VERBROEDERING BEVRIJDING VZW Oktober 2014 Jaargang 35 Nummer 3 Nieuwsbrief Woordje van de Voorzitter bracht met vredeskreten, met sit-ins, met flowerpower of met andere argeloze argumenten. In dit nummer: Ontmoetingsdag te Mechelen 2 Senioren surfen mee op de golven van de socio-economische onzekerheid 3 In memoriam 11 Toekomstige activiteiten 11 Focus op Majoor Genis 12 Uit de oude doos: Bataljonsfeesten 1969 13 Met de Verbroedering naar Normandië 14 Te noteren data: 4 november: ontmoetingsdag te Mechelen 7 november: graventocht te Leopoldsburg September is voor ons, oud-Bevrijders een maand van piëteit, een maand van eerbiedige nagedachtenis aan de gesneuvelden van de Brigade Piron. De plechtigheden in Molenbeek, Maaseik en Thorn zijn een jaarlijks weerkerend mantra om de jonge mensen te eren die hun leven hebben gegeven om het Nazi juk af te schudden en de mensen hun vrijheid terug te geven. Deze soldaten waren geen helden, maar plichtsbewuste jonge kerels, boordevol levensverwachtingen, die hun eigen dromen en geluk minder belangrijk vonden dan het gebrek aan vrijheid, aan levensvreugde, aan integriteit van hun medeburgers. De reis die de Verbroedering Bevrijding, eind september, heeft gemaakt naar Normandië moet in eerste instantie worden gezien als een hommage aan alle geallieerden die in penibele omstandigheden van de landing in Normandië een succesverhaal hebben gemaakt en in het bijzonder aan de mensen van de Brigade Piron, die meer dan hun best hebben gedaan en hun opdracht plichtsgetrouw hebben vervuld. Laten wij de offers van deze mensen als een soort relikwie overbrengen aan onze jeugd, zodat zij ten volle beseffen wat vrijheid betekent en vooral de afwezigheid ervan duidelijk kunnen inschatten. Hopelijk stopt deze bewustmaking niet na het einde van de festiviteiten ter herdenking van de zeventigste verjaardag van de landing in Normandië en de honderdste verjaardag van het begin van de Eerste Wereldoorlog. Het is belangrijk dat onze jeugd wordt geconfronteerd met de realiteiten van deze wereld en niet wordt geïndoctrineerd door naïeve wereldverbeteraars, die hun dromen voor werkelijkheid nemen en geloven dat barbaarse jihadisten tot rede kunnen worden ge- Na de implosie van het communisme, begin van de jaren negentig, dachten velen dat het walhalla, de eeuwigdurende vrede was neergedaald over de wereld. Van de bipolaire Koude Oorlogsperiode waren wij terechtgekomen in een multipolaire wereld, waar de wereld een dorp was geworden, waar grenzen waren vervaagd tot onzichtbare lijnen op het asfalt. Er stond geen rem meer op de ontwikkeling van onze maatschappij, “The Sky was the limit”. Alles moest wijken voor het ongebreidelde materialisme. Het resultaat van dit ongebreidelde consumptiestreven is ons ondertussen genoegzaam bekend. Het openbarsten van de financiële zeepbel in 2008 heeft ons met beide voeten terug op de grond gekatapulteerd. In de slipstream van de globalisering en het ongebreidelde consumptiestreven hebben armoede en sociale ongelijkheid het maatschappelijke weefsel ernstige schade toegebracht. Het is precies deze armoede en sociale ongelijkheid die een groot maatschappelijk risico herbergen en de weg openen naar extremisme, politieke instabiliteit en revolutie. Een ander zorgwekkend fenomeen is de toenemende illegale immigratie, met een groeiende vreemdelingenhaat tot gevolg. Deze problemen zijn uiteraard niet louter Belgisch, maar hebben een wereldwijde achtergrond. Door de globalisatie zijn de problemen van het Midden Oosten en Afrika echter ook onze problemen en hebben zij een voelbare repercussie op ons maatschappelijk bestel. De wereld is op dit ogenblik een kruitvat, waarvan de finale moeilijk kan worden voorspeld. De zogenaamde Islamitische Staat heeft een sfeer gecreëerd van angst, afkeer, ontzetting. Hun barbaarse onthoofdingen en terechtstellingen, hun middeleeuwse levensvorm, hun totaal gebrek aan ethiek tart elke verbeelding. Het is noodzakelijk dat deze extremisten worden uitgeschakeld. Alle democratieën moeten met vereende krachten een fatale slag toebrengen aan deze moorddadige machine, vooraleer deze moorddadige machine een fatale slag kan toebrengen aan alle democratieën. Wij Westerlingen moeten echter ook in de spiegel durven kijken en constateren dat de heren Bush en Blair, die de Golfoorlog in 2003 hebben ontketend, een verpletterende verantwoordelijkheid dragen in de malaise waarmee wij actueel worden geconfronteerd. Het argument om ten strijde te trekken was vooral gebaseerd op vermeend bezit van massavernietigingswapens van Sadam Hoessein, wat later onterecht bleek te zijn. Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 2 Armoede en sociale ongelijkheid, gekoppeld aan de frustraties van vele moslims voor de Westerse acties in Irak, Afghanistan, Palestina, Mali en andere broeihaarden, zijn voor de extremistische groeperingen de ideale voedingsbodem om sociaal zwakke, naar zichzelf op zoek zijnde jongeren te rekruteren voor hun barbaarse strijd. De “losers” van onze maatschappij komen plots in een situatie terecht waar zij iemand zijn, waar zij gevreesd worden, waar zij beschikken over leven en dood. Het is uiteraard gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar er zou meer preventief moeten worden opgetreden om deze potentiële jihadisten op te sporen, te begeleiden, en meer kansen te bieden in onze samenleving. Wij moeten ons compleet afzetten van deze barbarij, deze met alle middelen bestrijden, maar ook in eigen boezem durven kijken en evalueren waar wij beter kunnen doen. volgende regering een tandje bijsteekt inzake deze problematiek. Ook ons leger moet meer worden betrokken bij het bestrijden van dit extremistische gevaar. Zij beschikt over goed opgeleide, goed getrainde mensen en een performante bewapening. Ontbreekt nog de politieke wil om hen te integreren in de globale veiligheidsmachine, zodat zij zich specifiek kunnen trainen voor deze complexe taak. Men kan zich trouwens de vraag stellen of onze politie voldoende is opgeleid, voldoende wordt getraind, over de nodige bewapening beschikt om adequaat te kunnen optreden tegen deze moordmachine? In conclusie kan worden gesteld dat er een reëel gevaar bestaat, gevaar dat echter beheersbaar is indien voldoende politieke wil aanwezig en zeer kordaat wordt opgetreden op alle niveaus. Als burger mogen wij ons niet laten afschrikken en ons leven laten beïnvloeden door deze barbaren. Op dat ogenblik hebben zij hun doel bereikt. Ook in eigen land moeten wij heel voorzichtig omspringen met dit sluipend gif. Ook in België bestaan er slapende extremistische cellen, die op het onverwachts kunnen toeslaan. Zie de aanslag op het Joodse museum in Brussel. Het is aan de politiek om het gevaar op een cor- Wilfried Heyvaert recte manier in te schatten en de gepaste maatregelen te treffen en de Voorzitter Verbroedering Bevrijding nodige middelen te voorzien. Het drieluik politiek, justitie en politie hebben alle troeven in handen om adequaat op te treden tegen dit imminente gevaar. Een gezonde mix van sociaal engagement naar alle bevolkingsgroepen toe, preventie en begeleiding van potentiële jihadisten en een streng en kordaat optreden tegen mensen die zich laten meeslepen in deze tragiek, in deze barbarij. Maar precies bij dit kordate optreden wringt vaak het schoentje. Laat ons hopen dat de Ontmoetingsdag te Mechelen dinsdag 4 november 2014 We houden onze ontmoetingsdag dit keer in Mechelen, bezoeken daar het volledig vernieuwde complex van de Kazerne Dossin, geopend in 2012, en eten in Het Anker, hotel, café, restaurant van de brouwerij met dezelfde naam. Voor wie het nog niet wist, de Mechelse Kazerne Dossin is een unieke plaats van herinnering. Tussen 1942 en 1944 richtten de nazi's hier hun “SS Sammellager Mecheln” in. Voor meer dan 25.000 joden en 350 zigeuners was dit verzamelkamp letterlijk een wachtkamer van de dood. Ze werden er op treinen richting Auschwitz–Birkenau gezet en werden daar vermoord. Vandaag verrijst tegenover dit memoriaal een gloednieuw museum, een uniek ontwerp van de hand van toparchitect Bob Van Reeth. We krijgen er uitgebreid inzicht in de geschiedenis van de Holocaust, die werd voorbereid in ons eigen land. Het historische verhaal van racistische vervolging wordt verbonden aan een bredere invalshoek. Menu - Soepje van het seizoen Brouwerij Het Anker geniet wereldwijd faam met het gerenom- Mechelse koekoek met marktgroentjes, natuursausje meerde Gouden Carolusbier. Ze stamt uit 1369 en is een van de - Duo van javanais en bavarois oudste brouwerijen van België. De drie koperen ketels in de brouwzaal dateren van net na de Tweede Wereldoorlog. Wij bezoeken echter niet de brouwerij maar genieten van ons samenzijn Transport Er is een bus voorzien vanaf Leopoldsburg. in het restaurant. Vertrek vanaf de parking van het station om 08.45 uur. Aantal deelnemers is beperkt tot 50 personen. Programma - vanaf 10.45 uur: bijeenkomst in het cafétaria van de Er is een parking voor persoonlijke wagens rechts voor de ingang Memoriaal & Holocausttentoonstelling (GPS: Goswin de Stassart- van de Holocausttentoonstelling. straat 153) - van 11.00 tot 13.00 uur; geleid bezoek aan het museum Onkosten - Inkomgelden en gids museum, middagmaal (drank aan en bezoek aan het memoriaal in de oude kazerne 35 € - vanaf 13.30 uur: middagmaal in “Het Anker” (GPS: tafel niet inbegrepen): - Autobus: 10 € Guido Gezellelaan 69) - na het middagmaal: vrij bezoek aan het centrum van Inschrijven Mechelen Door het verschuldigde bedrag, ofwel 35 € ofwel 45 € per persoon, - 17.30 uur: vertrek van de bus naar Leopoldsburg te storten op onze rekening BE69 7352 2330 3078 en dit VOOR 28 oktober 2014. Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 3 Senioren surfen mee op de golven van socio-economische onzekerheid Deel 3 Artikel ingezonden door Wilfried Heyvaert 4. een levensdoel hebben 5. het gevoel van persoonlijke groei In het eerste deel werd vooral aandacht besteed aan de omgevingsfac- 6. competent in omgevingsmanagement. toren, die een cruciale rol spelen bij het uittekenen van een ouderenbeleid en werd de problematiek van de armoede nader belicht. In het Omgevingsmanagement kan worden omschreven als de capaciteit van tweede deel kwamen de neveneffecten van armoede en van het ouder het leiden, het sturen, het activeren van personen, activiteiten en geworden aan bod. In deze Nieuwsbrief worden, in het kader van een beurtenissen rondom hen, zodat zij grip hebben op de omgeving die reflectie over het ouderenbeleid, enkele denkpistes naar voor gescho- betrokken is bij de uitbouw en de structuur van hun leven en de beven inzake ouderenopvang en armoede. heersbaarheid ervan. INLEIDING WANNEER BEN JE OUD? “Bejaarde vrouw sterft onder kusttram”, was een nieuwsitem in een Vlaamse krant. De vrouw was 68 jaar. In een andere krant stond te lezen: “Oudere vrouw onder kusttram in Westende”. Later bleek deze dame 60 jaar te zijn. Blijkbaar is het moeilijk om 60-plussers precies te catalogeren, zonder hen te kwetsen of te stigmatiseren. Vanaf welke leeftijd bestempel je iemand als “oud”? Spreek je in het geval van 60 plussers over bejaarden, senioren, gepensioneerden, ouderen, derde leeftijd ...? Vanaf wanneer ben je een bejaarde? Vanaf wanneer behoor je tot de groep van de senioren? Welke term is het minst kwetsend? Is die term louter leeftijdsgebonden of hangt deze ook samen met de lichamelijke en geestelijke toestand van iemand en de activiteiten die deze persoon nog kan uitoefenen? Op welke manier ook men het begrip “ouderen” semantisch wil benaderen, feit is dat “dé oudere” niet bestaat. Het gaat over een zeer diverse en heterogene groep. Een precieze omschrijving is dan ook vrij moeilijk. Een mogelijke benadering is de opdeling in drie categorieën: de jongbejaarden of jongsenioren met een leeftijd tot 70 jaar, een middengroep met een leeftijd tot 85 jaar en een groep hoogbejaarden, mensen ouder dan 85 jaar (Edith Cardoen- doctor in de pedagogische wetenschappen). BEELD VAN OUDEREN OVER ZICHZELF Ondanks de vele vooroordelen die circuleren rond de vergrijzing, beleven vele ouderen de herfst van hun leven op een positieve manier. Een wijs gezegde leert ons dat oud worden de enige manier is om lang te leven. De overgrote meerderheid van de 60 plussers is niet hulpbehoevend en kan nog een actieve rol spelen in de samenleving. Zij beschikken over het algemeen over een grotere emotionele stabiliteit, zijn minder negatief ingesteld en zijn toegankelijker voor positieve impulsen. De fysieke paraatheid en de mentale weerbaarheid spelen uiteraard een primordiale rol. Ouderen die actief bezig blijven ondervinden meer levensvreugde, meer emotioneel welzijn, hebben meer zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld. Zij zijn minder blootgesteld aan depressies. Belangrijk in dit kader is het behoud van de cognitieve capaciteiten en het verruimen van de horizon door het uitbreiden of verdiepen van de intellectuele kennis. De Amerikaanse psychologe Carol Ryff onderscheidde zes dimensies van zingeving, die de beeldvorming over ouderen meebepalen: 1. zelfaanvaarding 2. positieve relaties met anderen 3. autonomie De graad van positieve zelfperceptie van ouderen stoelt op de mate waarin de optimale toestand in elk van de zes dimensies wordt bereikt. NIET BETUTTELEN, MAAR LUISTEREN Duizenden en duizenden vrijwilligers, mantelzorgers en professionele zorgverleners geven dagelijks het beste van zichzelf om de ouderen een waardige oude dag te bezorgen. Vele zaken lopen gesmeerd, maar niet alles loopt perfect. Onderzoeken tonen aan dat bijna de helft van de professionele zorgverleners vindt dat de zorg die zij verlenen niet voldoende is afgestemd op de reële behoeften van de ouderen. Een ander punt dat onze volle aandacht verdient is de betutteling. De betuttelende, vaak neerbuigende manier waarop oudere mensen soms worden aangesproken in woon- en zorgcentra of ziekenhuizen is niet alleen beledigend, maar bovendien slecht voor hun fysieke en psychische gezondheid. "En, hoe voelen wij ons vandaag? " of "Hebben we ons bord helemaal leeggegeten". Het zijn vragen die verplegers of verzorgers dikwijls stellen en ongetwijfeld met de beste bedoelingen. Maar oudere mensen aanspreken alsof het kleuters zijn mag dan al tot doel hebben om beter te communiceren, in feite veroorzaakt het vaak depressies omdat deze mensen de indruk krijgen dat ze incompetent zijn of niet meer helemaal bij hun verstand. Uit een onderzoek aan de Amerikaanse universiteit van Kansas, blijkt dat oudere patiënten, die kampen met dementie, door die kneuterige manier van aanspreken vaak rebels worden en weigeren hun medicatie te nemen, hoe nodig die ook is. Ook mensen die nog in goede geestelijke gezondheid verkeren krijgen problemen wanneer ze voortdurend worden benaderd als een klein kind. Wanneer iemand zijn hele leven als een gerespecteerd persoon heeft meegedraaid in de maatschappij en hij/zij, na in een home of ziekenhuis te zijn beland, als een kind wordt behandeld wegens grijze haren en rimpels, kan dat het zelfbeeld en het zelfrespect van die mensen zwaar ondermijnen. De oudere generatie wil zo lang mogelijk actief meedraaien in de samenleving. Zelfstandigheid en zelfbeschikking zijn heilig. Ouderen weten perfect wat goed is voor hen, zeker wanneer het gaat over de zorg en de hulp die ze nodig hebben. Ze zijn verstandig en mondig genoeg om mee te beslissen over hun eigen lot. Jarenlang is er bepaald voor en niet door de ouderen wat zorg en hulp betekenen. Het resultaat Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 4 is dat de steun die wordt aangeboden niet altijd in overeenstemming is met de behoefte. Gelukkig begint deze mentaliteit stilaan te veranderen. Er is een andere aanpak nodig. We moeten de ouderen betrekken bij deze problematiek en hen vragen welke zorg en hulp zij voor ogen hebben om hun welzijn op te krikken. Het enige alternatief om dit streefdoel te bereiken is te luisteren naar deze mensen, net zoals moet worden geluisterd naar de andere actoren die betrokken zijn bij deze problematiek. Dit is geen eenmalig fenomeen, maar een permanente opdracht. Blijven luisteren en aanpassen aan de wijzigende behoeften. STUDIE DENKTANK ITINERA De ouderenzorg in Vlaanderen verkeert in een abominabele toestand. Dat is de ongezouten mening van de denktank Itinera naar aanleiding van een studie die zij hebben gemaakt inzake deze problematiek. Vele gemeenten hebben hun bejaarden bitter weinig opvang en verzorging te bieden, terwijl de vergrijzing als een sneltrein door onze samenleving raast. Vlaanderen scoort vrij slecht in verschillende domeinen, of het nu om woonzorgcentra, serviceflats, dagcentra, lokale dienstencentra of thuiszorg gaat. Volgens deze studie heeft dit voor een groot gedeelte te maken met politieke kortzichtigheid. De politiek denkt op een termijn van vijf jaar en verliest de toekomst uit het oog, wat zullen de noden zijn over 10 à 20 jaar. Tien jaar geleden wilde men overschakelen van residentiële zorg naar alternatieven. Dat alternatief is echter nooit uitgebouwd en ondertussen is Vlaanderen veel te actief geweest in het afbouwen van residentiële voorzieningen. Het resultaat is dat de situatie voor de woonzorgcentra in Wallonië, waar dat veel minder is gebeurd, beter is dan in Vlaanderen. Met de verwachte evolutie van de vergrijzing, stevenen wij af op een weinig fraai scenario. De ouderenzorg zal de komende jaren een (groot) tandje moeten bijsteken om de groei bij te benen. In de provincie Limburg zal het aantal ouderen met 86 procent toenemen tegen 2025, in Turnhout met 77 procent en aan de kust met de helft, waar reeds wordt gepiekt op dit moment. Concreet betekent dit dat vanaf 2010 jaarlijks 3.500 plaatsen hadden moeten bijkomen in de woonzorgcentra, zijnde een stijging van zo´n derde. Een andere mogelijkheid: 1.600 extra plaatsen in woonzorgcentra en de helft bij in de thuiszorg. Dit alles is niet gebeurd. De komende zes jaar zal het tekort in de ouderenzorg met nog eens een kleine 20.000 extra plaatsen groeien. Hoe groot de noden van de oudere bevolking zijn mag blijken uit een aantal vroegere studies. Zo loopt zestig procent van de ouderen in een residentieel opvangcentrum een verhoogd risico op ondervoeding. Een ander markant probleem is dat de helft van de ouderen daar op één of andere manier is “gefixeerd”. Dit betekent dat zij in de kamer worden gehouden door verdoving of vast te binden. Voor negentig procent onder hen duurt dat drie maanden. Er is geld nodig, veel geld. Maar dat is er niet. De gemeenten zullen de komende jaren minder financies ter beschikking hebben en zullen dus eerder afbouwen. Niet de gemeenten en de OCMW moeten de woonzorgcentra uitbaten, maar gespecialiseerde zorgverstrekkers, of het nu om privébedrijven gaat of om vzw. Belangrijk is dat de lokale beleidsmensen overtuigd zijn van de immense problemen in de ouderenzorg en de nodige prioriteiten leggen. Preventie, het creëren van een positieve leefomgeving voor ouderen, verhinderen dat deze mensen in de zorg belanden is de meest aangewezen route om te volgen. VERGRIJZING AAN DE KUST/ LABORATORIUM VOOR VLAANDEREN De Belgische kust wordt geconfronteerd met een hoge vergrijzingsgraad. Dit fenomeen manifesteert zich zowel bij de “lokale” bevolking als bij de tweede verblijvers, mensen die de herfst van hun leven aan de kust willen doorbrengen. Deze “dubbele vergrijzing” kan worden gezien als een bedreiging voor het intergenerationele evenwicht aan de kust. In 6 van de 10 kustgemeenten overtreft het aantal tweede verblijven het aantal residentiële woningen. 75% van de tweede verblijvers is ouder dan 55 jaar. Ongeveer 50 procent van de kustbevolking is ouder dan 50 jaar en meer dan 25 procent is 65 of meer (gegevens 2012). In een gemeente als Koksijde liggen deze cijfers nog beduidend hoger. Het was reeds in 2010 de eerste gemeente in Vlaanderen waar de gemiddelde leeftijd van de bevolking tot boven de 50% klom. In 2013 bedroeg het aantal 60 plussers in Koksijde 44% en volgens een toekomstprognose zou dit aantal oplopen tot 50% in 2020 en 58% (aanleunend tegen de 60% !!) in 2040. Deze demografische aardverschuiving is de voorbode van wat gans Vlaanderen te wachten staat binnen 20 jaar. De kust is het laboratorium voor het toekomstige ouderenbeleid in Vlaanderen. Het is het laboratorium waar beleidslijnen moeten worden uitgetekend voor huisvesting, stedenbouw, mobiliteit, sociale diensten, zorgverlening, individuele bijstand enz.. Het streefdoel moet zijn om alle senioren een waardige plaats te geven in onze samenleving, waar zij met respect worden behandeld, waar rekening wordt gehouden met hun specifieke noden en waar naar hen wordt geluisterd. Deze uitdaging is geen sinecure en zal van de lokale bestuurders een globale aanpak vergen, tegen een achtergrond van financiële schaarste. De vergrijzing is uiteraard niet alleen een uitdaging, maar schept ook opportuniteiten. Zo zorgt de vergrijzing voor een toename aan jobs binnen de horeca, de toeristische sector, de zorgverlening enz. Vele senioren zijn niet zorgbehoevend en als dusdanig belangrijke consumenten. Ook hebben ze relatief veel tijd en engageren ze zich voor de opvang van de kleinkinderen. Velen zijn ook als vrijwilliger actief in scholen als leesgrootouder, als trainer van een sportclub, als bestuurslid in ouderverenigingen, in woonzorgcentra, bij OCMW enz. . ENKELE DENKPISTES NEN OUDERENBELEID VOOR UITTEKE- PROBLEMATIEK OUDERENOPVANG Graad van zelfredzaamheid In onze blitse samenleving zijn het vooral de vitale senioren die bij voorkeur worden opgevoerd. Zij zijn het uithangbord van media en reclamewereld om te wijzen op de mogelijkheden die deze mensen hebben om de herfst van hun leven zinvol in te vullen, om binnen te duiken in een wereld vol avontuur, in een wereld van “active ageing” op zoek naar fysiek, mentaal en sociaal welzijn. De bejaarde moet en zal actief blijven. Niet iedereen heeft echter het geluk om in deze modieuze wereld mee te draaien. Er zijn ook zorgbehoevende ouderen, die steun nodig hebben. In een zorgzame maatschappij mogen wij deze mensen niet wegmoffelen in de anonimiteit, ver weg van deze blitse samenleving. Dit mag niet de finale zijn van een leven van werken en wroeten. Iedereen heeft het recht op een volwaardige plek in onze maatschappij. Oud zijn betekent enkel een bepaalde periode in het globale levensproces van een mens, proces dat begint bij de geboorte en eindigt met de dood. Ouderdom moet worden gepercipieerd als het sluitstuk van het leven. De laatste 20 jaar van een mensenleven zijn even belangrijk als de eerste 20. Er moet werk worden gemaakt van de normalisering van het ouder worden. Enkel dan kan de mediatieke verheerlijking van de “eeuwig jong” mentaliteit worden doorbroken. Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 5 Thuisopvang/ Vermaatschappelijking Zorgverlening Ouderen worden vaak ingedeeld in categorieën, afhankelijk van de zorggraad die zij nodig hebben. Zorgbehoevenden komen normaliter terecht in gespecialiseerde woonzorgcentra met gespecialiseerd perso- neel. Dit model staat enigszins onder druk, enerzijds wegens het hoge kostenplaatje, anderzijds door de tijdsdruk, waardoor het verzorgend personeel met moeite de sociale zorgaspecten kunnen inpassen. Door deze trend wordt er meer en meer gepleit voor een “vermaatschappelijking” van de zorgverlening, waar de zorg wordt verschoven naar thuisverzorgers, familie, vrijwilligers, mantelzorgers, buren …. Dit informele zorgcircuit is aan te raden, zelfs als de woning moet worden aangepast. De ouderen kunnen langer thuis blijven in hun eigen vertrouwde omgeving en voelen er zich perfect gelukkig. Onderzoek heeft aangetoond dat hoe langer wij leven en wonen in een bekende omgeving, hoe beter ons fysiek en geestelijk welzijn is. Het uitgelezen scenario is dat voor ouderen een “opvangplaats wordt gereserveerd” in de familie en niet in een woonzorgcentrum Dit gebeurt trouwens al in zeker mate, maar is nog verre van gemeengoed. Het zit (nog) niet in onze cultuur. Wij zijn opgegroeid in een maatschappij waar de zorg, vanaf kleuter tot bejaarde, werd uitbesteed. Deze omschakeling vereist een mentaliteitswijziging en zal veel tijd vragen. Eerlijkheidshalve dient gesteld dat informele zorgverlening niet alle problemen van de ouderenopvang kan of zal oplossen en dat formele zorg, met haar kennis en expertise, meer dan een absolute noodzaak blijft. Belangrijk is dat intens wordt nagedacht hoe deze formele zorgverstrekking in de toekomst moet worden georganiseerd in functie van de diversiteit binnen de ouderengemeenschap. Deze denkoefening moet uitmonden in een panoplie van zorgaanbiedingen, in een systeem waar iedere oudere zijn specifieke plaats heeft en waar iedere oudere zijn eigenheid en zijn waardigheid kan bewaren. Een systeem waar eenieders welzijn als enig kwaliteitslabel geldt. Woonzorgcentra In Nederland is een koppel samen uit het leven gestapt om de overstap naar een woonzorgcentrum te vermijden. Een klein krantenartikel verwoordt precies de schrik die vele ouderen, over alle grenzen heen, hebben om de rest van hun leven te moeten doorbrengen in de beslotenheid van een rusthuis, verwijderd van familie en samenleving Ondanks het feit dat de woonzorgcentra hun uiterste best doen om de ouderen op een kwalitatieve manier te omringen en te verzorgen, ondanks het feit dat deze centra niet langer huizen in aftandse gebouwen, maar integendeel vaak uitblinken in moderniteit, blijft hun grote uitdaging de warme, huiselijke familiesfeer binnen te brengen in deze centra. De perceptie, de vrees van vele ouderen om anoniem weg te kwijnen in een woonzorgcentrum en de enige bezigheid erin zal bestaan uit wachten op de dood, moet sterk worden ontkracht. De sector heeft de voorbije jaren heel wat werk geleverd op het vlak van kwaliteitsvolle zorgverlening. De woonzorgcentra zijn trouwens vanaf 2013 begon- nen met het meten van hun dienstverlening. De meting gebeurt rond drie thema´s: kwaliteit van zorg en veiligheid, kwaliteit van leven en kwaliteit van zorgverleners en zorgorganisatie. Deze drie thema´s werden vertaald in een aantal indicatoren, waarvan een gedeelte subjectieve beoordelingen zijn over de kwaliteit van leven, beoordelingen die door de bewoners zelf of door hun vertegenwoordigers worden ingevuld. Het probleem van de woonzorgcentra is m.a.w. niet zozeer de kwaliteit van de zorg, maar een kwantitatief probleem. Door het ijltempo van de vergrijzing in Vlaanderen kunnen de voorzieningen voor ouderen, die nochtans zijn toegenomen, de tred niet bijhouden. De wachtlijsten zijn dubbel zo lang als vijf jaar geleden. Een onrustwekkend gevolg daarvan is dat het gemiddeld tien maanden duurt vooraleer een bewoner kan worden opgenomen. Dat lijkt op het eerste gezicht niet zo bijster lang, maar punt is dat, in tegenstelling tot vroeger, enkel nog zwaar zorgbehoevenden binnen geraken en dan is tien maanden wachten wel heel lang. Het slachtoffer is uiteraard de oudere, die in een carrousel terecht komt van opname in een kortverblijf, dan eventjes naar huis, nadien naar het dagcentrum enz. …Dit is een ongezonde situatie, een absoluut prioritair punt voor het politieke beleid. Studies hebben uitgewezen dat in 2025 150.000 tot 175.000 bedden zullen nodig zijn. Jaarlijks komt dit neer op 1.600 tot 3.500 nieuwe plaatsen, afhankelijk van het scenario. Deze toename zou gedeeltelijk kunnen worden opgevangen door meer thuiszorg te organiseren. Maar zich beperken tot het minimum van 150.000 bedden is alleen haalbaar als het aanbod van de thuiszorg met de helft toeneemt, bovenop de uitbreiding die alleszins nodig zal zijn door de vergrijzing. De periode tot 2025 moet worden beschouwd als een ‘inloopperiode’. Daarna zal de vraag zelfs nog meer toenemen. Verder blijft het kostenplaatje van de woonzorgcentra voor vele ouderen een moeilijk te nemen hindernis. ALTERNATIEVE VORMEN VAN OPVANG SERVICEFLATS/Assistentiewoningen Ideale woonformule voor ouderen die nog vrij zelfstandig kunnen functioneren, maar niet langer in hun eigen milieu willen blijven wonen omdat dit niet meer is aangepast of omdat zij er zich onveilig voelen. Serviceflats/assistentiewoningen zijn voorzien voor mensen die geen continue verzorging of permanent toezicht nodig hebben. Zij liggen vaak in de omgeving van een woonzorgcentrum of werken er mee samen. Deze individuele woongelegenheden bieden het grote Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 6 voordeel dat er dienstverlening op maat kan worden aangeboden. De dienstverlening is dezelfde als deze die thuis kan worden bekomen: maaltijden, gezins- en bejaardenhulp, poetshulp, thuisverpleging en dergelijke. Er is echter geen verzorgend of verplegend personeel permanent aanwezig. Serviceflats/ assistentieflats zijn dan ook niet geschikt voor zwaar zorgbehoevende ouderen, tenzij ze samenwonen met een valide partner. (Assistentiewoningen zijn voorzieningen die zorgen voor aangepast wonen voor ouderen, waar de bewoner ouderenzorg kan inkopen. De assistentiewoning voorziet in een noodoproep, maar ook in crisiszorg en overbruggingszorg). dagverzorgingscentra Deze centra bieden overdag opvang aan en verzorging aan ouderen. Zij nemen tijdelijk de opvang over van de mensen die normaal de thuisverzorging verzekeren: mantelzorgers, thuisverplegers, vrijwilligers… Al wie 65 jaar is of ouder, kan één of meerdere dagen per week terecht in een dagverzorgingscentrum. Deze centra zijn echter niet geschikt voor personen die zware medische verzorging en begeleiding nodig hebben. Het centrum helpt wel ouderen bij het wassen en de verzorging en organiseert allerlei activiteiten. Wie de ganse dag blijft kan er warm eten. Een dagverzorgingscentrum biedt ook vervoer aan van en naar het centrum tot bij de betrokkene thuis. Het dagcentrum maakt meestal deel uit van een woonzorgcentrum. Van primordiaal belang zijn de sociale contacten die er worden gelegd. Centra voor kortverblijf Een centrum voor kortverblijf biedt tijdelijk verzorging en opvang aan ouderen, zowel. dag en nacht als alleen ‘s nachts. Men kan er verblijven voor een periode van maximaal 60 opeenvolgende dagen en maximaal 90 dagen per jaar. Al wie 65 jaar is of ouder kan er terecht. Een kort verblijf kan nodig zijn als de thuisverzorgers (familie, vrienden, kortom de mantelzorgers) dat een tijdje niet kunnen doen wegens vakantie of ziekte bijvoorbeeld. Een centrum voor kortverblijf biedt als het ware een adempauze voor de mantelzorger. Het is ook een oplossing wanneer iemand tijdelijk meer verzorging nodig heeft dan normaal, na een ongeval bijvoorbeeld. Zowel licht-, zwaar zorgbehoevende- of dementerende personen kunnen er terecht. De dienstverlening is gelijkaardig aan deze in een woonzorgcentrum of centrum voor herstelverblijf. Men krijgt er niet alleen verzorging, zoals verpleegkundige en hygiënische zorg, maar ook gezins- en huishoudelijke hulp, revalidatie, activering, ontspanningsactiviteiten en sociale contacten met de andere bewoners. Het centrum voor kortverblijf is een tussenschakel tussen thuis blijven wonen met thuisverzorging en een permanent verblijf in een serviceflat/assistentiewoning of woonzorgcentrum.. CENTRA VOOR PALLIATIEVE ZORG Palliatieve zorg betekent totaalzorg, geestelijk en lichamelijk, voor wie ongeneeslijk ziek is en binnen afzienbare tijd zal sterven. Deze zorgverlening is uiteraard niet alleen gericht naar ouderen toe, maar biedt hen wel een menswaardige uitweg naar de dood. Het is de fase van het leven waar geen verbetering meer te verwachten valt, waar belastende onderzoeken en behandelingen geen nut meer hebben en waar men zich toelegt op de zieke en niet op de ziekte. Waar niet de duur, maar de kwaliteit van het leven prioritair is. De behoeften en keuzes van de patiënt zijn voor het denken en handelen van de verzorgers prioritair. In de regio Westhoek-Oostende beschikken twee ziekenhuizen over een gespecialiseerde palliatieve afdeling: AZ Damiaan in Oostende en RZ Jan Yperman in Ieper. Bij minder dan de helft (41%) van alle zwaar zieke mensen die in aanmerking komen voor gespecialiseerde palliatieve zorg, gebeurt deze zorg ook effectief. Binnen deze groep gaat het in 64% van de gevallen over kankerpatiënten. Voor 59% van de mensen met behoefte aan dergelijke zorg gebeurt geen gespecialiseerde palliatieve opvang . Het gaat hier vooral om ouderen en om mensen die sterven aan chronische aandoeningen, andere dan kanker. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft de palliatieve zorg voor ouderen en nietkankerpatiënten uitgeroepen tot één van meest prioritaire aandachtspunten voor het toekomstige gezondheidsbeleid. Het is schrijnend dat in vele woonzorgcentra waar jaarlijks ongeveer 15.000 ouderen overlijden, nog altijd geen palliatieve equipes zijn. Vele andere broze ouderen wonen nog thuis, waar ze vereenzamen of heen en weer sukkelen tussen thuis en ziekenhuis. De eerstelijnszorg moet alert worden gemaakt voor de palliatieve zorgproblematiek Menswaardig sterven is een recht... Het invullen van een wilsverklaring is één ding, Even belangrijk is dat er wordt geluisterd, in elke fase van het ouder worden, naar de patiënt wat hij of zij wil wat er gebeurt. ENKELE PERSOONLIJKE REFLECTIES OVER OUDERENOPVANG De vergrijzingsexplosie waarmee wij worden geconfronteerd, en die pas rond 2040 haar piek zal bereiken, plaatst de problematiek van de ouderenopvang op de eerste rij van politieke uitdagingen naar de toekomst toe. De maatschappij is aan mensen, die hun ganse leven hard hebben gewerkt en de locomotief zijn geweest voor de huidige welvaartsstaat, verplicht hen een waardige oude dag te garanderen. Vandaag wordt een plausibele inspanning geleverd, maar onvoldoende gezien de lange wachttijden in de woonzorgcentra en de achterstand in de bouw van serviceflats, assistentiewoningen, dagverzorgingscentra, centra voor kortverblijf, om nog te zwijgen over sociale woningen. Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 7 Ideaal is dat ouderen, zowel voor hun fysiek als psychisch welzijn, zo lang mogelijk thuis kunnen worden opgevangen, in hun eigen vertrouwde omgeving, desnoods met aanpassing van de woning en uiteraard met de nodige thuiszorg. Andere formules zoals serviceflats of assistentiewoningen bieden aan ouderen, die nog gedeeltelijk zelfstandig kunnen functioneren, een aantrekkelijk alternatief. Dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf zijn een onontbeerlijke schakel voor de dagelijkse of tijdelijke opvang van ouderen met specifieke problemen. Ouderen wiens lichamelijke of geestelijke toestand niet meer toelaat om thuis op een waardige manier te leven, ofwel in een serviceflat of assistentiewoning, moeten zonder lange wachttijden kunnen worden opgevangen in het formele zorgcircuit. Deze woonzorgcentra moeten een veelheid aan zorgfaciliteiten aanbieden, waar rekening wordt gehouden met de diversiteit van de aanwezige ouderenpopulatie en waar iedere oudere zijn eigenheid en zijn waardigheid kan bewaren. Een zorgsysteem waar eenieders welzijn als enig kwaliteitslabel geldt. Jaarlijs sterven ongeveer 15.000 ouderen in de woonzorgcentra. De aanwezigheid van palliatieve equipes zou zeker geen overbodige luxe zijn. Ouderenopvang is een complex probleem. Niemand heeft de wijsheid in pacht om zo maar losjes duurzame oplossingen uit de mouw te schudden. Deze problematiek vergt een multidisciplinaire aanpak, waar de verschillende actoren die er bij betrokken zijn, in het kader van een werkgroep het beleid inzake ouderenopvang uittekenen. Dit gebeurt best op het lokale niveau, eventueel met hulp van een gespecialiseerd studiebureau. Bij deze studie dient rekening te worden gehouden met de demografische evolutie van de vergrijzing, het financiële plaatje dat hieraan is verbonden en de verwachte socio-economische evolutie. Er moet ondubbelzinnig worden bepaald hoeveel woonzorgcentra, serviceflats, assistentiewoningen, sociale woningen, dagverzorgingscentra en centra voor korte verblijven noodzakelijk zijn in de evolutie van de tijd om uiteindelijk te landen bij het piekmoment van 2040. Er moet worden bepaald welke thuiszorg noodzakelijk is om de tendens van de vermaatschappelijking van de zorgverlening op een adequate manier te kunnen opvangen. Streefdoel is om alle ouderen te allen tijde een menswaardig bestaan te garanderen. Een belangrijk element in deze ganse problematiek is de mogelijke inbreng van de privé sector in de ouderenopvang en te onderzoeken of de zorgverlening hierdoor niet te veel in het vaarwater van financieel gewin zou komen te staan. Een uitermate complex probleem dat met absolute prioriteit moet worden aangepakt. Politici moeten begrijpen dat een planning op korte, maar vooral op middellange en lange termijn dringend noodzakelijk is en dat planning op middellange en lange termijn niet eindigt bij het einde van de lopende legislatuur. PROBLEMATIEK ARMOEDE in armoede terecht te komen. Het onderhoud en comfortinvesteringen wegen zwaar op het budget en zijn quasi onbetaalbaar. Vele woningen van ouderen zijn in een slechte toestand, zijn slecht geïsoleerd en hebben vaak weinig of geen basiscomfort. Uit onderzoek blijkt dat meer dan 50.000 woningen bewoond door ouderen een totaal gebrek hebben aan basiscomfort: 25% heeft geen centrale verwarming, bijna 10% heeft geen warm stromend water in de keuken en in de badkamer en 5% heeft geen toilet binnenshuis. Wat is armoede? Wanneer men denkt aan armoede, wordt vaak alleen gedacht aan het financiële aspect, maar armoede is meer dan enkel een kwestie van geld. Het is een cumulatie van allerlei factoren. Mensen die in armoede leven krijgen vaak geen toegang tot mogelijkheden die anderen wel krijgen. Armoede leidt tot uitsluiting in vele domeinen. Professor Jan Vranken omschrijft armoede als volgt: “Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op eigen kracht overbruggen. Wanneer is iemand arm? Het meten van armoede is relatief complex. Een realistische indicator is de armoededrempel. Mensen lopen een verhoogd risico op armoede als hun inkomen lager is dan deze drempel. Deze wordt berekend op basis van Europese enquêtegegevens en komt in België overeen met 60% van de mediaan van alle inkomens. Personen onder die inkomensdrempel worden als arm beschouwd. Zo wordt in ons land iemand als arm omschreven, als zijn maandinkomen lager ligt dan 973€ per maand. Voor een gezin met twee kinderen ligt de armoederisicogrens op 2.044€ per maand. Het Centrum voor Sociaal Beleid, onderzoekscentrum verbonden aan de Universiteit van Antwerpen, berekende nog een andere armoedegrens die beter aansluit bij de realiteit: de budgetstandaard. Die gaat na welk budget men per maand nodig heeft om basisproducten als voeding, kleding, huur/huisvesting… aan te kopen. Volgens deze berekening ligt de grens op 1.135€ voor een alleenstaande en 2.022 voor een gezin met 2 kinderen. Armoede is overal Armoede is niet alleen een probleem in verstedelijkte gebieden, ook het platteland wordt geconfronteerd met dit fenomeen. Op het platteland heeft armoede wel een ander gelaat, hier spreekt men vooral over verborgen armoede. Onderzoek toont aan dat één op vier landbouwfamilies het zeer moeilijk heeft om financieel rond te komen. Deze problematiek situeert zich hoofdzakelijk in plattelandsgebieden als WestVlaanderen, het Meetjesland, het Pajottenland, de Vlaamse Ardennen, de Noorderkempen, het Hageland, Noord- en Zuid Limburg en Voeren. Op het platteland neemt de veroudering van de bevolking in sterke mate toe. Van de platte landsbevolking, die kampt met bestaansonzekerheid, is 70% een oudere persoon. Zij worden er met verschillende problemen geconfronteerd. De kwaliteit van sommige woningen is zorgwekkend en er zijn weinig sociale of aangepaste woningen voor ouderen. Door de vlucht van de jongere generaties naar de steden en het beperkte openbare vervoer, is de kans dat ouderen op het platteland geïsoleerd geraken vrij groot. Armoede bij ouderen is niet erg zichtbaar in onze samenleving. Omwille van hun trots en waardigheid verbergen ze hun kwetsbaarheid en praten ze er niet of weinig over. Daarom spreekt men ook wel eens over ‘stille’ armoede. Armoede is niet alleen een onrecht, het is een globaal maatschappelijk probleem. In België leven meer dan anderhalf miljoen mensen in armoede, waaronder veel ouderen. Het is beschamend dat er vandaag nog ouderen zijn, die in een welvarende regio als Vlaanderen, problemen ondervinden bij de betaalbaarheid van woonzorgcentra, bij de toegang tot comfortabele huisvesting, bij gezondheidszorg, mobiliteit, vrije tijd en andere “normale” behoeften. De armoede in Vlaanderen is de laatste jaren niet gedaald, integendeel. Meer en meer ouderen kunnen hun energiefactuur niet betalen, moeten beroep doen op voedselbedeling, stellen medische zorgen uit of kwijnen, bij gebrek aan sociale contacten, weg in eenzaamheid in weinig comfortabele behuizing. Meer dan een vijfde van onze senioren leven in armoede. Zij moeten rondkomen met ongeveer 1.000€ per maand als alleenstaande of 1.500€ als koppel. Van dit bedrag moeten ze vaak nog huishuur, energie, voeding en zorg betalen. Velen komen niet rond en moeten op hun oude dag overleven in schrijnende toestanden. Daarbij komen nog de extra kosten omwille van zorg of gezondheidsproblemen naarmate men ouder wordt. De Vlaamse Ouderenraad heeft vastgesteld dat ouderen een vergeten PROBLEMEN GELIEERD AAN ARMOEDE groep zijn in het armoedebeleid en dat er zeer weinig wordt ondernomen om de armoede bij deze mensen daadwerkelijk aan te pakken. Een veel gehoorde kreet is dat de pensioenen weliswaar laag liggen, Leven in een woning van slechte kwaliteit maar dat de meeste ouderen een eigen huis bezitten, wat de beste Vele ouderen bezitten een eigen huis, maar dit is geen garantie om niet garantie is voor een rustige oude dag. En effectief meer dan 75% van in het armoedecircuit terecht te komen. Veel van deze huizen zijn niet de 60 plussers hebben een eigen huis, maar dit is geen garantie om niet aangepast aan de huidige comfortnormen. Niet alle ouderen zijn trou- Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 8 wens eigenaar van hun woning, 20% is huurder. Cijfers tonen aan dat huurders meer kans lopen om in de armoede terecht te komen, nl. 20% , terwijl dit bij eigenaars 8% bedraagt. Ouderen die niet op de sociale huurmarkt terecht kunnen, zijn aangewezen op de private huurwoningmarkt. Daar is de keuze voor mensen met een laag inkomen beperkt. Vaak komen ze in een woning van slechte kwaliteit terecht waar ze toch een hoge huurprijs voor moeten betalen. Naast de maandelijkse huurprijs zijn er ook nog andere kosten zoals elektriciteit, water, verwarming,… Daarbij komt dat wie een huurcontract aangaat in de meeste gevallen bovenop de maandelijkse huur nog een huurwaarborg dient te betalen. Meestal is deze huurwaarborg gelijk aan de som van drie maanden huur. In vele gevallen is deze weliswaar eenmalige financiële last te zwaar voor mensen met een laag inkomen. tussen gezondheid en andere levensnoodzakelijke uitgaven. Doktersbezoeken worden vaker uitgesteld, omdat ze deze kosten eerst moeten voorschieten, alvorens ze (gedeeltelijk) worden terugbetaald. Daardoor worden de gezondheidsproblemen alleen nog maar erger. Betaalbaarheid van de zorg Voor wie in armoede leeft, blijft de betaalbaarheid van de zorg een knelpunt. Om de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg voor mensen met een laag inkomen te verbeteren, werd het Omnio-statuut in het leven geroepen. Dit statuut voorziet in een hogere tegemoetkoming van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en dus in een verlaging van het remgeld (de persoonlijke kost). Dit statuut moet worden aangevraagd bij het ziekenfonds en wordt toegekend indien de inkomsten van het gezin niet boven een bepaalde inkomensgrens liggen. De kans is reëel dat een aantal rechthebbenden hier geen Energiearmoede gebruik van maken, aangezien dit statuut niet automatisch wordt toeWoningen van slechte gekend. Begin 2010 waren er in Vlaanderen 751 667 mensen die een kwaliteit hebben een Omnio-statuut hadden verkregen, 414 306 van hen waren 60-plussers. nefaste invloed op de Sociaal netwerk energiefactuur. Goed- Ook het hebben van een sociaal netwerk speelt een belangrijke rol in kope leidingen en de gezondheid. Dit sociaal netwerk zorgt er immers voor dat ouderen, slechte isolatie van die problemen hebben met hun gezondheid, een beroep kunnen doen muren en ramen zijn op kinderen, familieleden, buren en vrienden. Aangezien ouderen met een bron van substanti- een klein inkomen vaak een beperkt sociaal netwerk hebben, zijn zij eel warmteverlies. Ook meer aangewezen op de formele zorg die relatief duur is en worden zij slechte en verouderde geconfronteerd met grotere kosten. huishoudtoestellen zijn zware energievreters. Toegang tot de gezondheidszorg Voor ouderen die in Om bepaalde rechten te verwerven en diensten te gebruiken, moet men armoede leven wegen op de hoogte zijn. Ouderen, en vooral deze met beperkte financiële deze energiefacturen middelen, weten vaak niet waar ze recht op hebben, welke tegemoetzwaar door op het inkomen. Wanneer de energieprijzen stijgen worden komingen er zijn en bij welke dienst ze hiervoor terecht kunnen. Doorzij dubbel getroffen. Bovendien hebben ouderen met een beperkt inko- gaans hebben zij het moeilijker om toegang tot informatie over gemen weinig of geen budget over om energiebesparende aanpassingen zondheidszorg te krijgen. Bovendien is de informatie steeds meer en uit te voeren in de woning. Vooral huurwoningen zijn over het alge- meer te vinden op websites. Ouderen en vooral ouderen met een bemeen slecht geïsoleerd en net daar zijn oudere huurders volledig af- perkt inkomen hebben vaak geen toegang tot deze gegevens. Dit maakt hun zoektocht naar informatie alleen maar complexer. Voor hankelijk van de eigenaar. ouderen van vreemde origine is er nog een extra drempel, aangezien zij vaak moeilijkheden hebben met de taal. Gezondheidsklachten door ongezonde woning Een slechte ventilatie, vochtproblemen, schimmelvlekken op de muur, een kachel zonder goede afvoer, geluidshinder, onvoldoende lichtinval, …factoren die zorgen voor een ongezonde leefomgeving. Veel mensen in armoede moeten noodgedwongen wonen in een ongezonde woning. Dit heeft implicaties op de gezondheid. Wie in zo’n woning woont, wordt veel vlugger ziek. Daarom leven mensen in armoede gemiddeld minder lang dan de doorsnee Belg. Leven in minder goede gezondheid “Arm maakt ziek en ziek maakt arm” is geen fabeltje. Sommige mensen dreigen door aanslepende gezondheidskosten in armoede terecht te komen. Andere mensen hebben door te leven in armoede meer kans op stress, een slechtere gezondheid en worden sneller ziek. Constant geconfronteerd worden met stresssituaties heeft een enorme invloed op iemands lichamelijke en geestelijke gezondheid. Zo leven mensen met een lagere sociale status (laag inkomensniveau, laag opleidingsniveau) gemiddeld 15 jaar minder lang in goede gezondheid. Niet elke oudere heeft de kans om een gezond leven te leiden. Wonen in een vochtig huis, wakker liggen van onbetaalde facturen, een ongezonde voeding, … het zijn maar enkele factoren die voor mensen in armoede aanleiding geven tot gezondheidsproblemen. Voor wie regelmatig, langdurig of chronisch ziek is, kunnen de doktersbezoeken, opnames in het ziekenhuis, onderzoeken en geneesmiddelen de gezondheidskosten hoog doen oplopen. Aangezien de uitgaven voor de gezondheid sterk toenemen na 65 jaar worden ouderen in armoede nog vaker getroffen. Voor mensen met een beperkt budget is het dikwijls wikken en wegen Minder deelnemen aan het sociale leven Een uitstapje maken, een cultureel bezoek, deelnemen aan een sportactiviteit, … het zijn meestal zaken waar mensen in armoede het eerst op besparen. Doordat ze niet of minder kunnen deelnemen aan culturele, sportieve en vrijetijdsactiviteiten verminderen de sociale contacten en krimpt het sociale netwerk. Dit leidt gemakkelijker tot eenzaamheid of isolement. Ouderen in armoede die willen deelnemen aan cultuur, sport of ontspanning, worden geconfronteerd met een aantal drempels. Allereerst is er de financiële drempel: het toegangsticket, de gepaste kledij, het vervoer, iets drinken voor of na de activiteit, …. Een belangrijk deel van de 60-plussers vindt dat de culturele activiteiten te duur zijn. Daarnaast zijn er nog een aantal andere drempels. Ouderen met een laag inkomen kennen minder goed het aanbod, ze voelen zich minder thuis in bestaande verenigingen, hebben minder sociale contacten waardoor ze vaak alleen op stap moeten, …. Bovendien liggen veel voorzieningen niet in de buurt, wat een extra drempel met zich meebrengt. De problemen waarmee mensen in armoede kampen brengen veel spanning en stress met zich mee. Daarom hebben zij juist nood aan ontspanning, om eens te kunnen ontsnappen aan de beslommeringen van het dagelijkse leven. Onderzoek heeft aangetoond dat vakantie mensen in armoede mentaal sterker maakt. Dankzij een daguitstap of Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 9 een week vakantie komen ze in contact met nieuwe mensen, wat zorgt voor een uitgebreider sociaal netwerk. Bovendien krikt een geslaagde vakantie ook hun zelfvertrouwen op. Maar voor veel mensen met een laag inkomen behoort een vakantie om even op adem te komen niet tot de mogelijkheden. In Vlaanderen kan 15% van de bevolking zich geen week vakantie veroorloven, bij de gepensioneerden loopt dit percentage op tot bijna 17% en bij de 75-plussers geeft meer dan 20% aan niet op vakantie te kunnen gaan omwille van financiële redenen. Gevolgen Een leven in armoede betekent dat je minder kansen krijgt en uitgesloten wordt op verschillende vlakken. Mensen die langdurig leven in armoede voelen zich niet aanvaard, onzeker, hebben het gevoel er niet bij te horen, hebben een minderwaardigheidsgevoel. Ze zijn getekend door deze uitsluiting. Armoede blijft een taboe. Daarom trachten ouderen hun armoede zo goed mogelijk te verbergen uit schaamte, uit schrik om er niet meer bij te horen. Vaak sluiten ze zichzelf af en komen niet meer buiten. Aangezien ouderen met financiële problemen minder sociale contacten hebben, wordt hun schrijnende situatie minder opgemerkt. Armoedefiche Armoede schuilt dikwijls achter een gesloten deur. Daarom is het niet eenvoudig om armoede bij ouderen te detecteren. Om na te gaan of iemand arm is kunnen een aantal factoren wijzen op een armoederisico; factoren zoals het inkomen, een tegemoetkoming in de gezondheidskosten, het al dan niet bezitten van een woning, …Belangrijk is de armoede in kaart te brengen. Vele actoren kunnen hieraan meewerken. Dokters, apothekers, postbode, familie, buren, vrijwilligers, mantelzorgers, gerichte onderzoeken door Sociaal Huis/OCMW enz. Doel is een aantal concrete cijfergegevens te verzamelen over de ouderen in de gemeente, zodat men een globaal beeld krijgt over de armoede bij ouderen: de armoedefiche. Een armoedefiche is gebaseerd op vragen in vijf domeinen: demografie-inkomen-wonen-gezondheid-sociaal leven. Na evaluatie moeten concrete actiepunten worden uitgewerkt om de armoede te bestrijden en deze mensen terug een waardige plaats te bezorgen in de maatschappij. ENKELE REFLECTIES OVER DE STRIJD TEGEN ARMOEDE BASISPENSIOEN Om een menswaardig leven te kunnen leiden is voldoende financiële armslag noodzakelijk. Voor ouderen is het pensioen de belangrijkste bron van inkomsten. Het is de basis voor een leven in armoede of niet. België heeft, onbegrijpelijk, één van de laagste pensioenen van Europa Het huidige pensioenstelsel is niet in staat is om mensen op hun oude dag een menswaardig bestaan te laten leiden. Ons land faalt compleet in deze evidente, belangrijke ambitie. Een eerste stap die moet worden gezet is, om als buffer tegen de armoede, aan iedereen een basispensioen toe te kennen dat minimum boven de armoedegrens ligt, ongeacht de loopbaan. Armoedegrens berekend volgens de budgetstandaard, anno 2014 gaat het over 1.135€ voor alleenstaanden en 2.022€ voor een gezin met 2 kinderen. Wie geen enkel jaar heeft gewerkt en samenwoont, voornamelijk huisvrouwen, zou zo´n 750€ moeten krijgen. In landen zoals Nederland heeft dit model haar diensten bewezen. De armoede bij ouderen ligt daar met 10 procent de helft lager dan de 20 procent bij ons. Heden ten dage is voor vele ouderen het wettelijke pensioen onvoldoende en niet in verhouding tot de reële levenskosten. Een blamage voor ons land. Het zou ook de problematiek over de Inkomens Garantie voor Ouderen (IGO) overbodig maken. Het aanvragen en de opvolging van de IGO vraagt heel wat administratieve vaardigheden en rompslomp. Mensen ervaren dit als een zware last. Een fair en realistisch basispensioen is een eerste aanloop naar een eerlijke en sociale maatschappij. BETAALBARE HUISVESTING EN GEZONDHEIDSZORG Om armoede bij ouderen te vermijden is niet alleen een leefbaar inkomen noodzakelijk, maar ook een betaalbare zorg en huisvesting. In dit kader zijn een veralgemeende derdebetalersregeling voor de zorg en een huurpremie voor de huisvesting, voor mensen die het echt nodig hebben, een verdere stap in de goede richting. NIEUW CONCEPT CENTRALE MINDER MOBIELEN Voor sommige ouderen, ook voor ouderen in armoede, is het gebruik van het openbaar vervoer niet altijd evident. De minder mobielen centrale is op dat ogenblik een perfect alternatief voor deze mensen. Feit is dat vandaag minder ouderen in armoede gebruik maken van dit aanbod, omwille van de kostprijs, onvoldoende gekend, rijdt niet in het weekend, enkel voorzien voor een welbepaalde categorie van verplaatsingen… Er dient naar een nieuw, meer omvattend concept van toegankelijke minder mobielen centrales te worden gezocht DIENST- EN HULPVERLENING OCMW Opdracht Een OCMW, voluit “ Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn”, verzekert een aantal maatschappelijke dienstverleningen en zorgt voor het welzijn van iedere burger. Elke gemeente of stad heeft een eigen OCMW, dat een brede waaier aan diensten aanbiedt. In ons land worden heel wat mensen geconfronteerd met onvoldoende bestaansmiddelen of zelfs geen vaste woonplaats. Al deze mensen kunnen sociale bijstand krijgen van het OCMW. Deze sociale bijstand heeft als doel een minimuminkomen te garanderen aan de ganse bevolking. Voordat ze sociale bijstand toekennen voert het OCMW een onderzoek naar de bestaansmiddelen van de aanvrager. Het gaat, in functie van de persoonlijke of familiale toestand van de persoon, na welke hulp het meest geschikt is en biedt hem of haar dan de gepaste middelen om aan die behoefte te voldoen. Activiteiten Het gamma aan hulpverlening, aangeboden door het OCMW is veelzijdig en omvat in grote lijnen: financiële steun, informatie en advies, ondersteuning bij het uitoefenen van rechten, psycho-sociale en pedagogische begeleiding, materiële hulpverlening, schuldbemiddeling, opvang van asielzoekers, ondersteuning bij tewerkstelling, inrichten van sociale voorzieningen en steun aan daklozen. Probleem is dat het woord OCMW door vele mensen wordt gelieerd aan een soort openbare onderstand, een drempel, een aantasting van hun waardigheid, hun menselijke fierheid, hun zelfrespect. Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 10 DIENSTENCENTRUM middagmaal te bekomen. Werking Een gesubsidieerd lokaal centrum moet minsten 32 uur per week open Opdracht Een dienstencentrum, zijn, voor iedereen toegankelijk en werkt bij voorkeur eng samen met in de meest ruime vrijwilligers. configuratie, is een lokale ontmoetingsplaats verbonden aan SOCIAAL HUIS een OCMW. Er zijn weliswaar ook dienstencentra die niet zijn verbonden aan een OCMW, maar aan de stadsdiensten. Het centrum staat in voor informatie, recreatie, vorming en dienstverlening. Het is een centrale ankerplaats die de bezoekers informeert en leidt naar gepaste, bestaande zorg- en dienstverlening. De uiteindelijke bedoeling is het sociale netwerk van de gebruiker uit te bouwen, zodat mensen zo lang mogelijk thuis, in hun vertrouwde omgeving, kunnen blijven wonen. Activiteiten Lokale dienstencentra bieden informatieve, recreatieve en vormende Doel activiteiten aan. Er worden zitdagen georganiseerd door allerlei dien- Het Sociaal Huis is een “toegankelijkheidsconcept” op lokaal niveau. sten zoals hulpkas voor ziekte en invaliditeit. boerenbond, vertrou- Doel is de toegankelijkheid in het aanbod aan dienst- en hulpverlening wenscentrum voor kindermishandeling, pensioen, zitdag voor minder- te centraliseren, te vereenvoudigen. Het is gelieerd aan het OCMW en validen, MS-liga enz….Men kan er. ook terecht met vragen over thuis- wil dit openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn nauwer inbedzorg, er worden hobbyactiviteiten georganiseerd, men kan er lessen den in het globale sociale spectrum, in het geheel aan welzijnsdiensten actief in de lokale gemeenschap. Het Sociaal Huis is de plek waar volgen enz. Deze activiteiten zijn vooral bedoeld om de zelfredzaam- burgers voor alle administratieve en sociale dossiers, premies en uitkeheid en het sociale netwerk van vooral oudere mensen te versterken. ringen terecht kunnen. Het staat open voor iedereen, zonder enig onZe moeten uiteraard gebeuren in onderlinge coördinatie met de lokale derscheid. ouderenverenigingen en organisaties die gelijkaardige activiteiten Twee belangrijke functies van het Sociaal Huis zijn : -de één-loketfunctie: de burger kan hier terecht met al zijn vragen in aanbieden.. Lokale centra bieden ook dienstverlening aan onder de vorm warme verband met sociale dienstverlening binnen de gemeente. Hij hoeft zich niet eerst te informeren of dit nu een taak is die door het OCMW, maaltijden, organiseren vervoer, klusjesdienst, wassalon, kapsalon, door de gemeente of door een andere openbare of private partner pedicure enz. wordt uitgevoerd. Een gesubsidieerd (door de Vlaamse regering) dienstencentrum moet -de doorverwijsfunctie: er is één informatieloket dat voor alle vragen minsten in vier van de acht hierna volgende vormen van hulp- en met betrekking tot het welzijn kan doorverwijzen naar andere diensten dienstverlening voorzien: -warme maaltijden aan huis bezorgd of in de en organisaties in de gemeente of omliggende gemeenten. ontmoetingsruimte- hulp bij boodschappen- hulp bij huishoudelijke Dienstverlening klussen- buurthulp: initiatieven die het sociale netwerk, de communi- De dienstverlening in het Sociaal Huis is zeer ruim opgevat en bevat onder andere volgende diensten: catie en het veiligheidsgevoel versterken- maatregelen ter verhoging administratieve dienstverlening – sociale dienst – dienst schuldhulpvan de mobiliteit naar de lokale bewoners toe- uitleendienst toestellen verlening – dienst vreemdelingen – onderneming dienstencheques – voor personenalarm - organisatie van de dienstverlening van een per- seniorenloket – thuiszorgdiensten – werkwinkel - woonloket. sonenalarmcentrale- activiteiten voor specifieke doelgroepen uit de In het Sociaal huis kan men ook terecht voor meer informatie over woonzorgcentra, kortverblijf en dagverzorging.. lokale leefgemeenschap. Thuiszorg Klanten Thuiszorgdiensten aangeboden door het Sociaal Huis zijn veelzijdig: Een lokaal dienstencentrum richt zich in het bijzonder tot personen in gezinszorg en aanvullende thuiszorg – personenalarmsystemen – kluseen beginnende zorgsituatie. Door het aanbod in het dienstencentrum jesdienst – maaltijdbedeling – minder mobielen centrale – aanbieden worden ze aangemoedigd in hun zelfredzaamheid en kunnen ze vaak van warme maaltijden aan 65 plussers aan een zeer redelijke prijs ook kennis maken met andere vormen van thuiszorg. Die dragen er op (bijv. in samenwerking met een woonzorgcentrum). hun beurt toe bij dat deze mensen langer thuis kunnen blijven wonen Het Sociaal Huis heeft een ruim aanbod aan diverse ondersteunenen veel minder snel de overstap moeten maken naar de residentiële de thuiszorgdiensten om senioren zo lang mogelijk thuis te laten genieten van hun oude dag. zorg. Het dienstencentrum heeft een belangrijke preventieve functie. Thuiszorg bij het Sociaal Huis is een totaalpakket. Alle zorgnoden Specifieke strijd tegen vereenzaming en armoede worden in kaart gebracht. De hulpverlening wordt op maat uitgewerkt Een dienstencentrum is een kloppend hart, een open huis, een bruisen- en opgevolgd. Een klant komt in een traject terecht en wordt hierin de ontmoetingsplaats, een centrum waar ouderen actief worden gehou- begeleid door een maatschappelijk werker van de thuiszorg. De volleden. Het is een jeugdclub voor senioren, waar allerlei activiteiten wor- dige kosten van het zorgpakket worden in kaart gebracht. De klant den georganiseerd, gaande van leuke cursussen tot interessante work- wordt zowel op het vlak van zorg als op het financiële vlak begeleid. Het Sociaal Huis is een ideaal centrum voor vrijwilligerswerk shops. Een plek waar men mensen kan ontmoeten en een sociaal netwerk uitbouwen. Samen met de aanwezigheid van een cafetaria, resVoor- en nadelen Sociaal Huis en Dienstencentaurant, kapper, pedicure, manicure en gelaatsverzorging zijn dienstencentra een ideale partner in de strijd tegen vereenzaming. Een bijko- trum De grote voordelen van een dienstencentrum zijn enerzijds de laagmende troef is de laagdrempeligheid. Deze centra bieden een platform drempeligheid, locatie meestal afgescheiden van het OCMW, en anaan de minder begoede ouderen om tegen een lage prijs een gezond Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 11 derzijds de aanwezigheid van een restaurant en cafetaria als ontmoetingsplaats in de strijd tegen vereenzaming en armoede. Het feit dat de meeste verenigingen er hun thuisbasis hebben is een surplus voor de onderlinge coördinatie door de centrumdirecteur en het organiseren van activiteiten. Het nadeel is dat er meerdere loketten, meerdere locaties zijn: dienstencentrum, sociale dienst, OCMW, om de nodige informatie en/of dienstverlening te verkrijgen. Het grote voordeel van een Sociaal Huis is het feit dat alles onder één dak zit en men aan één loket, op één locatie de nodige informatie en/ of dienstverlening kan verkrijgen. Het nadeel is het ontbreken van een centrale ontmoetingsplaats voor de senioren, met cafetaria en restaurant, het ontbreken van een thuisbasis voor de verenigingen en locatie voor de organisatie van hun activiteiten. Het Sociaal Huis kan en moet zich meer engageren in de strijd tegen vereenzaming, armoede en het leggen van sociale contacten. Vitale senioren, met voldoende financiële armslag, hebben misschien minder nood aan een dienstencentrum. Maar in elke stad, in elke gemeente leven heel wat senioren, die het minder breed hebben, die wat blij zouden zijn met een ontmoetingsplaats waar zij zonder schroom tegen een lage prijs iets kunnen gaan drinken, waar zij kunnen kaarten, biljarten, tafeltennis spelen,….waar zij sociale contacten kunnen leggen en waar zij tegen een lage prijs een lekker middagmaal kunnen bekomen. In de strijd tegen armoede moet worden gestreefd naar meer centralisatie van de hulpverlening. Het organiseren in of nabij het dienstencentrum van een voedselbedelingspunt, een tweede hands kledingswinkel, eventueel een sociale kruidenier, waar een vooraf aangeduide groep arme mensen aan een goedkoop tarief basisproducten kan kopen, is een piste waar ernstig moet worden over nagedacht. In Memoriam We vernemen het overlijden van Adjudant b.d. René Boonen. Hij werd op eigen verzoek in familiale kring begraven op 25 september. Toekomstige activiteiten 4 november 2014 Tweede ontmoetingsdag, bezoek aan Kazerne Dossin te Mechelen september 2015 (datum later) Militaire parade te Maaseik 17 februari 2015 (?) Ontmoetingsdag te Leopoldsburg september 2015 (datum later) Plechtigheid te Thorn 12 maart 2015 Algemene Statutaire vergadering oktober 2015 (datum later) Graventocht te Leopoldsburg 19 mei 2015 Verbroederingsdag 3 november 2015 Tweede ontmoetingsdag september 2015 (datum later) Plechtigheid te Molenbeek Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 12 Focus op Majoor Genis 50 jaar geleden, op 9 december 1964, sneuvelde Majoor Genis in de Replubiek Congo (Zaïre). Majoor Roger GENIS een held van Bevrijding Roger Genis wordt geboren te OOSTENDE in 1920. Op 1 april 1938 tekent hij een contract in de Schoolcompagnie van de Ardeense Jagers, waar hij op 4 oktober 1939 benoemd wordt tot sergeant en deelneemt aan de 18-daagse veldtocht op 10 mei. Op 27 mei 1940 wordt de Sergeant Roger Genis gekwetst en afgevoerd naar een militair hospitaal. Daarna maakt men hem krijgsgevangen. Nauwelijks hersteld weet hij ontsnappen en op 8 februari onderneemt hij een lange clandestiene reis tot Marsei11e, waar hij een contract bij het Vreemdelingenlegioen tekent. Hij wordt er sergeant bij de transmissies. Op 8 november 1942 bij de landing van de geallieerden in Noord-Afrika is hij sergeant van dienst. Na het gevaarlijk initiatief genomen te hebben van de berichten, die het Legioen in staat van alarm moeten brengen, te vertragen, deserteert hij met twee Belgen en een Engelsman en voegt zich bij de Amerikaanse troepen. Hun kleine groep gidst een Amerikaanse eenheid die geland is. Als dank leveren de Amerikanen hen over aan de Franse Rijkswacht. Het Legioen vergeeft geen desertie en Roger Genis komt terecht in de versterkte gevangenis van ORAN. Maar de gevangenen mogen buiten de gevangenis karweien uitvoeren en dit soms onder de bewaking van een Senegalese schildwacht. Roger weet deze zodanig om te praten dat hij de ogen sluit en Roger ontvlucht opnieuw, nu naar de tuin van een villa die dienst doet als Officiersmess van de Amerikanen. Een Amerikaans marineofficier, die vlot Frans spreekt en wiens voorouders Belgen waren, ontdekt hem hier. Hij begrijpt zeer goed het geval GENIS en de volgende morgen wordt Roger clandestien ingescheept op de « EMPRESS of CANADA » met bestemming Groot-Brittannië. Op 24 november 1942 bereikt Roger Genis Liverpool en laat zich inlijven bij de Belgische Strijdkrachten in de Cie Para. Op 16 augustus 1943 wordt hij eerste sergeant en op 11 mei 1944 gaat hij over naar de 2de Onafhankelijke Eenheid van de Brigade Bevrijding. Hij maakt de landing in Normandië en de Belgische-Hollandse Veldtocht mee. Na een reeks heldendaden benoemt men hem ten uitzonderlijke titel op 10 november 1944 tot Eerste Sergeant-Majoor. Hij ontvangt ook de Britse Militaire Medaille uit handen van Maarschalk Montgomery. Bij de reorganisatie van de Brigade Bevrijding beslist Kolonel SBH PIRON er een officier van te maken en stuurt Roger Genis naar de Officer Cadet Training Unit in Wales. Op 20 april 1945 is de Adjudant Genis terug in het 3de Bataljon Bevrijding en neemt nog deel aan de slag van Opheusden. Na in Bevrijding o.a. de functies van Commandant van het schoolpeloton en Commandant van het peloton verkenners uitgeoefend te hebben, engageert hij zich op 13 augustus 1951 als vrijwilliger voor het Koreabataljon. Om zijn heldendaden in Korea te resumeren, past het een vertaling te geven van het Citaat hem verleend door de President van de VSA bij het verlenen van het « Ereteken van de soldaat ». « Lid van het Belgisch Bataljon in Dienst van de Verenigde Naties, heeft zich door zijn heldhaftigheid onderscheiden te MALGUNDONG: laat in de nacht van 3 december 1951, de luitenant GENIS, vernemende dat een bevriende patrouille zich te midden van een mijnenveld bevindt en er verschillende slachtoffers gevallen zijn door ontplofte mijnen, heeft snel een patrouille georganiseerd om hulp te brengen aan de manschappen in moeilijkheden. De luitenant Genis leidt zijn manschappen door een moeilijk terrein tot aan de limiet van het mijnenveld en zuivert heel alleen een pad tot aan de gekwetste manschappen. Na een uur kruipen in een volslagen duisternis, iedere mijn langs het pad ontwapenend, bereikt luitenant Genis de patrouille en leidt daarna de evacuatie naar een veilige zone. De heldhaftigheid en het beroepsgeweten ontplooid door luitenant Genis bij deze gelegenheid eren hem alsook het Belgisch Leger.» Op 8 september 1952 wordt hij gekwetst, gehospitaliseerd en terug overgebracht naar België. Op 17 januari 1953 is hij terug in Bevrijding als Commandant van de B Cie. Na een cursus gevolgd te hebben in Fort BENNING in Amerika, doet hij in april 1959 mutatie naar de Infanterieschool te ARLON. Op 18 februari 1963 komt hij terug naar Bevrijding, waar hij als majoor, commandant wordt van de steuncompagnie. Op 12 oktober 1964 vertrekt hij in het kader van de Technische Bijstand naar de Republiek Congo (Zaïre). Hij bevrijdt er duizenden blanken uit de handen van de Simbas, doch valt met zijn colonne op 9 december 1964 in een hinderlaag. Hij raakt zwaar gewond. Tijdens de evacuatie per helikopter bezwijkt hij aan de gevolgen van zijn verwondingen. Majoor Genis, een officier van Bevrijding, is steeds een echt soldaat geweest. Hij heeft een relatief kort maar wel een gevuld leven gehad. Het stond steeds in het teken van het dienen. Daarom is het als voorbeeld te stellen voor alle Bevrijders en voor alle jongeren zeker waard te worden vermeld. Het moet ons tot nadenken stemmen. (Samengevat naar een artikel van « PONTCARRAL » verschenen in La Belgique Militaire van Mar 65). Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 13 Uit de oude doos Bataljonsfeesten 1969 Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 14 Met de Verbroedering in Normandië van 21 tot 25 september 2014 Nieuwsbrief Jaargang 35 Nummer 3 Pagina 15 Samenstelling van het Bestuur Voorzitter Wilfried Heyvaert Telefoon: 058.518408 E-mail: [email protected] Bestuurslid Sylvain Weuts Telefoon: 011.344756 E-mail: [email protected] Ondervoorzitter Julien Saenen Telefoon: 011.344817 E-mail: [email protected] Bestuurslid Secretaris Bob Antheunis Telefoon: 011.551104 E-mail: [email protected] Bestuurslid Penningmeester, webmaster, redactie Jos Van Erum Telefoon: 0479.800348 E-mail: [email protected] Vaandeldrager Gaston Cannaerts Telefoon: 011.343107 Feestcommissaris Herman Dillen Telefoon: 011.343931 E-mail: [email protected] Reserve-vaandeldrager Mon Zmyslony Telefoon: 011.401590 E-mail: [email protected] Luc Smet Telefoon: 0498.045954 E-mail: [email protected] Wim De Greeve Telefoon: 0485.280983 E-mail: [email protected] Lidgelden Secretariaat Jaarlijkse bijdrage: minimum 10 € Lidgeld voor het leven: 125 € Te storten op rekening BE69 7352 2330 3078 Bob Antheunis Klachtloopstraat 30 3920 Lommel BIC KREDBEBB
© Copyright 2025 ExpyDoc