Presteren boven verwachting

Presteren boven verwachting
Startdocument Rotterdams
Onderwijsbeleid
1
Inleiding
Leren = elk kind, elke jongere laten
excelleren
‘ Ieder kind een beter
perspectief’
(Conferentiedeelnemers uit alle
sectoren)
Samen de stad sterker maken. Die heldere opdracht heeft de gemeente Rotterdam zich de
komende jaren gegeven. Daarvoor is kwalitatief hoogwaardig onderwijs onmisbaar. En dat
vraagt om nauwe samenwerking van alle betrokkenen in het onderwijsveld. De afgelopen
jaren is daarvoor een stevig fundament gelegd, in het Rotterdams Onderwijsbeleid 2: Aanval
op Uitval en Beter Presteren (de gemeenschappelijke programma’s van schoolbesturen en
gemeente). Deze programma’s hebben inmiddels vele waardevolle vruchten afgeworpen.
Resultaten waar we allen gepast trots op mogen zijn. We continueren daarom onverminderd
deze koers die met Beter Presteren is ingezet, zoals verhoging onderwijsresultaten en
verminderen van de uitval. En Rotterdam zou Rotterdam niet zijn, als we daar de komende
jaren niet ook nog een flink schepje bovenop doen. We richten ons hierbij niet alleen op
talentontwikkeling en prestaties, maar ook op het overbrengen van essentiële waarden en
normen, zoals emancipatie, gelijkheid en respect.
We? Inderdaad. In dit Startdocument hebben we het expliciet over ‘we’. Want aan deze
teksten is een proces vooraf gegaan, waarin vele onderwijsprofessionals en gemeente op alle
niveaus, samen zijn opgetrokken. Met elkaar zijn doelen verwoord en dit alles is in een breder
kader geplaatst. Gekoppeld daaraan per sector én sectoroverstijgend een aantal
inspanningen, die kunnen bijdragen aan het behalen van die doelen. Daarin slagen we
ongetwijfeld wanneer we als onderwijssector en gemeente gezamenlijk en in open dialoog, dit
document verder uitwerken en concretiseren.
Elk kind in Rotterdam krijgt namelijk pas de volle ruimte om te excelleren, te presteren boven
verwachting, wanneer de gehele leerlijn zo vloeiend mogelijk in elkaar doorloopt. Van
voorschool tot mbo, van speciaal onderwijs tot ho. Daar werken alle sectoren al lange tijd
hard aan, maar we leggen die lat nu nog hoger. Datzelfde geldt voor het verder verbeteren
van de Rotterdamse onderwijsresultaten. Daarbij zijn goede beheersing van de Nederlandse
taal- en rekenvaardigheid essentieel. We onderstrepen daarnaast ook het belang van sociale
vaardigheden die kinderen en jongeren nodig hebben om goed te functioneren binnen de
schoolgebouwen én daarbuiten. Vaardigheden die passen bij de wereld van vandaag en die
van morgen. Die aansluiten bij de dynamische samenleving van een stad als Rotterdam.
Om dit te realiseren is veel nodig. Zoals de allerbeste docenten, begeleiders en pedagogisch
medewerkers, die optimaal zijn toegerust om kinderen en jongeren uit te dagen hun gehele
onderwijscarrière te blijven leren. Besturen en management die beschikken over de kunde en
middelen om al hun medewerkers hierin te laten slagen, Bovendien: leren stopt niet bij de
onderwijsdeuren. Leren doe je ook thuis, op straat, in je buurt en op je werk. Dat vraagt om
zelfbewustzijn, om als kind en jongere te ervaren wie je bent. Het besef dat je samenleeft met
anderen die op hun eigen manier in het leven staan, bewust van je omgeving; de stad waarin
je woont. En natuurlijk op welke manieren jij aan deze stad kunt bijdragen. Van peuter,
kleuter tot jong volwassene. We betrekken al hun ouders en opvoeders nog meer bij ons
onderwijs. Bij prestaties, maar ook in toenemende mate bij keuzemomenten binnen de
leerlijn. En niet te vergeten: bij de uiteindelijke beroepskeuze. We werken meer en meer toe
naar onderwijs dat arbeidsgericht is, afgestemd op nu maar zeker ook op –ontwikkelingen inde toekomst.
Met dit document richten we ons op het Rotterdams onderwijsbeleid. Parallel hieraan noemen
we een aantal stedelijke thema’s, die tevens een nadere uitwerking krijgen:
- Onderwijshuisvesting
De gemeente en schoolbesturen binnen po, vo en so leveren nog dit jaar een
meerjarenplan onderwijshuisvesting op. Daarin staan verbeteren van de kwaliteit van
de onderwijsgebouwen én het efficiënt gebruik ervan centraal (Integraal
Huisvestingsplan 2015 – 2019).
2
-
-
Risicojongeren
Er komt een programma risicojongeren, waarin we gezamenlijke de aanpak voor
deze doelgroep versterken. Dit maakt onderdeel uit van het integraal jeugdbeleid.
Beroepsgericht onderwijs
Sectoroverschrijdend wordt het beroepsgerichte onderwijs verder vormgegeven in de
veranderagenda vmbo-mbo.
Elk kind, elke jongere in Rotterdam heeft talenten. Die willen we met elkaar ten volle tot bloei
laten komen. Om dit te bereiken zetten bestuurders en professionals vanuit alle sectoren van
het Rotterdamse onderwijs -van voorschool tot hoger onderwijs- en de gemeente Rotterdam,
met dit document gezamenlijk een belangrijke stap. Bij deze een oproep aan u, als
schoolbestuurder, directeur, leraar, begeleider, ouder, pedagogisch medewerker… Aan u als
lezer om mee te denken over uw concretisering en meetbare inspanningen voor de komende
jaren. Merkbare inspanningen die stuk voor stuk bijdragen aan het waarmaken van onze
gedeelde onderwijsambitie: om elk kind, elke jongere binnen ons Rotterdamse onderwijs een
beter perspectief te bieden.
‘Iedereen mag
meedenken over ons
onderwijsbeleid’
(Wethouder Hugo de Jonge)
3
Vve leren = spelen
Voorschoolse voorzieningen
bereiken al 93% van
Rotterdams jongste kinderen.
Van alle driejarige
doelgroepkinderen volgt 68%
een vve-programma. Dat zijn
inclusief groepen nul naar
schatting 4.350 kinderen.
Onder de vlag van Beter Presteren is in 2011 gestart met
de introductie van groepen nul. Een gezamenlijke
inspanning van schoolbesturen, welzijnsinstellingen en
de gemeente. De belangrijkste reden: omdat er ondanks
het relatief grote bereik van de voorschoolse educatie in
Rotterdam, nog te veel kinderen met een taalachterstand in groep 3 van het primair
onderwijs terecht kwamen. De groepen nul zijn onder regie van de scholen
gerealiseerd. Met als doel de overgang van peuterspeelzaal naar basisonderwijs
vloeiend te laten verlopen en de kwaliteit van de voorschoolse educatie op een hoger
plan te brengen.
Tot en met 2014 zijn maar liefst 205 groepen nul gerealiseerd. Niet voor niets kunnen we met
recht stellen dat de afgelopen jaren hard is gewerkt aan de Rotterdamse doorontwikkeling
van de groepen nul. Niet alleen is de doorgaande (pedagogische) leerlijn richting het
basisonderwijs verbeterd, bijvoorbeeld doordat een intern begeleider van de school de
kinderen van groep nul met de pedagogisch medewerker bespreekt. Ook de aansluiting van
de zorg voor de kinderen is hiermee verzekerd. Peuters worden immers meegenomen in de
zorgstructuur van de school. Tegelijkertijd hebben we met hoger gekwalificeerd personeel
een belangrijke slag gemaakt: een hbo’er is toegevoegd aan de groep nul en de nascholing is
ingezet op taalvaardigheid van leidsters. Er wordt flink geïnvesteerd in het opbrengstgericht
werken in de gehele vve. Hiermee wordt nog meer richting gegeven aan het spelend
ontwikkelen van de peuters. En hebben we verwachtingen naar ouders, als het gaat om hun
betrokkenheid bij de voorschoolse educatie van hun kleinsten, uitgewerkt.
Ondanks alle inzet, zijn we er nog niet. De Onderwijsinspectie is nog kritisch over de voor- en
vroegschoolse educatie in Rotterdam en dan met name over de gemeentelijke regie hierop.
Volgens de inspectie moet de gemeente verregaande afspraken maken over verbetering van
de kwaliteit. En dan (tenminste) op gebied van aanbod, het pedagogisch en educatief
handelen, ouderparticipatie en nog grondiger als het gaat om inrichting van zorg en
begeleiding. Inmiddels zijn de uitkomsten van dit rapport gezamenlijk besproken. En hebben
onder meer bestuursafspraken tussen Rijk en G37 al geleid tot het afsluiten van een
convenant tussen de gemeente en de vve-instellingen in 2013, voor de verbetering van de
taalvaardigheid van de pedagogisch medewerkers. En een convenant in 2014 voor het op
een hoger peil brengen van het opbrengstgericht werken binnen de vve.
Deze stijgende lijn op weg naar hoge educatieve én sociale ontwikkeling en breder vvebereik, waarmee we in Rotterdam onze jongste kinderen ondersteunen, trekken we de
komende jaren onverminderd door. Hoe? Door nu nieuwe ambities neer te zetten: dat voor
elk kind (doelgroep én niet-doelgroep) een plek is binnen een vve- of vergelijkbaar
programma. Dat we pedagogische kwaliteit en methodisch handelen in nauwe samenwerking
met ouders verhogen. En dat we ontwikkelingsachterstanden (met het accent op taal) zoveel
mogelijk inlopen en zo de jongsten beter voorbereiden op groep 3 van de basisschool.
Daarbij stelt de Rotterdamse vve zich nadrukkelijk als doel, dat we naast het bieden van een
vliegende start op het cognitieve domein (onder meer talige en cijfermatige kennis) jonge
kinderen ook optimaal ondersteunen in het ontwikkelen van sociale vaardigheden en goede
motoriek. Met andere woorden; door kinderen al (methodisch) spelend competenties en
vaardigheden als doorzettingsvermogen, ruimte voor creativiteit, ruimtelijk inzicht en een
goede concentratie te laten vormen. Het verband tussen (methodisch) spelen en leren is niet
voor niets met regelmaat onderwerp van wetenschappelijk onderzoek. Het gaat hier immers
om vaardigheden die elk kind op school en later in het leven, heel hard nodig heeft om zich
tot een actieve en bijdragende burger in onze maatschappij te kunnen ontwikkelen.
De lat kwalitatief omhoog
In Rotterdam moet elk kind zich optimaal kunnen ontwikkelen, al op jonge leeftijd ontdekken
waar hij of zij in uitblinkt. En dat natuurlijk in een veilige, taalrijke en stimulerende omgeving.
4
Het mag dan ook geen verrassing zijn dat de vve nu onmiskenbaar en volwaardig deel
uitmaakt van het Rotterdamse onderwijsbeleid. De ophanden zijnde harmonisatie van de
voorschoolse voorzieningen vraagt om een nadrukkelijkere samenwerking tussen partners in
de voor- en vroegschoolse periode (peuterspeelzalen, kinderopvang en scholen).
Vooruitlopend op deze harmonisatie kunnen we al stappen zetten door onder andere te
investeren in integrale kindcentra (IKC). De ambitie richt zich op het realiseren van een
basisvoorziening voor alle kinderen. Zowel kwaliteit, pedagogiek, personele, juridische en
financiële harmonisatie is hierbij noodzakelijk.
* We blijven investeren in voor- en vroegschoolse educatie. We breiden het
aantal groepen nul uit en verhogen de kwaliteit van de voorschool. Er komt een
integrale voorschoolse voorziening, bestaande uit kinderopvang en voorschool, voor
alle kinderen vanaf 2 jaar oud.
* Het bereik van zowel doelgroep- als niet-doelgroepkinderen trekken we van 93%
naar het maximale door. 100% bereik betekent meer kinderen op de vve. We hebben
hiervoor een Rotterdam-specifieke definitie voor ‘doelgroepkind’ ontwikkeld.
* Het Centrum voor Jeugd en Gezin (CJG) Rotterdam-Rijnmond bepaalt welk kind
doelgroepkind is en is verantwoordelijk voor doorverwijzing van alle
doelgroepkinderen naar de vve.
* Aan het minimaal aantal dagdelen op de vve voor alle doelgroepkinderen wordt
vastgehouden. De ambitie ligt echter op 4 dagdelen vve voor doelgroepkinderen in
een bij de leeftijd passende opbouw: 3 dagdelen vanaf 2 jaar, 4 dagdelen vanaf 3
jaar.
* Het (minimaal) aantal dagdelen op de vve voor de niet als doelgroepkinderen
aangemerkte kinderen is 2 dagdelen.
* Het open gesprek over resultaatafspraken voor de vve tussen vve-instellingen,
schoolbesturen en gemeente in het Jonge Kind-overleg, gaat onverminderd door.
Waarbij de bevindingen van de Onderwijsinspectie in acties worden omgezet die ten
goede komen aan de ontwikkeling van onze jongste kinderen.
* We maken de resultaten en opbrengsten van de vve nadrukkelijk zichtbaar.
* De voorschoolse voorzieningen worden geharmoniseerd.
* We creëren acht tot tien integrale kindcentra, voorzieningen voor kinderen van 0-12
jaar, waar zij gedurende de dag komen om te leren, spelen, ontwikkelen en
ontmoeten. Alle ontwikkelingsterreinen van kinderen komen aan bod. De omgeving
biedt een totaalpakket op het gebied van educatie, opvang en ontwikkeling, waarbij
wel functionele specialismen zijn (inclusief taakverdeling). We zetten hierbij het kind
nadrukkelijk centraal, niet de instelling of organisatie. En laten ons in de uitvoering
niet hinderen door de verschillende wetgevende kaders, maar spannen ons in om in
de realisatie van de integrale kindcentra bij wijze van proef, zogenoemde regelvrije
zones te realiseren. De centra bieden kinderen een dagprogramma voor zolang als
zij willen deelnemen, met minimale en maximale uren, maar met ruime
openingstijden.
* Ook voor huisvesting van voorschoolse voorzieningen leggen we de lat hoger.
De beste pedagogisch medewerkers voor de groep
In de leeftijd van 0 tot 6 jaar, staan kinderen maximaal open voor invloeden van buitenaf. Ze
nemen hun omgeving als een spons in zich op. Dit vraagt om pedagogisch medewerkers die
kinderen al op jonge leeftijd uitdagen, prikkelen, nieuwsgierig maken naar de samenleving in
haar volle breedte. Die educatief en op gebied van taalontwikkeling tot het uiterste kunnen en
willen gaan.
* Tot in 2015 blijft de gemeente financieel investeren op het verhogen van de
taalvaardigheid en het opbrengstgericht werken van pedagogisch medewerkers in de
vve.
* We nemen afscheid van pedagogisch medewerkers die de gevraagde kwaliteit
uiteindelijk niet kunnen bieden en/of niet aan het stadsprofiel (zie doorlopend leren
voor later) voldoen.
* Meer / extra hbo-coaches in de voorschoolse periode staan voor de groepen in de
vve en kinderopvang.
5
* We ontwikkelen samen met mbo en hbo een vve-specialisatie / aantal specialisten
binnen de opleidingen op gebied van kinderen van 2 tot 6 jaar.
Doorlopend leren voor later
Positieve ondersteuning geven aan het ontwikkelingsgerichte spelen. Door samen spelen van
elkaar leren. Een contextrijke omgeving bieden die het jonge kind alle mogelijkheden biedt
zijn of haar persoonlijkheid te vormen. En de natuurlijk aanwezige nieuwsgierigheid van het
jonge kind aanwakkeren voor de mogelijkheden voor later. Met als doel alle Rotterdamse
kinderen van jongs af aan een betere startpositie te geven in onze stad.
* We ontwikkelen een stadsprofiel voor de vve-professionals (T-shaped, oftewel een
generalist-specialist die kennis heeft van meerdere domeinen en daarnaast over de
eigen vakgrenzen heen kijkt), om hen beter in staat te stellen jonge kinderen voor te
bereiden op de dynamische Rotterdamse samenleving.
* We onderzoeken welke elementen in de cognitieve, motorische en sociaalemotionele ontwikkeling van een kind binnen de vve effectief zijn om achterstanden
weg te werken en welke randvoorwaarden daarbij horen. Deze elementen verwerken
we vervolgens blijvend in het bestaande vve-programma.
* We leggen het fundament voor de voorbereiding op de schoolloopbaan en
stimulering van nieuwsgierigheid, ontwerpend en ontdekkend leren naar de
arbeidsmarkt. Bijvoorbeeld door kinderen spelenderwijs kennis te laten maken met
beroepen, passend bij hun belevingswereld.
Betrokken ouders
Nadrukkelijk mét ouders, verzorgers en alle partners rondom het jonge kind werken wij
samen aan ontwikkeling.
* We ontwikkelen een digitale aansluiting tussen de registratiesystemen om tussen
vve’s onderling en met scholen activiteiten, opgedane ervaring en meetgegevens uit
te wisselen. Over de onderwerpen waarop we die gegevens uitwisselen, maken we
stadsbrede afspraken.
* De manier waarop we ouders betrekken, gaan we digitaal aanvullen door het
ontwikkelen van applicaties voor tablet en smartphone. Denk dan aan een digitaal
taalspel voor ouder en kind samen.
Zorg voor zorg
De invoering van de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), Passend Onderwijs
en de ontwikkelingen rond het Jeugdstelsel, maken dat er op het gebied van zorg veel gaat
veranderen. Het is voor jong en oud, dus ook het jonge kind en ouder(s) of opvoeder(s),
essentieel dat partners in onderwijs en zorg, intensief met elkaar samenwerken. Alleen zo
kunnen ook onze allerkleinsten zo nodig rekenen op passende en tijdige hulp.
* Continueren van zorgvoorzieningen in de voorschoolse periode als onderdeel van
het ontwikkelrecht. Met andere woorden: we ‘mengen’ kinderen die extra zorg nodig
hebben ook in de reguliere vve, zodat ze zich aan elkaar op kunnen trekken en ze de
diversiteit van een echte samenleving ook in de vve ervaren.
* We integreren aanvullende zorg als (voorschools) maatschappelijk werk, de
wijknetwerken, wijkteams, ergotherapie, motorische therapie en spraak- en
taalinterventies ook in de vve (binding van jeugdzorg).
‘ Bij alles wat we willen,
moet het kind centraal
staan’
(Danielle Wille)
6
Po leren = ontwikkelen
Het verschil in de
gemiddelde Rotterdamse
Citoscore ten opzichte van
het landelijk gemiddelde
was in 2010 nog 4,2 punten.
In 2014 nog maar 2,6
punten.
In het basisonderwijs is de klemtoon de afgelopen jaren
nadrukkelijk gelegd op het verhogen van de
onderwijsresultaten. En dan in het bijzonder die op taal- en
rekengebied en het meer resultaatgericht werken. Tussen
scholen en gemeente zijn in de Beter Presteren-periode
gezamenlijk heldere afspraken gemaakt over onder meer de beoogde (verhoging van) de
Cito-eindtoetsscore. Dit heeft vruchten afgeworpen. Eén van de opbrengsten is dat de
Rotterdamse onderwijsresultaten dichter bij het landelijke gemiddelde liggen. Hoe?
Bijvoorbeeld door de start in de afgelopen periode met vakantiescholen en door op veel
scholen extra lestijd te creëren, meer gericht op taal en rekenprestaties. Of denk aan
Topklassenarrangementen en de ISO-trajecten op de (zeer) zwakke scholen. Maar ook hele
praktische middelen als de ‘menukaart ouderbetrokkenheid’ en de convenanten
‘professionele school’. Het is bovendien inmiddels steeds meer gebruikelijk om het
professionele gesprek over onderwijsresultaten te voeren. Op positieve punten, maar ook op
ongewenste neveneffecten. Al met al kunnen we de afgelopen jaren bestempelen als een
goede basis om op verder te bouwen.
Naast alles wat is bereikt, zijn er ook zaken die onze extra aandacht heel goed kunnen
gebruiken. Namelijk het aantal zwakke en relatief kleine basisscholen. En uiteindelijk kan een
leerling echt goed worden ondersteund, als de leraar genoeg ondersteuning biedt en de
schoolleiders daartoe genoeg kennis en middelen tot hun beschikking hebben. Daarom
zetten we in het primair onderwijs samen een stap verder. De scholen als eenheid van
verandering. Met meer ruimte voor maatwerk, ruimte voor leraren zich blijvend te ontwikkelen
en die meer mogelijkheden krijgen om te doen wat voor hun leerlingen nodig is. We willen de
kwaliteit van het Rotterdamse onderwijs verder verbeteren door doelgerichter te investeren in
onder meer professionaliteit, kennisontwikkeling, planmatiger werken aan contacten met
ouders en partijen in de wijken. Door te investeren in goed leiderschap en meesterschap,
samenwerking tussen schoolbesturen en gedoseerde inzet van externe onafhankelijke
experts bij schoolverbetering te betrekken. Door het open gesprek over kwaliteitscriteria
tussen de scholen, het uitwisselen van resultaten –positief en negatief— te blijven voeren.
We willen vasthouden aan een aantal initiatieven die de afgelopen jaren succesvol zijn
gebleken, zoals vakantiescholen en extra leertijd.
Speciale aandacht gaat uit naar onze leraren. Want wat maakt het werken in Rotterdam
anders dan in andere gebieden? We kennen wijken, stadsdelen waar extra inzet noodzakelijk
is (denk bijvoorbeeld aan Children’s Zone), omdat de omgeving van het kind meer vraagt van
het kind dan in andere delen van de stad. Welke omstandigheden vragen andere kennis,
vaardigheden en handelen van onze leerkrachten? Het antwoord op deze vragen leidt tot een
specifiek voor Rotterdam geldende aanvulling op de nodige competenties, om goed onderwijs
te kunnen geven. Onze leraren verdienen dat steuntje in de rug om goed om te kunnen gaan
met de verschillen tussen leerlingen en hun uiteenlopende bagage van kennis en gedrag.
Belangrijk is dat leerkrachten kunnen aansluiten bij het ontwikkelingsniveau en de
belevingswereld van de kinderen. En op die manier aansluiten bij de resultaten die van elk
kind apart verwacht mogen worden.
De lat kwalitatief omhoog
De opdracht van de basisschool is, kinderen optimaal te laten profiteren van een contextrijke
leeromgeving door het behalen van resultaten op alle kerndoelen, met accent op rekenen en
taal. Goed basisonderwijs biedt het kind bovendien ruimte en kansen om het te laten worden
wie het is. Om zijn of haar talent te ontdekken en ontwikkelen, zodat het een goede positie in
de maatschappij kan verwerven, als mens en als toekomstig beroepskracht. Ruimte voor
maatwerk per school is hierbij essentieel.
* Elke leerling zit op een Rotterdamse basisschool die voldoet aan de kwaliteitseisen
van de Onderwijsinspectie.
* Er is voldoende ruimte voor maatwerk per school.
7
* Alle basisscholen investeren meer in talentontwikkeling en manieren om die
talenten te signaleren.
* Scholen en besturen werken met behulp van beproefde interventies aan hun eigen
ontwikkeling, zodat er adequaat ingespeeld kan worden op de veranderende
behoeftes van leerlingen en op wensen vanuit vervolgonderwijs. Men maakt gebruik
van de aanwezige data bij de sturing.
* De schoolbesturen en de gemeente maken gezamenlijk een slag in het
verminderen van de administratieve last door aan te sluiten bij de
schoolontwikkelingsplannen en voor een langere periode een subsidie te verlenen.
Basisscholen maken elke vier jaar een schoolplan met jaarplannen (art. 12 Wpo). We
sluiten bij deze systematiek aan en laten deze vierjaarlijkse schoolplannen als
schoolontwikkelingsplan fungeren. De publieke verslaglegging over deze plannen,
dient als verantwoordingsdocument voor gemeentelijke subsidie. De schoolbesturen
en de gemeente maken hiervoor samen een praktisch voorstel.in het traject Traject
Samenwerking Onderwijs.
* We werken samen om het aantal basisscholen onder de feitelijke opheffingsnorm
(Ministerie van Onderwijs Cultuur en Wetenschap) te verminderen.
De beste leraren voor de klas
Het vergt zeer vakbekwame en ambitieuze leerkrachten om het kind met plezier naar de
beste resultaten te brengen: zowel een brede talentontwikkeling begeleiden (denk hierbij
bijvoorbeeld aan cultuureducatie), als de diepte bereiken in de vakken die het er het meeste
toe doen in hun stap naar vervolgonderwijs. Vakbekwaam als onderwijzer en als pedagoog.
* We (als onderwijsveld) ontwikkelen een Rotterdams leidsters- en leerkrachtenprofiel
dat recht doet aan pedagogische en didactische vakbekwaamheid. En dat een balans
geeft tot een ontwikkeling in de breedte en diepte op de vakken die direct bepalend
zijn voor de vervolgmogelijkheden. Aan dit profiel (gelieerd aan het
onderhandelingsakkoord van de CAO-po: van startbekwaam via basisbekwaam naar
vakbekwaam) moeten alle leidsters en leraren voldoen.
* De leidsters en leraren nemen in hun persoonlijk ontwikkelingsplan de stappen op
die ze doen om aan dit profiel te (gaan) voldoen. Het persoonlijk ontwikkelingsplan
van de leerkracht is bovendien ook gericht op de stedelijke Rotterdamse
samenleving en het bieden van een didactisch veilige omgeving.
* We starten proefprojecten met beloning van teams die in de breedte en diepte het
meeste leerervaringen aan de kinderen geven, waar de kinderen het meeste profijt
van hebben gehad en plezier aan ervaren. Het team bepaalt zelf wat ze met de
beloning/innovatiepremie zal doen: van een studiereis tot een digitaal schoolbord,
van een boekenbon of etentje tot advies van een externe deskundige.
* De beste startbekwame leraren houden we in Rotterdam door de
lerarenopleidingen hun studenten voor te laten bereiden op ontwikkelen van hun
Rotterdamse profiel. Met speciale aandacht voor de begeleiding van startbekwame
leraren en voor hen die de academische pabo hebben afgerond.
Doorlopend leren voor later
Wie ben ik, wat kan ik, wat wil ik, in welke omgeving, en wat kan ik kiezen? Het antwoord op
deze vragen verschilt ongetwijfeld per leerling. De overgangsmomenten tussen de voorschool,
basisschool en school voor voortgezet onderwijs moeten voor kind en ouder, zo vloeiend
mogelijk zijn. Voldoende (mogelijkheden tot) zelfontwikkeling van een kind en de goede
begeleiding die het daarbij krijgt, zijn onontbeerlijk.
* De extra leertijd binnen het po wordt voortgezet, net als investeren in
Vakantiescholen.
* De Rotterdamse Aanpak, kortweg de aandacht voor goede schoolkeuze vanaf
bovenbouw po, wordt doorgezet.
* Het al ontwikkelde instrumentarium wordt adequater ingezet. We voeren de digitale
informatievoorziening verder door. Denk aan het in bestaande leerlingvolgsysteem
toevoegen van resultaten over bijvoorbeeld cultuureducatie en (seksuele) diversiteit.
* De rijkdom aan informatie van en over een kind in de voorschool mag niet verloren
gaan in de overstap naar de basisschool. De vve geeft deze informatie al mee met
8
het kind aan de basisschool. Een werkgroep evalueert al waar verbeteringen
mogelijk zijn en of een aansluiting met het leerlingvolgsysteem van de basisschool
kan worden gemaakt.
* De samenwerking tussen het primair en voortgezet onderwijs op gebied van
schooladvies wordt strakker. Het advies van de basisschool is vanaf begin 2015
steeds meer bindend voor de mogelijkheden van het vervolgonderwijs. Het advies
moet heldere informatie geven aan het voortgezet onderwijs om het kind op het juiste
schooltype of niveau terecht te laten komen, voor een juiste plaatsing en om afstroom
in het vo te voorkomen.
* De Rotterdamse plaatsingswijzer bestempelen we als leidraad bij de overstap van
po naar vo.
* We (vo en po) gaan grondig samenwerken om de kwaliteit van het keuzeadvies
voortgezet onderwijs te verhogen, waarbij het vo zich aan dit advies zal committeren.
* Er vindt altijd wederzijds feedback plaats over de leerling en de geleverde
informatie bij alle overgangsmomenten (vve-po, po-po, po-vo en po-(v)so) ter
verbetering van de overgang.
* Voor de overstapmomenten is het belangrijk dat de school waar een kind vandaan
komt en die waar het kind naartoe gaat ook voldoende kennis hebben van elkaars
lesinhoud, omgang en didactiek. Scholen stemmen dit met elkaar af door middel
lerarenoverleg, werkbezoeken en vergelijking van methoden.
* De loopbaanoriëntatie die in de bovenbouw van het primair onderwijs in het
lesprogramma is opgenomen, blijft een geïntegreerd onderdeel.
* We willen blijven investeren in brede cultuureducatie en gezondheid (denk aan
Ieder Kind een Instrument en Lekker Fit).
Betrokken ouders
Ook de context waarin kinderen in Rotterdam opgroeien, vraagt om versterking. Leerlingen
moeten ook van huis uit maximaal worden ondersteund om hun onderwijscarrière tot een
succes te maken. Het zogeheten pedagogisch partnerschap wordt daarom mede door onze
wettelijke opdracht, op alle scholen gericht op de ontwikkeling van het kind. Zowel de ouders
als de omgeving hebben hierin een prominente rol en plek.
* Versterken van ouderbetrokkenheid, bijvoorbeeld door middel van een zelfscan het
in kaart brengen hoe de school ervoor staat en welke volgende stap ze willen nemen.
Of een visie per school (maatwerk) op passend pedagogisch partnerschap.
* Binnen pedagogisch partnerschap nemen sportverenigingen ook hun rol en waar
nodig ook de schoolsportverenigingen.
* We buigen ons samen met de ouders over de invulling van een Rotterdamse
gedragscode voor gewenst gedrag op en buiten de school.
* Integrale wijkteams bieden de ouders extra zorgondersteuning voor een zo
drempelloos mogelijke ontwikkeling en stemmen hun aanbod af met de school van
het kind.
* De gesprekken aan het begin van een schooljaar met nieuwe leerlingen en ouders,
zetten we door. Door middel van die gesprekken tussen ouders, leerling en leraar
en/of mentor vergroten we de kennis van omstandigheden waar de kinderen in
opgroeien en maken eventuele extra zorgverlening mogelijk.
Zorg voor zorg
De invoering van de Wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en
ontwikkeling van Wijkteams vragen om afstemming tussen en binnen scholen,
zorgaanbieders en (zorg)begeleiding. Het moet klip en klaar zijn wie wanneer welke hulp
biedt, op het moment dat dit nodig is.
* Elke leerling op elke Rotterdamse school krijgt onderwijs dat door hoge
verwachtingen tot een verhoging van prestaties leidt. Daar waar de school dit niet zelf
kan of aanvullende expertise nodig heeft, maken we gebruik van het
samenwerkingsverband Passend Onderwijs om een aanpak op maat te vormen.
Ieder kind excelleert immers op zijn of haar eigen niveau.
* Wijknetwerken en wijkteams ondersteunen de ouders en stemmen met de school
af, opdat een kind een stimulerende omgeving ervaart.
9
* We organiseren een stedelijke conferentie om in samenwerking met de
zorgpartners concrete afspraken te maken over wie in grote lijnen welke hulp aan
een kind biedt, en wanneer.
10
(V)so leren = speciaal waar nodig
Het Rotterdamse speciaal onderwijs en voortgezet speciaal
onderwijs: onderwijs voor leerlingen die een intensievere vorm van
zorg nodig hebben dan de reguliere basisschool of school voor
voortgezet onderwijs hen kan bieden. Denk hierbij aan
leerlingen met een verstandelijke en/of lichamelijke beperking of
leerlingen met psychiatrische stoornissen of ernstige
gedragsproblematiek.
‘We moeten nooit
uitgaan van gelijke
monniken, gelijke
kappen, als het om
onderwijs gaat’
(Wim Budgen)
In beginsel wordt in het (voorgezet) speciaal onderwijs hetzelfde nagestreefd als in het po en
vo. In dit hoofdstuk benoemen we de accenten. Ook binnen het (v)so is de afgelopen jaren
gewerkt aan het meer resultaatgericht werken. En is het professioneel gesprek ontstaan over
opbrengsten, onder andere met de Onderwijsinspectie. Ook hier geldt dat hoge
verwachtingen bij kinderen leiden tot hogere prestaties. Deze verwachtingen richten zich
zowel op cognitieve als bredere talentontwikkeling.
Het speciaal onderwijs kent veelal dezelfde kerndoelen als andere scholen. De leraren in het
special basisonderwijs brengen hun leerlingen bijvoorbeeld dezelfde basiskennis bij, als
meesters en juffen op een reguliere basisschool. Binnen het Rotterdams special onderwijs
kennen we echter een breder aanbod: van zml-niveau tot diplomagerichte leerroutes.
‘Gewoon waar het kan, maar speciaal waar dit nodig is.’ Precies daarom maakt het
(voortgezet) special onderwijs zonder twijfel volwaardig deel uit van het nieuwe
onderwijsbeleid. De ambities? Dat elke Rotterdamse leerling in het (voortgezet) speciaal
onderwijs een voor hem of haar passende plek op het juiste niveau in het onderwijs heeft.
Voor zover mogelijk in samenwerking met het regulier onderwijs. Dat meer Rotterdamse
leerlingen van het (voortgezet) speciaal onderwijs succesvol doorleren naar de
uitstroomperspectieven die op hen van toepassing zijn en die in de kwaliteitswetten so en vso
zijn vastgesteld. De drie doorstroomperspectieven: vervolgonderwijs, arbeid of dagbesteding.
We willen dat meer Rotterdamse leerlingen van het (voortgezet) speciaal onderwijs hun
resultaten op de leerlijnen van het speciaal onderwijs verhogen. Naast het accent op
gecijferdheid en communicatie willen we ook verbetering merkbaar maken op cognitieve en
sociale vaardigheden. Hierbij is pedagogisch partnerschap tussen school, ouders en
omgeving, onmisbaar.
De lat kwalitatief omhoog
In het (voortgezet) speciaal onderwijs is maatwerk essentieel. En dat maatwerk kunnen we
bieden door alle medewerkers, van bestuur tot begeleider door:
* Verankeren van opbrengstgericht werken door leerkracht, directeur,
(bovenschoolse) manager en bestuurder.
* Consequent en volledig invullen en bijhouden van gegevens; verzamelen van
allerlei leerlingengegevens (o.a. financieel, personeel, inhoudelijk etc.).
* Dat de schoolbesturen en de gemeente gezamenlijk een slag maken in het
verminderen van de administratieve last. Door aan te sluiten bij de
schoolontwikkelingsplannen en voor een langere periode een subsidie te verlenen.
De scholen voor speciaal onderwijs maken elke vier jaar een schoolplan met
jaarplannen. We sluiten bij deze systematiek aan en laten deze vierjaarlijkse
schoolplannen als schoolontwikkelingsplan fungeren. De publieke verslaglegging
over deze plannen, dient als verantwoordingsdocument voor gemeentelijke subsidie.
De schoolbesturen en de gemeente maken hiervoor samen een praktisch voorstel.
De beste leraren voor de klas
Professionalisering is ook een sleutelwoord in het speciaal onderwijs. Door het ondersteunen
van de didactische en pedagogische kwaliteiten van leerkrachten kunnen zij de talenten van
hun leerlingen beter signaleren en hierop gepast handelen. En zo het beste uit elke leerling
halen.
11
* Onze onderwijsbanen bieden perspectief en brede ontwikkelings- en
doorgroeimogelijkheden. Hoe we dit vormgeven, gaan we in samenwerking met
andere sectoren verder uitdiepen en specialiseren waar nodig.
Doorlopend leren voor later
We willen elk kind te stimuleren zijn of haar talenten in de breedte te onderzoeken en in beeld
te brengen, door gericht signaleren en investeren in die talenten. Zodat zij op hun manier
door kunnen stromen naar arbeid, dagbesteding of vervolgonderwijs.
* We ontwikkelen mee aan en implementeren een doorlopend digitaal portfolio
(competenties en talenten) per leerling.
* We voegen resultaten van sector-overstijgende doelen in bestaande
leerlingvolgsysteem toe. Denk hierbij ook aan onderdelen als cultuureducatie en
(seksuele) diversiteit
* We hebben en houden de sturingsinformatie in de hele keten op orde.
* Elke school krijgt ruimte om de vierjaarlijkse schoolplannen op te stellen naar eigen
behoefte, bijdragende aan de subdoelen en het hoofddoel.
* Het jaarverslag van elke school, in combinatie met het (meerjarige) schoolplan,
vormen samen de verantwoording naar de gemeente. Dit versimpelt de
verantwoordingsplicht door gebruik te maken van bestaande middelen. Met extra
aandacht voor bijzondere (bijvoorbeeld met meervoudige beperking) groepen
leerlingen.
Betrokken ouders
Pedagogisch partnerschap is essentieel binnen het (v)so . Ouders hebben hierin een
prominente rol.
* Bij het opstellen van handelingsplannen worden de ouders betrokken. Hierin staat
wat de school gaat doen, maar ook welke rol van de ouders in de uitvoering van het
plan verwacht wordt en hoe ouders in die rol gefaciliteerd worden.
* Samen met de gemeente en andere sectoren buigen we ons over de mogelijke
invulling van een Rotterdamse gedragscode voor gewenst gedrag op en buiten de
school. Uiteraard betrekken we hier de ouders bij en stemmen dit op maat af met de
verschillende speciaal onderwijsinstellingen
Zorg voor zorg
De invoering van de wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en
ontwikkeling van wijkteams en wijknetwerken vragen om afstemming tussen en binnen
scholen, zorgaanbieders en (zorg)begeleiding. Het moet klip en klaar zijn wie wanneer welke
hulp biedt, op het moment dat dit nodig is. Het speciaal onderwijs en zorg zijn onlosmakelijk
aan elkaar verbonden. Bijvoorbeeld binnen de complete zorgarrangementen waarmee
kinderen en jongeren worden ondersteund.
* We verlenen zorg op maat, met de verbinding met het nieuwe Rotterdamse
jeugdstelsel als vanzelfsprekend. Ouders worden nauw betrokken bij het vaststellen
van deze zorg.
12
Vo leren = maatwerk
Het aantal zwakke
afdelingen binnen het
Rotterdamse voortgezet
onderwijs, loopt door hard
werken al jaren terug.
Ook in ons Rotterdamse voortgezet onderwijs hebben we de
afgelopen jaren veel bereikt, mede door sterke inzet op de
verhoging van de onderwijsresultaten. Het accent niet alleen
op identiteitsontwikkeling, maar zeker ook op de kernvakken
taal en rekenen en op het programma ‘taaleffect’. Een
programma dat driekwart van de Rotterdamse leerlingen in de eerste twee leerjaren drie keer
diagnostisch toetst op hun taalvaardigheid. We bieden de leerlingen vervolgens –afhankelijk
van de uitkomsten— een passend aanbod aan taallessen.
Hoewel het programma ‘rekeneffect’ later is gestart, zien we ook hier duidelijk de eerste
goede resultaten. Waarom we dit eruit lichten? De programma’s zijn voorbeelden van de
meer resultaatgerichte manier van werken die in het Rotterdamse voorgezet onderwijs vorm
heeft gekregen. En die het gesprek over die resultaten tussen scholen onderling op een
positieve manier heeft aangewakkerd.
Mede door stevig nadruk te leggen op de kernvakken en resultaatgericht onderwijs, loopt het
aantal zwakke afdelingen in het voorgezet al sinds jaren terug. Ook het succes van een
aantal specifieke activiteiten en initiatieven draagt daaraan bij. Neem de inmiddels 35
vakantiescholen en de extra lestijd op veel scholen, gericht op taal en rekenprestaties. Of nog
praktischer: de menukaart ouderbetrokkenheid, onze Rotterdamse lerarenagenda en de
talentklassen voor basisschoolleerlingen met gymnasiumpotentie.
Reden genoeg dus om de ingezette koers beleidsmatig vast te houden en er nog een schepje
bovenop te doen. De ambitie? Dat elke leerling op een Rotterdamse vo-school zit die volgens
de inspectie het oordeel ‘voldoende’ of hoger verdient. We vinden het belangrijk dat
leerlingen van Rotterdamse vo-scholen sociaal redzaam zijn. Ook werken we eraan dat
leerlingen een bijdrage kunnen en willen leveren aan hun omgeving. Erbij horen, een stad die
ook hun kwaliteiten (betaald dan wel onbetaald) nodig heeft en cohesie dragen bij aan de
betere resultaten. We willen leerlingen van Rotterdamse vo-scholen vooral successen laten
beleven (en teleurstellingen besparen). Idealiter kennen we daarom alleen nog zogenoemde
‘opstroom’. Met andere woorden: leerlingen behalen dus hun diploma op het door het primair
onderwijs geadviseerde niveau, oftewel het niveau waarop zij in het eerste jaar zijn begonnen
of hoger dan dat.
Om dit voor elkaar te krijgen, bieden we scholen en leraren meer professionele ruimte voor
maatwerk. En om dit maatwerk te ‘leveren’ vraagt dit om krachtige scholen en professionele
leerkrachten die weten wat nodig is om de leerlingen uit te dagen een of meer pasjes harder,
hoger of verder te lopen. Kennis van de Rotterdamse geschiedenis van de dynamische
stadse samenleving maakt het eenvoudiger om leerlingen kennis te laten maken met brede
vorming, zoals burgerschap en cultuur. We willen het buitenschools leren ondersteunen, het
partnerschap tussen school, leraar en ouders versterken en ouders nog meer betrekken bij
onderwijs van hun eigen kinderen. En voor hen die extra ondersteuning nodig hebben,
combineren we passend onderwijs met goede jeugdzorg die uitgaat van hun individuele
behoefte.
En wanneer deze getalenteerde jongeren een vervolgstap maken, moet deze nauw
aansluiten bij de arbeidsmarkt, vooral die van de toekomst. Om een succesvolle
maatschappelijke carrière van elke jonge Rotterdammer te verbeteren, overstijgen we
daarom de afzonderlijke onderwijssectoren en denken we meer in ‘onderwijsloopbaan’.
Enerzijds doorlopend leren van basisschool naar voortgezet onderwijs, anderzijds vanaf daar
met passend advies naar een hoger niveau vo, naar mbo, h(b)o of naar een goede baan.
De lat kwalitatief omhoog
De komende jaren willen we de focus op kernvakken onverminderd doorzetten en versterken
waar dat kan. Leerlingen moeten zich daarnaast goed bewust zijn van hun eigen (religieuze)
identiteit, hoe zich die verhoudt tot het dagelijks leven in een grote stad en hoezeer dat ook
voor de identiteit van anderen geldt.
13
* Elk jaar neemt het aantal zwakke scholen/afdelingen af en komen er geen nieuwe
bij.
* Opbrengstgericht werken zetten we stevig door.
* Waar nodig of gewenst vragen we planmatig en gedoseerd externe expertise.
* Meer praktijkschoolleerlingen halen meer branchecertificaten.
* Samen met de gemeente en ouders buigen we ons over de mogelijke invulling van
een Rotterdamse gedragscode voor gewenst gedrag in en buiten de school.
* Alle vo-scholen zijn solidair: elke vo-school neemt een proportioneel aandeel in de
opvang van risicoleerlingen, zodat deze leerlingen zich altijd kunnen spiegelen aan
goede voorbeelden.
* We maken opstroom na 1 jaar gemakkelijk, zodat het veel meer gaat voorkomen.
We vragen de inspectie dit zichtbaar te maken in haar kwaliteitsoordeel over de
school.
* Leerlingen mogen –een enkele uitzondering daargelaten- binnen hun vo-niveau
vanaf hun eerste jaar tot aan hun diploma maximaal 1 jaar vertragen.
* De extra leertijd binnen het vo wordt voortgezet.
* De schoolbesturen en de gemeente maken gezamenlijk een slag in het
verminderen van de administratieve last door aan te sluiten bij de
schoolontwikkelingsplannen en voor een langere periode een subsidie te verlenen.
Scholen voor voortgezet onderwijs maken elke vier jaar een schoolplan met
jaarplannen. We sluiten bij deze systematiek aan en laten deze vierjaarlijkse
schoolplannen als schoolontwikkelingsplan fungeren. De publieke verslaglegging
over deze plannen, dient als verantwoordingsdocument voor gemeentelijke subsidie.
De schoolbesturen en de gemeente maken hiervoor samen een praktisch voorstel in
het Traject Samenwerking Onderwijs.
De beste leraren voor de klas
Onderwijs begint en eindigt met de leraar voor de klas. Zij brengen theorie in hun
daadwerkelijke praktijk en kunnen daarbij zeker steun gebruiken.
* We binden de beste leraren en onderwijsmedewerkers van Nederland aan
Rotterdam door een baan te bieden met veel perspectief en aantrekkelijke
secundaire arbeidsvoorwaarden. Denk aan gratis parkeren, mogelijkheden voor een
Rotterdamse bindingstoelage, huisvestingsfaciliteiten en (als overweging) extra
Rotterdamse individuele- en teamtrainingen op didactisch en pedagogisch vlak.
* We werken aan de vermindering van on- en onderbevoegde docenten.
* We (als onderwijsveld) ontwikkelen een Rotterdams leerkrachtenprofiel dat recht
doet aan pedagogische en didactische vakbekwaamheid. En dat een balans geeft tot
een ontwikkeling in de breedte en diepte op de vakken die direct bepalend zijn voor
de vervolgmogelijkheden. Aan dit profiel (gelieerd aan het onderhandelingsakkoord
van de CAO-po: van startbekwaam via basisbekwaam naar vakbekwaam) voldoen
alle leraren.
* De leraren nemen in hun persoonlijk ontwikkelingsplan de stappen op die ze doen
om aan dit profiel te (gaan) voldoen. Het persoonlijk ontwikkelingsplan van de
leerkracht is bovendien ook gericht op de stedelijke Rotterdamse samenleving en
bieden van een didactisch veilige omgeving.
* We starten proefprojecten met beloning van teams die in de breedte en diepte de
meeste leerervaringen aan de leerlingen geven, waar de leerlingen het meeste profijt
van hebben gehad en plezier aan ervaren. Het team bepaalt zelf wat ze met de
beloning/innovatiepremie zal doen: van een studiereis tot een digitaal schoolbord, of
tot advies van een externe deskundige.
* De beste startbekwame leraren houden we in Rotterdam door de
lerarenopleidingen hun studenten voor te laten bereiden op ontwikkelen van hun
Rotterdamse profiel. Met speciale aandacht voor de begeleiding van start bekwame
leraren en voor hen die de academische pabo hebben afgerond.
Doorlopend leren voor later
Bij het maken van vervolgstappen, moeten deze nauw aansluiten bij de arbeidsmarkt van nu
en van later. We overstijgen daarom de afzonderlijke onderwijssectoren en denken meer in
‘onderwijsloopbaan’.
14
* We (vo en po) gaan grondig samenwerken om de kwaliteit van het keuzeadvies
voortgezet onderwijs te verhogen, waarbij het vo zich aan dit advies zal committeren.
* We (vo en mbo) gaan grondig samenwerken om de kwaliteit van het keuzeadvies
middelbaar beroepsonderwijs te verhogen, waarbij het vo iedere leerling een advies
geeft over de beroepsrichting, de opleiding en het best passende niveau.
* De Rotterdamse plaatsingswijzer bestempelen we als leidraad bij de overstap van
po naar vo. Een kind komt terecht op de plaats die het po adviseert.
* We creëren een zoveel mogelijk doorlopend curriculum door meer uitwisseling van
aspecten als leermethoden en competenties met mbo/h(b)o en universiteit.
* We zetten de maatschappelijke stages in de huidige vorm door. Dat realiseren we
waar nodig met ondersteuning vanuit het vrijwilligerssteunpunt Rotterdam.
* Binnen het curriculum hebben we extra aandacht voor identiteitsvorming en
Rotterdamse geschiedenis en cultuur: waar woon ik, wat vormde deze stad, wat biedt
deze stad in alle opzichten, wie ben ik, welke overtuigingen heb ik en heeft de ander,
wat kan ik hiermee in Rotterdam, van welk Rotterdam droom ik en welke bijdrage kan
ik leveren bij het realiseren van die droom).
* Mbo en vo stellen een gezamenlijke kalender van LOB-activiteiten vast. In het vo
verwerkt men deze activiteiten in het LOB-programma dat zijn weerslag vindt in een
portfolio waarin de vo-leerling reflecteert op zijn keuzeproces.
* Met intensivering van de vakantiescholen bij de doorstroom naar het mbo
bewerkstelligen we dat de aansluiting goed is.
* In samenwerking met hoger onderwijs organiseren we modules / middagen door
mbo, hbo en universiteit, als onderdeel van de beroeps- en studieoriëntatie.
Betrokken ouders
Voor een realistischer en steviger voorbereiding op de keuze voor een vervolgopleiding
(soort, beroepsrichting en niveau), betrekken we de ouders veel nadrukkelijker bij keuzen en
overstapmomenten.
* We versterken ouderbetrokkenheid, bijvoorbeeld door middel van een zelfscan het
in kaart brengen hoe de school ervoor staat en waar deze een volgende stap wil
nemen. Of een visie per school (maatwerk).
Zorg voor zorg
De invoering van de wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en
ontwikkeling van Wijkteams vragen om afstemming tussen en binnen scholen,
zorgaanbieders en (zorg)begeleiding. Het moet klip en klaar zijn wie wanneer welke hulp
biedt, op het moment dat dit nodig is. We verlenen zorg op maat, met de verbinding de
invoering van de wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en
ontwikkeling van Wijkteams als vanzelfsprekend. Ouders worden nauw betrokken bij het
vaststellen van deze zorg.
* We hebben speciale aandacht voor de voortzetting van de benodigde zorg bij de
overgang van vo naar mbo
* V(mb)o, mbo en gemeente komen tot een gezamenlijke aanpak voor de kwetsbaren
of risicojongeren.
* Wijkteams ondersteunen de ouders en stemmen met de school af, opdat een kind
een stimulerende omgeving ervaart.
‘ Nog meer jongeren zich
laten ontwikkelen tot
volwaardige deelnemers
aan de maatschappij
(Irene van Kesteren)
15
Mbo leren = arbeidsmarktgericht
Binnen het mbo hebben we
het aantal vroegtijdig
schoolverlaters succesvol
teruggebracht van 2460 in
2008-2009 naar 1367 in
2013-2014
Het mbo in Rotterdam staat dagelijks voor een enorme
uitdaging, namelijk het duurzaam opleiden van jongeren en
(jong)volwassenen tot gewilde en bekwame vakmensen.
Vakmannen en –vrouwen die in staat zijn een leven lang te
leren en met hun ambitie bijdrage te leveren aan een
duurzame toekomst. Opleiden voor een zogenoemde
‘duurzame toekomst’ vertalen we binnen het mbo als opleiden
van vaklieden die fysiek, sociaal en mentaal hun leven lang blijven inspelen op nieuwe
omstandigheden, kennis en ontwikkelingen.
Binnen het programma Beter Presteren en de beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2014-2015
is de aandacht voor het mbo de afgelopen vier jaar relatief bescheiden geweest in
vergelijking tot de aandacht voor vve, po en vo. Wat niet wil zeggen dat het mbo de afgelopen
jaren stil heeft gezeten. Integendeel. Met de invoering van de referentieniveaus taal en
rekenen is de afgelopen jaren binnen het mbo veel aandacht geweest voor beide
vaardigheden. En hebben we met het programma Aanval op Uitval het voortijdig
schoolverlaten met 17% teruggedrongen, in zowel 2011-2012 als in schooljaar 2012-2013.
Bijvoorbeeld door middel van de actielijn uitvallers in beeld. Door een voorjaars- en
zomeroffensief gericht op jongeren die het risico liepen om uit te vallen en met de actielijn
verzuimaanpak gericht op verbetering van de verzuimbestrijding in het mbo. Zaak is nu deze
aanpak vast te houden maar ook te verbreden naar een schoolloopbaan met perspectief,
leren voor een vak en versterken van beroepsbeelden.
Sectorvertegenwoordigers van vve tot en met hoger onderwijs hebben in overleg met de
gemeente Rotterdam een analyse gepresenteerd. Hier komt naar voren dat de aandacht voor
het mbo in het beleid de komende jaren een veel prominentere plaats gaat innemen. De
ste
opdracht? Om vakoverstijgende 21 eeuwse vaardigheden, denk aan samenwerken,
initiatief nemen, doorzettingsvermogen, communiceren, creativiteit, probleemoplossend
vermogen, kritisch denken en sociale en culturele vaardigheden en ict-geletterdheid, op te
nemen in de programma’s. Van belang is dat het mbo in Rotterdam herkenbaar is en dat we
de banden met het bedrijfsleven nog intensiever aanhalen. Dat we de ingeslagen weg van
professionaliseren onveranderd volgen en dat innovatie in het onderwijs een
vanzelfsprekendheid is. Ons onderwijs kan en mag de technologische ontwikkelingen niet
missen.
We blijven oog houden voor een juiste balans, die tussen kwaliteit, arbeidsmarktrelevantie én
toegankelijkheid. Met de partners moeten we van afstemming naar samenwerking.
Samenwerking met meerdere partijen én op verschillende vlakken. Het mbo kan verder
bouwen op bestaande banden met het bedrijfsleven, bijvoorbeeld op gebied van techniek,
haven, zorg en MKB. Enerzijds voor voldoende beroepspraktijkvormingsplaatsen, anderzijds
voor de inhoudelijke afstemming. Deze banden zullen we nog meer moeten aanhalen om
innovatieve ontwikkelingen snel en vakkundig in het onderwijsprogramma op te kunnen
nemen. Ook de zorg verdient speciale aandacht. Geïntegreerde zorg en begeleiding met het
Rotterdams Jeugdstelsel is voor het mbo op alle niveaus onmisbaar. Met de gemeente komt
het mbo tot een plan voor de risicojongeren. Afspraken over gezamenlijke
verantwoordelijkheid voor toegankelijk onderwijs voor risicojongeren en voor de toeleiding
naar werk na het beëindigen van de opleiding, maken we concreet. Net als een zo efficiënt
mogelijke inzet van de mogelijkheden rond zorg en begeleiding én voor de afstemming met
het bedrijfsleven. We geven dus op vele vlakken met elkaar vorm aan toekomstbestendig en
arbeidsmarktgericht onderwijs.
Specifiek voor taal en rekenen is samenhang van vve tot en met het hoger onderwijs
noodzakelijk, het succes van de vakantiescholen op de verschillende niveaus onderschrijft
dit. Naast doorlopende leerlijnen, inhoudelijke afstemming en mogelijke uitbreiding van de
vakmanschapsroute, moeten we als onderwijssector gezamenlijk optrekken als het gaat om
beroepskeuzebegeleiding, opleidingskeuze en de begeleiding bij de overgang naar en van
het mbo. We bouwen het onderlinge partnerschap met het vmbo uit naar het gehele
16
voortgezet onderwijs en stemmen bovenaf breder af op gebied van doorstroom van mbo naar
ho.
De lat kwalitatief omhoog
Zowel voor de herkenbaarheid voor het bedrijfsleven als voor jongeren en hun ouders wordt
in Rotterdam gekoerst op het realiseren van 5 mbo-colleges naast de 3 vakinstellingen en
instellingen voor ‘groen onderwijs’. De colleges hebben in het kader van de (macro)
doelmatigheid overleg over het opleidingsaanbod gericht op de arbeidsmarkt én gericht op de
jongeren in Rotterdam. De interventies, speerpunten en ondersteuning zullen per college, per
cluster of branche én per team verschillen. Uitgangspunt hierbij: is de kwaliteit én de
aantrekkelijkheid van het middelbaar beroeps onderwijs gaat omhoog.
* Het mbo als koninklijke route naar vakmanschap, herwaardering voor het
vakmanschap en ondernemerschap, regionaal programma vakmanschap met onder
andere vakwedstrijden, helden en iconen.
* We creëren een meer uitnodigende omgeving, waarin leerlingen kunnen rekenen op
hoogwaardig beroepsonderwijs wat onder meer inspeelt op hun grootstedelijke
omgeving.
* We vormen vier herkenbare vakgerichte mbo-colleges en een startcollege, naast de
bestaande drie mbo-vakinstellingen en de mbo-instelling voor groen onderwijs. De
gemeente faciliteert waar dat kan.
* Alle mbo-instellingen hanteren een portfoliobeleid.
* In het kader van macrodoelmatigheid vindt drie keer per jaar afstemming plaats
tussen mbo-instellingen onderling over het totale onderwijsaanbod.
* Regionale werkgevers worden (daar waar dat nog niet optimaal gebeurt) meer
medeverantwoordelijk voor het beroepsonderwijs, zoals prognose personele
behoefte, benodigde competenties, maar ook voor het openstelling van voldoende
stageplaatsen en baanperspectief. De gemeente faciliteert het gesprek tussen mbo
en bedrijfsleven (opbouwen van o.a. sectortafels, bedrijvenkringen).
* De beste docenten en managers werken in het mbo.
* Er is specifieke aandacht voor de mbo-sector in het hbo-onderwijs, onder andere
door een verplichte stage van pabostudenten en lerarenopleiding in het mbo en door
het ontwikkelen van een mbo- module en een specifiek mbo-profiel.
* We zekeren de gezamenlijke verantwoordelijkheid voor toeleiding naar werk voor
mbo niveau 1 door de gemeente (het Jongerenloket) en mbo.
* De schoolbesturen en de gemeente maken gezamenlijk een slag in het
verminderen van de administratieve last.
De beste docenten en managers werken in het mbo
Onze docenten zijn zowel didactisch als pedagogisch vakbekwaam, zodat zij het uiterste
kunnen halen uit de diversiteit en verscheidenheid aan Rotterdamse studenten. Zij kennen
ste
ontwikkelingen binnen het beroepenveld en worden toegerust om de studenten de 21
eeuwse vaardigheden bij te brengen. Teams kunnen iedere jongere laten excelleren op zijn
of haar eigen niveau.
* Het mbo investeert zelf de komende jaren in verdere professionalisering op maat,
van management, onderwijspersoneel en ondersteunend personeel.
*We ontwikkelen (mede met hbo) een Rotterdams profiel voor pabo/lerarenopleidingste
studenten, met aandacht voor specialismes voor alle niveaus en voor 21 eeuwse
competenties.
* Binnen het mbo willen we mogelijk maken dat onze teams op basis van een plan
om te kunnen excelleren of (extra) beloond kunnen worden, bijvoorbeeld een
bewezen aanpak op Zuid ook voor Rotterdam Centrum toepassen.
* Onderwijsteams stimuleren we en nodigen we uit innovatief onderwijs te verzorgen,
door daar (financiële) prikkels tegenover te stellen.
* We werken net als in de andere sectoren uit hoe we extra aandacht voor de
Rotterdamse context op maat kunnen concretiseren en kunnen implementeren in de
professionalisering op maat, evenals de 21ste eeuwse compententies.
17
Doorlopend leren voor later
Algemeen uitgangspunt is een goede aansluiting van vve tot en met ho, net als de
doorlopende leerlijn binnen het mbo zelf. Immers; het mbo is een onderwijsvorm met vier
niveaus.
* We geven helder richting aan het curriculum; met als doel doorstromen naar hoger
mbo-niveau of het hbo, en/of met als doel doorstromen naar werk met specifieke
aandacht voor ondernemerschap. Hiermee wordt uitval voorkomen en op/doorstroom
bevorderd.
* Inhoudelijke samenwerking in vo en mbo-leerroutes zal de komende jaren worden
voortgezet, onder andere als vakmanschapsroute en de technologieroute,
vakscholen én voor afstemming vernieuwde examenprogramma’s met de nieuwe
kwalificatiestructuur mbo.
* We stemmen ons portfoliobeleid, onderwijsaanbod en inhoud van opleidingen
blijvend af met werkgevers en bedrijfsleven met aandacht voor toegankelijkheid van
onze opleidingen.
* Mbo als innovatiemotor MKB: verbinding beroepsonderwijs – arbeidsmarktagenda
en partnerschap. De gemeente faciliteert het gesprek tussen mbo en bedrijfsleven
(opbouwen van o.a. sectortafels, bedrijvenkringen).
* Samen met het voortgezet onderwijs investeren wij in loopbaanoriëntatie en –
begeleiding, met hierbij ook aandacht voor de zorgcomponent en voor de
ongediplomeerden, waaronder:
* Stages of proefstuderen in het mbo, beroepenoriëntatie en voorlichting
worden een gedeelde verantwoordelijkheid van mbo en vo.
* Het vo gaat net als het po een studieadvies afgeven voor zowel de
beroepsrichting, de opleiding en het niveau. Deze afspraken zullen ook
worden gemaakt met het vso en het praktijkonderwijs.
* Docentenstages om de laatste ontwikkelingen in bedrijfsleven en
instellingen te volgen.
* Samen met onderwijspartners gaan wij een doorlopend digitaal leerlingportfolio
(competenties en talenten) per leerling ontwikkelen. Vertrekpunt is de inhoud, niet het
syteem.
* Ontwikkelen van digitale leerroutekaart met aanpalende sectoren (vmbo, hbo): een
praktische schets van opleidingsmogelijkheden met daaraan gekoppeld het
arbeidsmarktperspectief en specifiek te bereiken banen.
* We pakken onze verantwoordelijkheid om de uitval in het eerste leerjaar van het
hbo te verminderen. De Rotterdamse mbo-instellingen gaan samen met het hbo
invulling geven aan de keuzedelen gericht op doorstroom haar hoger onderwijs.
* In samenwerking met hoger onderwijs organiseren we modules / middagen door
mbo, hbo en universiteit, als onderdeel van de beroepsoriëntatie.
* Om de aansluiting vo-mbo, opstroom binnen het mbo en aansluiting mbo-hbo te
bevorderen worden de Vakantiescholen uitgebreid.
* We onderzoeken de mogelijkheden voor het bieden van meer maatwerktrajecten
binnen het mbo, zoals tempodifferentiatie, maar ook gezamenlijk met vmbo of hbo.
* We bieden voldoende beroepspraktijkmogelijkheden en uitbreiding van praktijkleren,
onder meer door inzet stagemakelaars van de gemeente, het organiseren van
binnenschoolse praktijk en het uitbreiden van buitenschoolse praktijk met behulp van
de wijkaanpak.
* Binnen het curriculum (bijv. loopbaan & burgerschap) komt specifieke aandacht
voor 21ste eeuwse competenties.
Betrokken ouders
De inzet in alle sectoren om ouders beter te betrekken bij het onderwijs, zetten we ook op het
mbo door. Afgelopen periode zijn in het mbo ouderraden of –panels opgericht en zijn ouders
op die manier meer betrokken bij het onderwijs en bij het lesprogramma. Die betrokkenheid
willen wij ook op individueel niveau uitbreiden. Ouders hebben een rol bij het stimuleren van
hun kind om de juiste opleidings- en beroepskeuze te maken en bij de keuzemomenten in de
verdere schoolloopbaan.
18
* We blijven doorgaan met versterken van ouderraden en –panels.
* Op thema’s worden jaarlijks vier mbo ouderpanels georganiseerd.
* Een aantal opleidingen zal als pilot de ouderbetrokkenheid bij de intake en
keuzemomenten formaliseren.
* Ouders worden nauw betrokken bij het vaststellen van de benodigde zorg voor hun
kind.
Zorg voor zorg
De invoering van de Wet Passend Onderwijs en de decentralisatie van de Jeugdzorg en
ontwikkeling van Wijkteams vragen om afstemming tussen en binnen scholen,
zorgaanbieders en (zorg)begeleiding. Het moet klip en klaar zijn wie wanneer welke hulp
biedt, op het moment dat dit nodig is.
*Elke leerling op elke Rotterdamse school krijgt onderwijs dat door hoge
verwachtingen tot een verhoging van prestaties leidt. Daar waar de school dit niet zelf
kan of aanvullende expertise nodig heeft, maken we gebruik van het
samenwerkingsverband Passend Onderwijs om een aanpak op maat te vormen.
Ieder kind excelleert immers op zijn of haar eigen niveau.
* Gezien de problematiek van de Rotterdamse jongeren in het mbo op alle niveaus,
kan het mbo niet zonder zorg. Begeleiding, ondersteuning of specifieke zorg per
individu kunnen we alleen regelen door goede samenhang tussen het Rotterdams
jeugdstelsel en onderwijs. Denk dan aan inzet van wijknetwerken, wijkteams of extra
middelen voor specifieke groepen.
* Ouders worden nauw betrokken bij het vaststellen van de benodigde zorg.
* Wij realiseren voorzieningen en onderwijsmogelijkheden zodat voor iedere jongere
een plaats is; bijvoorbeeld:
* De gemeente richt het voorzieningen landschap voor alle groepen in:
onderwijsvoorbereiding; rebound en toeleiding arbeidsmarkt.
* Mbo en gemeente realiseren een specifieke leerroute voor jongeren die (nog) niet in
het regulier onderwijs terecht kunnen, zoals de invoering van EntreePlus: een vorm
van het Startcollege (mbo1) met extra begeleiding op maat (onderwijs) en de inzet
van een klassencoach.
* We herstructureren De nieuwe kans (geen onderwijs).
* Gemeente en mbo zwaluwstaarten het mbo met het Nieuw Rotterdams
Jeugdstelsel (randvoorwaardelijk).
‘ Kinderen supporten die
het zonder hulp niet
zouden redden’
(Huub van Blijswijk)
19
H(b)o leren = kennis delen
Misschien was hoger onderwijs binnen het programma Beter
Presteren en de beleidsregel Onderwijs Rotterdam 2014-2015
nog wat bescheiden aanwezig. Dat maakt deze sector op
geen enkele manier minder belangrijk. En wil dat geenszins
zeggen dat we binnen het hoger onderwijs geen stappen
hebben gemaakt.
Binnen de
kenniswerkplaatsen werken
verschillende
onderwijsinstellingen en
gemeente samen om het
onderwijsbeleid en de
praktijk van het onderwijs in
Rotterdam te verbeteren.
Neem de convenanten die hoger onderwijs en gemeente gezamenlijk hebben afgesloten en
nog steeds worden versterkt. Of de zogenoemde (Rotterdamse) kenniswerkplaatsen die zijn
opgestart. Daar werken verschillende kennisinstellingen samen. Binnen de kenniswerkplaats
talentontwikkeling is onder andere meegedacht over zogenoemde ‘bewezen effectieve
interventies’ op het jeugdbeleid. Een waardevolle bijdrage aan de evaluatie van ons recente
onderwijsbeleid. Bovendien hebben we in algemene zin de belangstelling voor de specifieke
kenmerken van de Rotterdamse leerlingpopulatie en de grootstedelijke uitdagingen
aangewakkerd. Deze kennis kan goed worden toegepast in het ontwerp van bijvoorbeeld de
doorgaande leerlijn en tegengaan van uitval, net als bij het versterken van de
lerarenopleidingen in onze grootstedelijke context en doorontwikkeling van opleidingen voor
pedagogisch medewerkers in de vve. Denk verder aan de AD-trajecten (Associate Degree)
die de afgelopen vier jaar gestart zijn en die enorm gegroeid zijn waarmee voor meer
jongeren de doorstroom van het mbo naar het ho mogelijk is geworden.
Onze grootste opgaven de komende jaren? We willen het aantal opleidingen met te lage
accreditatie verminderen en tegelijkertijd de aantrekkelijkheid van het sociaal curriculum
vergroten. We gaan werken aan betere koppeling tussen po en pabo, meer verbinding ho met
vo en mbo, en betere aansluiting op de arbeidsmarkt, om uitval op en na overstapmomenten
te verminderen en rendement te verhogen. En meer (doorlopende) aandacht voor
beroepsvaardigheden, daarbij gebruikmakend van bestaande en nieuwe
trainingsprogramma’s. Feitelijk dus beter maatwerk voor onze studenten, een opleiding die bij
hen past en niet te hoog gegrepen is. Denk dan aan programma’s voor ouders op gebied van
taalvaardigheid en ouderbetrokkenheid. Bovendien: de samenleving verandert, en dat vraagt
om vernieuwing binnen ons opleiden.
Bedrijven en publieke instellingen kunnen baat hebben bij de kennis die aanwezig is bij
onderzoekers, docenten en studenten van kennisinstellingen. In de afgelopen jaren hebben
de hoger onderwijsinstellingen zich ontwikkeld tot kennispartners voor veel publieke en
private organisaties. De uitdaging voor de komende jaren is om zulke samenwerkingsvormen
uit te breiden en te verduurzamen. In de triple helix werken ondernemers,
onderwijsinstellingen en overheid samen om de kennis te valoriseren en dus praktisch
bruikbaar te krijgen En gezamenlijk moeten de doelstellingen voor het hoger onderwijs
bijdragen aan ons aller doel: Dat elk kind, elke jongere in Rotterdam, excelleert op zijn/haar
eigen niveau.
De lat kwalitatief omhoog
Het aantal opleidingen met te lage accreditatie verminderen en de aantrekkelijkheid van het
sociaal curriculum vergroten.
* We gaan vooral in het hoger onderwijs zelf in gesprek met door NVAO over (op
proef) versoepeling controle en naleving voor accreditatie, om met inhoudelijke
aanpassing van opleidingen sneller te kunnen reageren op de veranderende vraag
uit de samenleving.
* We gaan gezamenlijk oorzaken analyseren bij opleidingen met te lage accreditatie
en op basis daarvan verbeterpunten op maat en per opleiding opstellen en uitvoeren.
* We analyseren de oorzaken bij opleidingen met veel studieuitval / uitstroom, en op
basis daarvan verbeterpunten op maat en per opleiding opstellen en uitvoeren.
* Gezamenlijk met het mbo en het vo wordt de studiebegeleiding en opleidingskeuze
ste
verder geprofessionaliseerd waardoor er minder uitval in het 1 studiejaar van het
20
hbo is. Op 15 oktober 2014 wordt er een intentieverklaring getekend tussen vobesturen, mbo en hogescholen om de overgang van vo/mbo naar hbo te verbeteren.
* Samen met het mbo wordt invulling gegeven aan voorbereiding op het ho
(keuzedelen in het mbo).
* We vernieuwen het sociaal curriculum door een pedagogische
- studentenlijn;
- theorielijn;
- praktijklijn.
(Met als hulpmiddelen Lectoraten en Kenniswerkplaatsen; meten van succes door
tevredenheid van de afnemers).
* We bouwen de tweejarige Associate Degree-opleidingen zoals die worden verzorgd
door de Rotterdam Academy uit. En bieden daarmee een aantrekkelijk alternatief
voor doorstuderende mbo-studenten. Deze opleidingen zijn populair en groeien. Een
derde van deze studenten gaat uiteindelijk toch voor een bachelor diploma.
De beste leraren voor de klas
Het hoger onderwijs levert de professionals die de stad nodig heeft in de onderwijs- jeugd en
de welzijnssector. Steeds duidelijker is dat het effect van de inspanningen veel groter wordt
als zij zowel in het fysieke als in het sociale domein professioneler werken dan ze nu doen.
* Praktijkervaring en gezamenlijke scholing is een win-win situatie. Daarom koppelen
we pabo-studenten en primair onderwijs verder aan elkaar, en organiseren we ook
een verplichte stage in het mbo.
* het ho ontwikkelt een module Rotterdamkunde
Het ho ontwikkelt een module 21ste eeuwse vaardigheden als onderdeel van de pabo
en lerarenopleiding.
* Het ho denkt mee over het ontwikkelen van een leraren cao specifiek voor
Rotterdamse leraren.
Doorlopend leren voor later
In Rotterdam, een stad met een relatief laag gemiddeld inkomen. is het belangrijk optimaal
gebruik te maken van de talenten van onze jeugd. Dan gaat het om hun onderwijscarrière en
de oriëntatie op hun loopbaan en op de arbeidsmarkt.
* Grootstedelijke professionalisering stimuleren we door:
- Het inrichten van een master gefundeerd op de Rotterdamse situatie;
- In samenwerking met universiteit doorontwikkelen van academische pabo;
- Training en stage van h(b)o-studenten op de werkvloer (gekoppeld aan Nationaal
Programma op Zuid) verder uitbouwen, onder andere op gebied van
ouderbetrokkenheid en pedagogiek.
* We ontwikkelen brede bachelors.
* We doen de studiekeuzecheck al in voortgezet onderwijs, en delen deze direct met
hbo.
* De verwachtingen bij vo-leerlingen over opleidingen managen we beter door middel
van modules/middagen met realistische beeldschetsstudies.
Betrokken ouders
In gesprekken tussen de hoger onderwijsinstellingen en de gemeente staat, naast
doorgaande leerlijn en professionaliteit, ook ouderbetrokkenheid en zorg op de agenda.
* We ontwikkelen mede een doorlopend digitaal stadsportfolio met onder andere
competenties en talenten per student ook inzichtelijk voor de ouders.
* We werken het idee om als pilot bij een afdeling een ouderraad te installeren,
verder uit.
Zorg voor zorg
De hoger onderwijsinstellingen en de gemeente, zijn in gesprek over het verweven van de
zorg binnen de gehele doorlopende leerlijn. Zorg in hbo was een terrein waarbinnen alleen de
school zelf acteerde. Als de zorg die wordt geboden in de vrije tijd en in de gezinnen meer
gekoppeld wordt aan de zorgondersteuning tijdens de studie kunnen we effectiever helpen.
21
‘Geef kinderen de kans
en ruimte om te groeien
tot de potentie
waarmee ze geboren
zijn’
Nationaal Programma Rotterdam Zuid
Leren = Zuid (én Noord)
(Rolf van den Berg)
Binnen het Nationaal Programma Rotterdam Zuid (NRPZ) werken Rijk, gemeente, onderwijs,
woningcorporaties, zorginstellingen en bedrijfsleven aan een nieuw perspectief voor
Rotterdam Zuid. Dat deel van de stad moet het in de toekomst net zo goed doen als de
andere drie grote steden in ons land. Daarom richt het programma zich op het wegwerken
van achterstanden van de bewoners en op het verbeteren van het leven op de linker
Maasoever van Rotterdam.op het gebied van wonen, werken en school.
Rotterdam Children’s Zone maakt onderdeel uit van het NRPZ, en heeft als doel van de
leerprestaties van de kinderen in het basis- en het voortgezet onderwijs te verbeteren. Het
kent een integrale benadering die vanuit de drie leefwerelden van het kind (school, thuis en
vrije tijd) werkt naar maximale leerprestaties op weg naar een succesvolle toekomst.
Bijvoorbeeld door meer leerlingen kennis te laten maken met en te stimuleren tot kiezen voor
vakmanschap. De grootste kansen op de arbeidsmarkt ‘op Zuid’ liggen namelijk in de haven,
techniek en de zorg. Maar ook het geven van extra en kwalitatief betere lessen biedt de
mogelijkheid achterstanden weg te werken. Als ‘plus’ wordt voor de po-scholen in de
Children’s zone uitgegaan van een leertijduitbreiding van minimaal 6 uur per week.
Daarboven stellen de scholen (via hun schoolplan) een maatwerkpakket samen met
maatregelen die zij nodig achten om de onderwijsresultaten te verbeteren.
Ouderbetrokkenheid en professionalisering van schoolleiders en docenten (op leiderschap en
pedagogische vaardigheden) zullen daar vaak deel van uitmaken. En afstemming met ouders
als partners in de opvoeding en met andere organisaties in de wijk om ook de
vrijetijdsbesteding in de integrale aanpak mee te laten lopen. Frontlijnwijkteams helpen
ouders de boel thuis op orde te krijgen en houden. Door de wijkgerichte aard van de aanpak,
is afstemming tussen scholen –ook onderling- noodzaak. Dit krijgt vorm in de zogeheten
coalities, waarin po- en vo-scholen en buitenschoolse partijen samenwerken.
In de Rotterdam Children’s Zone zijn 32 po-scholen betrokken, verdeeld over de zeven oude
stadswijken waar de spreekwoordelijke nood het hoogst is. Omdat leerlingen naar een groter
gebied uitwaaieren als ze naar het voortgezet onderwijs gaan, wordt voor het vo ook gekeken
naar de hele gebieden Charlois, Feijenoord en IJsselmonde, waar we in totaal 25 voschoolvestigingen tellen.
De ervaring die opgedaan is in de zuidelijke wijken in Rotterdam, kan heel goed worden
ingezet op scholen en in wijken op de rechter Maasoever, die met dezelfde problemen
kampen.
22
Zij legden de basis voor dit Startdocument:
Rolf van den Berg (LMC), Huub van Blijswijk (BOOR), Wim Büdgen (Wartburg College),
Carolien Dieleman (Hogeschool Rotterdam), Vigdis van der Giesen (Peuter en Co), Robert
Glerum (gemeente Rotterdam), Olger van Griensven (gemeente Rotterdam), Jos Heinerman
(Hogeschool Rotterdam), Trudi Hofstede (gemeente Rotterdam), Rikkert den Hollander
(gemeente Rotterdam), Jitske Huissen (RVKO), Annemiek de Jong (SWK-groep), Annette
van der Kaay (Albeda College), Irene van Kesteren (FOKOR), Sabine Kuiper (gemeente
Rotterdam), Ton Legerstee (gemeente Rotterdam), , Gonda Pisters (Albeda College), Olav
Rulander (Hogeschool InHolland), Uldrik Speerstra (Zadkine), Afke Vermeer (gemeente
Rotterdam), Yvonne Vorage (KindeRdam), Xandra de Vroom (gemeente Rotterdam) Danielle
Wille (gemeente Rotterdam).
23