de mediation juist
geloofwaardiger wordt als die informatie bij de betrokkenen
van een mediation bekend mag zijn. ‘Een verdachte kan over
zijn doopceel zwijgen en een slachtoffer op het verkeerde been
zetten. En het hoeft niet altijd, maar dat kan wel leiden tot
secundaire victimisatie.’ Op zijn minst zou het proces-verbaal
van de aangifte of het verhoor met de mediator gedeeld
moeten worden, aldus Dierx: ‘We hebben al een paar keer
meegemaakt dat mediations in de intakefase strandden op dit
47
ARTIKELEN
punt. Partijen bleven nog bij hun eigen visies op het gebeurde
en de mediator had niets om ze mee te confronteren. En het
kwam ook voor dat alsnog gestart kon worden nadat het
proces-verbaal was ontvangen’.
Van Heemst is niet van mening dat een mediator het dossier
hoeft te kennen: ‘Eventuele bijzonderheden worden wel
gemeld, maar de mediation gaat over deze specifieke zaak, niet
over het verleden van een dader’.
Een verdachte die nee zegt
Een punt van zorg is volgens Van den Berg van SIB hoe wordt
omgegaan met verdachten die niet willen deelnemen aan
mediation: ‘Krijgen ze dan een minnetje achter hun naam?
Moeten ze argumenten geven voor hun weigering?’ Want als
dat zo is, brengt dat de vrijwilligheid van mediation in gevaar.
Slachtoffers en daders zijn vrij om nee te zeggen wanneer hen
mediation wordt aangeboden, benadrukt officier Van Heemst
van het OM Rotterdam. Verdachten zeggen vaker ja, is zijn
ervaring. Die hebben het gevoel er iets mee te kunnen winnen.
Dat gevoel hebben ze terecht. Want in een strafzaak wordt met
een gelukte mediation rekening gehouden, vertelt Van Heemst.
Omgekeerd wordt het verdachten niet nagedragen als ze niet
willen meedoen aan mediation, vult hij aan.
Het zou goed zijn om een aantal basisregels vast te stellen die
mediators van Slachtoffer in Beeld. Het aantal rechtbank­
mediators dat meedoet is echter groot, zo stelt Roelofs. Dat
resulteert erin dat veel van deze mediators maar een of twee
zaken doen. Dierx vertelt dat het werken met juist een klein
team van mediators bij de Rechtbank Rotterdam goed uitpakt
en ook Van den Berg van SIB ervaart dat het goed werkt met
een vaste groep van (landelijk) tien mediators. ‘Deze mediators
kunnen in korte tijd veel ervaring opdoen.’ En dat is belangrijk, want zegt Roelofs: ‘Mediation in strafzaken is echt een
specialisme’.
Het grootste leerpunt voor mediators zit volgens Roelofs in het
opstellen van de vaststellingsovereenkomst: ‘Je moet je
realiseren voor wie je het schrijft en welke plek het heeft in een
strafproces’, vertelt ze. Mediation in strafzaken kenmerkt zich
voorts door relatief veel caucussen. En er wordt veel minder
geherformuleerd, iets dat mediation in het algemeen zo eigen
is. Juist in strafzaken moet je het niet mooier maken dan het is,
legt Dierx uit: ‘Het is soms goed het zo smerig als het is op
tafel te leggen.’
Na de pilots
1 november dit jaar lopen de pilots af. Het lijkt een logische
veronderstelling dat SIB een van de uitvoerende partijen blijft.
Deze stichting wordt immers nu al structureel gefinancierd
Mediation is niet bedoeld om bij te dragen aan
de waarheidsvinding in het strafrecht
de verhouding tussen verwijzer en mediator regelen, meent
Dierx. ‘Bijvoorbeeld in een convenant of in een algemene
maatregel van bestuur op basis van artikel 51h SV.’ Het is
daarbij belangrijk dat het vak van mediator wordt afgebakend,
vervolgt ze. ‘Voor je het weet is de mediator een rapporteur van
het OM. Onafhankelijkheid is belangrijk.’ In de pilots blijkt
dat officieren en rechters soms nog erg moeten wennen aan de
vertrouwelijkheid die zo kenmerkend is voor mediation. Een
rechter wil weten waarom een dader niet wil meedoen, zo
ervaren mediators Dierx en Roelofs. Het zit in de werkwijze
van de mediator verankerd hier, zonder instemming van
betrokkenen, niets over naar buiten te brengen. Maar officieren
en rechters zijn autoriteiten die gewend zijn geïnformeerd te
worden. Onbedoeld zou een mediator aanvullend bewijs
kunnen leveren met een vaststellingsovereenkomst. Maar
mediation is niet bedoeld om bij te dragen aan de waarheidsvinding in het strafrecht.
Mediators in strafzaken
In de pilot werken mediators in strafzaken die door de
media­tionbureaus van de rechtbanken worden ingeschakeld en
48
door de overheid. Dierx hoopt dat mediation in strafzaken
onderdeel wordt van de gefinancierde rechtsbijstand, en dus
ook de vrijemarktmediators inzetbaar blijven. Dan blijft het
onderdeel van het systeem. De inzet ervan moet niet afhankelijk zijn van een subsidie, die op enig moment weer ingetrokken kan worden.
Van Heemst gaat ervan uit dat de huidige inzet van mediation
in strafzaken in Rotterdam ook na de pilot wordt voortgezet:
‘Ik heb voldoende zaken gezien waarin het meerwaarde heeft.
Daar gaan wij niet ineens mee stoppen’. Mediation in straf­
zaken zou naar de mening van Van Heemst nog wat vaker bij
minderjarigen mogen worden ingezet. Dat loopt in Rotterdam
nog iets achter. Terwijl juist daar het pedagogische effect zo
groot is, zegt hij. En ook voor zaken met huiselijk geweld ziet
Van Heemst meer potentieel.
Het onderzoek van WODC is gelijktijdig met de pilots gestart.
De eindevaluatie wordt medio 2015 opgeleverd, aldus Jaap
Oosterveer, woordvoerder op dit thema bij het ministerie van
Veiligheid en Justitie.7 ‘Dit onderzoek is bedoeld om zorgvuldige en goed onderbouwde keuzes voor de langere termijn te
kunnen maken over de toekomstige inzet van mediation in
Mfn TIJDSCHRIFT CONFLICTHANTERING Nummer 5, 2014
ARTIKELEN
strafzaken in het Nederlands strafrecht’, stelt hij. Hoe de
periode tussen het eindigen van de pilots en de eindevaluatie
wordt ingericht, wordt nader bekeken. ‘Waarbij het geheel
stilleggen van de activiteiten zoals uitgevoerd in de pilots geen
voorkeursoptie is’, aldus Oosterveer. Op de vraag wie in de
toekomst dit type mediations zal uitvoeren, antwoordt hij:
‘Het onderzoek brengt onder meer de verschillen tussen de
diverse vormen van herstelbemiddeling in kaart, ook de
verschillen tussen de bemiddelingen door SIB en die door
vrijemarktmediators. Het onderzoek kijkt daarbij naar de
kwalitatieve aspecten (meerwaarde voor de deelnemers) én naar
de kosten en baten. Mede op basis daarvan vindt besluitvorming over structurele inzet plaats.’
Mediation in strafzaken is een mooi initiatief. Dierx vindt het
pas het begin. Het zou onderdeel moeten zijn van een cultuur
waarin mensen maatschappijbreed verantwoordelijkheid
nemen voor conflicten. Zoals in Utrecht, waar Dierx nauw
betrokken is bij het inititief van de vreedzame wijk. Al op
scholen wordt daar aandacht besteed aan het effectief omgaan
met conflicten.
Van den Berg van SIB hoopt dat mediation in strafzaken straks
breed wordt aangeboden. ‘Maar we hopen ook dat de mogelijkheid van herstelbemiddeling buiten het strafrecht wordt
aangeboden. Laat mensen de vrijheid om te kiezen wat bij hen
past.’
Conclusie
Afgaande op de ervaringen en meningen van de geïnterviewden zijn de eerste signalen over de pilots met mediation in
strafzaken positief. Nu deze trein eenmaal rijdt, lijkt hij niet
meer te stoppen. De toegevoegde waarde toont zich. Het
TIJDSCHRIFT CONFLICTHANTERING Nummer 5, 2014 Sdu Uitgevers
draagt bij aan herstel, vermindert recidive en biedt een
antwoord op gezochte genoegdoening van slachtoffers. Het
past binnen de bredere maatschappelijke trend waarin burgers
zelf zeggenschap willen over hun leven. En het succes van
mediation in strafzaken in andere landen maakt dat Nederland
inmiddels niet meer kan achterblijven. Toch zijn er nog wat
losse eindjes. Wie initieert het? Hoe wordt een succesvolle
mediation door gezagdragers gewogen bij vervolgstappen? Hoe
wordt de vertrouwelijkheid, ook bij niet-succesvolle media­
tions, gewaarborgd? Hoeveel dossierinformatie krijgt een
mediator? En de meest acute vraag lijkt nu te zijn: wie verzorgt
deze mediations na de pilots en hoe wordt dat gefinancierd?
Noten
1 J. Dierx en A. van Hoek, Mediation in strafzaken: de praktische toepassing van
restorative justice en herstelrecht, Den Haag: Sdu Uitgevers 2012.
2 J.G.H. Altena-Davidsen e.a., ‘Privatisering van het strafrecht’ (redactioneel),
Ars Aequi 2013, 4.
3 J. Dierx en A. van Hoek, Mediation in strafzaken: de praktische toepassing van
restorative justice en herstelrecht, Den Haag: Sdu Uitgevers 2012.
4 B. van Stokkum, ‘Mediation in strafzaken: waarom wenselijk?’, Tijdschrift voor
Herstelrecht 2008, (8) 2, p. 55-62.
5 J.R. Dierx, G.J. Slump en M.E. Leijten, ‘Mediation in strafzaken’, Strafblad 2012,
p. 276-286.
6Idem.
7 Per e-mail aan de auteur in reactie op enkele vragen (26 augustus 2014).
Over de auteur
Drs. Judith Stoop is ervaren interviewer, onderzoeker en
adviseur met haar bedrijf SCHERP&ZINNIG. Zij is beginnend
mediator en hoopt nog dit jaar het MfN-assessment succesvol
af te leggen en zich de komende jaren in het vak van mediator
te bekwamen.
49