Voorschriften voor het gebruik van ladders Risico’s De voornaamste gevaren bij het gebruik van draagbaar klimmaterieel (ladders) zijn: omvallen van de ladder of trap, zijdelings wegglijden van de ladder, onderuit schuiven van de ladder, ongewild ineenschuiven van ladderdelen en misstappen door gebruik van te korte ladders. Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG) adviseert het volgende om werkzaamheden met ladders veilig uit te voeren: Algemeen Gebruik alleen deugdelijke en goedgekeurde ladders. Voorkom en/of meld beschadiging. Een beschadigde ladder, die niet meer voldoet aan de veiligheidseisen, mag niet meer gebruikt worden. Breng geen tijdelijke reparaties aan maar gebruik de ladder niet meer. SLG leent ladders uit aan aangesloten vrijwilligersgroepen. Deze ladders worden bij terugname geïnspecteerd en jaarlijks door ons gekeurd volgens de norm NEN 2484 Draagbaar klimmaterieel. Niemand mag worden verplicht een ladder te beklimmen. Beklimmen van ladders boven drie meter is verboden voor personen onder de 18 jaar en voor personen waarbij dit vanwege gezondheidsredenen niet verantwoord is. Bij het uitvoeren van werk vanaf een ladder is steeds een tweede persoon aanwezig die ook een instructie heeft gevolgd. Deze werkt zonodig mee en let op de veiligheid. Deel het werk zo in dat er steeds iemand is die het klimmen in de gaten houdt. Draag (veiligheids)schoeisel met goed profiel. Beklim de ladder nooit met gladde of vervuilde zolen, slippers of klompen. Laat ladders nooit onbeheerd achter (denk aan kinderen). Ladders die niet in gebruik zijn liggen ingeschoven op de grond of staan in de boom. Maximale werkhoogte vanaf de ladder is 10 meter. Maximale werkduur op de ladder is vier uur per dag (maximaal 2 uur achtereen). Las regelmatig pauze op de grond in, bijvoorbeeld elk half uur vijf minuten. Houd rekening met verminderde grip door vorst, rijp, sneeuw of regen; las klimwerk zo nodig af. Materiaal of gereedschap dat zwaarder is dan 7,5 kg of dat niet goed met een hand te dragen is, mag niet op een ladder gebruikt worden. Gebruik geen ladders vanaf windkracht 6. Pas op voor windstoten van windkracht 4 of 5 (zonodig de ladder vastzetten.) Gebruik ladders uitsluitend voor het doel waarvoor zij zijn vervaardigd, dus niet als loopplank of ondersteuning. Plaatsen en uitschuiven van de ladder Plaats de ladder op een stevige ondergrond, voorkom wegglijden of verschuiven (bij bevroren ondergrond met dooi aan de toplaag) en zorg ervoor dat de ladder tegen een stevig punt draagt. Besteed bij werk op dijken of hellingen extra aandacht aan stabiliteit. Landschapsbeheer Nederland – 2005 Opgesteld in samenwerking met Stichting Erkend Groen Stabilisatiebalk: In het veld is het veiliger om de ladderpoten stevig in de grond te drukken zodat deze niet weg kunnen glijden; in andere situaties (b.v. kerkuilkasten ophangen) kan de stabilisatiebalk de veiligheid wel vergroten. Plaats de ladder op de gewenste plek alvorens deze uitgeschoven wordt. De ladder wordt onder een hoek van 65 tot 75° gezet en bij voorkeur naar de stam gericht. (Ter controle: Zet je voeten tegen de ladderpoten, je moet de ladder dan met gestrekte armen vast kunnen houden). Voorkom omvallen van de ladder, zet hem waar mogelijk aan de bovenzijde vast; gaat dit niet, zet dan de onderzijde vast of borg hem op andere wijze tegen onderuit schuiven. Als de ladder steunt tegen een horizontale tak moet de ladder minimaal 1 meter boven deze tak uit steken (de rode sport). Uitgeschoven ladder: de delen van een uitgeschoven ladder moeten minimaal 2 sporten overlappen en de haken moeten volledig over de sporten aangrijpen. Schuif de ladder eerst volledig in voordat je deze verplaatst. Plaats ladders nooit op tafels, kisten, hellingen, zachte oneffen of gladde ondergrond, achterstevoren of ondersteboven. Beklimming en uitvoeren van werkzaamheden op de ladder Beklim de ladder niet met meerdere personen tegelijk. Beklim de ladder altijd met het gezicht naar de ladder toe. Houd je bij het beklimmen van de ladder vast aan de sporten en niet aan de boom. De bovenste 3 sporten van een ladder mogen niet worden gebruikt. Schraap modder en mest van de schoenzolen af voordat je de ladder beklimt. Werk vanaf de ladder met een hand aan de ladder en twee voeten op de ladder. Reik nooit te ver buiten de ladder (maximaal een armlengte) en steun niet met een voet op bijvoorbeeld een tak of andere ladder. Gebruik in fruitbomen en laanbomen zonodig een gordel voor het meedragen van gereedschap. Afgezaagde takken eerst omlaag laten zakken voordat een nieuwe tak afgezaagd wordt. Tijdens werkzaamheden in een boom mag niemand zich onder de boom bevinden, tenzij de beklimmer van de ladder hiervan in kennis wordt gesteld en pauzeert. Valbeveiliging Overweeg het gebruik van valbeveiliging (harnas en vallijn): in situaties waarbij preventieve maatregelen onvoldoende blijken; in situaties waarbij je je onzeker voelt; bij verhoogd risico, bijvoorbeeld bij hoog opgesnoeide perenbomen of erg hoge fruitbomen. Valbeveiliging mag niet in plaats komen van het zorgvuldig plaatsen van de ladder en de voorschriften over het veilig werken vanaf de ladder. Ook moet de valbeveiliging minimaal jaarlijks gekeurd worden. Landschapsbeheer Nederland – 2005 Opgesteld in samenwerking met Stichting Erkend Groen
© Copyright 2024 ExpyDoc