Toespraak tijdens Begin van de Lente op 23 maart 2014 in De Nieuwe Liefde door Nelleke Noordervliet Kijk met mij mee. Zie, hoor, en voel en proef: een dageraad. De lucht gaat van zwart naar indigo naar purper en parelmoer. Er breekt een oorverdovend vogelgefluit aan bij het verbleken van de sterren. Kleuren en contouren doemen op alsof de wereld een Polaroidfoto is. En daar is het licht. Bijna heimelijk daalt in de hoeken nog nachtelijk stof neer en lijkt achter het lawaai van de vogels een verre dreun van krijgsrumoer hoorbaar. Maar dat kan niet. De legers zijn weg. Toch draagt de stilte geluid van gisteren aan. Zie: een vlakte. Aan de horizon in drie windstreken lage bergen. De wind zwalpt al over de vlakte en buigt het graan en het gras en slaat rimpels in poelen waar dieren komen drinken; in die wind bijt het zout van de zee of brandt de geur van tijm, die groeit op de verre hellingen. Zie: de ommuurde stad met zeven poorten. Zeven wegen stromen hier samen als rivieren naar het laagste punt. Nader nu die stad en merk op hoe rondom het gras is vertrapt en de struiken zijn verzengd en hoe de bladeren van de bomen zijn gekonfijt met fijn grijs stof. Zie de sporen van verwoede schermutseling. Wrijf tussen duim en wijsvinger een monster grond, proef het. Het is doordrenkt van bloed. Voor een van de poorten, de zevende poort, de heilige poort van de God Apollo, ligt een man in wapenrusting, verbaasd de gebroken blik ten hemel geheven, de speer - ook die bebloed - terzijde gevallen, geslagen lijkt hij door de woede van de wolfsgod, de muisgod. Is er een teken in zijn voorhoofd gebrand? Hij ligt daar en in een ooghoek worden we een beweging gewaar, een dier dat aast op het lijk, in de meest nabije boom zijn gieren neergestreken en kraaien; ze wachten tot het lichaam openbarst. Huiverend zitten wachters op een afstand, hun ogen roodomrand van slaap en angst. Wat doen ze daar? Waarom halen ze de soldaat niet weg? Verderop verraadt een hoop vers gedolven en opgeworpen aarde het voorlopige graf van een andere soldaat, die daar ligt tot hem een tombe is gebouwd. Kijk: het is dag. Zie: de vlakte en de stad, de muur, de poort, de wachters en de gesneuvelde soldaat. Ets het op je netvlies. Duw het als een sleutel in de was van je hersens. Ruik het: brand, ijzer, bloed. We bevinden ons op het dode punt tussen de twee laatste tragedies in een familiedrama dat drie generaties omspant. We staan aan het begin van de slotfase. Zo dadelijk zal op het heetst van de dag als de warmte boven de horizon zindert en het zweet de wachters op de rug staat en in de ogen prikt, een stofwolk rondwervelen die het zicht belemmert. Eerder dan ze haar zien, horen ze haar door merg en been dringende kreet. Opeens, als door de storm aangedragen staat ze daar ten tweeden male , nu zichtbaar voor iedereen zoals ze wil, een jong meisje nog, ongeschonden, met zwarte haren en een gezicht als van ivoor, en ze neemt driemaal een hand vol zand en strooit dat over het lijk uit, en roept door haar weeklacht als het ware de wachters nabij, die haar op bevel van de heerser gevangen nemen. Antigone. Het tegenkind. Het kind dat tegen de keer gaat van de macht. Het kind waarin de vloek van drie generaties doodloopt. Ze schreeuwt het uit. Met opgeheven hoofd. Heel het tableau van de condition humaine is geschilderd in de dode soldaat en het jonge meisje. Voila. Zie: de mensen. Hou dit vast. Hou vooral vast: de aard van de verbeelding, dat wil zeggen de grenzeloze vrijheid, de beweeglijkheid, het vluchtige, transparante, het strikt particuliere. Niemand van ons heeft hetzelfde gezien. Ik heb gestuurd, maar heb geen macht over de beelden. De tragedie in het theater begint als Antigone haar zusje Ismene naar buiten trekt en stamelt: "Mijn eigen zusjelief, weet je dat Zeus van alle verschrikkingen veroorzaakt door Oidipous..." en dan stokt ze, herstelt zich en vraagt: "ach, welke voltooit hij niet bij ons leven?" Een retorische vraag, gevolgd door het even retorische: "nee er is niets afschuwelijks dat ik niet heb gezien". Ze zegt 'Oidipous' en niet 'vader' of 'onze vader'. Is dat alleen om het publiek snel duidelijk te maken waar het zich bevindt en met wie het te maken heeft, of schept ze zelf afstand tot hem door haar vader bij zijn naam te noemen? Of noemt ze hem altijd Oidipous, omdat ze niet kan kiezen tussen 'broer' of 'vader'? Oidipous is immers met zijn eigen moeder getrouwd en heeft bij haar kinderen gemaakt. Wat denkt ze in die fractie van een seconde na 'de verschrikkingen veroorzaakt 1 door Oidipous'? In die fractie van een seconde ziet ze haar eigen dood. Denk ik. Ze wilde zeggen: "Weet je dat Zeus van alle verschrikkingen veroorzaakt door Oidipous deze niet zal voltooien; ik zal de god te slim af zijn, de stroom ellende stuiten, ik zal mijn broer onder een hand zand begraven, hoewel dat niet mag". Ze denkt heel even dat haar verzet tegen de machthebber, tegen de heerser zowel als tegen het noodlot, succes zal hebben. Maar opeens, nu ze de woorden vindt voor haar opstand, ziet ze haar lot bezegeld. Door het noodlot te willen keren, zal ze het vervullen. Het kan niet anders. Ze is het instrument in de hand van Zeus die de laatste verschrikking voltooit zodra zij hem weerstaat, de laatste verschrikking: haar dood. Ze ziet de noodzaak van verzet stuklopen op de wil van de goden, ja zelfs ziet ze dat de kiem van verzet door de goden is geplant in hun spel met de mens, zoals een kat met een levende muis speelt. In die eerste fractie van een seconde stilte ligt de onafwendbaarheid van de handeling in de tragedie die haar naam draagt besloten. In die eerste fractie van een seconde wordt haar bewustzijn van de onafwendbaarheid zichtbaar. Daarom draagt die tragedie haar naam, ook al is het lot van haar tegenspeler Creon misschien beklagenswaardiger. In die eerste fractie van een seconde stilte wordt in een spleet van de tekst de tragedie samengevat. Op dat soort momenten gebeurt het. Tussen de woorden in, maar niet zonder taal. Soms gebeurt het. Soms vindt iemand woorden voor het onzegbare. Woorden zijn over het algemeen een beetje tweedehands. Altijd achteraf, altijd surrogaat en substituut. Maar toch is taal een middel om een net te spannen onder het kostbare dat anders dreigt te verdampen en te verdwijnen. Ik leg het uit. Denkend over dit verhaal, een beetje lezend, herlezend, surfend op het web, vond ik een blog dat twee uiteenlopende ervaringen en gedachten aan elkaar knoopte. De schrijfster vertelde dat ze een voorstelling bijwoonde van Einstein on the Beach, de opera van Philip Glass. Vijf uur lang heeft ze gebiologeerd zitten kijken. In een van de vele fascinerende scenes springen de dansers over het toneel, kruisen elkaar, heen en weer, diagonaal, rond, recht, weg en weer op. Die scene hecht ze aan de beroemde tweede koorzang uit Antigone van Sophocles: Boven al wat ontzaglijk is, spant het menselijk wezen de kroon. De 'Ode aan de mens'. Kijkend naar Einstein on the Beach ervaart ze ten diepste de betekenis van die koorzang. Ze zegt: 'Nu leek het alsof ik de ode voor me zag in een vorm die ik tevoren niet had kunnen bedenken. Het is geweldig als een voorstelling ontzag inboezemt, niet alleen voor de kunstenaars of voor het stuk, maar voor de mogelijkheden die in een dag besloten liggen, in het lopen door een kamer alleen al. Het is makkelijk dat soort ontzag te vergeten. Ik zal nooit zo over een toneel kunnen dansen, of spelen zoals de violist in Einstein speelde, of zo'n toon uit de altsax halen, of een complex contrapunt componeren dat opeens simpel en puur opstijgt. Maar ik kan mezelf optillen in al wat ik doe.' Ze knoopte in dat verhaal de ervaringen van kunstwerken aan elkaar die 2500 jaar uit elkaar liggen. Antigone is geschreven rond 440 voor Christus, Einstein on the Beach is gemaakt in 1976. En bij toeval beschreef ze de ervaringen die ik zelf had. Ik was het geheel met haar eens. Het zijn zeldzame en kostbare momenten, de momenten dat we diep worden aangeraakt door kunst. Antigone heeft de toeschouwers destijds intens bewogen, en heeft door de eeuwen heen steeds weer mensen geraakt. In dat vermogen geraakt te worden lijken we nog altijd op onze voorgangers, hoeveel er ook is veranderd. Dat vermogen zetelt in een uiterst klein orgaan dat geen vaste plaats heeft in onze anatomie en dat bij geen enkele obductie wordt gevonden. Het is samengesteld uit het fijnste zenuwweefsel, geavanceerde hersencellen, warm zuurstofrijk bloed, hormonen en de geheimzinnigste substantie van al: die waarvan dromen en herinneringen zijn gemaakt. Als er iets menselijk is, dan is het dat vermogen. Dat heeft niet zozeer met empathie te maken. Ook andere dieren kunnen zich in een lotgenoot verplaatsen. Maar dat we dat doen door de spiegel van de kunst, die het momentane overstijgt, die het heden verbindt 2 met het verleden en de toekomst, die mensen uit verschillende tijden en plaatsen met elkaar verbindt, dat is typisch menselijk. Boven al wat ontzaglijk is, spant het menselijk wezen de kroon. Kant omschrijft de werking van kunst als "Interesseloses Wohlgefallen". Dat lijkt me een wat tamme en daarom onjuiste formulering van de intensiteit waarmee de hitte van de bliksem je bij tijd en wijle van je paard dondert. De afstandelijkheid van Kants term - die hier enigszins uit zijn verband wordt gerukt - heeft alles te maken met een verdwenen schoonheidsideaal en past niet meer bij de verwarrende hevigheid van ervaringen door kunst teweeggebracht waaraan geen aasje classicisme meer te ontdekken is en waar ook het ouderwetse woord schoonheid misplaatst lijkt. Mijn incidentele emotionele reactie op kunst verbaast me echter tegelijkertijd. Want waarom zou "tevredenheid" niet een adequater reactie zijn, zoals wanneer men een moeilijk cryptogram heeft opgelost. Of "voldaanheid" als na het stillen van een grote honger of het bevredigen van seksuele lust. O ja, er is kunst die tot dergelijke alledaagse gemoedstoestanden aanleiding geeft, vrijwel alle kunst doet dat zelfs. Dat is de huis-tuin-en-keuken-kunst zonder welke er geen afgrond van kitsch en geen top van grootheid bestaat, en het is het lot van de meeste kunstenaars de voedingsbodem te zijn, waarop een enkele bloem kan bloeien, en te dromen zelf bloem te zijn. Grote kunst doet meer. Inmiddels. Kunst die van belang is, brengt een verandering in ons teweeg. Nu is dat niet zo bijzonder. Het leven zelf, al dan niet daartoe uitgenodigd, verandert ons voortdurend. Maar is de verandering door kunst van eenzelfde soort als de verandering door leven? Nee. De werking van kunst is diffuser, indirecter, vrijblijvender, meditatiever voor mijn part, ook raadselachtiger en onverwachter. Kunst gaat je op een andere manier aan dan het leven. Kunst is niet het leven, ze doet ook niet het leven na als een papegaai, want wat is de zin van imitatie als je het echte al hebt. Kunst gaat over het leven, al is de ene kunstvorm daar wat explicieter in dan de andere. Kunst vangt een aspect van het leven: liefde, dood, verlangen, vergankelijkheid, verraad, wanhoop en zet de tijd stil. Waar het over dood gaat in een kunstwerk, gaat de dood niet voorbij. Antigone gaat nu al 2500 jaar lang haar dood tegemoet. Waar het over kwetsbaarheid gaat, staat het beeld altijd op breken. Waar het over liefde gaat, duurt de extase voort. Hoewel kunst afstand neemt van het leven door het erover te hebben, maakt ze er tegelijkertijd deel van uit zoals de wet, of een aardbeving of liefde. Er is zelfs heel veel te zeggen voor een vergelijking tussen kunst en liefde. Zonder een geraffineerde mate van erotiek, extase en overgave bestaat geen enkele verhouding met een kunstwerk. De blik van Victorine Meurend op Le Dejeuner sur l'Herbe verleidt, van Tucholsky's Schlosz Gripsholm word je subiet in het wilde weg verliefd, Nymphomaniac van Lars von Trier penetreert de verbeelding. Die voorbeelden liggen misschien voor de hand, maar ook Kiefer, Bach en Baudelaire vallen onder het regiem van de erotiek. De verhouding met een kunstwerk heeft echter een enorm voordeel ten opzichte van iedere andere relatie. Wie van kunst houdt wordt automatisch terugbemind. Als wij dat niet willen, verlaat Mozart ons nooit. Je kunt dus beter een mooi stuk muziek in huis halen dan een minnaar. Waarin bestaat de bijzondere waarde van het tweeslachtige in de kunst? Kunst bestaat bij de gratie van saamhorigheidgevoel en gemeenschapszin, bij de gratie van traditie en continuiteit, terwijl de esthetische ervaring zelf gekenmerkt wordt door het persoonlijke. Het persoonlijke verwarmt het collectieve en het gemeenschappelijke tilt het individuele op. Nu even terug naar de Ode aan de mensheid. Boven al wat ontzaglijk is, spant het menselijk wezen de kroon. Dat klinkt wat snorkend, wat zelfvoldaan, wat al te machtig. Hebben we reden trots te zijn op onszelf? Heel lang is die koorzang gebruikt om de Kroon van de Schepping in 3 christelijke zin als het ware te bezingen. De theatertraditie maakte van de oude Grieken toch een beetje pre-christenen. Maar vergis je niet in de schrijver. Hij gebruikt het woord deinos. Ja, hij was een Griek. En in dat woord deinos klinken vele betekenisfacetten mee. Probeer je die als vertaler of lezer te vatten, dan krijg je oog voor de lucide dubbelzinnigheid van de ode. En die dubbelzinnigheid wordt door sommige eigenzinnige vertalers beter verwoord dan door andere. Ode aan de mens, Sofocles, vertaling Anne Carson Er zijn veel vreselijk koele kikkers maar geen is zo vreselijk stil en kil als de mens: zijn voetstappen zet hij zo gevaarlijk zacht over zee in marmeren winter, tegen de hevige blauwe golven in en elke dinsdag vermaalt hij de onverbaasbare aarde met paard en braak. Breekt ook de vrolijke vogels en vangt ze in zijn bos van koplampen, het zilte zilver rolt zijn netten in, daarvoor juist heeft hij ze geweven, deze vreselijk koele kikker. Met zijn techniek verdoemt hij dieren en bergen, doet de stier struikelen onder het juk, dwingt het paard op de knieën. En spreken en denken zo klaar als geklonken lucht en stemming van goed en kwaad in de stad, dat leerde hij zelf. Voor sneeuwkou kan hij vluchten en elke menselijke begeerte knettert als hij hem aansluit: elke uitlaat werkt, één niet. Dood blijft duister. Dood verdelgt hij niet. Ondanks pogen, kwaad, goed, wetten, goden, eerlijke eden, ondanks dat al. Hilarisch in zijn hoge stad zie je hem drentelen waar hij wil, de lava tot hier. Ook Gerard Koolschijn heeft Carsons keuze gemaakt. Anne Carson heeft het laatste deel weggelaten, het deel waarin het koor van Thebanen zegt dat de wet moet worden geëerbiedigd. Het koor van de Thebanen is voor law and order. Zij rechtvaardigen daarmee het besluit van de autocraat Kreoon, die Antigone ter dood veroordeelt en daarmee niet alleen het noodlot over haar maar ook over zichzelf afroept. De toeschouwer blijft achter met een vraag. Wanneer is verzet tegen de machthebber geoorloofd, ja zelfs verplicht? Hoe moeten we ons opstellen, als opstand noodzakelijk maar zinloos lijkt? Het is een maatschappelijke vraag, die 2500 jaar geleden werd gesteld op het scherp van de snede in de vorm van kunst en die nog altijd actueel is. Zie ons. Zie de vlakte waar de gevallenen liggen. Zie de dageraad. De lucht gaat van zwart naar indigo naar purper, naar parelmoer. We kunnen alles. Kunnen we alles? www.denieuweliefde.com 4
© Copyright 2024 ExpyDoc