Het Leidse Regio Model, HbH toelage versie 26

Plan hulp bij het huishouden toelage, versie 26 september 2014 (definitief)
Gemeente Zoeterwoude, Leiderdorp en Leiden
Aanleiding
Bijgaand ontvangt u het plan voor de hulp bij het huishouden toelage van Zoeterwoude, Leiderdorp
en Leiden. Het plan geeft weer hoe de extra middelen worden ingezet om het aantal volwaardige
banen (parttime of fulltime werknemers in loondienst bij een aanbieder) te vergroten/behouden ten
opzichte van de situatie die in de gemeente zou ontstaan zonder de extra middelen.
Het plan is met aanbieders besproken op maandag 22 september tijdens onze Fysieke Overleg Tafel
van het bestuurlijk contracteren. Ook digitaal hebben partijen hun reactie gegeven. De in de bijlage
genoemde partijen hebben hun intentie aangegeven om gezamenlijk met de gemeenten het plan
verder uit te werken. In het plan schets ik een aantal randvoorwaarden voor een goede uitvoering
van het voorstel A (zie pagina 5).
Ik ga daarover graag verder met u in gesprek.
Daarnaast is voorstel B toegevoegd. Hiermee is nog beter inzichtelijk wat de voordelen zijn van
voorstel A (het overzicht vindt u op pagina 6).
Met vriendelijke groet, ook namens de wethouders van de regiogemeenten:
Heer Den Ouden (Zoeterwoude)
Heer Van der Eng (Leiderdorp, onder voorbehoud van bespreking in het college op di 30 september)
Roos van Gelderen (wethouder Jeugd Zorg en Welzijn Leiden)
1
Plan hulp bij het huishouden toelage, versie 26 september 2014
Gemeente Zoeterwoude, Leiderdorp en Leiden
Samenvatting
Aantal werkplekken dat behouden blijft (in vergelijking met situatie zonder de hh-toelage)
Voorstel A
2015: 77 extra arbeidsplaatsen, 171 medewerkers
2016: 75 extra arbeidsplaatsen, 167 medewerkers
Voorstel B
2015: 62 extra arbeidsplaatsen, 138 medewerkers
2016: 59 extra arbeidsplaatsen, 132 medewerkers
Dit is de situatie inclusief verwachte ‘klantbewegingen’.
Er is gerekend met de volgende aannames:
 Uur productief per arbeidsplaats: 1435 uur per jaar
 Volledige werkweek: 36 uur
 Gemiddeld aantal contracturen per week per huishoudelijk hulp: 16 uur
De aannames zijn getoetst bij de aanbieders.
Voor uitvoering van het plan is het volgende bedrag noodzakelijk:
Voorstel A
2015: € 1.198.577
2016 en verder: € 965.471
Voorstel B
2015: € 1.130.122
2016: € 868.532
(2017 en verder: € 639.429 per jaar)
2
Inleiding
Vanaf 1 januari 2015 wordt de nieuwe Wet maatschappelijke ondersteuning van kracht. Centrale
uitgangspunten zijn zelfredzaamheid en participatie aan de samenleving. Om vanaf 2015 in
aanmerking te komen voor de huishoudelijke hulp is aan gemeenten meegegeven dat hulp aan de
orde is indien huishoudens dit hard nodig hebben en niet zelf kunnen betalen. Vanuit de gedachte
dat mensen eerst kijken naar het eigen netwerk en alleen hulp bij het huishouden krijgen als het echt
nodig is, is door het Rijk een besparing ingeboekt van 32% (was 40%).
Door een onderscheid aan te brengen tussen algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen is
het mogelijk mensen te stimuleren om eerst vanuit eigen kracht en het inschakelen van het eigen
netwerk huishoudelijke ondersteuning te regelen.
Gezien het nieuwe denken over participatie, eigen kracht, mogelijk te realiseren besparingen en de
bredere ontwikkeling van de decentralisatie van taken (3D) is in Leidse regio (Zoeterwoude,
Leiderdorp, Oegstgeest en Leiden) gekozen voor een hervorming van het sociaal domein (in Leiden:
RB 13.1178 Notitie uitwerking herontwerp sociaal domein). Een concretisering van de uitganspunten
voor de Wmo is opgetekend in de notitie ‘Invoering Wmo 2015 – Van transitie naar transformatie’ (in
Leiden: B&W 14.0455 /raadsbesluit RV 14.0057)
Voor de toekomstige uitvoeringspraktijk voor huishoudelijke ondersteuning is in de Leidse Regio het
zogeheten Leidse Regio Model (LRM) vastgesteld. De landelijke en lokale uitgangspunten zijn
uitgewerkt in het LRM (In Leiden Raadsbesluit RV 14.00.84 uit Raad 18 september).
Voorliggend schrijven is het plan van de gemeente Zoeterwoude, Leiderdorp en Leiden voor de hulp
bij het huishouden toelage
De opbouw van het plan is als volgt:
1.
2.
3.
4.
Wat is het Leids regio Model?
Wat maakt het LRM bijzonder?
Hoe kan in het LRM tegemoet worden gekomen aan de arbeidsmarkt?
Hoeveel budget is nodig om de arbeidsmarkteffecten te minimaliseren?
Wat is het Leids regio Model?
Het Leids Regio Model is een uitvoeringsmodel voor de huishoudelijke ondersteuning in Leiden,
Zoeterwoude, Oegstgeest en Leiderdorp. Het Leids regio model is een combinatie van algemene
voorziening (AV) en maatwerk voorziening (MV) en treedt in werking op 1 januari 2015 voor nieuwe
klanten en op 1 juli 2015 voor bestaande klanten. Het model sluit aan bij de huidige situatie.
Het onderscheidend criterium tussen de algemene voorziening en de maatwerkvoorziening wordt
het beoogde resultaat. Indien alleen het resultaat “schoon huis” benodigd is, zal (in de regel) de
algemene voorziening gaan gelden. Indien de klant op meerdere resultaten van huishoudelijke hulp
ondersteuning nodig heeft, zal er (net als nu) een maatwerkvoorziening worden verstrekt.
Op basis van het huidig klantenbestand en de kennis die er over de klanten is, is een prognose
gemaakt voor het toekomstig aantal klanten in de algemene voorziening en de maatwerk
voorziening.
De verwachting is dat circa 55% van de klanten gebruik gaat maken van de algemene voorziening.
Binnen de algemene voorziening krijgen klanten met een laag inkomen (tot 120% van sociaal
minimum) de kosten voor de huishoudelijke ondersteuning terug via de bijzondere bijstand. Op basis
van gegevens van het CAK is de verwachting dat circa 50% van de klanten een inkomen heeft lager
dan 120% van het sociaal minimum.
3
Klanten met een inkomen hoger dan 120% van het sociaal minimum betalen de algemene
voorziening in principe zelf. Met de tijdelijke huishoudelijke hulp toelage kan tijdelijk een
tariefbijdrage van de klanten worden gerealiseerd die lager is dan de kostprijs.
De verwachting is dat ongeveer 45% van de klanten in aanmerking komt voor een maatwerk
voorziening. Bij de maatwerkvoorziening zal niet meer geïndiceerd worden in uren, maar in
resultaten en ook de financiering van aanbieders zal niet meer gaan via een bedrag per uur, maar
een maandtarief. Binnen de maatwerk voorziening zal de eigen bijdrage regeling van toepassing
blijven. Klanten met een inkomen tot 120% betalen een minimale eigen bijdrage. Klanten met een
hogere inkomen betalen een eigen bijdrage afhankelijk van het inkomen.
Toegang
Of iemand in aanmerking komt voor een maatwerk voorziening of wordt doorverwezen naar de
algemene voorziening komt naar voren in het gesprek dat met klanten wordt gevoerd in het sociale
wijkteam (gebiedsgerichte team). In het gesprek staat de situatie en leefwereld van de klant centraal.
Kenmerkend voor het LRM
 In het Leids regio model staat het beoogde resultaat voorop en niet het aantal uren. Is alleen een
“schoon huis” aan de orde dan wordt de klant verwezen naar de algemene voorziening. Is er
meer nodig dan een “schoon huis” dan is een maatwerk oplossing aan de orde, bijvoorbeeld ook
het doen van de was. Meer dan een schoon huis kan het geval zijn als een klant bijvoorbeeld ook
ondersteuning nodig heeft bij de was, maar ook indien de klant een allergie heeft of gebruik
moet maken van een rolstoel;
 Het Leids regio model maakt geen onderscheid tussen bestaande en nieuwe klanten;
 Klanten worden gestimuleerd eerst te kijken naar wat ze zelf nog kunnen en wat kan worden
opgevangen via het eigen netwerk;
 Het LRM is flexibel. In het LRM zijn aannamen gemaakt over het aantal klanten. Daarnaast is er
nog geen ervaring met het sturen op resultaat. In de toekomst kan het LRM eenvoudig worden
aangepast op basis van praktijkcijfers en ervaringen. Bij het vaststellen van het LRM is vastgelegd
om het LRM te evalueren na een werkingsduur van 1 jaar.
Hoe kan in het LRM tegemoet worden gekomen aan de arbeidsmarkt?
Om arbeidsplaatsen te houden is ons voorstel de hulp bij het huishouden toelage in te zetten voor
het bewerkstelligen van een tariefbijdrage voor de klant.
4
Voorstel A
Kenmerken
 Mensen zullen aan een algemene voorziening meer zelf bijdragen dan aan een
maatwerkvoorziening (de algemene voorziening is altijd duurder is dan de
maatwerkvoorziening).
 Mensen boven 120% van het sociaal minimum gaan in de algemene voorziening meer zelf
bijdragen dan voorheen via de eigen bijdrage aan hun individuele voorziening huishoudelijke
hulp.
 Dit krijgt vorm door:
o Mensen tot 120% blijven net als nu geen kosten hebben aan de huishoudelijke hulp (nu
betalen zij de minimale eigen bijdrage en kunnen deze via de collectieve
ziektekostenverzekering van de gemeente terugkrijgen). Zij worden deels via de
huishoudelijke hulp toelage deels via de bijzondere bijstand worden gecompenseerd in
de kosten.
o Mensen net boven 120% gaan gemiddeld wel meer betalen dan nu via de eigen bijdrage,
maar de stijging wordt beperkt. We kunnen die beperken door de differentiatie in
tariefbijdragen (120 – 140%).
o Mensen met een inkomen tussen de 140-225% gaan ook gemiddeld meer betalen dan nu
via de eigen bijdrage. De tariefbijdrage krijgt vanaf 2016 ongeveer het niveau van tarief
van een witte werkster.
o Veel kwetsbare ouderen, ook met een wat hoger inkomen, hebben behoefte aan:
 Hulp van een (thuiszorg)organisatie bij het zoeken en het selecteren van een
werkster;
 Een werkster die een signaalfunctie kan vervullen
 Een werkster via een (thuiszorg)organisatie, zodat er vervanging gestuurd wordt
bij ziekte.
Om dit beschikbaar te hebben achten we het aanvaardbaar dat aan deze groep een
hoger bedrag gevraagd wordt dan een witte werkster, nl meer kwaliteit en zekerheid.
Wij gaan ervan uit dat de (psychologische) grens op € 15 ligt, omdat bij de
daadwerkelijke kostprijs (€ 201) ouderen niet bereid zijn om dat te gaan betalen.
We verwachten dat deze maatregel (klant betaalt € 15) een bepaalde mate van
aanzuigende werking heeft op kwetsbare ouderen.
Aantal voorwaarden aan de staatssecretaris van VWS en de minister van SZW om het voorstel te
kunnen uitvoeren
 Verlaging van de korting van 32%. Extra structurele financiële middelen om het voorstel te
kunnen uitvoeren (dus ook na 2016). Om hiermee het voorstel financieel passend te maken.
 Toestaan van inkomenspolitiek via de Wmo: Bij de Algemene Voorziening differentiatie toestaan
in de tariefbijdrage die klanten betalen naar inkomen (klant 125% betaalt andere prijs dan klant
200%).
 Uitvoering door CAK. Het stelsel met gedifferentieerde tariefbijdragen voor klanten is dermate
uitgebreid dat het voor gemeenten veel werk zou betekenen voor wat betreft het toetsen van
inkomens en het beslissen van welke hoogte van tariefbijdrage er bij een klant van toepassing
is. Het stelsel zou tevens betekenen dat of aanbieders twee facturen moeten gaan versturen (1
naar gemeente en 1 naar klant) of dat de gemeenten bij alle klanten de tariefbijdragen moeten
1
De daadwerkelijke kostprijs is nog nader te bepalen (voorlopig is hier FWG 10 middelste trede genomen, plus
werkgeverslasten, overhead en non-productiviteit), omdat de Leidse regio-gemeenten nog in het traject zitten van het
contracteren van de Huishoudelijke Ondersteuning.
5


gaan innen. Bij uitvoering via het CAK kunnen aanbieders gewoon hun volledige factuur blijven
indienen bij de gemeenten en int het CAK de tariefbijdrage op basis van het verzamelinkomen
van mensen. Hiermee worden grote uitvoeringslasten voor gemeenten en aanbieders
voorkomen.
Toestaan van flinterdun (juridisch) verschil tussen Algemene voorziening en
maatwerkvoorziening. De gedachte was dat bij de algemene voorziening volstaan zou kunnen
worden met een lichte toets. Deze wordt een stuk uitgebreider omdat er ook een toets op
inkomen nodig is.
Indien Minister van SZW de net afgesloten nieuwe CAO van de thuiszorg algemeen verbindend
gaat verklaren (waarbij de laagste loonschaal, FWG 10, verwijderd wordt,) verwachten we
daarvoor volledige compensatie aan gemeenten (omdat er daardoor voor gemeenten een extra
financieel probleem ontstaat. Door deze nieuwe CAO zullen de kosten voor gemeenten met naar
schatting 25% gaan stijgen in de komende paar jaar.
Beeld van tarief klant en bijdrage HHT voorstel A:
Inkomen Klant
Tarief Aanbieder
Tarief klant
2015
Tarief klant
2016
< 120%
Ntb (€ 20,00)
€ 0,00
€ 0,00
€ 20,00*
€ 20,00*
120-140%
Ntb (€ 20,00)
€ 5,00
€ 7,50
€ 15,00
€ 12,50
140-225%
Ntb (€ 20,00)
€ 10,00
€ 12,50
€ 10,00
€ 7,50
225%
Ntb (€ 20,00)
€ 15,00
€ 15,00
€ 5,00**
€ 5,00**
* Waarvan gedeelte via HHT en gedeelte via bijzonder bijstand
** Leiderdorp zet deze bijdrage op nul
6
Bijdrage
Gemeente via
HHT 2015
Bijdrage
Gemeente via
HHT
2016
Voordelen van voorstel A tov voorstel B
Vanuit de Wmo bezien
1. Klanten tussen 120% en 225% van het sociaal minimum krijgen een tariefbijdrage die aansluit bij
hun financiële situatie. De tarief bijdrage per uur ligt wat hoger dan de huidige eigen bijdrage per
uur. Door de tariefbijdrage geleidelijk te laten toenemen richting 2016 kunnen klanten wennen
aan de situatie dat zij meer moeten bijdragen in de kosten;
2. Klanten, vooral kwetsbare ouderen, met een inkomen meer dan 225% van het sociaal minimum,
behouden toegang tot een betaalbare huishoudelijke hulp via een (thuiszorg)organisatie.
Vanuit het arbeidsmarktperspectief
3. voorstel A zorgt voor het behoud van meer medewerkers dan voorstel B, te weten 35
medewerkers in 2016. Daarna loopt het verschil tussen voorstel A en B verder op (verschil is dan
minimaal 40 medewerkers).
4. Het voorstel A voorziet in een plan om de problematiek van de zwarte/witte werkster voor de
doelgroep van de Wmo op te lossen, namelijk door deze kwetsbare burgers tegemoet te komen
in het verschil tussen € 15 (hun tariefbijdrage) en de daadwerkelijke kostprijs. Dit draagt bij aan
de werkgelegenheid binnen de thuiszorg;
Voorstel B
Kenmerken
 Mensen zullen aan een algemene voorziening meer zelf bijdragen dan aan een maatwerkvoorziening (de
algemene voorziening is altijd duurder dan de maatwerkvoorziening).
 Mensen boven 120% van het sociaal minimum gaan in de algemene voorziening meer zelf bijdragen dan
voorheen via de eigen bijdrage aan hun individuele voorziening huishoudelijke hulp.
 Dit krijgt vorm door:
o Mensen tot 120% 2 blijven net als nu geen kosten hebben aan de huishoudelijke hulp (nu betalen
zij de minimale eigen bijdrage en kunnen deze via de collectieve ziektekostenverzekering van de
gemeente terugkrijgen). Zij zullen deels via de huishoudelijke hulp toelage deels via de bijzondere
bijstand worden gecompenseerd in de kosten.
o Mensen met een inkomen tussen de 120-225% gaan ook gemiddeld meer betalen dan nu via de
eigen bijdrage. De tariefbijdrage krijgt vanaf 2016 ongeveer het tarief van een witte werkster.
o Om de administratieve lasten te beperken, 1) maken we geen onderscheid tussen inkomens 120%
- 140% en 140%-225% 2) ontvangt de groep boven de 225% geen tariefbijdrage.
 Dit voorstel is (financieel) toekomstbestendig voor de vier gemeenten, ook na 2016.
 Bij de groep van 120-225% ontstaat een splitsing in de factuur van de aanbieder (de klant betaalt een deel
en de gemeente betaalt via de hh-toelage een deel). Zo’n splitsing geeft administratieve lasten voor de
aanbieder en werkt kostenverhogend op het totale tarief.
Aantal voorwaarden aan de staatssecretaris van VWS en de minister van SZW om het voorstel te kunnen
uitvoeren:
 Toestaan van inkomensgrens bij Algemene Voorziening (klant boven 225% betaalt dan de kostprijs)3.
 BTW kwestie structureel oplossen/helder (met name groep boven de 225% die via lichte toets naar
Algemene voorziening wordt verwezen).
2
Dit % is afhankelijk van de lokale inkomensgrens van het lokale minimabeleid
De grens van 225% is gekozen omdat dat het inkomen is waarbij mensen in het huidige systeem van
eigen bijdragen bijna of geheel de kostprijs van de aanbieder zelf betalen. Dit bestaande beleid wordt
in voorstel B voortgezet.
3
7

Indien Minister van SZW de net afgesloten nieuwe CAO van de thuiszorg algemeen verbindend gaat
verklaren (waarbij de laagste loonschaal, FWG 10, verwijderd wordt,) verwachten we daarvoor volledige
compensatie aan gemeenten (omdat er daardoor voor gemeenten een extra financieel probleem ontstaat.
Door deze nieuwe CAO zullen de kosten voor gemeenten met naar schatting 25% gaan stijgen in de
komende paar jaar).
8
Beeld van tarief klant en bijdrage HHT voorstel B
Inkomen
klant
Tarief
aanbieder
Tarief klant
2015
Tarief klant
2016
Bijdrage
gemeente
via HHT 2015
Bijdrage gemeente
via HHT 2016
< 120%4
Ntb (€ 20,00)
€ 0,00
€ 0,00
€ 20,00
€ 20,00
120-225%
Ntb (€ 20,00)
€ 7,50
€ 10,00*
€ 12,50
€ 10,00
> 225%
Ntb (€ 20,00)
€ 20,00
€ 20,00
€ 0,00
€ 0,00
* Vanaf 2017: PM. Afhankelijk van de beschikbaarheid van wel/geen structurele middelen maken gemeenten
hierover een keuze. We voorzien dat klanten dan minimaal € 12.50 betalen.
Aantal werkplekken dat behouden blijft (zie ook pagina 2)
Aantal werkplekken dat behouden blijft
Voorstel A
2015: 77 extra arbeidsplaatsen, 171 medewerkers
2016: 75 extra arbeidsplaatsen, 167 medewerkers
Voorstel B
2015: 62 extra arbeidsplaatsen, 138 medewerkers
2016: 59 extra arbeidsplaatsen, 132 medewerkers
Dit is de situatie inclusief verwachte ‘klantbewegingen’.
Er is gerekend met de volgende aannames:
 Uur productief per arbeidsplaats: 1435 uur per jaar
 Volledige werkweek: 36 uur
 Gemiddeld aantal contracturen per week per huishoudelijk hulp: 16 uur
De aannames zijn getoetst bij de aanbieders.
Hoeveel budget is nodig om de arbeidsmarkteffecten te minimaliseren?
Voor de hulp bij het huishouden toelage is het LRM doorgerekend met bovenstaande getallen.
Overweging van keuze getallen zijn:
 Reële kostprijs voor (ervaren) medewerkers in loondienst (gebaseerd op de oude Cao VVT 20132014). Op dit moment loopt het bestuurlijk contracteren over de huishoudelijke ondersteuning
nog. Om die reden staat er ‘ntb’.
 Toekomst bestendigheid -> waarbij bewustwording bij klanten en gewenning aan het feit dat op
termijn de beschikbare middelen voor de huishoudelijke ondersteuning afnemen.
 Differentiatie in tarieven, zodat klanten meer naar draagkracht betalen voor huishoudelijke
ondersteuning.
 Beperking administratieve lasten voor CAK (voorstel A) of gemeenten (voorstel B). Door een
beperkt aantal verschillende groepen te onderscheiden blijft de administratie beperkt.
4
Dit % is afhankelijk van de lokale inkomensgrens van het lokale minimabeleid
9

Tariefstelling in 2015 en 2016 waarbij het aantrekkelijk is om gebruik te maken van
ondersteuning door mensen in loondienst.
Bij doorrekening van bovenstaande cijfers is nodig (zie ook pagina 2)
Voor uitvoering van het plan is het volgende bedrag noodzakelijk:
Voorstel A
2015: € 1.198.577
2016 en verder: € 965.471
Voorstel B
2015: € 1.130.122
2016: € 868.532
(2017 en verder: € 639.429 per jaar)
10