ministerie van verkeer en waterstaat NJkSWaftGrStdat dienst binnenwateren/riza I ministerie van verkeer en waterstaat rykswaterstaat dienst binnenwateren / riza vestiging Dordrecht, van Leeuwenhoekwcg 20 3316 AV Dordrecht tcL 078-322500, fax. 078-315003 Faalkanseisen Haringvlietsluizen volgend uit het veiligheidscriterium tegen overstroming in het benedenrivierengebied in een situatie met SVKW. SAMENVATTING: Er wordt een benaderingsmethode gepresenteerd, die in een situatie waarin meerdere keringen de waterstanden in een gebied bepalen, combinaties van faalkanseisen kan afleiden, om het tegen overstromen te beveiligen. De methode is uitgewerkt ter bepaling van de faalkanseisen voor de Haringvlietsluizen, waarbij met de aanwezigheid van een SVKW rekening wordt gehouden. WERKDOCUMENT auteur(s) : datum : nr. 90.130X; I.C.M. H e l s l o o t s e p t . 1990 proj. ADV*ZH. ministerie van verkecr en waicrstaat I'ijkswaterstiiat dienst binnenwateren / riza Faalkanseisen Haringvlietsluizen volgend uit het veiligheidscriterium tegen overstroming in het benedenrivierengebied in een situatie met SVKW. Inhoud: Pg1. Inleiding 2 2. Veiligheidsbenadering benedenrivierengebied in een situatie met meerdere keringen 4 3. Veiligheidsbeschouwing Haringvlietsluizen 7 4. Definitie faalkanseis Haringvlietsluizen 9 5. Samenvatting en conclusies 12 1. Inleiding. Essentieel in een integrale veiligheidsbeschouwing is de definitie van een uitgangssituatie in het benedenrivierengebied, waarin de (afsluitbare) openingen naar zee zijn vastgelegd. Het behelst hier met name de situatie in de Nieuwe Waterweg, waar voor 1996 een stormvloedkering (SVKW) gepland staat. Anderzijds ligt de toekomstige situatie betreffende de waterkering door Europoort nog niet vast. Mogelijke optie hierbij betreft het doorgraven van de Beerdam en het verwijderen van de Rozenburgse sluis, waarbij de veiligheid tegen overstromen gewaarborgd moet worden door een stormvloedkering in het Hartelkanaal te situeren. Afgezet tegen een te alien tijde open verbinding met de Noordzee, zal een afsluitbare opening de (maatgevende hoog)waterstanden in het aan binnenzijde gelegen gebied beinvloeden. Op welke wijze dit gestalte gaat krijgen, hangt (bij overigens gelijk blijvende omstandigheden) af van: DBW/RIZA a) b) c) de beheersstrategie van de kering, de nauwkeurigheid van de waterstandsvoorspellingen, indien die ten grondslag liggen aan de beheersstrategie, de faal- en bezwijkkans van de kering. Ad a). De beheersstrategie definieert de bediening van de kering. De belangrijkste parameters die de waterstanden beinvloeden zijn: • • • • sluitfrequentie (hoe vaak wordt de kering gesloten), sluitpeil (wat is het begintijdstip van de sluiting), tijdsduur van de sluiting (hoe lang blijft de kering gesloten), inlaat- en spuistrategie (wat is het doorlaatdebiet tijdens de sluitingsoperatie). De Haringvlietsluizen en de SVKW vormen in dit opzicht twee extremen. De eerste blijft elk hoogwater gesloten, terwijl laatstgenoemde een sluitfrequentie heeft die e6n maal per 5 a 10 jaar bedraagt. Een kering, die elk hoogwater dichtgaat, heeft in principe de grootst mogelijke reducerende invloed op de hoogwaterstanden in het achterliggende gebied. Ad b). Een kering, die slechts gesloten dient te zijn bij extreme hoogwaterstanden, is in haar beheer afhankelijk van de nauwkeurigheid van stormvloedvoorspellingen. Een kering als de Haringvlietsluizen is, onder het huidige beheersprogramma, niet afhankelijk van waterstandsvoorspellingen. Deze dient te alien tijde bij een zeestand die hoger is dan de binnenwaterstand gesloten te zijn. Ad c). Bij elke kering afzonderlijk bestaat er een kans op weigering terwijl zij moet functioneren (faalkans) en een kans op bezwijken tijdens functioneren (bezwijkkans). In een veiligheidsbeschouwing in het benedenrivierengebied dienen bovengenoemde aspecten van alle aanwezige keringen integraal te worden opgenomen. In dit kader zal worden uitgegaan van een situatie waarbij zich een stormvloedkering in de Nieuwe Waterweg (SVKW) bevindt en waarbij geen open verbinding door Europoort wordt gecreeerd. De Haringvlietsluizen dienen volgens het vigerende lozingsprogramma (LPH '84) te functioneren. De beschouwing heeft als doel in een dergelijke situatie de faalkanseisen van de Haringvlietsluizen te definieren, zodanig, dat de veiligheid tegen overstromen in het benedenrivierengebied wordt gewaarborgd. DBW/RIZA 2. Veiligheidsbenadering benedenrivierengebied in een situatie met meerdere keringen. In een situatie waarbij twee keringen moeten functioneren om de waterstanden in het achterliggende gebied te beheersen, zijn tevens twee faalbronnen aanwezig, die de veiligheid in het benedenrivierengebied kunnen bedreigen. De beide keringen dienen dan ook tezamen aan een zekere faalkanseis te voldoen. Deze totale eis zal verdeeld moeten worden over de afzonderlijke keringen. Indien handhaving van de maatgevende hoogwaterstanden en een vaste beheersstrategie als uitgangspunten worden gehanteerd, zal elke verhoging van de faalkans van 6en kering gecompenseerd dienen te worden door een reductie in de faalkans van de andere kering. Om de methode van benaderen inzichtelijk te maken, zal in een eerste, hypothetische beschouwing worden verondersteld, dat beide keringen in het benedenrivierengebied slechts in twee toestanden kunnen voorkomen. De SVKW kan geheel geopend zijn of kan, volgens een zekere strategic, zijn gesloten. De Haringvlietsluizen kunnen functioneren zoals gedefinieerd in LPH '84 of kunnen, op een bepaalde manier, falen. Met name in het geval van de Haringvlietsluizen zal het duidelijk zijn, dat met een dergelijke veronderstelling slechts €6n effect van falen wordt verdisconteerd. De nu te presenteren analysemethode blijft op deze manier echter inzichtelijk en kan in een later stadium, op analoge wijze worden uitgebreid. Dit geldt dan voor een situatie met meerdere faalmechanismen van bijvoorbeeld de Haringvlietsluizen, maar ook voor een, waarbij meer dan twee keringen in de veiligheidsbeschouwing worden opgenomen. Met de gedefinieerde standen zijn 4 combinaties mogelijk. Voor elk van deze combinaties kunnen de hoogwaterstanden in het benedenrivierengebied worden geschat, afhankelijk van de hydraulische randvoorwaarden, opgelegd door de zee en de rivieren. Uit de bekende voorkomensfrequenties van de zee- en rivierrandvoorwaarden kunnen vervolgens per station 4 hoogwateroverschrijdingsfrequentielijnen worden geconstrueerd. Figuur 1 geeft dit weer voor een station in het benedenrivierengebied, dat meer onder invloed van de bediening van de Haringvlietsluizen staat, dan die van de SVKW. Elke lijn geeft de kans op overschrijding van een zekere hoogwaterstand bij bewust station, gegeven de combinatie van toestanden van beide keringen. Teneinde nu de overschrijdingskans van een bepaalde hoogwaterstand bij dat station (F(H,)) te berekenen, zijn de kansen nodig, dat een bepaalde overschrijdingslijn geldig is, of, anders gesteld, zijn de kansen nodig, dat, gegeven een hoogwaterstand H„ de Haringvlietsluizen en/of de SVKW goed dan wel niet functioneren. Van deze kansen kan het volgende worden gesteld: DBW/RIZA Uitgaande van de veronderstelling dat beide keringen slechts in twee toestanden kunnen voorkomen, zal de kans dat een kering in een bepaalde toestand verkeert het complement zijn van de kans op optreden van het alternatief. Evenzo dient de som van de kans op optreden van de 4 combinaties van standen exact 1 te bedragen. Voorts lijki het, gegeven het huidig en voorgenomen beheer van resp. de Haringvlietsluizen en de SVKW, aannemelijk te veronderstellen dat het falen van beide keringen onafhankelijk gebeurt. De kans dat de SVKW is geopend, gegeven een hoogwaterstand H, bij bepaald station, is opgebouwd uit twee kansen. Enerzijds is dat de kans dat, gegeven H„ de SVSD-voorspelling beneden het sluitcriterium van de SVKW heeft gelegen. Anderzijds is dat de kans, dat, gegeven H„ de voorspelling wel boven het sluitcriterium heeft gelegen, dat de kering dus dicht dient te gaan, maar daarin faalt of daarbij bezwijkt. In formulevorm: p(SVKWop<rn | H , ) = PsvKWopcn|m-svsD + ( 1 - PSVKWO,>CT|HI-SVSD) CtksvKw (1) waarbij de trefzekerheid van de SVSD-voorspelling wordt gesimuleerd door een normale verdeling met als karakteristieken een gemiddelde voorspelfout (MSVSD) en een standaardafwijking in de voorspelfout (a^u)De kans dat de kering dicht is bij bewuste waterstand bedraagt dan: ptSVKW^, | HO = 1 - p(SVKWopCT | H.) (2) De huidige beheersstrategie van de Haringvlietsluizen is niet gebaseerd op waterstandsvoorspellingen. Hier spelen slechts een faal- en bezwijkkans (cfkH^). Met de in deze vereenvoudigde beschouwing geldige veronderstelling ontstaat: pCHvlsUlH.) = 1 -cfk^ P C H V I S U J H O = cfk^ (3) (4) Hierbij geeft cfkHvw dus de totale faal- en bezwijkkans van de sluizen weer, waarbij optreden te alien tijde leidt tot eenzelfde toestand van de schuiven. Indien meerdere ongewenste situaties worden beschouwd dient zowel het aantal als de inhoud van de vergelijkingen te worden uitgebreid. De vergelijkingen kunnen eveneens aangepast moeten worden bij een wijziging in het beheer van de sluizen. Indien deze als stormvloedkering zullen worden gebruikt, waarbij bediening wordt gebaseerd op waterstandsvoorspellingen, zal de volledige faalkanseis moeten worden verdeeld over de mogelijkheid op een "fatale" misser in de voorspelling en een faal- en bezwijkkans van de schuiven. De verwerking van deze faalkans dient dan wel anders te geschieden omdat ze niet meer als onafhankelijk t.o.v. falen van de SVKW kan DBW/RIZA worden beschouwd: beide beheersstrategieen zijn gebaseerd op een SVSD-waterstandsvoorspelling. Met de overschrijdingslijnen van alle combinaties van toestanden van de keringen die (worden verondersteld) voor( te )komen en de hiermee geassocieerde kans op optreden, kan de totale kans op overschrijding van een hoogwaterstand worden bepaald. Met de hier gehanteerde aannamen kan dit (voor een zeker station) als volgt worden omschreven (zie tevens figuur 1): F(H.) = p t H v l s l ^ l H . ) [ p(SVKW opco |H 1 )*F(H 1 |Hvlsl fiteod SVKW opeo ) + p ( S V K W ^ | H,)*F(H, | H v l s l ^ • SVKWdKhl) ] + p ( H v l s U | H , ) [ p(SVKW opm |H 1 )*F(H I |Hvlsl u , H SVKW opm ) + p(SVKWdKh, | H,)*F(H, | H v l s U • SVKWdkh<) ] (5) Na kwantificering van bovengenoemde parameters kan per station, in combinatie met de faalkans van de SVKW, een faalkanseis voor de Haringvlietsluizen worden afgeleid, en wel door te voldoen aan de eis dat de aldaar geldende maatgevende hoogwaterstand niet vaker mag worden overschreden dat het ermee geassocieerde veiligheidsniveau. Het station met de strengste faalkanseis (d.w.z. de laagste cfk,^,) zal dan maatgevend zijn. Uitbreiding naar een volledige analyse impliceert het in rekening brengen van alle relevante ongewenste standen van de sluizen. De analyse kan dan op analoge wijze plaatsvinden. Daartoe dienen per ongewenste gebeurtenis voor in principe elk station in het bekken twee overschrijdingslijnen te worden geconstrueerd, namelijk 6€n in combinatie met een open SVKW en 6en in combinatie met een SVKW die op een zekere wijze is gesloten. De stations die het meest gevoelig zijn voor een zekere faalgebeurtenis dienen te worden geselecteerd. Deze zijn maatgevend voor de faalkanseisen. Aan elke overschrijdingslijn van het maatgevende station kan vervolgens een faalkanseis aan betrokken ongewenste gebeurtenis worden verbonden, zodanig, dat de combinatie van alle faalkanseisen nog voldoet aan de veiligheidseisen. Hierbij dient te worden opgemerkt, dat slechts die ongewenste gebeurtenissen beschouwd hoeven worden, waarbij de samengestelde kans op MHW-overschrijding bijdraagt aan het gestelde veiligheidsniveau. Deze samengestelde kans is het produkt van de kans op optreden van de ongewenste gebeurtenis en de kans op optreden van hydraulische condities waarbij dan MHW-overschrijding plaatsvindt. DBW/RIZA 3. Veiligheidsbeschouwing Haringvlietsluizen. Uit de gepresenteerde benadering blijkt, dat ter bepaling van de faalkanseisen van de sluizen in eerste instantie grofstoffelijk inzicht verkregen moet worden in de orde van grootte van de afzonderlijke kanscomponenten, die -gecombineerd- kunnen leiden tot MHW-overschrijding. Uitgaande van faalmechanismen van de sluizen kan dan gesteld worden dat slechts die ongewenste gebeurtenissen beschouwd hoeven worden, waarbij de samengestelde kans op MHW-overschrijding bijdraagt aan het gestelde veiligheidsniveau. Deze samengestelde kans is het produkt van de kans op optreden van de ongewenste gebeurtenis en de kans op optreden van hydraulische condities waarbij dan MHW-overschrijding plaatsvindt. Faalmechanismen, verbonden aan de uitvoering van LPH'84, kunnen worden uitgesplitst naar twee bronnen: 1. de techniek van de schuifbewegingen faalt en 2. de bediening faalt. Een eerste analyse van het systeem geeft meteen al aan dat uitvoering van het lozingsprogramma vrijwel gegarandeerd lijkt. Ad 1. Technisch gesproken is dermate veel redundance in het systeem aanwezig, dat de effecten van dergelijke faalmechanismen niet zullen bijdragen aan de veiligheidseis. Ter toelichting kan het volgende gesteld worden. Analyse van de KEMA heeft geresulteerd in een aantal schattingen voor het niet functioneren van de (dubbel uitgevoerde) schuiven in het systeem: • de kans dat een doorstroomopening onterecht open is bedraagt ca. IO"3, • de kans dat een doorstroomopening onterecht dicht is bedraagt ca. IO"2. • Voor de kans op een situatie met meerdere schuiven buiten functie kan grofweg gesteld worden dat voor elke schuif meer de kans met een factor 10 verkleind kan worden. Nu wordt LPH'84 uitgevoerd door, afhankelijk van de bovenrijnafvoer te Lobith een zeker doorstroomoppervlak te creeren. In de regel gebeurt dit door meerdere schuiven tegelijk te heffen. Dit impliceert dat een technisch mankement in een groot aantal gevallen gecompenseerd kan worden door middel van manipulatie met wel functionerende schuiven. De kans dat een schuif onterecht is gesloten zal daarmee vrijwel nooit tot MHWoverschrijding leiden: in de meeste situaties kan de gewenste doorstroomopening worden bereikt door andere schuiven hoger te heffen. Een situatie, waarbij de afvoer dermate hoog is, dat alle schuiven geopend dienen te zijn, (en daarmee het tekort aan doorstroomoppervlak niet gecompenseerd kan worden,) zal voor beveiliging 1 DBW/RIZA tegen overstromen geen bedreiging vormen. Een extreme afvoer zou pas bedreigend kunnen worden in een situatie, waarbij minstens de helft van de schuiven buiten functie is. De gecombineerde kans op een dergelijke situatie is al zo gering (orde 1010), dat ze niet in de beschouwing hoeft te worden meegenomen. Een ongewenste situatie met gesloten schuiven zou overigens kunnen ontstaan gedurende onderhoudswerkzaamheden. De schuiven die dan buiten bedrijf zijn gesteld, zouden, in geval van hoge afvoeren, niet geheven kunnen worden. In deze is dan ook een voorwaarde gesteld aan het onderhoudsprogramma van de Haringvlietsluizen. Deze houdt in dat het buiten bedrijf stellen van schuiven voor onderhoud niet mag leiden tot (o.a.) een verhoogde kans op MHW-overschrijding in het noordelijk Deltabekken. Een situatie, waarbij het falen van £en of meerdere schuiven niet door manipulatie met andere gecompenseerd kan worden, is er een, waarin alle schuiven gesloten dienen te zijn. In geval er een doorlaatopening onterecht geopend is, vindt MHW-overschrijding plaats indien, bij overigens gemiddelde omstandigheden, een hoogwaterstand van ca. NAP +5,45 m bij Hoek van Holland optreedt. Deze stand wordt ca. eens per 40.000 jaar bereikt. Gecombineerd optreden (kans orde 10"*) zal niet significant bijdragen aan de bedreiging van de veiligheidsnorm. Eenzelfde conclusie kan getrokken worden voor een situatie waarin twee schuiven onterecht zijn geopend. MHW-overschrijding vindt dan plaats bij een hoogwaterstand van ca. NAP +5,00 m te Hoek van Holland (kans op optreden ca. 10"4, kans gecombineerd optreden orde 10"*). Beide berekeningen zijn uitgevoerd met overigens gemiddelde omstandigheden. Hiermee wordt een gemiddelde rivierafvoer bedoeld en een functionerende SVKW. Een situatie met een falende SVKW zal weliswaar bij een lagere zeestand tot MHW-overschrijding leiden, maar deze verhoging in kans van optreden (d.w.z. vaker voorkomend) weegt niet op tegen de extra kans (impliceert verlaging), die wordt gei'ntroduceerd doordat de SVKW niet functioneert. Overigens kan in dit verband worden opgemerkt, dat in de beschouwing van onterecht geopende schuiven voor een bovengrensbenadering is gekozen. In de simulatie is namelijk een geheel vrije doorstroomopening gecreeerd, hetgeen niet in alle gevallen zal voorkomen. Samenvattend kan worden gesteld dat in de huidige situatie de kans op technisch falen van de Haringvlietsluizen dusdanig gering is, dat dit geen bedreiging vormt voor de veiligheid tegen overstroming in het benedenrivierengebied. Ad 2. De Haringvlietsluizen worden door een beheerder gestuurd op de rivierafvoer te Lobith. Bediening wordt hiermee niet geautomatiseerd uitgevoerd. Hoewel faalkansen in een dergelijke situatie moeilijk zijn te kwantificeren, is er binnen het 8 DBW/RIZA systeem alles aan gedaan om deze menselijke faalkans zo veel mogelijk te beperken. Maatregelen als permanente bemanning en een 'dodemansknop', die elke 10 minuten moet worden bediend, zijn enkele voorbeelden hiervan. Het meest waarschijnlijke effect van een falende bediening is dat de sluizen blijven staan in de volgens het lozingsprogramma aangenomen stand. Dit betekent dat de grootte van het doorlaatoppervlak na falen afhankelijk is van antecedente riviercondities: bij hogere afvoeren zal de opening groter zijn. Kwantificering van een dergelijke faalkans is geen eenvoudige zaak; er kan echter wel inzicht worden verkregen in de grootte van de eis (ofwel de maximale kans) waaraan ze moet voldoen. Dit kan worden uitgevoerd volgens de bovenbeschreven benaderingswijze. 4. Definitie faalkanseis Haringvlietsluizen. In een situatie waarin twee beweegbare keringen de waterstanden beinvloeden zijn er vier combinaties van toestanden mogelijk: 1. 2. 3. 4. SVKW SVKW SVKW SVKW functioneert faalt functioneert faalt & & & & Haringvlietsluizen Haringvlietsluizen Haringvlietsluizen Haringvlietsluizen functioneren. functioneren. falen. falen. Omgeschreven naar standen, kan, onder gedane aannamen, de SVKW open dan wel gesloten zijn en functioneren de Haringvlietsluizen volgens LPH'84 of zijn ze blijven steken in de stand volgens dat programma. Laatstgenoemde mogelijkheid kan zich, afhankelijk van het tijdstip van falen 6n van de afvoer te Lobith, in een gesloten dan wel (gedeeltelijk) geopende stand manifesteren: Realisatiemogelijkheden SVKW Realisatiemogelijkheden Haringvlietsluizen SVKW open (SVKWopen) - W . ^ Hvlsl. vlgs. LPH'84 (HVISILPH) ^ 5 j ^ H * _ _ blijven steken in gesloten toestand (Hvlsl^.,,^,) SVKW gesloten (SVKW,^,,)--—^Hvlsl. blijven steken in spuiende toestand (Hvlslft.,____) Het aantal mogelijke combinaties bedraagt zes; dit impliceert dat MHW-overschrijding onder zes situaties kan plaatsvinden, waarbij elk een zekere kans van voorkomen heeft. Onder genoemde aannamen is dit afhankelijk van de faalkansen van de keringen. DBW/RIZA Voor elke mogelijke combinatie van standen van SVKW en Haringvlietsluizen zijn de maatgevende combinaties van hydraulische randvoorwaarden bepaald. Met behulp van het eendimensionale rekenkundig model ZWENDL is voor een aantal stations in het benedenrivierengebied voor elke combinatie de betrekkingslijn geconstrueerd, behorende bij de locale maatgevende hoogwaterstand (zie figuur 2 (Hellevoetsluis) en figuur 3 (Moerdijk)). De betrekkingslijnen, die het effect van stagnatie van de Haringvlietsluizen in gesloten toestand weergeven, hebben betrekking op de maximaal voorgekomen waterstand in de periode tot 24 uur na het opgetreden faalmoment. Verondersteld wordt, dat deze periode de beheerders ruim voldoende de gelegenheid (ofwel kans) geeft de bedieningsfout te herstellen. De nauwkeurigheid van de betrekkingslijnen, waarbij de Haringvlietsluizen falen is geringer dan die, waarbij volgens programma wordt geloosd. Laatstgenoemde lijnen zijn geconstrueerd ten behoeve van MHW-berekeningen en zijn gebaseerd op meerdere ZWENDL-sommen. Per station zijn dan zes overschrijdingsfrequenties beschikbaar, elk geldig voor omstandigheden met een vaste combinatie van de keringen. Aan de hand van deze lijnen kan dan per station een combinatie van faalkansen voor de keringen worden afgeleid, door te voldoen aan de eis dat de aldaar geldende maatgevende hoogwaterstand niet vaker overschreden wordt dan het ermee geassocieerde veiligheidsniveau. Het station met de strengste faalkanseis (d.w.z. de kleinste kans) zal dan maatgevend zijn. In formulevorm geldt voor de overschrijdingsfrequentie van waterstand H,: F(H.) = p(SVKWopCT|H1) [ p t H v l s U l H ^ F t H j S V K W ^ - H v l s U ) + p(Hvlslft.vu_od | H,)*F(H, | S V K W ^ • HvlsL...^) + p(Hvlsl ft . dto | H,)*F(H, | S V K W ^ • HvlsL..^,) ] + ptSVKWajH,) [ p ^ v l s U l H O ^ F ^ . l S V K W ^ - H v l s U , ) + pCHvlsV.,^ I H,)*F(H, | SVKW^, • HvlsL...^) + p(HvlsU.drtl | H,)*F(H, | S V K W ^ • Hvlsl..^,) ] (6) Tabel 1 toont de overschrijdingsfrequenties van de maatgevende hoogwaterstand bij relevante combinaties van standen van de keringen. Zoals vermeld kan voor elk station een faalkanseis worden afgeleid door te voldoen aan de voorwaarde dat de locale MHW niet vaker dan het daar geldende veiligheidsniveau mag worden overschreden. De waarden uit tabel 1 dienen hiertoe per station te worden gesubstitueerd in de vergelijking. H, heeft dan betrekking op de 10 Tabel 1. Overschrijdingsfrequentie van de maatgevende hoogwaterstand bij vier combinaties van standen van de SVKW en de Haringvlietsluizen. OVERSCHRIJDINGSFREQUENTIE Veiligheidsniveau (1) Hellevoetsluis Moerdijk MHW HvlsU., HvlsU,,, HvIsL...^ HvlsU.^, SVKW,^ SVKW,^ S V K W ^ SVKW^, (jaar1) (NAP+m) aaar') (jaar1) Oaar1) (2) 2,5 • 105 10- (3) 2,55 2,75 (4) 1,7 105 10- (5) 6 103 6,5 ia 5 (6) 1,7-102 4 10"2 (jaar1) (7) 7ia2 2-ia 2 maatgevende hoogwaterstand; F(H,) op de maximaal toegestane overschrijdingsfrequentie (2,5 • 10-/5 -10-). Het station met de strengste faalkanseis voor de Haringvlietsluizen is dan maatgevend. Substitutie van de waarden leert dat Hellevoetsluis in deze analyse het maatgevende station is voor de faalkanseis van de Haringvlietsluizen. Nadere beschouwing wijst uit dat dit debet is aan de omstandigheid waarin de bediening faalt en de Haringvlietsluizen gesloten blijven. De MHW-overschrijdingskans is dan voor Hellevoetsluis het grootst (zie tabel 1, kolom (7)). Ondanks het feit dat in de overige situaties aan Moerdijk de grootste MHW-overschrijdingskans is verbonden (zie kolom (4) t/m (6)), blijft Hellevoetsluis, als gevolg van het verschil in kolom (7), (wel nog maar net) maatgevend voor de faalkanseis van de Haringvlietsluizen. Enkele combinaties van faalkansen die kunnen voldoen aan de veiligheidseis in Hellevoetsluis zijn: P(fHv_) 1,0-IO5 5 10110- P(fsVKw) 1,0 10' 4,9 10"3 7,8-10"3 Hierbij dienen de volgende opmerkingen te worden geplaatst: • 1) p(fHv_) is de kans dat de Haringvlietsluizen niet volgens LPH'84 functioneren. Onder gedane aannamen is dit de kans dat de bediening faalt en de schuiven blijven steken in LPH-stand. In deze vereenvoudigde analyse wordt verondersteld, dat dan de kans op een gesloten dan wel spuiende stand aan elkaar gelijk zijn. De werkelijkheid is veel gecompliceerder. Het hangt van de maatgevende hydraulische randvoorwaarden en van de toestand van de SVKW af, of de Haringvlietsluizen overwegend spuien dan wel gesloten zijn. Deze verdeling is nog locatie-afhankelijk omdat de maatgevende condities per station verschillen. Een nadere analyse, uitgevoerd voor de stations Hellevoetsluis en Moerdijk, waarbij ook gevoeligheden zijn getest, resulteert echter in een onderschrijving van genoemde faalkanseisen. 11 DBW/RIZA • 2) In geval de Haringvlietsluizen onterecht in gesloten toestand zijn blijven steken, is in de analyse de hoogwaterstand- beschouwd, die na 24 uur is bereikt. Deze veronderstelling geeft de beheerders 24 uur de gelegenheid om de bedieningsfout te herstellen. Als hierbij bedacht wordt, dat het technisch gedeelte van het systeem dan met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid wel functioneert, kan geconcludeerd worden, dat deze aanname enige ruimte in de faalkanseis schept. 5. Samenvatting en conclusie. In dit document wordt een benaderingsmethode voorgesteld, die in een situatie waarin meerdere keringen de waterstanden bepalen, combinaties van faalkanseisen kan afleiden, om het gebied tegen overstromen te beveiligen. De methode is uitgewerkt ter bepaling van de faalkanseis voor de Haringvlietsluizen, waarbij met de aanwezigheid van een SVKW rekening wordt gehouden. Op grond van deze veiligheidsbeschouwing kan geconcludeerd worden dat de Haringvlietsluizen, in de vorm waarin ze momenteel verkeren en beheerd worden, veilig genoeg lijken om het benedenrivierengebied tegen overstroming te beveiligen. In het technisch systeem is dermate veel redundance aanwezig, dat effecten van faalmechanismen op dit gebied de veiligheid niet zullen bedreigen. Enig behoud wordt uitgesproken met betrekking tot de menselijke faalkans in het systeem. Omdat deze niet goed is te kwantificeren, kan slechts intui'tief worden verondersteld, dat deze binnen de daarvoor geldende faalkanseis valt. De faalkanseis voor de bediening van de Haringvlietsluizen is afhankelijk van de totale faalkans van de SVKW en bedraagt bv. 5 • 10-, indien voor die van de SVKW 5 • 10'3 wordt aangehouden. Deze cijfers maken duidelijk, dat het menselijk functioneren in het systeem met een zo groot mogelijke zekerheid gewaarborgd moet blijven worden. Elke verhoging van de faalkans (frequenter falen) van een van de keringen zal gecompenseerd moeten worden met een strengere faalkanseis voor de andere. De faalkanseisen dienen tevens te worden aangescherpt (d.w.z. verlaagd), wanneer in het gebied meerdere keringen (dus meerdere faalmechanismen) worden geintroduceerd. Bij een eventuele aanscherping van de Haringvlietsluizen dient vervolgens weer te worden nagegaan of de faalmechanismen in het technisch systeem niet op 6en of andere wijze gaan bijdragen en daarmee in een nieuwe veiligheidsbeschouwing moeten worden opgenomen. 12 Figuur 1. Overschrijdingsfrequentielijnen Station X bij vier combinaties van standen van de SVKW en de Haringvlietsluizen. [dVN W l n] ONVlSffliVA^ • { i I i * t I t ..U.UUt t -i ^N fc_3_i_t± :—~-r-~-i~r^-'—•.-v\--r- o I —L3 LO -t-r-i-|-i-;-r-H"f:r-.—r-p: _T •tf- CO ^ T ^ t ^ m j j _fe__=fe_3 CO CN O LJ O Figuur 2. MHW-betrekkingslijnen van Hellevoetsluis voor verschillende combinaties van standen van SVKW en Haringvlietsluizen. a.) Combinaties met open SVKW. b.) Combinaties met gesloten SVKW. HELLEVOET 6™-™-.-, »r r f P n i T i ' i T P p r r r (Mmv.BETREKKINGSLIJNEN; NAP + 2,55m) l T r r r r r r i n r r r i T i T y i rt-[ r T i T r r T T T i T n n " r r r r p - i SVJOV.f,„.HvlsILr„ SVKW.^.HvlsU..,.,.., SVKW.f,„.Hvlsllv.4ifkl 2000 -1000 G000 8000 10000 12000 BOVENRIJN AFVOER TE LOBITH [ M 3 / S ] A G U - ™ T HELLEVOET rrr 6 1 .-. 0 18000 M000 > (MUW-BCTRFKKINGSLIJNEN; NAP + 2,55m) T " n - ' n r t r r r n i - n i ' r r i y i i T | n I T p i T m ' r r n n T - T - I I T - \ - T T T T I T r T i t T H T r t T r t - n T T t r---i-i _G \ \ S V K W ^ -M-fa, SVKW, i , M .Hvl s | ft ..,.,„, S V K W •Hvlsl.v.,,,,, 5.: J.5 S D. \ 3 a :. 4 \ s o ;. 3 \ __ .:-2 \ \ \ :. I \ S =. \ 0i- * -I J - - . 1 - - - U I . - S . 1 |_> l.l_U_-«_J_l_l_J. 2000 1000 6000 0000 10000 BOVENRIJN AFVOER TE LOBITH [ M 3 / S ] 12000 M000 • > 0 1 8000 U.IJ.1 . 1G000 Figuur 3. MHW-betrekkingslijnen van Moerdijk voor verschillende combinaties van standen van SVKW en Haringvlietsluizen. a.) Combinaties met open SVKW. b.) Combinaties met gesloten SVKW. MOERDIJK (Mmv-BETREKKINGSUJNEN; NAi> + 2,75m) -t-T-i-i-rrT_-rTT-i/T-r-r...-nr.-i-r» i .»«-, r I I 1 vun A I r» «"••» i r r r r r T i i t r r n T | T ( n r n i i i i i r r r n i ~ n i " i - n i T ° -i SVKW HvlslLLTII - SVKW.,tll.Hvlsl„.lt SVKW^.HVIslft.a* 5. i 5 O- $ 4± 3.L 2.: £ Q L: LO 6; 1 UJ i j 2000 4000 G000 i i i i 8000 •• 1 12000 BOVENRIJN AFVOER TE LOBITH [ M 3 / S ] MOERDIJK 4000 16000 U 18000 -> (Minv-BETREKKINGSLIJNEN; NAP + 2,75m) i-r i TM/rrrvi «' » ^fr-riri r r » i n r T I ' l ' I I T f r f I - T V I T V I T I T T rT"' i T T n r r T | ' r \ r i T n ^ l i i l T t f r m T f n t r m m j A \ 5.: " J w -VKW^-HvlsluSVKW^.Hvlsl,,. , •VKW M l .HvM k . M \ \ CL i . L - 4 . I - 4 J J J - j - l »_l -J 1 l - U . l |. 10000 15 \ 4_: \ 3.: 2.: £ Q I.: CO I j-i_i_i__ -_.___• J u . i _ i . I_J_I.J 2000 4000 6000 8000 10000 BOVENRIJN AFVOER TE LOBITH [ M 3 / S ] 12000 M000 > 16000 18000
© Copyright 2024 ExpyDoc