SAMENVATTING BESLISSING EX ARTIKEL 11 REGLEMENT LKC

Landelijke
Klachtencommissie
Onderwijs
SAMENVATTING
106218 – 23 Klachten over groepsindeling, communicatie en verwijdering, waarvan 20 kennelijk
verjaard; PO
De behandelend voorzitter van de Commissie heeft klagers ten aanzien van 20 klachtonderdelen op
grond van artikel 11 van het reglement van de LKC, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard omdat deze
onderdelen zich langer dan één jaar voor het moment van indienen van de klacht hebben voorgedaan.
Bijzondere omstandigheden op grond waarvan de verjaring verschoonbaar kan worden verklaard zijn
gesteld noch gebleken.
Klacht kennelijk niet-ontvankelijk.
Dit oordeel is in bezwaar bekrachtigd.
Utrecht 2 en 27 juni 2014
BESLISSING EX ARTIKEL 11 REGLEMENT LKC
op het bezwaar van de heer A en mevrouw B te C tegen de beslissing van de behandelend voorzitter
van de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (hierna: behandelend voorzitter) van 2 juni 2014, tot
gedeeltelijk niet-ontvankelijkverklaring van de door de heer A en mevrouw B bij de LKC ingediende
klacht.
VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Bij klaagschrift met bijlagen van 15 april 2014 hebben de heer A en mevrouw B een klacht ingediend
over de begeleiding, de verwijdering en de leerlingdossiers met betrekking tot hun kinderen D en E op
de F te C.
Bij beslissing van 2 juni 2014 heeft de behandelend voorzitter van de LKC hun meegedeeld dat de
LKC de klacht op 20 van de 23 onderdelen niet in behandeling neemt wegens niet verschoonbare
termijnoverschrijding. Tegen deze beslissing hebben de heer A en mevrouw B bezwaar gemaakt in
hun brief van 8 juni 2014.
HET BEZWAAR
Het bezwaarschrift richt zich in hoofdzaak op het navolgende.
1. Het oordeel van 2 juni 2014 is buiten de beslistermijn van het reglement van de LKC verstrekt zodat
de LKC de heer A en mevrouw B de termijnoverschrijding niet kan tegenwerpen.
2. Het oordeel van 2 juni 2014 gaat uit van onjuiste feiten omdat het College van Toezicht van het
Nederlands Instituut van Psychologen (NIP) op 13 november 2013 alleen de zitting heeft gehouden
maar geen uitspraak heeft gedaan.
3. De heer A en mevrouw B zijn in de aanloop naar het indienen van de klacht onjuist geïnformeerd
door het secretariaat.
4. De heer A en mevrouw B dienden een tuchtrechtprocedure af te wachten alvorens de klacht kon
worden ingediend.
5. De LKC behoort de schikkingsalternatieven zoals aangedragen in hoger beroep te toetsen.
106218 / advies 27 juni 2014
Pagina 1 van 3
Landelijke
Klachtencommissie
Onderwijs
6. Er is sprake van een doorlopend proces beginnend bij de begeleiding van E tijdens het schooljaar
2010-2011, via in een verwijdering van beide kinderen omstreeks 13 augustus 2012 uitmondend in
een geschil over afgifte en compleetheid van de leerlingendossiers omstreeks medio april 2013.
7. De door de heer A en mevrouw B aangespannen procedures en de gedwongen overgang van hun
kinderen naar een andere school hebben klagers zodanig in beslag genomen dat er sprak is van
bijzonder omstandigheden die de termijnoverschrijding verschoonbaar maken.
OVERWEGINGEN
Vooropgesteld zij dat de Landelijke Klachtencommissie Onderwijs (LKC) het beleid heeft geen
klachten te behandelen over gebeurtenissen die zich langer dan een jaar voor het indienen van de
klacht hebben voorgedaan. De klacht van de heer A en mevrouw B is op
15 april 2014 ingediend bij de Commissie zodat gebeurtenissen vóór 15 april 2013 in beginsel niet
meer in behandeling worden genomen.
De Commissie kan in bijzondere omstandigheden het overschrijden van de verjaringstermijn
verschoonbaar achten. Geen van de zeven hierboven samengevatte punten leveren zo’n
omstandigheid op, ook niet in elkaars verband beschouwd.
1. De jaartermijn voor het indienen van het klaagschrift houdt geen verband met de termijn van
orde die LKC hanteert voor het uitbrengen van haar oordeel over dat klaagschrift. De
jaartermijn houdt bijvoorbeeld mede verband met de belangen van een school om een dossier
te kunnen sluiten. Een school kan niet worden verweten dat het oordeel over het klaagschrift
later dan voorgeschreven is gegeven. Overschrijding van de termijn waarbinnen de LKC
advies uitbrengt – hoe vervelend ook – levert geen verschoonbaarheidsgrond op voor de
termijn van indiening van het klaagschrift.
2. Het oordeel van 2 juni 2014 is uitgegaan van het oordeel van het College van Toezicht NIP
waarin is vermeld dat zijn uitspraak is gewezen op 13 november 2013.
3. De heer A en mevrouw B stellen dat het secretariaat van de LKC hen in april 2013 telefonisch
heeft geadviseerd te wachten met het indienen van klachten over met elkaar samenhangende
oude en meer recente kwesties totdat het NIP uitspraak had gedaan. De Voorzitter kent geen
concrete aanknopingspunten dat enig verzoek om het opschorten van de verjaringstermijn
telefonisch is afgehandeld, laat staan dat ter zake inhoudelijke informatie is verstrekt.
Integendeel, toen de heer A en mevrouw B op 30 maart 2014 verzochten om opschorting van
de termijn voor het indienen van de klacht heeft de Commissie dan ook schriftelijk geantwoord
dat dit niet werd toegestaan omdat zij niet op voorhand de verjaringstermijn kan verlengen.
Weliswaar is het uitgangspunt dat klachten bij voorkeur gezamenlijk in één procedure worden
ingediend, maar daarbij wordt steeds de verjaringstermijn in acht genomen.
Verschoonbaarheid van de verjaringstermijn kan bovendien slechts achteraf worden
vastgesteld. De heer A en mevrouw B stellen nog dat het enkele verzoek om opschorting van
de termijn voor het indienen van het klaagschrift, zoals schriftelijk is gedaan op 30 maart 2014
aangemerkt kan worden als het moment waarop zij hun klacht hebben ingediend. Ook hier is
het belang van de school in het geding. Aan het indienen van een klacht dient namelijk een
klaagschrift ten grondslag te liggen, zodat de school rekening kan houden op welke punten te
zijner tijd verweer moet worden gevoerd.
4. Het aanhangig maken van een tuchtrechtprocedure brengt niet met zich mee dat de geldende
termijnen voor het indienen van een klaagschrift bij de LKC wordt opgeschort. De LKC
procedure staat op zichzelf en is gericht op het handelen van de school, terwijl de
tuchtrechtprocedure verband houdt met beoordeling of de beroepsuitoefening is gedaan
overeenkomstig de regels van de beroepsgroep.
106218 / advies 27 juni 2014
Pagina 2 van 3
Landelijke
Klachtencommissie
Onderwijs
5. De mogelijkheden van een alternatieve afdoening laat onverlet dat zaken binnen de
verjaringstermijn dienen te worden aangedragen.
6. Het geschil over het leerlingdossier is ontstaan na de verwijdering van de beide kinderen. Dit
onderdeel komt zelfstandige betekenis toe zodat er geen sprake is van een doorlopend
proces.
7. De verschillende procedures leveren geen omstandigheid op die de termijnoverschrijding
verschoonbaar maken.
Bovenstaande leidt ertoe dat het bezwaar ongegrond is zodat het oordeel van 2 juni 2014 in stand
blijft. Zoals in dat oordeel is overwogen komen de klachtonderdelen die zich richten op nieuwe
gebeurtenissen vanaf 15 april 2013 in beginsel voor behandeling in aanmerking. Het gaat dan, zoals
de behandeld voorzitter heeft genoemd, om de klachtonderdelen 21, 22 en 23: het toegangsverbod tot
de school en de klachten over het leerlingdossier. Daarbij kan de Commissie acht slaan op de eerdere
uitspraak van de tuchtrechter, voor zover zij deze relevant acht voor de beoordeling van de klachten, te
beoordelen na kennisneming van het dossier en de behandeling ter zitting.
OORDEEL
Het bezwaar is ongegrond.
Aldus gedaan te Utrecht op 27 juni 2014.
prof. mr. A.G. Castermans
Voorzitter
106218 / advies 27 juni 2014
Pagina 3 van 3