Nieuwsbrief Oktober 2014

VERBROEDERING BEVRIJDING VZW
Oktober 2014
Jaargang 35 Nummer 3
Nieuwsbrief
Woordje van de Voorzitter
bracht met vredeskreten, met sit-ins, met flowerpower of met andere argeloze argumenten.
In dit nummer:
Ontmoetingsdag te
Mechelen
2
Senioren surfen mee
op de golven van de
socio-economische
onzekerheid
3
In memoriam
11
Toekomstige activiteiten
11
Focus op Majoor Genis 12
Uit de oude doos: Bataljonsfeesten 1969
13
Met de Verbroedering
naar Normandië
14
Te noteren data:
4 november: ontmoetingsdag te Mechelen
7 november: graventocht te Leopoldsburg
September is voor ons, oud-Bevrijders een maand
van piëteit, een maand van eerbiedige nagedachtenis aan de gesneuvelden van de Brigade Piron.
De plechtigheden in Molenbeek, Maaseik en
Thorn zijn een jaarlijks weerkerend mantra om de
jonge mensen te eren die hun leven hebben gegeven om het Nazi juk af te schudden en de mensen
hun vrijheid terug te geven. Deze soldaten waren
geen helden, maar plichtsbewuste jonge kerels,
boordevol levensverwachtingen, die hun eigen
dromen en geluk minder belangrijk vonden dan
het gebrek aan vrijheid, aan levensvreugde, aan
integriteit van hun medeburgers. De reis die de
Verbroedering Bevrijding, eind september, heeft
gemaakt naar Normandië moet in eerste instantie
worden gezien als een hommage aan alle geallieerden die in penibele omstandigheden van de
landing in Normandië een succesverhaal hebben
gemaakt en in het bijzonder aan de mensen van de
Brigade Piron, die meer dan hun best hebben gedaan en hun opdracht plichtsgetrouw hebben vervuld. Laten wij de offers van deze mensen als een
soort relikwie overbrengen aan onze jeugd, zodat
zij ten volle beseffen wat vrijheid betekent en
vooral de afwezigheid ervan duidelijk kunnen
inschatten. Hopelijk stopt deze bewustmaking niet
na het einde van de festiviteiten ter herdenking
van de zeventigste verjaardag van de landing in
Normandië en de honderdste verjaardag van het
begin van de Eerste Wereldoorlog. Het is belangrijk dat onze jeugd wordt geconfronteerd met de
realiteiten van deze wereld en niet wordt geïndoctrineerd door naïeve wereldverbeteraars, die hun
dromen voor werkelijkheid nemen en geloven dat
barbaarse jihadisten tot rede kunnen worden ge-
Na de implosie van het communisme, begin van
de jaren negentig, dachten velen dat het walhalla,
de eeuwigdurende vrede was neergedaald over de
wereld. Van de bipolaire Koude Oorlogsperiode
waren wij terechtgekomen in een multipolaire
wereld, waar de wereld een dorp was geworden,
waar grenzen waren vervaagd tot onzichtbare
lijnen op het asfalt. Er stond geen rem meer op de
ontwikkeling van onze maatschappij, “The Sky
was the limit”. Alles moest wijken voor het ongebreidelde materialisme. Het resultaat van dit ongebreidelde consumptiestreven is ons ondertussen
genoegzaam bekend. Het openbarsten van de financiële zeepbel in 2008 heeft ons met beide voeten terug op de grond gekatapulteerd. In de slipstream van de globalisering en het ongebreidelde
consumptiestreven hebben armoede en sociale
ongelijkheid het maatschappelijke weefsel ernstige
schade toegebracht. Het is precies deze armoede
en sociale ongelijkheid die een groot maatschappelijk risico herbergen en de weg openen naar
extremisme, politieke instabiliteit en revolutie.
Een ander zorgwekkend fenomeen is de toenemende illegale immigratie, met een groeiende
vreemdelingenhaat tot gevolg. Deze problemen
zijn uiteraard niet louter Belgisch, maar hebben
een wereldwijde achtergrond. Door de globalisatie
zijn de problemen van het Midden Oosten en Afrika echter ook onze problemen en hebben zij een
voelbare repercussie op ons maatschappelijk bestel.
De wereld is op dit ogenblik een kruitvat, waarvan
de finale moeilijk kan worden voorspeld. De zogenaamde Islamitische Staat heeft een sfeer gecreëerd van angst, afkeer, ontzetting. Hun barbaarse
onthoofdingen en terechtstellingen, hun middeleeuwse levensvorm, hun totaal gebrek aan ethiek
tart elke verbeelding. Het is noodzakelijk dat deze
extremisten worden uitgeschakeld. Alle democratieën moeten met vereende krachten een fatale
slag toebrengen aan deze moorddadige machine,
vooraleer deze moorddadige machine een fatale
slag kan toebrengen aan alle democratieën. Wij
Westerlingen moeten echter ook in de spiegel
durven kijken en constateren dat de heren Bush en
Blair, die de Golfoorlog in 2003 hebben ontketend, een verpletterende verantwoordelijkheid
dragen in de malaise waarmee wij actueel worden
geconfronteerd. Het argument om ten strijde te
trekken was vooral gebaseerd op vermeend bezit
van massavernietigingswapens van Sadam Hoessein, wat later onterecht bleek te zijn.
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 2
Armoede en sociale ongelijkheid, gekoppeld aan de frustraties van
vele moslims voor de Westerse acties in Irak, Afghanistan, Palestina,
Mali en andere broeihaarden, zijn voor de extremistische groeperingen de ideale voedingsbodem om sociaal zwakke, naar zichzelf op
zoek zijnde jongeren te rekruteren voor hun barbaarse strijd. De
“losers” van onze maatschappij komen plots in een situatie terecht
waar zij iemand zijn, waar zij gevreesd worden, waar zij beschikken
over leven en dood. Het is uiteraard gemakkelijker gezegd dan gedaan, maar er zou meer preventief moeten worden opgetreden om
deze potentiële jihadisten op te sporen, te begeleiden, en meer kansen te bieden in onze samenleving. Wij moeten ons compleet afzetten
van deze barbarij, deze met alle middelen bestrijden, maar ook in
eigen boezem durven kijken en evalueren waar wij beter kunnen
doen.
volgende regering een tandje bijsteekt inzake deze problematiek. Ook
ons leger moet meer worden betrokken bij het bestrijden van dit extremistische gevaar. Zij beschikt over goed opgeleide, goed getrainde
mensen en een performante bewapening. Ontbreekt nog de politieke
wil om hen te integreren in de globale veiligheidsmachine, zodat zij
zich specifiek kunnen trainen voor deze complexe taak. Men kan zich
trouwens de vraag stellen of onze politie voldoende is opgeleid, voldoende wordt getraind, over de nodige bewapening beschikt om adequaat te kunnen optreden tegen deze moordmachine?
In conclusie kan worden gesteld dat er een reëel gevaar bestaat, gevaar dat echter beheersbaar is indien voldoende politieke wil aanwezig en zeer kordaat wordt opgetreden op alle niveaus. Als burger
mogen wij ons niet laten afschrikken en ons leven laten beïnvloeden
door deze barbaren. Op dat ogenblik hebben zij hun doel bereikt.
Ook in eigen land moeten wij heel voorzichtig omspringen met dit
sluipend gif. Ook in België bestaan er slapende extremistische cellen,
die op het onverwachts kunnen toeslaan. Zie de aanslag op het Joodse
museum in Brussel. Het is aan de politiek om het gevaar op een cor- Wilfried Heyvaert
recte manier in te schatten en de gepaste maatregelen te treffen en de Voorzitter Verbroedering Bevrijding
nodige middelen te voorzien. Het drieluik politiek, justitie en politie
hebben alle troeven in handen om adequaat op te treden tegen dit
imminente gevaar. Een gezonde mix van sociaal engagement naar
alle bevolkingsgroepen toe, preventie en begeleiding van potentiële
jihadisten en een streng en kordaat optreden tegen mensen die zich
laten meeslepen in deze tragiek, in deze barbarij. Maar precies bij dit
kordate optreden wringt vaak het schoentje. Laat ons hopen dat de
Ontmoetingsdag te Mechelen
dinsdag 4 november 2014
We houden onze ontmoetingsdag dit keer in Mechelen, bezoeken
daar het volledig vernieuwde complex van de Kazerne Dossin,
geopend in 2012, en eten in Het Anker, hotel, café, restaurant van
de brouwerij met dezelfde naam.
Voor wie het nog niet wist, de Mechelse Kazerne Dossin is een
unieke plaats van herinnering. Tussen 1942 en 1944 richtten de
nazi's hier hun “SS Sammellager Mecheln” in. Voor meer dan
25.000 joden en 350 zigeuners was dit verzamelkamp letterlijk een
wachtkamer van de dood. Ze werden er op treinen richting
Auschwitz–Birkenau gezet en werden daar vermoord. Vandaag
verrijst tegenover dit memoriaal een gloednieuw museum, een
uniek ontwerp van de hand van toparchitect Bob Van Reeth.
We krijgen er uitgebreid inzicht in de geschiedenis van de Holocaust, die werd voorbereid in ons eigen land. Het historische verhaal van racistische vervolging wordt verbonden aan een bredere
invalshoek.
Menu
- Soepje van het seizoen
Brouwerij Het Anker geniet wereldwijd faam met het gerenom- Mechelse koekoek met marktgroentjes, natuursausje
meerde Gouden Carolusbier. Ze stamt uit 1369 en is een van de
- Duo van javanais en bavarois
oudste brouwerijen van België. De drie koperen ketels in de
brouwzaal dateren van net na de Tweede Wereldoorlog. Wij bezoeken echter niet de brouwerij maar genieten van ons samenzijn Transport
Er is een bus voorzien vanaf Leopoldsburg.
in het restaurant.
Vertrek vanaf de parking van het station om 08.45 uur. Aantal
deelnemers is beperkt tot 50 personen.
Programma
- vanaf 10.45 uur: bijeenkomst in het cafétaria van de Er is een parking voor persoonlijke wagens rechts voor de ingang
Memoriaal & Holocausttentoonstelling (GPS: Goswin de Stassart- van de Holocausttentoonstelling.
straat 153)
- van 11.00 tot 13.00 uur; geleid bezoek aan het museum Onkosten
- Inkomgelden en gids museum, middagmaal (drank aan
en bezoek aan het memoriaal in de oude kazerne
35 €
- vanaf 13.30 uur: middagmaal in “Het Anker” (GPS: tafel niet inbegrepen):
- Autobus:
10 €
Guido Gezellelaan 69)
- na het middagmaal: vrij bezoek aan het centrum van
Inschrijven
Mechelen
Door het verschuldigde bedrag, ofwel 35 € ofwel 45 € per persoon,
- 17.30 uur: vertrek van de bus naar Leopoldsburg
te storten op onze rekening BE69 7352 2330 3078 en dit VOOR
28 oktober 2014.
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 3
Senioren surfen mee op de golven van
socio-economische onzekerheid
Deel 3
Artikel ingezonden door Wilfried Heyvaert
4. een levensdoel hebben
5. het gevoel van persoonlijke groei
In het eerste deel werd vooral aandacht besteed aan de omgevingsfac- 6. competent in omgevingsmanagement.
toren, die een cruciale rol spelen bij het uittekenen van een ouderenbeleid en werd de problematiek van de armoede nader belicht. In het Omgevingsmanagement kan worden omschreven als de capaciteit van
tweede deel kwamen de neveneffecten van armoede en van het ouder het leiden, het sturen, het activeren van personen, activiteiten en geworden aan bod. In deze Nieuwsbrief worden, in het kader van een beurtenissen rondom hen, zodat zij grip hebben op de omgeving die
reflectie over het ouderenbeleid, enkele denkpistes naar voor gescho- betrokken is bij de uitbouw en de structuur van hun leven en de beven inzake ouderenopvang en armoede.
heersbaarheid ervan.
INLEIDING
WANNEER BEN JE OUD?
“Bejaarde vrouw sterft onder kusttram”, was een nieuwsitem in een
Vlaamse krant. De vrouw was 68 jaar.
In een andere krant stond te lezen: “Oudere vrouw onder kusttram in
Westende”. Later bleek deze dame 60
jaar te zijn. Blijkbaar is het moeilijk om
60-plussers precies te catalogeren, zonder hen te kwetsen of te stigmatiseren.
Vanaf welke leeftijd bestempel je iemand als “oud”? Spreek je in het geval
van 60 plussers over bejaarden, senioren, gepensioneerden, ouderen,
derde leeftijd ...? Vanaf wanneer ben je een bejaarde? Vanaf wanneer
behoor je tot de groep van de senioren? Welke term is het minst kwetsend? Is die term louter leeftijdsgebonden of hangt deze ook samen
met de lichamelijke en geestelijke toestand van iemand en de activiteiten die deze persoon nog kan uitoefenen?
Op welke manier ook men het begrip “ouderen” semantisch wil benaderen, feit is dat “dé oudere” niet bestaat. Het gaat over een zeer diverse en heterogene groep. Een precieze omschrijving is dan ook vrij
moeilijk. Een mogelijke benadering is de opdeling in drie categorieën:
de jongbejaarden of jongsenioren met een leeftijd tot 70 jaar, een middengroep met een leeftijd tot 85 jaar en een groep hoogbejaarden,
mensen ouder dan 85 jaar (Edith Cardoen- doctor in de pedagogische
wetenschappen).
BEELD VAN OUDEREN OVER ZICHZELF
Ondanks de vele vooroordelen die circuleren rond de vergrijzing, beleven vele ouderen de herfst van hun leven op een positieve manier. Een
wijs gezegde leert ons dat oud worden de enige manier is om lang te
leven. De overgrote meerderheid van de 60 plussers is niet hulpbehoevend en kan nog een actieve rol spelen in de samenleving. Zij beschikken over het algemeen over een grotere emotionele stabiliteit, zijn
minder negatief ingesteld en zijn toegankelijker voor positieve impulsen. De fysieke paraatheid en de mentale weerbaarheid spelen uiteraard een primordiale rol. Ouderen die actief bezig blijven ondervinden
meer levensvreugde, meer emotioneel welzijn, hebben meer zelfvertrouwen en een positiever zelfbeeld. Zij zijn minder blootgesteld aan
depressies. Belangrijk in dit kader is het behoud van de cognitieve
capaciteiten en het verruimen van de horizon door het uitbreiden of
verdiepen van de intellectuele kennis.
De Amerikaanse psychologe Carol Ryff onderscheidde zes dimensies
van zingeving, die de beeldvorming over ouderen meebepalen:
1. zelfaanvaarding
2. positieve relaties met anderen
3. autonomie
De graad van positieve zelfperceptie van ouderen stoelt op de mate
waarin de optimale toestand in elk van de zes dimensies wordt bereikt.
NIET BETUTTELEN, MAAR LUISTEREN
Duizenden en duizenden vrijwilligers, mantelzorgers en professionele
zorgverleners geven dagelijks het beste van zichzelf om de ouderen
een waardige oude dag te bezorgen. Vele zaken lopen gesmeerd, maar
niet alles loopt perfect. Onderzoeken tonen aan dat bijna de helft van
de professionele zorgverleners vindt dat de zorg die zij verlenen niet
voldoende is afgestemd op de
reële behoeften van de ouderen.
Een ander punt dat onze volle
aandacht verdient is de betutteling.
De betuttelende, vaak neerbuigende manier waarop oudere
mensen soms worden aangesproken in woon- en zorgcentra of
ziekenhuizen is niet alleen beledigend, maar bovendien slecht
voor hun fysieke en psychische
gezondheid.
"En, hoe voelen wij ons vandaag? " of "Hebben we ons bord
helemaal leeggegeten". Het zijn
vragen die verplegers of verzorgers dikwijls stellen en ongetwijfeld met de beste bedoelingen.
Maar oudere mensen aanspreken
alsof het kleuters zijn mag dan al
tot doel hebben om beter te communiceren, in feite veroorzaakt
het vaak depressies omdat deze mensen de indruk krijgen dat ze incompetent zijn of niet meer helemaal bij hun verstand.
Uit een onderzoek aan de Amerikaanse universiteit van Kansas, blijkt
dat oudere patiënten, die kampen met dementie, door die kneuterige
manier van aanspreken vaak rebels worden en weigeren hun medicatie
te nemen, hoe nodig die ook is.
Ook mensen die nog in goede geestelijke gezondheid verkeren krijgen
problemen wanneer ze voortdurend worden benaderd als een klein
kind. Wanneer iemand zijn hele leven als een gerespecteerd persoon
heeft meegedraaid in de maatschappij en hij/zij, na in een home of
ziekenhuis te zijn beland, als een kind wordt behandeld wegens grijze
haren en rimpels, kan dat het zelfbeeld en het zelfrespect van die mensen zwaar ondermijnen.
De oudere generatie wil zo lang mogelijk actief meedraaien in de samenleving. Zelfstandigheid en zelfbeschikking zijn heilig. Ouderen
weten perfect wat goed is voor hen, zeker wanneer het gaat over de
zorg en de hulp die ze nodig hebben. Ze zijn verstandig en mondig
genoeg om mee te beslissen over hun eigen lot. Jarenlang is er bepaald
voor en niet door de ouderen wat zorg en hulp betekenen. Het resultaat
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 4
is dat de steun die wordt aangeboden niet altijd in overeenstemming
is met de behoefte. Gelukkig begint deze mentaliteit stilaan te veranderen. Er is een andere aanpak nodig. We moeten de ouderen betrekken bij deze problematiek en hen vragen welke zorg en hulp zij voor
ogen hebben om hun welzijn op te krikken. Het enige alternatief om
dit streefdoel te bereiken is te luisteren naar deze mensen, net zoals
moet worden geluisterd naar de andere actoren die betrokken zijn bij
deze problematiek. Dit is geen eenmalig fenomeen, maar een permanente opdracht. Blijven luisteren en aanpassen aan de wijzigende behoeften.
STUDIE DENKTANK ITINERA
De ouderenzorg in Vlaanderen verkeert in een abominabele toestand.
Dat is de ongezouten mening van de denktank Itinera naar aanleiding
van een studie die zij hebben gemaakt inzake deze problematiek. Vele
gemeenten hebben hun bejaarden bitter weinig opvang en verzorging
te bieden, terwijl de vergrijzing als een sneltrein door onze samenleving raast. Vlaanderen scoort vrij slecht in verschillende domeinen, of
het nu om woonzorgcentra, serviceflats, dagcentra, lokale dienstencentra of thuiszorg gaat.
Volgens deze studie heeft dit voor een groot gedeelte te maken met
politieke kortzichtigheid. De politiek denkt op een termijn van vijf jaar
en verliest de toekomst uit het oog, wat zullen de noden zijn over 10 à
20 jaar.
Tien jaar geleden wilde men overschakelen van residentiële zorg naar
alternatieven. Dat alternatief is echter nooit uitgebouwd en ondertussen is Vlaanderen veel te actief geweest in het afbouwen van residentiële voorzieningen. Het resultaat is dat de situatie voor de woonzorgcentra in Wallonië, waar dat veel minder is gebeurd, beter is dan in
Vlaanderen.
Met de verwachte evolutie van de vergrijzing, stevenen wij af op een
weinig fraai scenario. De ouderenzorg zal de komende jaren een
(groot) tandje moeten bijsteken om de groei bij te benen. In de provincie Limburg zal het aantal ouderen met 86 procent toenemen tegen
2025, in Turnhout met 77 procent en aan de kust met de helft, waar
reeds wordt gepiekt op dit moment. Concreet betekent dit dat vanaf
2010 jaarlijks 3.500 plaatsen hadden moeten bijkomen in de woonzorgcentra, zijnde een stijging van zo´n derde. Een andere mogelijkheid: 1.600 extra plaatsen in woonzorgcentra en de helft bij in de
thuiszorg. Dit alles is niet gebeurd. De komende zes jaar zal het tekort
in de ouderenzorg met nog eens een kleine 20.000 extra plaatsen
groeien.
Hoe groot de noden van de oudere bevolking zijn mag blijken uit een
aantal vroegere studies. Zo loopt zestig procent van de ouderen in een
residentieel opvangcentrum een verhoogd risico op ondervoeding. Een
ander markant probleem is dat de helft van de ouderen daar op één of
andere manier is “gefixeerd”. Dit betekent dat zij in de kamer worden
gehouden door verdoving of vast te binden. Voor negentig procent
onder hen duurt dat drie maanden.
Er is geld nodig, veel geld. Maar dat is er niet. De gemeenten zullen
de komende jaren minder financies ter beschikking hebben en zullen
dus eerder afbouwen. Niet de gemeenten en de OCMW moeten de
woonzorgcentra uitbaten, maar gespecialiseerde zorgverstrekkers, of
het nu om privébedrijven gaat of om vzw. Belangrijk is dat de lokale
beleidsmensen overtuigd zijn van de immense problemen in de ouderenzorg en de nodige prioriteiten leggen. Preventie, het creëren van
een positieve leefomgeving voor ouderen, verhinderen dat deze mensen in de zorg belanden is de meest aangewezen route om te volgen.
VERGRIJZING AAN DE KUST/
LABORATORIUM VOOR VLAANDEREN
De Belgische kust wordt geconfronteerd met een hoge vergrijzingsgraad. Dit fenomeen manifesteert zich zowel bij de “lokale” bevolking
als bij de tweede verblijvers, mensen die de herfst van hun leven aan
de kust willen doorbrengen. Deze “dubbele vergrijzing” kan worden
gezien als een bedreiging voor het intergenerationele evenwicht aan de
kust. In 6 van de 10 kustgemeenten overtreft het aantal tweede verblijven het aantal residentiële woningen. 75% van de tweede verblijvers is
ouder dan 55 jaar.
Ongeveer 50 procent van de kustbevolking is ouder dan 50 jaar en
meer dan 25 procent is 65 of meer (gegevens 2012). In een gemeente
als Koksijde liggen deze cijfers nog beduidend hoger. Het was reeds
in 2010 de eerste gemeente in Vlaanderen waar de gemiddelde leeftijd
van de bevolking tot boven de 50% klom. In 2013 bedroeg het aantal
60 plussers in Koksijde 44% en volgens een toekomstprognose zou dit
aantal oplopen tot 50% in 2020 en 58% (aanleunend tegen de 60% !!)
in 2040. Deze demografische aardverschuiving is de voorbode van
wat gans Vlaanderen te wachten staat binnen 20 jaar. De kust is het
laboratorium voor het toekomstige ouderenbeleid in Vlaanderen. Het
is het laboratorium waar beleidslijnen moeten worden uitgetekend
voor huisvesting, stedenbouw, mobiliteit, sociale diensten, zorgverlening, individuele bijstand enz.. Het streefdoel moet zijn om alle senioren een waardige plaats te geven in onze samenleving, waar zij met
respect worden behandeld, waar rekening wordt gehouden met hun
specifieke noden en waar naar hen wordt geluisterd. Deze uitdaging is
geen sinecure en zal van de lokale bestuurders een globale aanpak
vergen, tegen een achtergrond van financiële schaarste.
De vergrijzing is uiteraard niet alleen een uitdaging, maar schept ook
opportuniteiten. Zo zorgt de vergrijzing voor een toename aan jobs
binnen de horeca, de toeristische sector, de zorgverlening enz. Vele
senioren zijn niet zorgbehoevend en als dusdanig belangrijke consumenten. Ook hebben ze relatief veel tijd en engageren ze zich voor de
opvang van de kleinkinderen. Velen zijn ook als vrijwilliger actief in
scholen als leesgrootouder, als trainer van een sportclub, als bestuurslid in ouderverenigingen, in woonzorgcentra, bij OCMW enz. .
ENKELE DENKPISTES
NEN OUDERENBELEID
VOOR UITTEKE-
PROBLEMATIEK OUDERENOPVANG
Graad van zelfredzaamheid
In onze blitse samenleving zijn het vooral de vitale senioren die bij
voorkeur worden opgevoerd. Zij zijn het uithangbord van media en
reclamewereld om te wijzen op de mogelijkheden die deze mensen
hebben om de herfst van hun leven zinvol in te vullen, om binnen te
duiken in een wereld vol avontuur, in een wereld van “active ageing”
op zoek naar fysiek, mentaal en sociaal welzijn. De bejaarde moet en
zal actief blijven.
Niet iedereen heeft echter het geluk om in deze modieuze wereld mee
te draaien. Er zijn ook zorgbehoevende ouderen, die steun nodig hebben. In een zorgzame maatschappij mogen wij deze mensen niet wegmoffelen in de anonimiteit, ver weg van deze blitse samenleving. Dit
mag niet de finale zijn van een leven van werken en wroeten. Iedereen
heeft het recht op een volwaardige plek in onze maatschappij. Oud
zijn betekent enkel een bepaalde periode in het globale levensproces
van een mens, proces dat begint bij de geboorte en eindigt met de
dood. Ouderdom moet worden gepercipieerd als het sluitstuk van het
leven. De laatste 20 jaar van een mensenleven zijn even belangrijk als
de eerste 20. Er moet werk worden gemaakt van de normalisering van
het ouder worden. Enkel dan kan de mediatieke verheerlijking van de
“eeuwig jong” mentaliteit worden doorbroken.
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 5
Thuisopvang/ Vermaatschappelijking
Zorgverlening
Ouderen worden vaak ingedeeld in categorieën, afhankelijk van de
zorggraad die zij nodig hebben. Zorgbehoevenden komen normaliter
terecht in gespecialiseerde woonzorgcentra met gespecialiseerd perso-
neel. Dit model staat enigszins onder druk, enerzijds wegens het hoge
kostenplaatje, anderzijds door de tijdsdruk, waardoor het verzorgend
personeel met moeite de sociale zorgaspecten kunnen inpassen. Door
deze trend wordt er meer en meer gepleit voor een
“vermaatschappelijking” van de zorgverlening, waar de zorg wordt
verschoven naar thuisverzorgers, familie, vrijwilligers, mantelzorgers,
buren …. Dit informele zorgcircuit is aan te raden, zelfs als de woning
moet worden aangepast. De ouderen kunnen langer thuis blijven in
hun eigen vertrouwde omgeving en voelen er zich perfect gelukkig.
Onderzoek heeft aangetoond dat hoe langer wij leven en wonen in een
bekende omgeving, hoe beter ons fysiek en geestelijk welzijn is. Het
uitgelezen scenario is dat voor ouderen een “opvangplaats wordt
gereserveerd” in de familie en niet in een woonzorgcentrum Dit gebeurt trouwens al in zeker mate, maar is nog verre van gemeengoed.
Het zit (nog) niet in onze cultuur. Wij zijn opgegroeid in een maatschappij waar de zorg, vanaf kleuter tot bejaarde, werd uitbesteed.
Deze omschakeling vereist een mentaliteitswijziging en zal veel tijd
vragen. Eerlijkheidshalve dient gesteld dat informele zorgverlening
niet alle problemen van de ouderenopvang kan of zal oplossen en dat
formele zorg, met haar kennis en expertise, meer dan een absolute
noodzaak blijft. Belangrijk is dat intens wordt nagedacht hoe deze
formele zorgverstrekking in de toekomst moet worden georganiseerd
in functie van de diversiteit binnen de ouderengemeenschap. Deze
denkoefening moet uitmonden in een panoplie van zorgaanbiedingen,
in een systeem waar iedere oudere zijn specifieke plaats heeft en waar
iedere oudere zijn eigenheid en zijn waardigheid kan bewaren. Een
systeem waar eenieders welzijn als enig kwaliteitslabel geldt.
Woonzorgcentra
In Nederland is een koppel samen uit het leven gestapt om de overstap
naar een woonzorgcentrum te vermijden. Een klein krantenartikel
verwoordt precies de schrik die vele ouderen, over alle grenzen heen,
hebben om de rest van hun leven te moeten doorbrengen in de beslotenheid van een rusthuis, verwijderd van familie en samenleving
Ondanks het feit dat de woonzorgcentra hun uiterste best doen om de
ouderen op een kwalitatieve manier te omringen en te verzorgen, ondanks het feit dat deze centra niet langer huizen in aftandse gebouwen, maar integendeel vaak uitblinken in moderniteit, blijft hun grote
uitdaging de warme, huiselijke familiesfeer binnen te brengen in deze
centra.
De perceptie, de vrees van vele ouderen om anoniem weg te kwijnen
in een woonzorgcentrum en de enige bezigheid erin zal bestaan uit
wachten op de dood, moet sterk worden ontkracht. De sector heeft de
voorbije jaren heel wat werk geleverd op het vlak van kwaliteitsvolle
zorgverlening. De woonzorgcentra zijn trouwens vanaf 2013 begon-
nen met het meten van hun dienstverlening. De meting gebeurt rond
drie thema´s: kwaliteit van zorg en veiligheid, kwaliteit van leven en
kwaliteit van zorgverleners en zorgorganisatie. Deze drie thema´s
werden vertaald in een aantal indicatoren, waarvan een gedeelte subjectieve beoordelingen zijn over de kwaliteit van leven, beoordelingen
die door de bewoners zelf of door hun vertegenwoordigers worden
ingevuld.
Het probleem van de woonzorgcentra is m.a.w. niet zozeer de kwaliteit van de zorg, maar een kwantitatief probleem. Door het ijltempo
van de vergrijzing in Vlaanderen kunnen de voorzieningen voor ouderen, die nochtans zijn toegenomen, de tred niet bijhouden. De wachtlijsten zijn dubbel zo lang als vijf jaar geleden. Een onrustwekkend
gevolg daarvan is dat het gemiddeld tien maanden duurt vooraleer een
bewoner kan worden opgenomen. Dat lijkt op het eerste gezicht niet
zo
bijster
lang, maar
punt is dat,
in tegenstelling tot vroeger,
enkel
nog zwaar
zorgbehoevenden binnen geraken
en dan is
tien maanden wachten
wel
heel
lang.
Het
slachtoffer is
uiteraard de oudere, die in een carrousel terecht komt van opname in
een kortverblijf, dan eventjes naar huis, nadien naar het dagcentrum
enz. …Dit is een ongezonde situatie, een absoluut prioritair punt voor
het politieke beleid. Studies hebben uitgewezen dat in 2025 150.000
tot 175.000 bedden zullen nodig zijn. Jaarlijks komt dit neer op 1.600
tot 3.500 nieuwe plaatsen, afhankelijk van het scenario. Deze toename
zou gedeeltelijk kunnen worden opgevangen door meer thuiszorg te
organiseren. Maar zich beperken tot het minimum van 150.000 bedden is alleen haalbaar als het aanbod van de thuiszorg met de helft
toeneemt, bovenop de uitbreiding die alleszins nodig zal zijn door de
vergrijzing. De periode tot 2025 moet worden beschouwd als een
‘inloopperiode’. Daarna zal de vraag zelfs nog meer toenemen. Verder
blijft het kostenplaatje van de woonzorgcentra voor vele ouderen een
moeilijk te nemen hindernis.
ALTERNATIEVE VORMEN VAN OPVANG
SERVICEFLATS/Assistentiewoningen
Ideale woonformule voor ouderen die nog vrij zelfstandig kunnen
functioneren, maar niet langer in hun eigen milieu willen blijven wonen omdat dit niet meer is aangepast of omdat zij er zich onveilig
voelen. Serviceflats/assistentiewoningen zijn voorzien voor mensen
die geen continue verzorging of permanent toezicht nodig hebben. Zij
liggen vaak in de omgeving van een woonzorgcentrum of werken er
mee samen. Deze individuele woongelegenheden bieden het grote
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 6
voordeel
dat
er
dienstverlening
op
maat kan worden
aangeboden.
De
dienstverlening
is
dezelfde als deze die
thuis kan worden
bekomen: maaltijden,
gezins- en bejaardenhulp,
poetshulp,
thuisverpleging
en
dergelijke. Er is echter geen verzorgend
of verplegend personeel permanent aanwezig. Serviceflats/
assistentieflats zijn dan ook niet geschikt voor zwaar zorgbehoevende
ouderen, tenzij ze samenwonen met een valide partner.
(Assistentiewoningen zijn voorzieningen die zorgen voor aangepast
wonen voor ouderen, waar de bewoner ouderenzorg kan inkopen. De
assistentiewoning voorziet in een noodoproep, maar ook in crisiszorg
en overbruggingszorg).
dagverzorgingscentra
Deze centra bieden overdag opvang aan en
verzorging aan ouderen. Zij nemen tijdelijk
de opvang over van de mensen die normaal
de thuisverzorging verzekeren: mantelzorgers, thuisverplegers, vrijwilligers… Al wie
65 jaar is of ouder, kan één of meerdere
dagen per week terecht in een dagverzorgingscentrum. Deze centra zijn echter niet
geschikt voor personen die zware medische
verzorging en begeleiding nodig hebben. Het
centrum helpt wel ouderen bij het wassen en
de verzorging en organiseert allerlei activiteiten. Wie de ganse dag blijft kan er warm
eten. Een dagverzorgingscentrum biedt ook
vervoer aan van en naar het centrum tot bij de betrokkene thuis. Het
dagcentrum maakt meestal deel uit van een woonzorgcentrum. Van
primordiaal belang zijn de sociale contacten die er worden gelegd.
Centra voor kortverblijf
Een centrum
voor kortverblijf
biedt tijdelijk
verzorging
en opvang
aan ouderen,
zowel. dag
en nacht als
alleen
‘s
nachts. Men
kan er verblijven voor
een periode
van
maximaal 60 opeenvolgende dagen en maximaal 90 dagen per jaar. Al wie
65 jaar is of ouder kan er terecht. Een kort verblijf kan nodig zijn als
de thuisverzorgers (familie, vrienden, kortom de mantelzorgers) dat
een tijdje niet kunnen doen wegens vakantie of ziekte bijvoorbeeld.
Een centrum voor kortverblijf biedt als het ware een adempauze voor
de mantelzorger. Het is ook een oplossing wanneer iemand tijdelijk
meer verzorging nodig heeft dan normaal, na een ongeval bijvoorbeeld. Zowel licht-, zwaar zorgbehoevende- of dementerende personen kunnen er terecht. De dienstverlening is gelijkaardig aan deze in
een woonzorgcentrum of centrum voor herstelverblijf. Men krijgt er
niet alleen verzorging, zoals verpleegkundige en hygiënische zorg,
maar ook gezins- en huishoudelijke hulp, revalidatie, activering, ontspanningsactiviteiten en sociale contacten met de andere bewoners.
Het centrum voor kortverblijf is een tussenschakel tussen thuis blijven
wonen met thuisverzorging en een permanent verblijf in een serviceflat/assistentiewoning of woonzorgcentrum..
CENTRA VOOR PALLIATIEVE ZORG
Palliatieve zorg betekent totaalzorg, geestelijk en lichamelijk, voor
wie ongeneeslijk ziek is en binnen afzienbare tijd zal sterven. Deze
zorgverlening is uiteraard niet alleen gericht naar ouderen toe, maar
biedt hen wel een menswaardige uitweg naar de dood.
Het is de fase van het leven waar geen verbetering meer te verwachten
valt, waar belastende
onderzoeken en behandelingen
geen
nut meer hebben
en
waar men
zich toelegt op
de zieke en niet
op de ziekte.
Waar niet de
duur, maar de
kwaliteit van het
leven prioritair
is. De behoeften
en keuzes van de
patiënt zijn voor
het denken en handelen van de verzorgers prioritair. In de regio Westhoek-Oostende beschikken twee ziekenhuizen over een gespecialiseerde palliatieve afdeling: AZ Damiaan in Oostende en RZ Jan Yperman in Ieper.
Bij minder dan de helft (41%) van alle zwaar zieke mensen die in
aanmerking komen voor gespecialiseerde palliatieve zorg, gebeurt
deze zorg ook effectief. Binnen deze groep gaat het in 64% van de
gevallen over kankerpatiënten. Voor 59% van de mensen met behoefte aan dergelijke zorg gebeurt geen gespecialiseerde palliatieve opvang . Het gaat hier vooral om ouderen en om mensen die sterven aan
chronische aandoeningen, andere dan kanker. De Wereldgezondheidsorganisatie heeft de palliatieve zorg voor ouderen en nietkankerpatiënten uitgeroepen tot één van meest prioritaire aandachtspunten voor het toekomstige gezondheidsbeleid. Het is schrijnend dat
in vele woonzorgcentra waar jaarlijks ongeveer 15.000 ouderen overlijden, nog altijd geen palliatieve equipes zijn. Vele andere broze ouderen wonen nog thuis, waar ze vereenzamen of heen en weer sukkelen tussen thuis en ziekenhuis. De eerstelijnszorg moet alert worden
gemaakt voor de palliatieve zorgproblematiek
Menswaardig sterven is een recht...
Het invullen van een
wilsverklaring is één
ding, Even belangrijk is
dat er wordt geluisterd, in elke fase van
het
ouder
worden,
naar de patiënt wat
hij of zij wil wat er
gebeurt.
ENKELE PERSOONLIJKE REFLECTIES
OVER OUDERENOPVANG
De vergrijzingsexplosie waarmee wij worden geconfronteerd, en die
pas rond 2040 haar piek zal bereiken, plaatst de problematiek van de
ouderenopvang op de eerste rij van politieke uitdagingen naar de toekomst toe. De maatschappij is aan mensen, die hun ganse leven hard
hebben gewerkt en de locomotief zijn geweest voor de huidige welvaartsstaat, verplicht hen een waardige oude dag te garanderen. Vandaag wordt een plausibele inspanning geleverd, maar onvoldoende
gezien de lange wachttijden in de woonzorgcentra en de achterstand in
de bouw van serviceflats, assistentiewoningen, dagverzorgingscentra,
centra voor kortverblijf, om nog te zwijgen over sociale woningen.
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 7
Ideaal is dat ouderen, zowel voor hun fysiek als psychisch welzijn, zo
lang mogelijk thuis kunnen worden opgevangen, in hun eigen vertrouwde omgeving, desnoods met aanpassing van de woning en uiteraard met de nodige thuiszorg. Andere formules zoals serviceflats of
assistentiewoningen bieden aan ouderen, die nog gedeeltelijk zelfstandig kunnen functioneren, een aantrekkelijk alternatief. Dagverzorgingscentra en centra voor kortverblijf zijn een onontbeerlijke schakel
voor de dagelijkse of tijdelijke opvang van ouderen met specifieke
problemen.
Ouderen wiens lichamelijke of geestelijke toestand niet meer toelaat
om thuis op een waardige manier te leven, ofwel in een serviceflat of
assistentiewoning, moeten zonder lange wachttijden kunnen worden
opgevangen in het formele zorgcircuit. Deze woonzorgcentra moeten
een veelheid aan zorgfaciliteiten aanbieden, waar rekening wordt gehouden met de diversiteit van de aanwezige ouderenpopulatie en waar
iedere oudere zijn eigenheid en zijn waardigheid kan bewaren. Een
zorgsysteem waar eenieders welzijn als enig kwaliteitslabel geldt.
Jaarlijs sterven ongeveer 15.000 ouderen in de woonzorgcentra. De
aanwezigheid van palliatieve equipes zou zeker geen overbodige luxe
zijn.
Ouderenopvang is een complex probleem. Niemand heeft de wijsheid
in pacht om zo maar losjes duurzame oplossingen uit de mouw te
schudden. Deze problematiek vergt een multidisciplinaire aanpak,
waar de verschillende actoren die er bij betrokken zijn, in het kader
van een werkgroep het beleid inzake ouderenopvang uittekenen. Dit
gebeurt best op het lokale niveau, eventueel met hulp van een gespecialiseerd studiebureau. Bij deze studie dient rekening te worden gehouden met de demografische evolutie van de vergrijzing, het financiële
plaatje dat hieraan is verbonden en de verwachte socio-economische
evolutie. Er moet ondubbelzinnig worden bepaald hoeveel woonzorgcentra, serviceflats, assistentiewoningen, sociale woningen, dagverzorgingscentra en centra voor korte verblijven noodzakelijk zijn in de
evolutie van de tijd om uiteindelijk te landen bij het piekmoment van
2040. Er moet worden bepaald welke thuiszorg noodzakelijk is om de
tendens van de vermaatschappelijking van de zorgverlening op een
adequate manier te kunnen opvangen. Streefdoel is om alle ouderen te
allen tijde een menswaardig bestaan te garanderen. Een belangrijk
element in deze ganse problematiek is de mogelijke inbreng van de
privé sector in de ouderenopvang en te onderzoeken of de zorgverlening hierdoor niet te veel in het vaarwater van financieel gewin zou
komen te staan.
Een uitermate complex probleem dat met absolute prioriteit moet worden aangepakt. Politici moeten begrijpen dat een planning op korte,
maar vooral op middellange en lange termijn dringend noodzakelijk is
en dat planning op middellange en lange termijn niet eindigt bij het
einde van de lopende legislatuur.
PROBLEMATIEK ARMOEDE
in armoede terecht te komen. Het onderhoud en comfortinvesteringen
wegen zwaar op het budget en zijn quasi onbetaalbaar. Vele woningen
van ouderen zijn in een slechte toestand, zijn slecht geïsoleerd en hebben vaak weinig of geen basiscomfort. Uit onderzoek blijkt dat meer
dan 50.000 woningen bewoond door ouderen een totaal gebrek hebben
aan basiscomfort: 25% heeft geen centrale verwarming, bijna 10%
heeft geen warm stromend water in de keuken en in de badkamer en
5% heeft geen toilet binnenshuis.
Wat is armoede?
Wanneer men denkt aan armoede, wordt vaak alleen gedacht aan het
financiële aspect, maar armoede is meer dan enkel een kwestie van
geld. Het is een cumulatie van allerlei factoren. Mensen die in armoede leven krijgen vaak geen toegang tot mogelijkheden die anderen wel
krijgen. Armoede leidt tot uitsluiting in vele domeinen.
Professor Jan Vranken omschrijft armoede als volgt:
“Armoede is een netwerk van sociale uitsluitingen dat zich uitstrekt over meerdere gebieden van het individuele en collectieve
bestaan. Het scheidt de armen van de algemeen aanvaarde leefpatronen van de samenleving. Deze kloof kunnen ze niet op
eigen kracht overbruggen.
Wanneer is iemand arm?
Het meten van armoede is relatief complex. Een realistische indicator
is de armoededrempel. Mensen lopen een verhoogd risico op armoede
als hun inkomen lager is dan deze drempel. Deze wordt berekend op
basis van Europese enquêtegegevens en komt in België overeen met
60% van de mediaan van alle inkomens. Personen onder die inkomensdrempel worden als arm beschouwd. Zo wordt in ons land iemand als arm omschreven, als zijn maandinkomen lager ligt dan 973€
per maand. Voor een gezin met twee kinderen ligt de armoederisicogrens op 2.044€ per maand. Het Centrum voor Sociaal Beleid, onderzoekscentrum verbonden aan de Universiteit van Antwerpen, berekende nog een andere armoedegrens die beter aansluit bij de realiteit: de
budgetstandaard. Die gaat na welk budget men per maand nodig heeft
om basisproducten als voeding, kleding, huur/huisvesting… aan te
kopen. Volgens deze berekening ligt de grens op 1.135€ voor een
alleenstaande en 2.022 voor een gezin met 2 kinderen.
Armoede is overal
Armoede is niet alleen een probleem in verstedelijkte gebieden, ook
het platteland wordt geconfronteerd met dit fenomeen. Op het platteland heeft armoede wel een ander gelaat, hier spreekt men vooral over
verborgen armoede. Onderzoek toont aan dat één op vier landbouwfamilies het zeer moeilijk heeft om financieel rond te komen. Deze problematiek situeert zich hoofdzakelijk in plattelandsgebieden als WestVlaanderen, het Meetjesland, het Pajottenland, de Vlaamse Ardennen,
de Noorderkempen, het Hageland, Noord- en Zuid Limburg en Voeren.
Op het platteland neemt de veroudering van de bevolking in sterke
mate toe. Van de platte landsbevolking, die kampt met bestaansonzekerheid, is 70% een oudere persoon. Zij worden er met verschillende
problemen geconfronteerd. De kwaliteit van sommige woningen is
zorgwekkend en er zijn weinig sociale of aangepaste woningen voor
ouderen. Door de vlucht van de jongere generaties naar de steden en
het beperkte openbare vervoer, is de kans dat ouderen op het platteland geïsoleerd geraken vrij groot.
Armoede bij ouderen is niet erg zichtbaar in onze samenleving.
Omwille van hun trots en waardigheid verbergen ze hun kwetsbaarheid en praten ze er niet of weinig over. Daarom spreekt
men ook wel eens over ‘stille’ armoede.
Armoede is niet alleen een onrecht, het is een globaal maatschappelijk
probleem. In België leven meer dan anderhalf miljoen mensen in armoede, waaronder veel ouderen. Het is beschamend dat er vandaag
nog ouderen zijn, die in een welvarende regio als Vlaanderen, problemen ondervinden bij de betaalbaarheid van woonzorgcentra, bij de
toegang tot comfortabele huisvesting, bij gezondheidszorg, mobiliteit,
vrije tijd en andere “normale” behoeften. De armoede in Vlaanderen is
de laatste jaren niet gedaald, integendeel. Meer en meer ouderen kunnen hun energiefactuur niet betalen, moeten beroep doen op voedselbedeling, stellen medische zorgen uit of kwijnen, bij gebrek aan sociale contacten, weg in eenzaamheid in weinig comfortabele behuizing.
Meer dan een vijfde van onze senioren leven in armoede. Zij moeten
rondkomen met ongeveer 1.000€ per maand als alleenstaande of
1.500€ als koppel. Van dit bedrag moeten ze vaak nog huishuur, energie, voeding en zorg betalen. Velen komen niet rond en moeten op hun
oude dag overleven in schrijnende toestanden. Daarbij komen nog de
extra kosten omwille van zorg of gezondheidsproblemen naarmate
men ouder wordt.
De Vlaamse Ouderenraad heeft vastgesteld dat ouderen een vergeten PROBLEMEN GELIEERD AAN ARMOEDE
groep zijn in het armoedebeleid en dat er zeer weinig wordt ondernomen om de armoede bij deze mensen daadwerkelijk aan te pakken.
Een veel gehoorde kreet is dat de pensioenen weliswaar laag liggen, Leven in een woning van slechte kwaliteit
maar dat de meeste ouderen een eigen huis bezitten, wat de beste Vele ouderen bezitten een eigen huis, maar dit is geen garantie om niet
garantie is voor een rustige oude dag. En effectief meer dan 75% van in het armoedecircuit terecht te komen. Veel van deze huizen zijn niet
de 60 plussers hebben een eigen huis, maar dit is geen garantie om niet aangepast aan de huidige comfortnormen. Niet alle ouderen zijn trou-
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 8
wens eigenaar van hun woning, 20% is huurder. Cijfers tonen aan dat
huurders meer kans lopen om in de armoede terecht te komen, nl.
20% , terwijl dit bij eigenaars 8% bedraagt. Ouderen die niet op de
sociale huurmarkt terecht kunnen, zijn aangewezen op de private huurwoningmarkt. Daar is de keuze voor mensen met een laag inkomen
beperkt. Vaak komen ze in een woning van slechte kwaliteit terecht
waar ze toch een hoge huurprijs voor moeten betalen. Naast de maandelijkse huurprijs zijn er ook nog andere kosten zoals elektriciteit,
water, verwarming,… Daarbij komt dat wie een huurcontract aangaat
in de meeste gevallen bovenop de maandelijkse huur nog een huurwaarborg dient te betalen. Meestal is deze huurwaarborg gelijk aan de
som van drie maanden huur. In vele gevallen is deze weliswaar eenmalige financiële last te zwaar voor mensen met een laag inkomen.
tussen gezondheid en andere levensnoodzakelijke uitgaven. Doktersbezoeken worden vaker uitgesteld, omdat ze deze kosten eerst moeten
voorschieten, alvorens ze (gedeeltelijk) worden terugbetaald. Daardoor
worden de gezondheidsproblemen alleen nog maar erger.
Betaalbaarheid van de zorg
Voor wie in armoede leeft, blijft de betaalbaarheid van de zorg een
knelpunt. Om de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg voor mensen met een laag inkomen te verbeteren, werd het Omnio-statuut in het
leven geroepen. Dit statuut voorziet in een hogere tegemoetkoming
van de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en dus
in een verlaging van het remgeld (de persoonlijke kost). Dit statuut
moet worden aangevraagd bij het ziekenfonds en wordt toegekend
indien de inkomsten van het gezin niet boven een bepaalde inkomensgrens liggen. De kans is reëel dat een aantal rechthebbenden hier geen
Energiearmoede
gebruik van maken, aangezien dit statuut niet automatisch wordt toeWoningen van slechte gekend. Begin 2010 waren er in Vlaanderen 751 667 mensen die een
kwaliteit hebben een Omnio-statuut hadden verkregen, 414 306 van hen waren 60-plussers.
nefaste invloed op de Sociaal netwerk
energiefactuur. Goed- Ook het hebben van een sociaal netwerk speelt een belangrijke rol in
kope leidingen en de gezondheid. Dit sociaal netwerk zorgt er immers voor dat ouderen,
slechte isolatie van die problemen hebben met hun gezondheid, een beroep kunnen doen
muren en ramen zijn op kinderen, familieleden, buren en vrienden. Aangezien ouderen met
een bron van substanti- een klein inkomen vaak een beperkt sociaal netwerk hebben, zijn zij
eel warmteverlies. Ook meer aangewezen op de formele zorg die relatief duur is en worden zij
slechte en verouderde geconfronteerd met grotere kosten.
huishoudtoestellen zijn
zware energievreters. Toegang tot de gezondheidszorg
Voor ouderen die in Om bepaalde rechten te verwerven en diensten te gebruiken, moet men
armoede leven wegen op de hoogte zijn. Ouderen, en vooral deze met beperkte financiële
deze energiefacturen middelen, weten vaak niet waar ze recht op hebben, welke tegemoetzwaar door op het inkomen. Wanneer de energieprijzen stijgen worden komingen er zijn en bij welke dienst ze hiervoor terecht kunnen. Doorzij dubbel getroffen. Bovendien hebben ouderen met een beperkt inko- gaans hebben zij het moeilijker om toegang tot informatie over gemen weinig of geen budget over om energiebesparende aanpassingen zondheidszorg te krijgen. Bovendien is de informatie steeds meer en
uit te voeren in de woning. Vooral huurwoningen zijn over het alge- meer te vinden op websites. Ouderen en vooral ouderen met een bemeen slecht geïsoleerd en net daar zijn oudere huurders volledig af- perkt inkomen hebben vaak geen toegang tot deze gegevens. Dit
maakt hun zoektocht naar informatie alleen maar complexer. Voor
hankelijk van de eigenaar.
ouderen van vreemde origine is er nog een extra drempel, aangezien
zij vaak moeilijkheden hebben met de taal.
Gezondheidsklachten door ongezonde woning
Een slechte ventilatie, vochtproblemen, schimmelvlekken op de muur,
een kachel zonder goede afvoer, geluidshinder, onvoldoende lichtinval, …factoren die zorgen voor een ongezonde leefomgeving. Veel
mensen in armoede moeten noodgedwongen wonen in een ongezonde
woning. Dit heeft implicaties op de gezondheid. Wie in zo’n woning
woont, wordt veel vlugger ziek. Daarom leven mensen in armoede
gemiddeld minder lang dan de doorsnee Belg.
Leven in minder goede gezondheid
“Arm maakt ziek en ziek maakt arm” is
geen fabeltje. Sommige mensen dreigen
door aanslepende gezondheidskosten in
armoede terecht te komen. Andere mensen hebben door te leven in armoede meer
kans op stress, een slechtere gezondheid
en worden sneller ziek. Constant geconfronteerd worden met stresssituaties heeft
een enorme invloed op iemands lichamelijke en geestelijke gezondheid. Zo leven
mensen met een lagere sociale status (laag
inkomensniveau, laag opleidingsniveau)
gemiddeld 15 jaar minder lang in goede
gezondheid.
Niet elke oudere heeft de kans om een
gezond leven te leiden. Wonen in een
vochtig huis, wakker liggen van onbetaalde facturen, een ongezonde voeding, …
het zijn maar enkele factoren die voor mensen in armoede aanleiding
geven tot gezondheidsproblemen.
Voor wie regelmatig, langdurig of chronisch ziek is, kunnen de doktersbezoeken, opnames in het ziekenhuis, onderzoeken en geneesmiddelen de gezondheidskosten hoog doen oplopen. Aangezien de uitgaven voor de gezondheid sterk toenemen na 65 jaar worden ouderen in
armoede nog vaker getroffen.
Voor mensen met een beperkt budget is het dikwijls wikken en wegen
Minder deelnemen aan het sociale leven
Een uitstapje
maken,
een
cultureel
bezoek, deelnemen aan een
sportactiviteit,
… het zijn
meestal zaken
waar mensen in
armoede
het
eerst op besparen. Doordat ze
niet of minder
kunnen deelnemen aan culturele, sportieve en vrijetijdsactiviteiten verminderen de sociale contacten en krimpt het sociale netwerk. Dit leidt gemakkelijker tot eenzaamheid of isolement.
Ouderen in armoede die willen deelnemen aan cultuur, sport of ontspanning, worden geconfronteerd met een aantal drempels. Allereerst
is er de financiële drempel: het toegangsticket, de gepaste kledij, het
vervoer, iets drinken voor of na de activiteit, …. Een belangrijk deel
van de 60-plussers vindt dat de culturele activiteiten te duur zijn.
Daarnaast zijn er nog een aantal andere drempels. Ouderen met een
laag inkomen kennen minder goed het aanbod, ze voelen zich minder
thuis in bestaande verenigingen, hebben minder sociale contacten
waardoor ze vaak alleen op stap moeten, …. Bovendien liggen veel
voorzieningen niet in de buurt, wat een extra drempel met zich meebrengt.
De problemen waarmee mensen in armoede kampen brengen veel
spanning en stress met zich mee. Daarom hebben zij juist nood aan
ontspanning, om eens te kunnen ontsnappen aan de beslommeringen
van het dagelijkse leven. Onderzoek heeft aangetoond dat vakantie
mensen in armoede mentaal sterker maakt. Dankzij een daguitstap of
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 9
een week vakantie komen ze in contact met nieuwe mensen, wat zorgt
voor een uitgebreider sociaal netwerk. Bovendien krikt een geslaagde
vakantie ook hun zelfvertrouwen op. Maar voor veel mensen met een
laag inkomen behoort een vakantie om even op adem te komen niet tot
de mogelijkheden. In Vlaanderen kan 15% van de bevolking zich geen
week vakantie veroorloven, bij de gepensioneerden loopt dit percentage op tot bijna 17% en bij de 75-plussers geeft meer dan 20% aan niet
op vakantie te kunnen gaan omwille van financiële redenen.
Gevolgen
Een leven in
armoede betekent
dat je minder
kansen krijgt en
uitgesloten wordt
op verschillende
vlakken. Mensen
die
langdurig
leven in armoede
voelen zich niet
aanvaard, onzeker, hebben het
gevoel er niet bij
te horen, hebben een minderwaardigheidsgevoel. Ze zijn getekend
door deze uitsluiting. Armoede blijft een taboe. Daarom trachten ouderen hun armoede zo goed mogelijk te verbergen uit schaamte, uit
schrik om er niet meer bij te horen. Vaak sluiten ze zichzelf af en komen niet meer buiten. Aangezien ouderen met financiële problemen
minder sociale contacten hebben, wordt hun schrijnende situatie minder opgemerkt.
Armoedefiche
Armoede schuilt dikwijls achter een gesloten deur. Daarom is het niet
eenvoudig om armoede bij ouderen te detecteren. Om na te gaan of
iemand arm is kunnen een aantal factoren wijzen op een armoederisico; factoren zoals het inkomen, een tegemoetkoming in de gezondheidskosten, het al dan niet bezitten van een woning, …Belangrijk is
de armoede in kaart te brengen. Vele actoren kunnen hieraan meewerken. Dokters, apothekers, postbode, familie, buren, vrijwilligers, mantelzorgers, gerichte onderzoeken door Sociaal Huis/OCMW enz. Doel
is een aantal concrete cijfergegevens te verzamelen over de ouderen in
de gemeente, zodat men een globaal beeld krijgt over de armoede bij
ouderen: de armoedefiche. Een armoedefiche is gebaseerd op vragen
in vijf domeinen: demografie-inkomen-wonen-gezondheid-sociaal
leven. Na evaluatie moeten concrete actiepunten worden uitgewerkt
om de armoede te bestrijden en deze mensen terug een waardige plaats
te bezorgen in de maatschappij.
ENKELE REFLECTIES OVER DE STRIJD TEGEN ARMOEDE
BASISPENSIOEN
Om een menswaardig
leven te kunnen leiden
is voldoende financiële
armslag noodzakelijk.
Voor ouderen is het
pensioen de belangrijkste bron van inkomsten.
Het is de basis voor een
leven in armoede of
niet. België heeft, onbegrijpelijk, één van de
laagste pensioenen van
Europa Het huidige
pensioenstelsel is niet in
staat is om mensen op
hun oude dag een menswaardig bestaan te laten
leiden. Ons land faalt
compleet in deze evidente, belangrijke ambitie. Een eerste stap die moet worden gezet is,
om als buffer tegen de armoede, aan iedereen een basispensioen toe te
kennen dat minimum boven de armoedegrens ligt, ongeacht de loopbaan. Armoedegrens berekend volgens de budgetstandaard, anno 2014
gaat het over 1.135€ voor alleenstaanden en 2.022€ voor een gezin
met 2 kinderen. Wie geen enkel jaar heeft gewerkt en samenwoont,
voornamelijk huisvrouwen, zou zo´n 750€ moeten krijgen. In landen
zoals Nederland heeft dit model haar diensten bewezen. De armoede
bij ouderen ligt daar met 10 procent de helft lager dan de 20 procent
bij ons. Heden ten dage is voor vele ouderen het wettelijke pensioen
onvoldoende en niet in verhouding tot de reële levenskosten. Een blamage voor ons land. Het zou ook de problematiek over de Inkomens
Garantie voor Ouderen (IGO) overbodig maken. Het aanvragen en de
opvolging van de IGO vraagt heel wat administratieve vaardigheden
en rompslomp. Mensen ervaren dit als een zware last.
Een fair en realistisch basispensioen is een eerste aanloop naar een
eerlijke en sociale maatschappij.
BETAALBARE HUISVESTING EN GEZONDHEIDSZORG
Om armoede bij ouderen te vermijden is niet alleen een leefbaar inkomen noodzakelijk, maar ook een betaalbare zorg en huisvesting. In dit
kader zijn een veralgemeende derdebetalersregeling voor de zorg en
een huurpremie voor de huisvesting, voor mensen die het echt nodig
hebben, een verdere stap in de goede richting.
NIEUW CONCEPT
CENTRALE
MINDER
MOBIELEN
Voor sommige ouderen, ook voor ouderen
in armoede, is het
gebruik van het openbaar vervoer niet
altijd evident.
De minder mobielen
centrale is op dat
ogenblik een perfect
alternatief voor deze
mensen. Feit is dat
vandaag minder ouderen in armoede
gebruik maken van dit aanbod, omwille van de kostprijs, onvoldoende
gekend, rijdt niet in het weekend, enkel voorzien voor een welbepaalde categorie van verplaatsingen…
Er dient naar een nieuw, meer omvattend concept van toegankelijke
minder mobielen centrales te worden gezocht
DIENST- EN HULPVERLENING OCMW
Opdracht
Een OCMW, voluit “ Openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn”, verzekert een aantal maatschappelijke dienstverleningen en
zorgt voor het welzijn van iedere burger. Elke gemeente of stad heeft
een eigen OCMW, dat een brede waaier aan diensten aanbiedt.
In ons land worden heel wat mensen geconfronteerd met onvoldoende
bestaansmiddelen of zelfs geen vaste woonplaats. Al deze mensen
kunnen sociale bijstand krijgen van het OCMW. Deze sociale bijstand
heeft als doel een minimuminkomen te garanderen aan de ganse bevolking. Voordat ze sociale bijstand toekennen voert het OCMW een
onderzoek naar de bestaansmiddelen van de aanvrager. Het gaat, in
functie van de persoonlijke of familiale toestand van de persoon, na
welke hulp het meest geschikt is en biedt hem of haar dan de gepaste
middelen om aan die behoefte te voldoen.
Activiteiten
Het gamma aan hulpverlening, aangeboden door het OCMW is veelzijdig en omvat in grote lijnen: financiële steun, informatie en advies,
ondersteuning bij het uitoefenen van rechten, psycho-sociale en pedagogische begeleiding, materiële hulpverlening, schuldbemiddeling,
opvang van asielzoekers, ondersteuning bij tewerkstelling, inrichten
van sociale voorzieningen en steun aan daklozen. Probleem is dat het
woord OCMW door vele mensen wordt gelieerd aan een soort openbare onderstand, een drempel, een aantasting van hun waardigheid, hun
menselijke fierheid, hun zelfrespect.
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 10
DIENSTENCENTRUM
middagmaal te bekomen.
Werking
Een gesubsidieerd lokaal centrum moet minsten 32 uur per week open
Opdracht
Een dienstencentrum, zijn, voor iedereen toegankelijk en werkt bij voorkeur eng samen met
in de meest ruime vrijwilligers.
configuratie, is een
lokale
ontmoetingsplaats verbonden aan SOCIAAL HUIS
een OCMW. Er zijn
weliswaar ook dienstencentra die niet zijn
verbonden aan een
OCMW, maar aan de
stadsdiensten.
Het
centrum staat in voor informatie, recreatie, vorming en dienstverlening. Het is een centrale ankerplaats die de bezoekers informeert en
leidt naar gepaste, bestaande zorg- en dienstverlening. De uiteindelijke
bedoeling is het sociale netwerk van de gebruiker uit te bouwen, zodat
mensen zo lang mogelijk thuis, in hun vertrouwde omgeving, kunnen
blijven wonen.
Activiteiten
Lokale dienstencentra bieden informatieve, recreatieve en vormende Doel
activiteiten aan. Er worden zitdagen georganiseerd door allerlei dien- Het Sociaal Huis is een “toegankelijkheidsconcept” op lokaal niveau.
sten zoals hulpkas voor ziekte en invaliditeit. boerenbond, vertrou- Doel is de toegankelijkheid in het aanbod aan dienst- en hulpverlening
wenscentrum voor kindermishandeling, pensioen, zitdag voor minder- te centraliseren, te vereenvoudigen. Het is gelieerd aan het OCMW en
validen, MS-liga enz….Men kan er. ook terecht met vragen over thuis- wil dit openbaar centrum voor maatschappelijk welzijn nauwer inbedzorg, er worden hobbyactiviteiten georganiseerd, men kan er lessen den in het globale sociale spectrum, in het geheel aan welzijnsdiensten
actief in de lokale gemeenschap. Het Sociaal Huis is de plek waar
volgen enz. Deze activiteiten zijn vooral bedoeld om de zelfredzaam- burgers voor alle administratieve en sociale dossiers, premies en uitkeheid en het sociale netwerk van vooral oudere mensen te versterken. ringen terecht kunnen. Het staat open voor iedereen, zonder enig onZe moeten uiteraard gebeuren in onderlinge coördinatie met de lokale derscheid.
ouderenverenigingen en organisaties die gelijkaardige activiteiten Twee belangrijke functies van het Sociaal Huis zijn :
-de één-loketfunctie: de burger kan hier terecht met al zijn vragen in
aanbieden..
Lokale centra bieden ook dienstverlening aan onder de vorm warme verband met sociale dienstverlening binnen de gemeente. Hij hoeft
zich niet eerst te informeren of dit nu een taak is die door het OCMW,
maaltijden, organiseren vervoer, klusjesdienst, wassalon, kapsalon,
door de gemeente of door een andere openbare of private partner
pedicure enz.
wordt uitgevoerd.
Een gesubsidieerd (door de Vlaamse regering) dienstencentrum moet -de doorverwijsfunctie: er is één informatieloket dat voor alle vragen
minsten in vier van de acht hierna volgende vormen van hulp- en met betrekking tot het welzijn kan doorverwijzen naar andere diensten
dienstverlening voorzien: -warme maaltijden aan huis bezorgd of in de en organisaties in de gemeente of omliggende gemeenten.
ontmoetingsruimte- hulp bij boodschappen- hulp bij huishoudelijke Dienstverlening
klussen- buurthulp: initiatieven die het sociale netwerk, de communi- De dienstverlening in het Sociaal Huis is zeer ruim opgevat en bevat
onder andere volgende diensten:
catie en het veiligheidsgevoel versterken- maatregelen ter verhoging administratieve dienstverlening – sociale dienst – dienst schuldhulpvan de mobiliteit naar de lokale bewoners toe- uitleendienst toestellen verlening – dienst vreemdelingen – onderneming dienstencheques –
voor personenalarm - organisatie van de dienstverlening van een per- seniorenloket – thuiszorgdiensten – werkwinkel - woonloket.
sonenalarmcentrale- activiteiten voor specifieke doelgroepen uit de In het Sociaal huis kan men ook terecht voor meer informatie over
woonzorgcentra, kortverblijf en dagverzorging..
lokale leefgemeenschap.
Thuiszorg
Klanten
Thuiszorgdiensten aangeboden door het Sociaal Huis zijn veelzijdig:
Een lokaal dienstencentrum richt zich in het bijzonder tot personen in gezinszorg en aanvullende thuiszorg – personenalarmsystemen – kluseen beginnende zorgsituatie. Door het aanbod in het dienstencentrum jesdienst – maaltijdbedeling – minder mobielen centrale – aanbieden
worden ze aangemoedigd in hun zelfredzaamheid en kunnen ze vaak van warme maaltijden aan 65 plussers aan een zeer redelijke prijs
ook kennis maken met andere vormen van thuiszorg. Die dragen er op (bijv. in samenwerking met een woonzorgcentrum).
hun beurt toe bij dat deze mensen langer thuis kunnen blijven wonen Het Sociaal Huis heeft een ruim aanbod aan diverse ondersteunenen veel minder snel de overstap moeten maken naar de residentiële de thuiszorgdiensten om senioren zo lang mogelijk thuis te laten
genieten van hun oude dag.
zorg. Het dienstencentrum heeft een belangrijke preventieve functie.
Thuiszorg bij het Sociaal Huis is een totaalpakket. Alle zorgnoden
Specifieke strijd tegen vereenzaming en armoede
worden in kaart gebracht. De hulpverlening wordt op maat uitgewerkt
Een dienstencentrum is een kloppend hart, een open huis, een bruisen- en opgevolgd. Een klant komt in een traject terecht en wordt hierin
de ontmoetingsplaats, een centrum waar ouderen actief worden gehou- begeleid door een maatschappelijk werker van de thuiszorg. De volleden. Het is een jeugdclub voor senioren, waar allerlei activiteiten wor- dige kosten van het zorgpakket worden in kaart gebracht. De klant
den georganiseerd, gaande van leuke cursussen tot interessante work- wordt zowel op het vlak van zorg als op het financiële vlak begeleid.
Het Sociaal Huis is een ideaal centrum voor vrijwilligerswerk
shops. Een plek waar men mensen kan ontmoeten en een sociaal netwerk uitbouwen. Samen met de aanwezigheid van een cafetaria, resVoor- en nadelen Sociaal Huis en Dienstencentaurant, kapper, pedicure, manicure en gelaatsverzorging zijn dienstencentra een ideale partner in de strijd tegen vereenzaming. Een bijko- trum
De grote voordelen van een dienstencentrum zijn enerzijds de laagmende troef is de laagdrempeligheid. Deze centra bieden een platform drempeligheid, locatie meestal afgescheiden van het OCMW, en anaan de minder begoede ouderen om tegen een lage prijs een gezond
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 11
derzijds de aanwezigheid van een restaurant en cafetaria als ontmoetingsplaats in de strijd tegen vereenzaming en armoede. Het feit dat
de meeste verenigingen er hun thuisbasis hebben is een surplus voor
de onderlinge coördinatie door de centrumdirecteur en het organiseren van activiteiten. Het nadeel is dat er meerdere loketten, meerdere
locaties zijn: dienstencentrum, sociale dienst, OCMW, om de nodige
informatie en/of dienstverlening te verkrijgen.
Het grote voordeel van een Sociaal Huis is het feit dat alles onder één
dak zit en men aan één loket, op één locatie de nodige informatie en/
of dienstverlening kan verkrijgen. Het nadeel is het ontbreken van
een centrale ontmoetingsplaats voor de senioren, met cafetaria en
restaurant, het ontbreken van een thuisbasis voor de verenigingen en
locatie voor de organisatie van hun activiteiten. Het Sociaal Huis kan
en moet zich meer engageren in de strijd tegen vereenzaming, armoede en het leggen van sociale contacten.
Vitale senioren, met voldoende financiële armslag, hebben misschien
minder nood aan een dienstencentrum. Maar in elke stad, in elke
gemeente leven heel wat senioren, die het minder breed hebben, die
wat blij zouden zijn met een ontmoetingsplaats waar zij zonder
schroom tegen een lage prijs iets kunnen gaan drinken, waar zij kunnen kaarten, biljarten, tafeltennis spelen,….waar zij sociale contacten
kunnen leggen en waar zij tegen een lage prijs een lekker middagmaal kunnen bekomen.
In de strijd tegen armoede moet worden gestreefd naar meer centralisatie van de hulpverlening. Het organiseren in of nabij het dienstencentrum van een voedselbedelingspunt, een tweede hands kledingswinkel, eventueel een sociale kruidenier, waar een vooraf aangeduide
groep arme mensen aan een goedkoop tarief basisproducten kan kopen, is een piste waar ernstig moet worden over nagedacht.
In Memoriam
We vernemen het overlijden van Adjudant b.d. René Boonen. Hij werd op eigen verzoek in familiale kring begraven op 25 september.
Toekomstige activiteiten
4 november 2014
Tweede ontmoetingsdag,
bezoek aan Kazerne Dossin
te Mechelen
september 2015
(datum later)
Militaire parade te Maaseik
17 februari 2015 (?)
Ontmoetingsdag te Leopoldsburg
september 2015
(datum later)
Plechtigheid te Thorn
12 maart 2015
Algemene Statutaire vergadering
oktober 2015
(datum later)
Graventocht te Leopoldsburg
19 mei 2015
Verbroederingsdag
3 november 2015
Tweede ontmoetingsdag
september 2015
(datum later)
Plechtigheid te Molenbeek
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 12
Focus op
Majoor Genis
50 jaar geleden, op 9 december 1964, sneuvelde Majoor Genis in de
Replubiek Congo (Zaïre).
Majoor Roger GENIS een held van Bevrijding
Roger Genis wordt geboren te OOSTENDE in
1920. Op 1 april 1938
tekent hij een contract in
de Schoolcompagnie van
de Ardeense Jagers,
waar hij op 4 oktober
1939 benoemd wordt tot
sergeant en deelneemt
aan de 18-daagse veldtocht op 10 mei.
Op 27 mei 1940 wordt
de Sergeant Roger Genis
gekwetst en afgevoerd
naar een militair hospitaal. Daarna maakt men
hem
krijgsgevangen.
Nauwelijks hersteld weet
hij ontsnappen en op 8
februari onderneemt hij
een lange clandestiene
reis tot Marsei11e, waar
hij een contract bij het
Vreemdelingenlegioen
tekent.
Hij wordt er sergeant bij de transmissies. Op 8 november 1942 bij de
landing van de geallieerden in Noord-Afrika is hij sergeant van
dienst. Na het gevaarlijk initiatief genomen te hebben van de berichten, die het Legioen in staat van alarm moeten brengen, te vertragen,
deserteert hij met twee Belgen en een Engelsman en voegt zich bij de
Amerikaanse troepen. Hun kleine groep gidst een Amerikaanse eenheid die geland is. Als dank leveren de Amerikanen hen over aan de
Franse Rijkswacht. Het Legioen vergeeft geen desertie en Roger
Genis komt terecht in de versterkte gevangenis van ORAN.
Maar de gevangenen mogen buiten de gevangenis karweien uitvoeren en dit soms onder de bewaking van een Senegalese schildwacht.
Roger weet deze zodanig om te praten dat hij de ogen sluit en Roger
ontvlucht opnieuw, nu naar de tuin van een villa die dienst doet als
Officiersmess van de Amerikanen. Een Amerikaans marineofficier,
die vlot Frans spreekt en wiens voorouders Belgen waren, ontdekt
hem hier. Hij begrijpt zeer goed het geval GENIS en de volgende
morgen wordt Roger clandestien ingescheept op de « EMPRESS of
CANADA » met bestemming Groot-Brittannië.
Op 24 november 1942 bereikt Roger Genis Liverpool en laat zich
inlijven bij de Belgische Strijdkrachten in de Cie Para. Op 16 augustus 1943 wordt hij eerste sergeant en op 11 mei 1944 gaat hij over
naar de 2de Onafhankelijke Eenheid van de Brigade Bevrijding.
Hij maakt de landing in Normandië en de Belgische-Hollandse Veldtocht mee. Na een reeks heldendaden benoemt men hem ten uitzonderlijke titel op 10 november 1944 tot Eerste Sergeant-Majoor. Hij
ontvangt ook de Britse Militaire Medaille uit handen van Maarschalk
Montgomery.
Bij de reorganisatie van de Brigade Bevrijding beslist Kolonel SBH
PIRON er een officier van te maken en stuurt Roger Genis naar de
Officer Cadet Training Unit in Wales. Op 20 april 1945 is de Adjudant Genis terug in het 3de Bataljon Bevrijding en neemt nog deel
aan de slag van Opheusden.
Na in Bevrijding o.a. de functies van Commandant van het schoolpeloton en Commandant van het peloton verkenners uitgeoefend te
hebben, engageert hij zich op 13 augustus 1951 als vrijwilliger voor
het Koreabataljon.
Om zijn heldendaden in Korea te resumeren, past het een vertaling te
geven van het Citaat hem verleend door de President van de VSA bij
het verlenen van het « Ereteken van de soldaat ».
« Lid van het Belgisch Bataljon in Dienst van de Verenigde Naties,
heeft zich door zijn heldhaftigheid onderscheiden te MALGUNDONG: laat in de nacht van 3 december 1951, de luitenant GENIS,
vernemende dat een
bevriende patrouille zich te midden van een mijnenveld bevindt en er
verschillende slachtoffers gevallen zijn door ontplofte mijnen, heeft
snel een patrouille georganiseerd om hulp te brengen aan de manschappen in moeilijkheden. De luitenant Genis leidt zijn manschappen door een moeilijk terrein tot aan de limiet van het mijnenveld en
zuivert heel alleen een pad tot aan de gekwetste manschappen. Na
een uur kruipen in een volslagen duisternis, iedere mijn langs het pad
ontwapenend, bereikt luitenant Genis de patrouille en leidt daarna de
evacuatie naar een veilige zone.
De heldhaftigheid en het beroepsgeweten ontplooid door luitenant
Genis bij deze gelegenheid eren hem alsook het Belgisch Leger.»
Op 8 september 1952 wordt hij gekwetst, gehospitaliseerd en terug
overgebracht naar België. Op 17 januari 1953 is hij terug in Bevrijding als Commandant van de B Cie. Na een cursus gevolgd te hebben in Fort BENNING in Amerika, doet hij in april 1959 mutatie
naar de Infanterieschool te ARLON.
Op 18 februari 1963 komt hij terug naar Bevrijding, waar hij als
majoor, commandant wordt van de steuncompagnie.
Op 12 oktober 1964 vertrekt hij in het kader van de Technische Bijstand naar de Republiek Congo (Zaïre).
Hij bevrijdt er duizenden blanken uit de handen van de Simbas, doch
valt met zijn colonne op 9 december 1964 in een hinderlaag. Hij
raakt zwaar gewond. Tijdens de evacuatie per helikopter bezwijkt hij
aan de gevolgen van zijn verwondingen.
Majoor Genis, een officier van Bevrijding, is steeds een echt soldaat
geweest.
Hij heeft een relatief kort maar wel een gevuld leven gehad. Het
stond steeds in het teken van het dienen. Daarom is het als voorbeeld
te stellen voor alle Bevrijders en voor alle jongeren zeker waard te
worden vermeld. Het moet ons tot nadenken stemmen.
(Samengevat
naar een
artikel van «
PONTCARRAL » verschenen in
La Belgique
Militaire van
Mar 65).
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 13
Uit de oude doos
Bataljonsfeesten 1969
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 14
Met de Verbroedering in Normandië
van 21 tot 25 september 2014
Nieuwsbrief
Jaargang 35 Nummer 3
Pagina 15
Samenstelling van het Bestuur
Voorzitter
Wilfried Heyvaert
Telefoon: 058.518408
E-mail: [email protected]
Bestuurslid
Sylvain Weuts
Telefoon: 011.344756
E-mail: [email protected]
Ondervoorzitter
Julien Saenen
Telefoon: 011.344817
E-mail: [email protected]
Bestuurslid
Secretaris
Bob Antheunis
Telefoon: 011.551104
E-mail: [email protected]
Bestuurslid
Penningmeester, webmaster, redactie
Jos Van Erum
Telefoon: 0479.800348
E-mail: [email protected]
Vaandeldrager
Gaston Cannaerts
Telefoon: 011.343107
Feestcommissaris
Herman Dillen
Telefoon: 011.343931
E-mail: [email protected]
Reserve-vaandeldrager
Mon Zmyslony
Telefoon: 011.401590
E-mail: [email protected]
Luc Smet
Telefoon: 0498.045954
E-mail: [email protected]
Wim De Greeve
Telefoon: 0485.280983
E-mail: [email protected]
Lidgelden
Secretariaat
Jaarlijkse bijdrage: minimum 10 €
Lidgeld voor het leven: 125 €
Te storten op rekening BE69 7352 2330 3078
Bob Antheunis
Klachtloopstraat 30
3920 Lommel
BIC KREDBEBB